Cover
Jetzt kostenlos starten PPT privaatrecht - les 8 - deel III - Zakelijke rechten - Tagged.pdf
Summary
# Inleiding tot zakelijke rechten
Dit onderdeel introduceert het concept van zakelijke rechten, hun essentiële kenmerken en de fundamentele verschillen met persoonlijke rechten, met aandacht voor de basisprincipes en de structuur van goederen [2](#page=2) [4](#page=4).
### 1.1 Het concept van zakelijke rechten
Een zakelijk recht wordt gedefinieerd als een rechtsband tussen een persoon en een goed. Dit staat in contrast met persoonlijke rechten, die een rechtsband tussen personen betreffen [2](#page=2) [4](#page=4).
### 1.2 Goederen: het voorwerp van zakelijke rechten
Het voorwerp van een zakelijk recht is steeds een goed, dat in de regel een zaak is. Om zakelijke rechten te begrijpen, is het essentieel om onderscheid te maken tussen verschillende categorieën van goederen [2](#page=2):
* **Lichamelijke versus onlichamelijke goederen:** Lichamelijke goederen zijn tastbaar, terwijl onlichamelijke goederen dat niet zijn [2](#page=2).
* **Goederen binnen of buiten de handel:** Sommige goederen mogen niet verhandeld worden, terwijl andere dat wel mogen [2](#page=2).
* **Vervangbare versus onvervangbare goederen:** Vervangbare goederen kunnen door een ander goed van dezelfde soort en kwaliteit worden vervangen, onvervangbare goederen niet [2](#page=2).
* **Soortgoederen versus speciesgoederen:** Soortgoederen zijn bepaald naar hun soort, speciesgoederen zijn individualiseerbare goederen [2](#page=2).
* **Verbruikbare versus niet-verbruikbare goederen:** Verbruikbare goederen worden door het eerste gebruik tenietgedaan, niet-verbruikbare goederen niet [2](#page=2).
* **Publieke goederen:** Deze categorie omvat zowel het openbaar domeingoed als het privaat domeingoed [2](#page=2).
### 1.3 Onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten
Het verschil tussen zakelijke en persoonlijke rechten is zowel intern als extern van aard [4](#page=4).
* **Intern:** Intern is het zakelijk recht de relatie tussen een persoon en een goed, terwijl het persoonlijke recht de relatie tussen twee of meer personen betreft [4](#page=4).
* **Extern:** Extern is een zakelijk recht in beginsel tegenwerpelijk aan iedereen (erga omnes) . Een persoonlijk recht daarentegen is in principe enkel tegenwerpelijk aan de betrokken partijen (relativiteit), tenzij er sprake is van de zogenaamde "vermaatschappelijking" door medeplichtigheid aan contractbreuk [4](#page=4).
#### 1.3.1 Het numerus clausus-beginsel
Zakelijke rechten kennen het zogenaamde *numerus clausus*-beginsel, wat betekent dat partijen geen zakelijke rechten kunnen creëren die niet in de wet voorzien zijn. Dit staat in schril contrast met de contractvrijheid die geldt voor persoonlijke rechten [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.4 Kenmerken van zakelijke rechten
Zakelijke rechten bezitten specifieke kenmerken die hen onderscheiden van persoonlijke rechten [5](#page=5):
* **Volgrecht:** Dit recht laat de rechthebbende toe het goed waar zijn recht op rust, te volgen, ongeacht wie het goed onder zich heeft [5](#page=5).
* **Recht van voorrang:** De houder van een zakelijk recht heeft een bevoorrechte positie ten opzichte van andere schuldeisers [5](#page=5).
* **Specialiteitsbeginsel en eenheidsbeginsel:** Hoewel niet expliciet uitgewerkt op de geciteerde pagina's, worden deze principes vermeld als kenmerken [5](#page=5).
* **Accessoriteit:** Zakelijke rechten, met name zekerheidsrechten, zijn vaak accessoir aan een vorderingsrecht. Zakelijke subrogatie is een ander concept dat hierbij aansluit [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.5 Soorten zakelijke rechten
Zakelijke rechten kunnen grofweg worden ingedeeld in twee hoofdcategorieën [6](#page=6):
* **Eigendom en mede-eigendom:** Dit zijn de meest omvattende zakelijke rechten, waarbij men spreekt van een recht op "eigen goed" ] [6](#page=6).
* **Zakelijke gebruiksrechten:** Dit zijn rechten die de rechthebbende het genot of gebruik geven van een goed dat aan een ander toebehoort, zoals erfdienstbaarheden of vruchtgebruik [6](#page=6).
* **Zakelijke zekerheidsrechten:** Deze rechten dienen ter waarborg van een schuld en zijn altijd accessoir aan een vorderingsrecht [6](#page=6).
> **Tip:** Het *numerus clausus*-beginsel is cruciaal om te onthouden. Het beperkt de autonomie van partijen bij het creëren van zakelijke rechten, wat hen onderscheidt van de bijna onbeperkte contractvrijheid bij persoonlijke rechten.
---
# Classificatie en onderscheid van goederen
Dit gedeelte behandelt de verschillende categorieën waarin goederen kunnen worden ingedeeld, zoals roerende en onroerende goederen, lichamelijke en onlichamelijke goederen, en publieke goederen.
### 2.1 Algemene indelingen van goederen
Goederen kunnen op diverse manieren worden geclassificeerd op basis van hun aard, bestemming of juridische status. Deze indelingen zijn essentieel voor het begrijpen van de toepasselijke rechtsregels en de rechten die personen op goederen kunnen hebben [2](#page=2).
### 2.2 Lichamelijke versus onlichamelijke goederen
* **Lichamelijke goederen:** Dit zijn goederen die materie bezitten en dus waarneembaar zijn door de zintuigen. Ze hebben een fysieke vorm [2](#page=2).
* **Onlichamelijke goederen:** Dit zijn goederen die geen materie bezitten en dus niet zintuiglijk waarneembaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn intellectuele eigendomsrechten, aandelen, en schuldvorderingen [2](#page=2).
### 2.3 Goederen binnen of buiten de handel
* **Goederen binnen de handel:** Dit zijn goederen die juridisch vatbaar zijn voor handel en dus eigendom kunnen worden van particulieren [2](#page=2).
* **Goederen buiten de handel:** Dit zijn goederen die door hun aard of door wettelijke bepalingen niet verhandeld kunnen worden, zoals openbare domeingoederen of illegale middelen [2](#page=2).
### 2.4 Vervangbare versus onvervangbare goederen
* **Vervangbare goederen:** Goederen die naar soort en hoeveelheid kunnen worden uitgewisseld zonder dat de waarde wezenlijk verandert. De meeste geldmiddelen en grondstoffen vallen hieronder [2](#page=2).
* **Onvervangbare goederen:** Goederen die uniek zijn en niet zonder meer door een ander exemplaar kunnen worden vervangen zonder waardeverlies of verandering in hun wezen. Denk hierbij aan kunstwerken of specifieke gebouwen [2](#page=2).
### 2.5 Soortgoederen versus speciesgoederen
* **Soortgoederen:** Goederen die worden aangeduid naar hun soort en hoeveelheid. De levering van een bepaald aantal van dat soort volstaat [2](#page=2).
* **Speciesgoederen:** Goederen die individualiseerbaar zijn, soms ook "bepaalde" goederen genoemd. De levering van dat specifieke, unieke goed is vereist [2](#page=2).
### 2.6 Verbruikbare versus niet-verbruikbare goederen
* **Verbruikbare goederen:** Goederen die door het eerste gebruik tenietgaan of waarvan het gebruik normaliter het tenietgaan inhoudt. Bijvoorbeeld voedsel of geld [2](#page=2).
* **Niet-verbruikbare goederen:** Goederen die door herhaaldelijk gebruik niet tenietgaan. Denk aan meubilair of gereedschap [2](#page=2).
### 2.7 Publieke goederen
Publieke goederen zijn goederen die toebehoren aan de overheid en bestemd zijn voor het algemeen nut of de openbare dienst. Ze worden onderverdeeld in [2](#page=2):
* **Openbaar domeingoed:** Goederen die bestemd zijn voor het algemeen gebruik door iedereen, zoals straten, parken en rivieren. Ze zijn doorgaans niet vatbaar voor private toe-eigening [2](#page=2).
* **Privaat domeingoed:** Goederen die in eigendom toebehoren aan de overheid maar niet noodzakelijk voor algemeen gebruik zijn bestemd, zoals gebouwen van overheidsdiensten of overheidsgrond die niet voor publiek gebruik is opengesteld [2](#page=2).
### 2.8 Roerende versus onroerende goederen
Dit is een fundamenteel onderscheid in het goederenrecht [3](#page=3).
* **Historisch:** De verplaatsbaarheid van goederen was de voornaamste indicator.
* **Huidige definitie:** De wet omschrijft nu expliciet wat onroerende goederen zijn, waarbij roerende goederen de restcategorie vormen [3](#page=3).
#### 2.8.1 Onroerende goederen
Onroerende goederen kunnen worden onderverdeeld in:
* **Onroerend uit hun aard:** Dit omvat de grond zelf, alsook de natuurlijke volumes onder en boven de grond [3](#page=3).
* **Onroerend door incorporatie:** Dit betreft goederen die duurzaam en gewoonlijk verbonden zijn met een onroerend goed uit zijn aard, of daarin zijn vastgemaakt. Dit kan gaan om gebouwen, installaties of andere bestanddelen [3](#page=3).
* **Onroerend door bestemming:** Goederen die oorspronkelijk roerend waren, maar door de eigenaar van een onroerend goed bestemd zijn tot dienstverlening van dat onroerend goed [3](#page=3).
* **Onroerend door het voorwerp waarop het betrekking heeft:** Dit verwijst naar zakelijke rechten op onroerende goederen, zoals een erfpachtrecht of een hypotheek [3](#page=3).
#### 2.8.2 Roerende goederen
Roerende goederen zijn alle goederen die niet als onroerend worden beschouwd. Dit is dus de restcategorie. Voorbeelden zijn voertuigen, meubilair, en geld [3](#page=3).
### 2.9 Overige onderscheidingen
Hoewel niet gedetailleerd op de aangegeven pagina's, zijn er nog andere classificaties zoals goederen die buiten de handel zijn [2](#page=2).
---
# Eigendom en beperkingen
Eigendom wordt gekenmerkt als het meest omvattende zakelijke recht, doch onderworpen aan diverse beperkingen door wet, rechtshandeling, rechtsmisbruik en burenhinder [7](#page=7) [8](#page=8).
### 3.1 Het concept van eigendom
Eigendom, gedefinieerd in artikel 3.50 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omvat het meest omvattende zakelijke recht. Dit recht kan worden ontleed in drie elementen [7](#page=7):
* **Usus**: het recht om de zaak te gebruiken [7](#page=7).
* **Fructus**: het recht om vruchten te trekken van de zaak [7](#page=7).
* **Abusus**: het recht om over de zaak te beschikken, inclusief vernietiging [7](#page=7).
Eigendom wordt ook omschreven als een "elastisch" recht, wat impliceert dat het kan worden beperkt en, na het vervallen van die beperkingen, weer volledig kan worden uitgeoefend [7](#page=7).
### 3.2 Beperkingen op het eigendomsrecht
Het eigendomsrecht is niet absoluut en kan op verschillende manieren worden beperkt. Deze beperkingen kunnen voortvloeien uit [7](#page=7):
* **De wet**: Wettelijke bepalingen die de uitoefening van eigendom aan banden leggen [7](#page=7).
* **Een rechtshandeling**: Afspraken tussen partijen, zoals contracten, die eigendomsrechten beperken [7](#page=7).
* **Verbod op rechtsmisbruik**: Het verbod om eigendomsrechten uit te oefenen op een wijze die kennelijk de grenzen van het normale maatschappelijke gebruik te buiten gaat [7](#page=7).
* **Burenhinder**: Specifieke hinder die buren aan elkaar toebrengen [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 3.2.1 Burenhinder
Burenhinder, oorspronkelijk gecreëerd door rechtspraak en rechtsleer, is thans gecodificeerd in artikel 3.101 van het Burgerlijk Wetboek. Het concept berust op de "evenwichtsleer", waarbij de rechten en plichten van naburige eigenaars tegenover elkaar worden afgewogen [8](#page=8).
Om van burenhinder te kunnen spreken, moeten aan de volgende voorwaarden zijn voldaan [8](#page=8):
* **Nabuurschap**: Er dient sprake te zijn van een feitelijke nabijheid tussen de eigendommen [8](#page=8).
* **Bovenmatige hinder**: De hinder die wordt veroorzaakt, moet de normale ongemakken die met nabuurschap gepaard gaan, overstijgen [8](#page=8).
* **Toerekenbaarheid**: De hinder moet toerekenbaar zijn aan degene die wordt aangesproken [8](#page=8).
* **Oorzakelijk verband**: Er moet een causaal verband bestaan tussen de handeling van de buur en de geleden schade of hinder [8](#page=8).
De sanctie voor burenhinder is gericht op het herstellen van het evenwicht tussen de naburen. Dit kan leiden tot een billijke en passende compensatie, eventueel aangevuld met een bijkomende vergoeding [8](#page=8).
> **Tip:** Bij het beoordelen van burenhinder is het cruciaal om te kijken naar de ernst van de hinder in verhouding tot wat als normaal en toelaatbaar wordt beschouwd in de gegeven omstandigheden en de lokale context.
---
# Verkrijging van zakelijke rechten
Dit gedeelte behandelt de verschillende manieren waarop zakelijke rechten kunnen worden verkregen, met speciale aandacht voor de concepten van oorspronkelijke en afgeleide verkrijging, natrekking en verjaring [10](#page=10).
### 4.1 Oorspronkelijke en afgeleide verkrijging
Zakelijke rechten kunnen worden verkregen via twee hoofdwegen: afgeleide verkrijging en oorspronkelijke verkrijging [10](#page=10).
#### 4.1.1 Afgeleide verkrijging
Bij afgeleide verkrijging verkrijgt men een zakelijk recht van een rechtsvoorganger. Dit kan plaatsvinden door een rechtshandeling, door overheidsoptreden, of door een rechtsfeit [10](#page=10).
#### 4.1.2 Oorspronkelijke verkrijging
Oorspronkelijke verkrijging vindt plaats wanneer een zakelijk recht nieuw ontstaat, zonder dat het recht van een rechtsvoorganger wordt overgenomen. De belangrijkste vormen van oorspronkelijke verkrijging zijn natrekking en verjaring [10](#page=10).
### 4.2 Natrekking
Natrekking is een wijze van verkrijging waarbij de eigendom van een roerende zaak die aan iemand toebehoort, wordt nagetrokken door de eigendom van een andere zaak die aan een ander toebehoort, doordat de nagetrokken zaak een bestanddeel wordt van de hoofdzaak. Het principe 'accessorium sequitur principale' (het bijkomstige volgt de hoofdzaak) is hierbij van toepassing. Natrekking kan ook betrekking hebben op natuurlijke zaken, zoals vruchten [11](#page=11).
### 4.3 Verjaring
Verjaring is een manier om zakelijke rechten te verkrijgen door het verstrijken van een bepaalde wettelijke termijn. Dit wordt ook wel verkrijgende verjaring genoemd, ter onderscheiding van bevrijdende, uitdovende of extinctieve verjaring. De kern van verkrijgende verjaring is het bezit van een goed gedurende een bepaalde periode, mits dit bezit aan specifieke eisen voldoet. De drie cruciale elementen voor verkrijgende verjaring zijn: bezit, deugdelijkheid van het bezit, en de vastgestelde termijn [12](#page=12).
#### 4.3.1 Bezit
Bezit wordt gedefinieerd in artikel 3:18 BW als de feitelijke uitoefening van een recht, alsof men de rechthebbende (titularis) is. Bezit kent twee componenten: de objectieve component (corpus) en de subjectieve component (animus). Artikel 3:18 lid 2 BW bepaalt dat wie het corpus heeft, geacht wordt ook de animus te hebben. Het is essentieel om onderscheid te maken tussen bezit en detentie; een detentor kan nooit via verkrijgende verjaring een zakelijk recht verkrijgen [13](#page=13).
> **Tip:** De intentie (animus) is hierbij cruciaal. Iemand die een fiets leent en gebruikt, is een detentor; hij oefent het recht van gebruik niet uit *als ware hij de eigenaar*, maar wetende dat hij het leent. De eigenaar daarentegen, die zijn fiets dagelijks gebruikt, is een bezitter.
#### 4.3.2 Deugdelijk bezit
Voor verkrijgende verjaring is niet zomaar elk bezit voldoende, het bezit moet 'deugdelijk' zijn. Dit betekent dat het bezit voortdurend, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig moet zijn [13](#page=13).
* **Voortdurend:** Het bezit mag niet onderbroken zijn geweest [13](#page=13).
* **Ongestoord:** De bezitter mag niet door anderen in zijn bezit zijn gestoord [13](#page=13).
* **Openbaar:** Het bezit moet kenbaar zijn voor derden [13](#page=13).
* **Ondubbelzinnig:** Het bezit mag geen twijfel laten bestaan over de hoedanigheid van de bezitter [13](#page=13).
#### 4.3.3 Termijn
De wettelijke termijn voor verkrijgende verjaring is in beginsel tien jaar. In geval van kwade trouw, dat wil zeggen wanneer de bezitter weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij geen recht heeft op het bezit, bedraagt de termijn dertig jaar. Goede trouw wordt echter vermoed [14](#page=14).
Voor roerende goederen geldt onder bepaalde omstandigheden een kortere termijn, namelijk instantverjaring van nul jaar. Dit gebeurt in geval van verkrijging onder bezwarende titel, waarbij het "bezit geldt als titel". Het is dan de bezitter die een recht op de zaak pretendeert, en de echte eigenaar moet aantonen dat dit bezit niet deugdelijk is [14](#page=14).
> **Tip:** Het vermoeden van goede trouw betekent dat de bezitter niet zelf hoeft aan te tonen dat hij te goeder trouw is; de tegenpartij moet aantonen dat er sprake is van kwade trouw.
> **Example:** Stel dat persoon A zijn fiets uitleent aan persoon B voor een jaar. Persoon B gebruikt de fiets continu gedurende dit jaar en doet er ook onderhoud aan. Na dat jaar weigert persoon B de fiets terug te geven, stellende dat hij nu de eigenaar is. Als aan alle eisen van deugdelijk bezit is voldaan, kan persoon B na tien jaar eigenaar worden van de fiets (verkrijgende verjaring), mits hij te goeder trouw was bij aanvang van het bezit. Was persoon B echter al direct van plan de fiets niet terug te geven, dan is er sprake van kwade trouw en geldt de termijn van dertig jaar.
Er bestaat een uitzondering voor de terugvordering van gestolen of verloren goederen. De echte eigenaar kan in zulke gevallen zijn goed gedurende drie jaar terugvorderen. Dit onderstreept tevens de bewijsfunctie van bezit [14](#page=14).
---
# Zakelijke gebruiksrechten en zekerheidsrechten
Dit onderwerp behandelt zakelijke gebruiksrechten zoals vruchtgebruik, en de functie van zakelijke zekerheidsrechten als aanvulling op vorderingsrechten.
### 5.1 Zakelijke rechten
Zakelijke rechten geven een recht op een goed. Men kan onderscheid maken tussen [6](#page=6):
* Eigendom en mede-eigendom, waarbij het gaat om het eigen goed [6](#page=6).
* Zakelijke gebruiksrechten, die betrekking hebben op andermans goed [6](#page=6).
* Zakelijke zekerheidsrechten, die accessoir zijn aan een vorderingsrecht [6](#page=6).
### 5.2 Zakelijke gebruiksrechten
Zakelijke gebruiksrechten geven de titularis het recht om een goed van een ander te gebruiken [6](#page=6).
#### 5.2.1 Vruchtgebruik
Vruchtgebruik is een zakelijk gebruiksrecht dat tijdelijk is. Bij vruchtgebruik heeft de vruchtgebruiker het recht van *usus* (gebruik) en *fructus* (vruchten trekken), terwijl de blote of naakte eigenaar het recht van *abusus* (beschikken) behoudt [9](#page=9).
Vruchtgebruik kan zowel op goederen als op quasi-goederen rusten. Het ontstaat door de wet of wordt gevestigd door de eigenaar of de titularis van een ander zakelijk gebruiksrecht, mits dit binnen de grenzen van zijn eigen recht blijft [9](#page=9).
> **Tip:** Hoewel erfpacht, opstal en erfdienstbaarheden ook zakelijke gebruiksrechten zijn, hoeven deze niet gekend te worden voor dit specifieke examenonderdeel [9](#page=9).
#### 5.2.2 Zakelijke zekerheidsrechten
Zakelijke zekerheidsrechten zijn rechten die strekken tot verhaal op een bepaald goed, ter zekerheid van een vordering. Deze rechten zijn steeds accessoir aan een vorderingsrecht [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een hypotheek op een huis is een zakelijk zekerheidsrecht dat de geldverstrekker zekerheid biedt dat de lening zal worden terugbetaald. Als de lener niet betaalt, kan de geldverstrekker het huis verkopen om zijn vordering te voldoen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zakelijk recht | Een rechtsband tussen een persoon en een goed, dat tegenwerpelijk is aan iedereen (erga omnes). |
| Persoonlijk recht | Een rechtsband tussen twee of meer personen, die in beginsel enkel tussen die specifieke personen geldt (relativiteit). |
| Roerende goederen | Goederen die niet onroerend zijn; dit is de restcategorie na het definiëren van onroerende goederen. |
| Onroerende goederen | Goederen die onroerend zijn uit hun aard (grond en volumes), door incorporatie (duurzaam verbonden met onroerende goederen), door bestemming, of door het voorwerp waarop het recht betrekking heeft. |
| Lichamelijke goederen | Goederen die tastbaar zijn en fysieke materie hebben. |
| Onlichamelijke goederen | Goederen die niet tastbaar zijn, zoals rechten of vermogensbestanddelen. |
| Zakelijke gebruiksrechten | Rechten die een persoon het genot of gebruik geven van een goed dat aan iemand anders toebehoort. |
| Zakelijke zekerheidsrechten | Rechten die een schuldeiser zekerheid bieden voor de terugbetaling van een schuld, zoals pand of hypotheek; deze zijn accessoir aan een vorderingsrecht. |
| Usus | Het recht om een goed te gebruiken. |
| Fructus | Het recht om de vruchten van een goed te innen. |
| Abusus | Het recht om over een goed te beschikken, bijvoorbeeld door het te verkopen of te vernietigen. |
| Volgrecht | Het recht dat een zakelijk recht heeft om het goed te volgen, ongeacht wie de eigenaar is. |
| Recht van voorrang | Het recht dat een zakelijk recht heeft om voorrang te krijgen op andere rechten op hetzelfde goed. |
| Numerus clausus-beginsel | Het beginsel dat bepaalt dat enkel de in de wet opgesomde zakelijke rechten bestaan, wat contrasteert met de contractvrijheid bij persoonlijke rechten. |
| Oorspronkelijke verkrijging | Het verkrijgen van een zakelijk recht zonder dat dit recht van een vorige titularis wordt afgeleid; bijvoorbeeld door natrekking of verjaring. |
| Afgeleide verkrijging | Het verkrijgen van een zakelijk recht van een vorige titularis, bijvoorbeeld door overdracht via een rechtshandeling. |
| Natrekking | Een principe waarbij de eigenaar van een hoofdzaak ook eigenaar wordt van de bijzaak die daaraan verbonden wordt. |
| Verjaring | Een rechtsfiguur waarbij men na verloop van tijd, onder bepaalde voorwaarden, eigenaar wordt van een goed (verkrijgende verjaring) of een recht verliest (bevrijdende verjaring). |
| Bezit | De feitelijke uitoefening van een recht alsof men de titularis ervan is, bestaande uit een objectieve component (corpus) en een subjectieve component (animus). |
| Deugdelijk bezit | Bezit dat voortdurend, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig is, wat essentieel is voor verkrijgende verjaring. |
| Termijn van verjaring | De wettelijk vastgestelde periode waarna verkrijgende verjaring kan plaatsvinden; deze kan variëren afhankelijk van de aard van het goed en de goede/kwade trouw. |