Cover
Jetzt kostenlos starten PPT Privaatrecht - les 2 - deel II - Concepten - rechtssubject - Tagged.pdf
Summary
# Het concept van rechtssubjecten
Dit onderwerp verkent de definitie, soorten en kenmerken van rechtssubjecten, die de dragers van rechten en plichten zijn in het burgerlijk recht.
### 1.1 Definitie van een rechtssubject
Een rechtssubject, ook wel een "(rechts)persoon" in brede zin genoemd, is de drager van rechten en verplichtingen waaraan het objectieve recht deze toekent. Het zijn de actoren binnen het burgerlijk recht waarvoor het burgerlijk recht geldt [4](#page=4).
### 1.2 Soorten rechtssubjecten
Er zijn twee hoofdcategorieën van rechtssubjecten: natuurlijke personen en rechtspersonen (in engere zin) [5](#page=5).
#### 1.2.1 Natuurlijke persoon
Een natuurlijke persoon is gelijk aan elke mens. Dit staat tegenover dieren, planten, voorwerpen, etc., die geen rechtssubjecten zijn. Er is een trend om de traditionele dichotomie tussen persoon en voorwerp te doorbreken, met voorbeelden van rechtssystemen die niet-menselijke entiteiten zoals rivieren of lagunes erkennen als rechtspersonen [6](#page=6).
#### 1.2.2 Het vermogen van een persoon
Een persoon is een mogelijke drager van rechten en plichten, zowel vermogensrechtelijk als niet-vermogensrechtelijk. Alle vermogensrechtelijke rechten en verplichtingen samen vormen het "vermogen". Het vermogen wordt gedefinieerd als het juridische geheel van vermogensrechtelijke (in geld waardeerbare of patrimoniale) rechten (actief) en verplichtingen (passief) [7](#page=7).
##### 1.2.2.1 Samenstelling van het vermogen
Het vermogen omvat zowel activa, zoals goederen (huis, wagen, bankrekeningen) en vorderingen (op cliënten, huurders), als passiva, zoals leningen en verplichtingen tegenover leveranciers of huurders [8](#page=8).
##### 1.2.2.2 Kenmerken van het vermogen
Het vermogen is een **juridisch** geheel, erkend in rechte, in tegenstelling tot een feitelijk geheel. Het bestaat uit vermogensrechtelijke rechten en plichten, zowel actief als passief. Dit betekent dat een vermogen negatief kan zijn; een vermogen is niet per se gelijk aan rijkdom. Het vermogen is een juridische algemeenheid en is dynamisch, waarbij het permanent fluctueert [10](#page=10) [9](#page=9).
**Tip:** Houd rekening met zakelijke subrogatie (zaakvervanging) wanneer bepaalde goederen uit het vermogen verdwijnen, zoals bepaald in artikel 3:10 van het Burgerlijk Wetboek [10](#page=10).
##### 1.2.2.3 De vermogensleer
De vermogensleer legt een verband tussen de persoon en het vermogen, met de volgende principes [11](#page=11):
1. Elke persoon heeft een vermogen [11](#page=11).
2. Alleen een persoon heeft een vermogen [11](#page=11).
3. Zolang de persoon bestaat, heeft hij een vermogen [11](#page=11).
4. Elke persoon heeft in beginsel slechts één vermogen [11](#page=11).
Deze principes impliceren dat de persoon de drager is van rechten en plichten, en het vermogen het geheel van deze rechten en plichten is. Het vermogen is onoverdraagbaar zolang de persoon bestaat, hoewel de bestanddelen ervan wel overdraagbaar zijn. Bij overlijden gaat het vermogen over op andere levende personen via het erfrecht. Het principe van ondeelbaarheid van het vermogen vloeit voort uit de ondeelbaarheid van de persoon [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14).
**Uitzonderingen op de ondeelbaarheid:** Hoewel schuldenaars in principe met hun volledige vermogen instaan voor hun schulden (art. 3:35 en 3:36 BW), zijn er uitzonderingen zoals onbeslagbare goederen (art. 1408 Ger.W.) of de gezinswoning onder voorwaarden. Afgescheiden vermogens, zoals kwaliteitsrekeningen (bv. derdenrekening van een advocaat) en aanvaarding onder voorrecht van boedel (erfrecht), vormen verdere uitzonderingen op de regel van ondeelbaarheid [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 1.2.3 Rechtspersoon (sensu stricto)
Een rechtspersoon is een groepering van rechtssubjecten of een voor een bepaald doel afgezonderd vermogen dat door het recht wordt erkend als een zelfstandige eenheid, met eigen rechten en plichten en een eigen vermogen. Dit ontstaat vaak uit de wens van verschillende (natuurlijke) personen om samen te werken voor commerciële, religieuze, culturele of andere redenen, en om deze groepering juridisch te laten erkennen om financiële risico's te beperken of voor praktisch gemak [17](#page=17) [18](#page=18).
##### 1.2.3.1 Vormen van rechtspersonen
Rechtspersonen kunnen bestaan uit:
* **Groeperingen van rechtssubjecten:**
* Publiekrechtelijke rechtspersonen: opgericht door de overheid [19](#page=19).
* Privaatrechtelijke rechtspersonen: opgericht door private personen. Hieronder vallen verenigingen (zonder winstoogmerk) en vennootschappen (met winstoogmerk), inclusief eenpersoonsvennootschappen [19](#page=19).
* **Afgezonderd vermogen:**
* Stichtingen, die kunnen zijn van openbaar nut (dienen een door de wet erkend doel van algemeen belang) of private stichtingen (dienen een privaat belangeloos doel). Een stichting heeft geen vennoten of leden, in tegenstelling tot vennootschappen en verenigingen [20](#page=20).
##### 1.2.3.2 Kenmerken van het vermogen van een rechtspersoon
Een rechtspersoon wordt door het recht behandeld als een zelfstandige eenheid, die subject van rechten en plichten is en een eigen vermogen kan hebben. Dit is een **fictie van het recht**; een rechtspersoon is geen feitelijke groepering van personen die in rechte als geheel is erkend [21](#page=21).
Het vermogen van een rechtspersoon dient als uitsluitend of preferentieel onderpand voor de schuldeisers van de rechtspersoon [22](#page=22).
* Bij **beperkte aansprakelijkheid** is enkel het vermogen van de rechtspersoon het executieobject voor de schuldeisers van de rechtspersoon [22](#page=22).
* Bij **onbeperkte aansprakelijkheid** kan ook verhaal worden gezocht op het privévermogen van de natuurlijke personen achter de rechtspersoon, terwijl privéschuldeisers niet op het vermogen van de rechtspersoon kunnen verhalen [22](#page=22).
##### 1.2.3.3 Wettelijke erkenning van rechtspersonen
Het bestaan van een rechtspersoon is een fictie die enkel kan bestaan volgens de voorwaarden die de wet stelt, wat neerkomt op het legaliteitsbeginsel [23](#page=23).
---
# De levensduur en bestaan van rechtssubjecten
De periode waarin natuurlijke en rechtspersonen bestaan, vanaf hun ontstaan tot hun einde, wordt bepaald door specifieke juridische criteria en kent diverse nuances [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
### 2.1 Natuurlijke personen
#### 2.1.1 Ontstaan van natuurlijke personen
Het bestaan van een natuurlijke persoon begint in principe vanaf de geboorte. Er zijn echter twee belangrijke nuanceringen [24](#page=24):
* **Levensvatbaarheid bij geboorte:** Het kind moet levend en levensvatbaar geboren worden [24](#page=24).
* **De "infans conceptus"-regel:** Deze regel (pro jam nato habetur, quoties de commodo ejus agitur) bepaalt dat een kind dat nog niet verwekt is, geacht wordt te bestaan vanaf de verwekking, uitsluitend wanneer dit in zijn voordeel is (enkel voor rechten, niet voor verplichtingen). Er geldt een (weerlegbaar) vermoeden van verwekking, zoals uiteengezet in artikel 326 van het Oude Burgerlijk Wetboek. Voorbeelden van de toepassing hiervan zijn te vinden in artikelen 4.4 BW en 4.137 BW, en in aansprakelijkheidskwesties bij medische fouten [24](#page=24).
#### 2.1.2 Einde van natuurlijke personen
Het bestaan van een natuurlijke persoon eindigt in principe bij overlijden. Er zijn echter uitzonderingen en specifieke situaties [25](#page=25):
* **Faillissement:** Een faillissement kan nog zes maanden na het overlijden van de natuurlijke persoon voortduren [25](#page=25).
* **Adoptie:** De procedure van adoptie kan worden voortgezet bij het overlijden van de adoptant [25](#page=25).
Het begrip 'overlijden' kan verschillende vormen aannemen: natuurlijk overlijden, dat wordt vastgesteld middels een akte van overlijden, en situaties van vermissing of afwezigheid. Het einde van het bestaan van een natuurlijke persoon leidt tot de overdracht van diens vermogen naar één of meer levende personen (natuurlijk of rechtspersoon) [25](#page=25).
### 2.2 Rechtspersonen
#### 2.2.1 Ontstaan van rechtspersonen
Het bestaan van rechtspersonen is gebaseerd op het legaliteitsbeginsel; zij bestaan dankzij en onder de voorwaarden van de wet. Het ontstaan kent twee momenten [26](#page=26):
* **Inter partes (tussen partijen):** Dit is de neerlegging van het uittreksel van de oprichtingsakte op de griffie van de ondernemingsrechtbank, conform artikel 2:6 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) [26](#page=26).
* **Tegenover derden (publiciteitsbeginsel):** Dit vereist de publicatie in het Belgisch Staatsblad, zoals bepaald in artikel 2:18 WVV [26](#page=26).
#### 2.2.2 Einde van rechtspersonen
Het einde van het bestaan van een rechtspersoon wordt gekenmerkt door ontbinding [26](#page=26).
---
# De staat en bekwaamheid van rechtssubjecten
Dit deel behandelt de juridische identiteit (staat) en de mogelijkheid om juridische handelingen te verrichten (bekwaamheid) voor zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, waarbij het onderscheid tussen rechts- en handelingsbekwaamheid wordt toegelicht.
### 3.1 De staat van het rechtssubject
De staat van een rechtssubject verwijst naar diens juridische identiteit en bepaalt de rechtspositie van een persoon [27](#page=27).
#### 3.1.1 De staat van de natuurlijke persoon
De staat van de natuurlijke persoon omvat verschillende aspecten [27](#page=27):
* **Status civitatis**: de positie in de maatschappij [27](#page=27).
* **Status familiae**: de positie binnen de familie [27](#page=27).
* **Als individu**: dit omvat factoren zoals leeftijd en geestestoestand [27](#page=27).
* **Betwist**: elementen waarvan het al dan niet tot de staat behoren omstreden is, zoals naam, woonplaats en geslacht [27](#page=27).
Kenmerken van de staat van de natuurlijke persoon zijn:
* Iedere persoon bezit een staat [28](#page=28).
* De staat is dynamisch, dus deze kan veranderen [28](#page=28).
* De staat is van openbare orde [28](#page=28).
* De staat is onbeschikbaar, wat betekent dat deze niet zomaar kan worden overgedragen of afgezien van [28](#page=28).
* De staat wordt door de wet opgelegd [28](#page=28).
* De staat is onverjaarbaar, wat impliceert dat rechten gerelateerd aan de staat niet verlopen door tijdsverloop [28](#page=28).
#### 3.1.2 De staat van de rechtspersoon
Voor rechtspersonen is de staat anders ingedeeld dan voor natuurlijke personen [29](#page=29):
* **Status civitatis**: Ja, rechtspersonen hebben een status in de maatschappij [29](#page=29).
* **Status familiae**: Nee, rechtspersonen hebben geen familiebanden [29](#page=29).
* **Als individu**: Dit is omstreden, maar omvat elementen zoals naam en zetel [29](#page=29).
### 3.2 Bekwaamheid van rechtssubjecten
Bekwaamheid is een essentieel element van de staat van een persoon. Het wordt onderverdeeld in verschillende categorieën [30](#page=30):
* **Rechtsbekwaamheid versus handelingsbekwaamheid**: Het onderscheid tussen de mogelijkheid om rechten en plichten te hebben, en de mogelijkheid om rechtshandelingen te verrichten [30](#page=30).
* **Gehele of gedeeltelijke (on)bekwaamheid**: Iemand kan volledig bekwaam, gedeeltelijk bekwaam, volledig onbekwaam of gedeeltelijk onbekwaam zijn [30](#page=30).
* **Absolute of relatieve (on)bekwaamheid**: Dit betreft de reikwijdte van de bekwaamheid of onbekwaamheid [30](#page=30).
Het algemene principe is dat bekwaamheid de regel is, en onbekwaamheid de uitzondering die restrictief gehanteerd moet worden. Dit wordt bevestigd door artikel 1.3 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) [30](#page=30).
#### 3.2.1 Bekwaamheid van de natuurlijke persoon
##### 3.2.1.1 Rechtsbekwaamheid van de natuurlijke persoon
Het principe is dat iedere natuurlijke persoon volledige rechtsbekwaamheid bezit, zoals vastgelegd in artikel 4 van het Oud Burgerlijk Wetboek (OBW). Er bestaat geen absolute rechtsonbekwaamheid. Wel zijn er gedeeltelijke rechtsonbekwaamheden mogelijk [31](#page=31):
* **Niet-Belgen**: Zij kunnen onderworpen zijn aan specifieke regels onder verwijzing naar artikel 8 van de Grondwet (GW) en artikelen 3 en 5 OBW [31](#page=31).
* **Bepaalde strafrechtelijk veroordeelden**: Zij kunnen gedeeltelijke rechtsonbekwaamheden hebben conform artikel 31 en verder van het Strafwetboek (Sw) [31](#page=31).
Overtredingen in dit verband leiden tot absolute vernietigbaarheid [31](#page=31).
##### 3.2.1.2 Handelingsbekwaamheid van de natuurlijke persoon
Het principe is dat natuurlijke personen volledig handelingsbekwaam zijn, zoals bepaald in artikel 1.3 lid 2 en 5.40 BW. Er zijn echter algemene uitzonderingen op deze handelingsbekwaamheid [32](#page=32):
* **Jeugdige leeftijd**: Minderjarigen zijn over het algemeen handelingsonbekwaam [32](#page=32).
* **Geestesziekte**: Personen met een geestesziekte kunnen handelingsonbekwaam zijn [32](#page=32).
Handelingsonbekwaamheid is een juridische categorie [32](#page=32).
De handelingsonbekwaamheid kan op twee manieren worden onderscheiden [33](#page=33):
* **In de breedte (algemeen of gedeeltelijk)**:
* **Algemene handelingsonbekwaamheid**: Van toepassing op bijvoorbeeld niet-ontvoogde minderjarigen [33](#page=33).
* **Gedeeltelijke handelingsonbekwaamheid**: Van toepassing op bijvoorbeeld ontvoogde minderjarigen en meerderjarige beschermde personen [33](#page=33).
* **In de diepte (bewind)**: Handelingsonbekwaamheid kan leiden tot bewind. Bewind kan inhouden [34](#page=34):
* **Vertegenwoordiging**: De bewindvoerder treedt op namens de handelingsonbekwame [34](#page=34).
* **Bijstand**: De handelingsonbekwame treedt samen met de bewindvoerder op, of heeft voorafgaande toestemming of machtiging nodig [34](#page=34).
De sanctie bij een rechtshandeling door een handelingsonbekwame is relatieve vernietigbaarheid [34](#page=34).
##### 3.2.1.3 Bescherming meerderjarige personen
De bescherming van meerderjarige personen is geëvolueerd. Het huidige regime is uniform maar op maat gemaakt, met het principe van subsidiariteit voorop [35](#page=35).
* **Gevolg in de breedte**: Voorrang voor gedeeltelijke handelingsonbekwaamheid [35](#page=35).
* **Gevolg in de diepte**: Voorrang voor bijstand boven vertegenwoordiging [35](#page=35).
Hoewel handelingsonbekwaamheid en bewind in principe hand in hand gaan, is dit niet altijd het geval. Voor hoogstpersoonlijke rechtshandelingen kan handelingsonbekwaamheid de facto leiden tot rechtsonbekwaamheid [36](#page=36).
#### 3.2.2 Bekwaamheid van de rechtspersoon
Over het algemeen is de bekwaamheid van rechtspersonen afgestemd op die van natuurlijke personen [37](#page=37).
* **Principe**: Bekwaamheid [37](#page=37).
* **Uitzondering**: Onbekwaamheid, die restrictief moet worden uitgelegd [37](#page=37).
##### 3.2.2.1 Rechtsbekwaamheid van de rechtspersoon
Het principe is dat rechtspersonen volledige rechtsbekwaamheid bezitten. Er zijn echter uitzonderingen mogelijk die voortkomen uit [38](#page=38):
* **De aard van de rechtspersoon**: Sommige rechtspersonen hebben inherent beperkte rechtsbevoegdheden [38](#page=38).
* **De wet**: Bijvoorbeeld artikel 9:22 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) [38](#page=38).
* **Het doel van de rechtspersoon (specialiteitsbeginsel)**: Dit kan betrekking hebben op wettelijke specialiteit (bijvoorbeeld winstoogmerk) of statutaire specialiteit. De rechtspersoon moet de grenzen van haar doel kennen of behoren te kennen (publiciteitsbeginsel) [38](#page=38).
* Met uitzondering voor bepaalde rechtspersonen, zoals de naamloze vennootschap (nv) (art. 7:94 WVV) en de besloten vennootschap (bv) (art. 5:73-74 WVV) [38](#page=38).
##### 3.2.2.2 Handelingsbekwaamheid van de rechtspersoon
Een rechtspersoon kan niet zelfstandig handelen; dit moet gebeuren via een fysiek persoon, wat wordt aangeduid met de "orgaantheorie" [39](#page=39).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtssubject | Een entiteit, natuurlijke persoon of rechtspersoon, die drager kan zijn van rechten en verplichtingen binnen een juridisch systeem. Het is degene aan wie het objectieve recht rechten en plichten toekent. |
| Natuurlijke persoon | Elk mens die, vanaf de geboorte tot het overlijden, juridisch erkend wordt als een drager van rechten en verplichtingen. Dieren, planten of objecten worden niet beschouwd als natuurlijke personen. |
| Rechtspersoon (sensu stricto) | Een door de wet erkende juridische entiteit, die als een zelfstandige eenheid wordt behandeld en als zodanig subject van rechten en plichten is, met een eigen vermogen. Voorbeelden zijn vennootschappen en stichtingen. |
| Vermogen | Het juridische geheel van alle vermogensrechtelijke rechten (actief) en verplichtingen (passief) die aan een rechtssubject toebehoren. Dit staat los van de economische rijkdom van de persoon en kan ook negatief zijn. |
| Actief vermogen | Het deel van een vermogen dat bestaat uit de rechten en bezittingen die een rechtssubject heeft, zoals goederen, vorderingen en banktegoeden. |
| Passief vermogen | Het deel van een vermogen dat bestaat uit de verplichtingen en schulden die een rechtssubject heeft, zoals leningen en betalingsverplichtingen aan leveranciers. |
| Juridische algemeenheid | De erkenning door het recht van een vermogen als een ondeelbaar en dynamisch geheel, dat continu kan fluctueren en waarvan de bestanddelen onder bepaalde omstandigheden kunnen worden vervangen (zakelijke subrogatie). |
| Vermogensleer | De leer die de verbinding legt tussen een persoon en diens vermogen, waarbij stelt dat elke persoon een vermogen heeft, alleen een persoon een vermogen heeft, een persoon zolang hij bestaat een vermogen heeft, en in beginsel slechts één vermogen heeft. |
| Onverdeelbaarheid van het vermogen | Het principe dat het vermogen van een persoon in beginsel ondeelbaar is; het dient als het integrale onderpand voor alle schulden van die persoon, met beperkte uitzonderingen. |
| Afgescheiden vermogen | Een uitzondering op de ondeelbaarheid van het vermogen, waarbij een deel van het vermogen juridisch afgezonderd wordt voor specifieke doelen of schuldeisers, zoals bij kwaliteitsrekeningen of na een overlijden. |
| Rechtsbekwaamheid | De juridische bevoegdheid om drager te zijn van rechten en verplichtingen. In principe is iedereen rechtsbekwaam, met enkele wettelijke uitzonderingen zoals niet-Belgen of bepaalde veroordeelden. |
| Handelingsbekwaamheid | De juridische bevoegdheid om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten die juridische gevolgen hebben. Deze bekwaamheid kan beperkt zijn op basis van leeftijd, geestestoestand of wettelijke bepalingen. |
| Bewind | Een juridisch kader waarbij de handelingsonbekwame persoon vertegenwoordigd wordt of bijstand krijgt bij het verrichten van rechtshandelingen, teneinde zijn belangen te beschermen. Dit kan zowel vertegenwoordiging als bijstand inhouden. |
| Specialiteitsbeginsel | Het beginsel dat een rechtspersoon slechts die rechten en plichten kan hebben die binnen het specifieke doel van de rechtspersoon vallen, zoals vastgelegd in de wet of statuten. Dit beperkt de rechts- en handelingsbekwaamheid van de rechtspersoon. |
| Orgaantheorie | De leer die stelt dat een rechtspersoon niet zelfstandig kan handelen, maar dit moet doen via natuurlijke personen die als organen van de rechtspersoon optreden, zoals bestuurders of zaakvoerders. |
| Infans conceptus-regel | Een juridisch principe dat stelt dat een ongeboren kind, mits het levend en levensvatbaar geboren wordt, reeds vanaf de verwekking rechten kan verkrijgen, maar geen verplichtingen, voor zover dit in zijn voordeel is. |