Cover
Jetzt kostenlos starten basis k.pdf
Summary
# Inleiding tot het Belgische rechtssysteem
Dit overzicht biedt een inleiding tot het Belgische rechtssysteem, waarbij de basisbegrippen van recht, de verschillende benaderingen wereldwijd, en de kenmerken van rechtsregels worden uiteengezet, samen met de concepten van rechtssubjecten en bekwaamheid.
## 1. Het recht als een geheel van gedragsregels
### 1.1 Enkele definities
#### 1.1.1 Wat is “recht”?
Er bestaat geen universeel geldige definitie van recht, aangezien het recht per plaats en tijd verschilt. Echter, centrale kenmerken zijn de aanwezigheid van gedragsregels (wat mag en niet mag) en regels voor handhaving, met als doel de maatschappij te ordenen en conflicten te voorkomen of op te lossen [13](#page=13).
##### 1.1.1.1 Objectief recht vs. subjectieve rechten
* **Objectief recht**: Dit omvat het geheel van alle regels die in een specifieke samenleving en op een bepaald moment gelden [13](#page=13).
* **Subjectieve rechten**: Dit zijn rechten die individuen of rechtspersonen bezitten, omdat het recht deze erkent. Ze manifesteren zich als aanspraken tegenover anderen (verbintenissenrecht) of op zaken/goederen (goederenrecht) en maken deelname aan het rechtsverkeer mogelijk [13](#page=13).
##### 1.1.1.2 Publiekrecht vs. privaatrecht
Traditioneel regelt privaatrecht de verhoudingen tussen burgers onderling (horizontale verhouding), zoals verbintenissen-, goederen-, familie- en erfrecht. Publiekrecht daarentegen regelt de verhoudingen tussen burger en overheid, of tussen overheden onderling (verticale verhouding), zoals straf-, fiscaal-, sociaal zekerheids- en bestuursrecht [15](#page=15).
Echter, deze klassieke opdeling vervaagt door internationale invloed, de toename van dwingend privaatrecht, de meergelaagde rechtsorde (internationaal, federaal, gewestelijk, gemeentelijk) en het feit dat overheden steeds vaker optreden als privaatrechtelijke actoren [15](#page=15).
#### 1.1.2 Bronnen van het Belgisch privaatrecht
De bronnen van het Belgisch privaatrecht omvatten:
* **Wetgeving**:
* Burgerlijk Wetboek (BW): Nieuwe codificatie, ingevoerd vanaf 2019. Notatie: art. 1.1 BW (boek.artikel) [13](#page=13) [14](#page=14).
* Oud Burgerlijk Wetboek (OBW): Grotendeels het oude Wetboek van Napoleon, veel bepalingen gelden nog. Beide naast elkaar in gebruik tijdens de overgangsfase van hercodificatie [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Bijzondere wetten**: Wetten die niet in het Burgerlijk Wetboek staan, maar ernaast bestaan, zoals wetgeving voor beroepsgroepen, nationaliteitsrecht (BWN), marktpraktijken (WER), en wetgeving van gemeenschappen en gewesten (bv. jeugdbescherming, begraafplaatsen) [14](#page=14).
* **Gewoonte als bron van recht**: Een regel die ontstaat door langdurig, bestendig gebruik, met de overtuiging dat deze juridisch bindend is. Een gewoonte is bindend wanneer er een algemene overtuiging bestaat dat ze gevolgd moet worden [14](#page=14).
* **Algemene rechtsbeginselen**: Fundamentele principes erkend in de rechtspraak en soms gecodificeerd, zoals het verbod op dwanguitvoering op een persoon, het verbod op onrechtvaardige verrijking, en het verbod op rechtsmisbruik [14](#page=14).
#### 1.1.3 Materieel recht vs. Formeel recht
* **Materieel recht**: Beschrijft de inhoud van het recht, met de rechten en plichten die eraan verbonden zijn (bv. eigendomsrecht, aansprakelijkheidsregels) [15](#page=15).
* **Formeel recht**: Betreft de procedures om materiële rechten af te dwingen, zoals procesrecht (Gerechtelijk Wetboek) [15](#page=15).
Ook hier is er sprake van vervaging, met invloed van internationale verdragen op procesrecht en een grotere rol voor verzoening en minnelijke regelingen, waardoor formeel recht meer materiële elementen krijgt en omgekeerd [15](#page=15).
#### 1.1.4 Rechtsfeit, rechtshandeling en rechtsgevolgen
* **Rechtsfeit**: Een feit dat automatisch rechtsgevolgen heeft, ongeacht de wil van de betrokkene (bv. geboorte, door het rood licht rijden) [16](#page=16).
* **Rechtshandeling**: Een menselijke wilsverklaring met de bedoeling rechtsgevolgen te creëren; de rechtsgevolgen zijn gewild (bv. erkenning van een kind, huwelijk sluiten, aankoop) [16](#page=16).
* **Rechtsgevolgen**: De gevolgen die het recht automatisch verbindt aan feiten of handelingen die aan de voorwaarden van een wettelijke regel voldoen [16](#page=16).
### 1.2 Centrale elementen in het begrip recht
Recht kan worden gedefinieerd als: "Een geheel van gedragsregels en daarmee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijke gezag, met het oog op een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij." [17](#page=17).
* **Gedragsregels met institutionele voorschriften**: Regels (bevelen of verboden) van verschillende intensiteit, die dwingend of aanvullend kunnen zijn. Het institutionele kader omvat de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht [16](#page=16).
* **Opgelgd door de maatschappij**: Gevormd via wetgevende organen, die de maatschappelijke consensus en gezag reflecteren [16](#page=16).
* **Doel: kwalitatieve ordening van de maatschappij**: Dit omvat rechtszekerheid (voorspelbaarheid, vastheid, algemeenheid, consistentie), rechtvaardigheid (eerlijkheid, evolutie van waarden) en doeltreffendheid (regels bereiken hun doel) [17](#page=17).
* **Handhaving van rechtsregels**: Gerealiseerd door of krachtens het maatschappelijke gezag (uitvoerende en rechterlijke macht), met initieel optreden door de burger (privaatrecht) of de staat (publiekrecht) [17](#page=17).
## 2. Relativiteit van de benadering van recht
### 2.1 Verschillende benaderingen wereldwijd
* **Verenigde Staten (common law)**: Regels worden voornamelijk afgeleid uit precedenten (eerdere rechterlijke uitspraken) [17](#page=17).
* **Japan (en andere landen)**: Meer nadruk op verzoening en dialoog dan op strikte regeltoepassing [17](#page=17).
* **België / Continentaal recht**: Recht heeft primair een ordenende functie, waarbij juristen idealiter clientgericht werken en alternatieve oplossingen zoeken (bemiddeling, schikking, verzoening) om beslissingen beter gedragen te maken [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.2 Rechtstheorie
* **Algemene rechtsleer (ontologisch)**: Onderzoekt de aard en structuur van het recht zelf ("wat is recht?") [18](#page=18).
* **Rechtsvinding (epistemologisch)**: Richt zich op het vinden, uitleggen en interpreteren van regels, met focus op de praktische toepassing door juristen [18](#page=18).
## 3. Rechtssubjecten
### 3.1 Begrippen
* **Rechtssubject**: Een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor wie het recht rechten en plichten bepaalt [18](#page=18).
* **Juridische persoonlijkheid**: Het geheel van rechten en plichten van een rechtssubject (synoniemen: juridische persoonlijkheid voor natuurlijke personen, rechtspersoonlijkheid voor rechtspersonen) [18](#page=18).
* **Facetten van juridische persoonlijkheid**:
1. Staat van de persoon: Bepaalt de rechtspositie (status) van een natuurlijke persoon, inclusief de staat in de maatschappij (bv. nationaliteit), familie (huwelijk, afstamming) en als enkeling [18](#page=18).
* **Burgerlijke Staat vs. Burgerlijke Stand**: Burgerlijke staat betreft de juridische staat van een burger (rechten en plichten), terwijl burgerlijke stand de gemeentelijke administratie is die wijzigingen registreert [19](#page=19).
* **Bezit van Staat**: Sociaal gedrag dat een relatie aanduidt (bv. ouder-kind), fungeert als bewijsmiddel, kan grond zijn voor niet-ontvankelijkheid van betwisting, en is tweezijdig (kind t.o.v. twee ouders) [19](#page=19).
2. Bekwaamheid van de persoon: Verwijst naar de mogelijkheid om rechten en plichten te genieten (rechtsbekwaamheid) en uit te oefenen (handelingsbekwaamheid) [19](#page=19).
* **Feitelijke bekwaamheid**: Fysieke mogelijkheid om een handeling uit te voeren (geen juridisch begrip) [19](#page=19).
* **Juridische bekwaamheid**:
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid)**: Bevoegdheid om drager van rechten en plichten te zijn [19](#page=19).
* **Handelingsbekwaamheid**: Bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen [19](#page=19).
### 3.2 Natuurlijke personen
* **Levende en levensvatbare personen**: Een voorwaarde voor rechtsbekwaamheid is dat een persoon levend en levensvatbaar is bij de geboorte. Dieren en lijken zijn geen rechtssubjecten, hoewel ze wel bescherming genieten. Doodgeboren kinderen hebben geen juridische persoonlijkheid maar wel sociaal-rechterlijke gevolgen [20](#page=20).
* **Verwekt kind**: Heeft rechten, maar geen plichten (geen volledige rechtspersoonlijkheid); wordt als geboren beschouwd indien dit in zijn voordeel is. Het wettelijke vermoeden van verwekking ligt tussen de 300ste en 180ste dag vóór de geboorte [20](#page=20).
* **Einde van de juridische persoonlijkheid**: Eindigt met de dood. Sommige aspecten blijven bestaan na overlijden, zoals auteursrechten (tot 70 jaar na overlijden) [20](#page=20).
### 3.3 Rechtspersonen
* **Begrip en bestaansreden**: Rechtspersonen zijn groeperingen van rechtssubjecten of afgescheiden vermogens die rechten en plichten kunnen hebben; het zijn abstracte juridische creaties die samenwerken als één entiteit [20](#page=20).
* **Rechtspersonen vs. samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid**: Rechtspersonen bezitten juridische persoonlijkheid en een afgescheiden vermogen, waardoor schuldeisers enkel verhaal kunnen halen op het vermogen van de rechtspersoon. Samenwerkingsverbanden (bv. maatschap) hebben deze kenmerken niet en individuele leden kunnen aansprakelijk zijn [21](#page=21).
* **Soorten rechtspersonen**:
* **Publiekrechtelijke rechtspersonen**: Opgericht door de overheid voor publieke dienstverlening (bv. Belgische Staat, Bpost) [21](#page=21).
* **Privaatrechtelijke rechtspersonen**: Opgericht op privaat initiatief (bv. vennootschappen, verenigingen, stichtingen) [21](#page=21).
* **Verenigingen en stichtingen**: Verenigingen hebben een belangeloos doel en leden (bv. VZW), terwijl stichtingen geen leden hebben (bv. private stichting, stichting van openbaar nut) [21](#page=21).
* **Vennootschappen**: Gericht op winstuitkering aan aandeelhouders, met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid (bv. VOF, BV, NV, CV) [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Ontstaan en einde**: Ontstaan door neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de ondernemingsrechtbank. Einde door ontbinding en vereffening [22](#page=22).
* **Tegenwerpelijkheid aan derden**: Het bestaan van een rechtspersoon is tegenwerpelijk aan derden zodra het bestaat en gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad [23](#page=23).
## 4. Bekwaamheid
### 4.1 Begrippen
Bekwaamheid omvat het vermogen om rechten te genieten (genotsbekwaamheid/rechtsbekwaamheid) en handelingen zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid). Feitelijke bekwaamheid is een fysieke mogelijkheid en geen juridisch begrip [23](#page=23).
### 4.2 Bekwaamheid van natuurlijke personen
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid)**: Ontstaat vanaf de levende en levensvatbare geboorte en is de bevoegdheid om titularis van rechten en plichten te zijn. In principe is iedereen volledig rechtsbekwaam [23](#page=23).
* **Uitzonderingen**: Beperkingen kunnen gelden voor niet-Belgen (burgerlijke en politieke rechten) en zwaar strafrechtelijk veroordeelden (ontzetting uit rechten). Specifieke rechtsonbekwaamheden kunnen wettelijk worden opgelegd (bv. huwelijksbeletselen) of door de rechter (bv. ontzetting uit beroep). Schending leidt tot absolute nietigheid [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Handelingsbekwaamheid**: De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. In principe is iedereen handelingsbekwaam [24](#page=24).
* **Uitzonderingen**:
* **Algemeen handelingsonbekwamen**: Personen die in geen geval zelfstandig kunnen optreden (bv. niet-ontvoogde minderjarigen, met uitzondering van dagdagelijkse handelingen) [24](#page=24).
* **Gedeeltelijk handelingsonbekwamen**: Onbekwaamheid geldt voor specifieke rechtshandelingen (bv. ontvoogde minderjarigen, beschermde meerderjarigen via zorgvolmacht of rechterlijke bescherming) [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Functies van uitzonderingen**: Bescherming via vertegenwoordiging of bijstand. Handelingen door onbekwamen zijn relatief nietig [25](#page=25).
* **Verkwisting**: Een uitzondering waarbij enkel een bijstandsregime mogelijk is [25](#page=25).
* **Ontstaan van handelingsonbekwaamheid**: Vanaf geboorte voor minderjarigen, vanaf rechterlijke verklaring voor meerderjarigen [25](#page=25).
* **Minderjarigen**: Niet-ontvoogde minderjarigen zijn algemeen handelingsonbekwaam. Ontvoogde minderjarigen zijn gedeeltelijk handelingsbekwaam met een beschermingsstatuut, vereisen bijstand van een curator. Ontvoogding kan van rechtswege (huwelijk) of op verzoek gebeuren [26](#page=26).
* **Sanctionering bij onbekwaamheid**: Schending van regels over rechtsbekwaamheid leidt tot absolute nietigheid; schending van regels over handelingsbekwaamheid leidt tot relatieve nietigheid [26](#page=26).
* **Nietigheid rechtens**: Loutere overtreding van beschermingsregels volstaat (bv. machtigingbehoevende handelingen) [27](#page=27).
* **Nietigheid wegens benadeling**: Vereist bewijs dat de rechtshandeling nadelig is voor de onbekwame [27](#page=27).
* Regels over bekwaamheid en staat behoren tot de openbare orde en leiden tot absolute nietigheid bij overtreding [27](#page=27).
### 4.3 Bekwaamheid van rechtspersonen
* **Genotsbekwaamheid (rechtsbekwaamheid)**: Rechtspersonen hebben in principe volledige rechtsbekwaamheid, maar kunnen bepaalde rechten niet uitoefenen vanwege hun aard (bv. geen familierechten) of het specialiteitsbeginsel (handelen binnen wettelijk of statutair doel). Handelingen buiten het doel zijn ongeldig [28](#page=28).
---
# Rechtshandelingen en aansprakelijkheid
Dit deel behandelt de geldigheid, nietigheid en tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen, alsook de verschillende vormen van vertegenwoordiging. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de verschillende soorten aansprakelijkheid, grondslagen, oorzakelijk verband en de gevolgen daarvan.
## 2 Rechtshandelingen en aansprakelijkheid
### 2.1 Inleiding tot rechtshandelingen
Een rechtshandeling is een menselijke wilsverklaring die rechtsgevolgen beoogt en door het recht wordt erkend. Dit kan materieel zijn, zoals het sluiten van een contract, of formeel, zoals in procesrechtelijke handelingen. Rechtshandelingen staan tegenover materiële handelingen (rechtsfeiten), waarbij het recht gevolgen koppelt aan gebeurtenissen zonder dat iemand dit beoogt, zoals te snel rijden [29](#page=29).
### 2.2 Geldigheid van rechtshandelingen
#### 2.2.1 Geldigheidsvereisten
Een rechtshandeling of contract is geldig indien het voldoet aan vier voorwaarden [29](#page=29):
1. Vrije en bewuste toestemming van alle partijen [29](#page=29).
2. Bekwaamheid van de partijen om de handeling te stellen [30](#page=30).
3. Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp (de inhoud van de handeling) [30](#page=30).
4. Geoorloofde oorzaak (de reden of achterliggende beweegreden) [30](#page=30).
#### 2.2.2 Handelingsbekwaamheid
Handelingsbekwaamheid is de juridische bekwaamheid van een persoon om een rechtshandeling te stellen. Dit is niet te verwarren met toerekenbaarheid of toerekeningsvatbaarheid [30](#page=30).
#### 2.2.3 Toestemming – werkelijke wil
De handeling moet overeenkomen met de werkelijke wil van de partij. Fouten, dwaling of schijn kunnen hierop van invloed zijn [30](#page=30).
* **Wilsleer vs. vertrouwensleer:** De wilsleer stelt dat een handeling nietig is als deze niet overeenkomt met de werkelijke wil. De vertrouwensleer (schijnleer) stelt dat een handeling geldig is als de wederpartij redelijkerwijs mocht vertrouwen op de schijnbare wil, ook al week deze feitelijk af [30](#page=30).
* **Verstoring van bewustzijn / wilsvermogen:** Een tijdelijk of gedeeltelijk verstoord bewustzijn valt onder wilsdeficiëntie en maakt iemand nog niet handelingsonbekwaam [30](#page=30).
* **Wilsgebreken:** Wanneer de wil gebrekkig is gevormd, kan de rechtshandeling nietig zijn. Dit omvat [30](#page=30):
1. **Dwaling:** Vergissing over een essentieel element van de handeling [30](#page=30).
2. **Bedrog:** Opzettelijke misleiding door een partij [30](#page=30).
3. **Geweld:** Fysieke of morele dwang die de integriteit of het vermogen aantast [30](#page=30).
4. **Misbruik van omstandigheden:** Exploiteren van de zwakke positie van de andere partij [30](#page=30).
#### 2.2.4 Voorwerp en oorzaak
* **Voorwerp:** Het voorwerp van de rechtshandeling moet geoorloofd zijn, wat betekent dat het niet in strijd mag zijn met de wet, de openbare orde of de goede zeden [31](#page=31).
* **Oorzaak:** De reden waarom iemand de handeling stelt, mag niet ongeoorloofd zijn. Wetsontduiking, zoals schijnhuwelijken of sociale zekerheidsfraude, is ongeoorloofd [31](#page=31).
#### 2.2.5 Conformiteit met dwingende rechtsregels
Een rechtshandeling is ongeldig indien deze in strijd is met dwingend recht of de openbare orde. Afwijkingen van aanvullend recht zijn doorgaans toegestaan [31](#page=31).
#### 2.2.6 Controle op geldigheid
De controle op de geldigheid gebeurt meestal a posteriori (na de handeling) bij betwisting. Soms is er een a priori controle via machtiging (voorafgaande goedkeuring, bv. voor verkoop van goederen door minderjarigen) of homologatie (bevestiging door een vonnis, bv. bij echtscheidingen) [31](#page=31).
### 2.3 Nietigheid van rechtshandelingen
#### 2.3.1 Bestaan tot vernietiging
Een nietige rechtshandeling bestaat juridisch totdat de rechter haar nietig verklaart en kan nog steeds worden uitgevoerd [32](#page=32).
#### 2.3.2 Gevolgen van nietigverklaring
* **Algemeen:** Nietigverklaring werkt retroactief (ex tunc) en voor de toekomst (ex nunc). Alle gevolgen worden teruggedraaid en er ontstaan geen nieuwe gevolgen meer [32](#page=32).
* **Voor partijen:** Er is een wederkerige restitutie, waarbij de situatie van vóór de rechtshandeling hersteld wordt. Voor handelingsonbekwamen geldt een uitzondering: zij moeten enkel teruggeven wat zij daadwerkelijk voordeel opleverde [32](#page=32).
* **Voor derden:** Rechtshandelingen die voortbouwen op een nietige handeling worden ook aangetast, volgens het principe *nemo plus iuris transferre potest quam ipse habet*. De rechter kan echter rekening houden met derden te goeder trouw. Banken worden niet automatisch als derden te goeder trouw beschouwd [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 2.3.3 Relatieve vs. absolute nietigheid
* **Absolute nietigheid:** Treedt op bij strijd met openbare orde, goede zeden, ongeldig voorwerp of gebrek aan oorzaak. Deze kan door iedere belanghebbende of de rechter ambtshalve worden ingeroepen [33](#page=33).
* **Relatieve nietigheid:** Treedt op bij strijd met louter dwingend recht, handelingsonbekwaamheid of wilsgebreken. Enkel de beschermde partij kan deze inroepen [33](#page=33).
### 2.4 Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
#### 2.4.1 Beginsel van relativiteit
Een contract bindt in principe enkel de partijen die het sluiten, niet derden [33](#page=33).
#### 2.4.2 Uitzonderingen op de relativiteit
1. **Rechtstreekse vordering:** Een schuldeiser kan rechtstreeks vorderen bij de schuldenaar van zijn schuldenaar [34](#page=34).
2. **Derdenbeding:** Een contract kan een voordeel toekennen aan een derde [34](#page=34).
3. **Sterkmaking:** Een partij belooft dat een derde iets zal doen; de beloftegever is aansprakelijk indien de derde dit niet doet [34](#page=34).
#### 2.4.3 Relativering
Het bestaan van een rechtshandeling kan feitelijk invloed hebben op derden en derden moeten subjectieve rechten respecteren en te goeder trouw handelen. Subjectieve goede trouw is de kennis dat bepaalde rechten bestaan, terwijl objectieve goede trouw een gedragsnorm is. Rechtshandelingen kunnen ook feitelijke gegevens vormen die de toepassing van andere rechtsregels voor derden beïnvloeden [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 2.4.4 Publiciteitsvoorschriften
Voor tegenwerpelijkheid aan derden zijn diverse publiciteitsvoorschriften vereist, waaronder registratie in centrale registers, publicatie in het Belgisch Staatsblad, mededeling per aangetekende brief, betekening van akten of vonnissen, en overschrijving in het AAPD voor onroerende rechten [35](#page=35).
### 2.5 Vertegenwoordiging bij rechtshandelingen
#### 2.5.1 Maatschappelijke functie en begrippen
Vertegenwoordiging is wanneer een vertegenwoordiger namens de vertegenwoordigde een rechtshandeling verricht. Er is een onderscheid tussen onmiddellijke (volkomen) vertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordiger in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde optreedt, en middellijke (onvolkomen) vertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordiger in eigen naam, maar voor rekening van de vertegenwoordigde optreedt [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 2.5.2 Grondslagen van vertegenwoordigingsbevoegdheid
De bevoegdheid kan gebaseerd zijn op een rechtshandeling (conventionele vertegenwoordiging), een gerechtelijke beslissing, de wet (wettelijke vertegenwoordiging), of de statuten van rechtspersonen (organieke vertegenwoordiging) [36](#page=36).
#### 2.5.3 Toerekening van rechtsgevolgen
Binnen de perken van de bevoegdheid vallen de rechtsgevolgen bij onmiddellijke vertegenwoordiging bij de vertegenwoordigde en bij middellijke vertegenwoordiging tussen de vertegenwoordiger en de derde. Zonder bevoegdheid of buiten de perken daarvan, zijn er normaal geen rechtsgevolgen voor de vertegenwoordigde, tenzij de handeling wordt bekrachtigd. Uitzonderingen hierop zijn schijnvertegenwoordiging en niet-tegenwerpelijkheid van interne beperkingen. Bij tegenstrijdige belangen is de rechtshandeling nietig, tenzij de vertegenwoordigde instemt [37](#page=37).
### 2.6 De vorm van rechtshandelingen
#### 2.6.1 Beginsel: consensualisme versus formalisme
* **Consensualisme:** Geldigheid hangt af van de wilsuiting, die in principe vormvrij is [38](#page=38).
* **Formalisme:** Geldigheid hangt af van naleving van wettelijk voorgeschreven vormen; het ontbreken van de vorm leidt tot nietigheid [38](#page=38).
#### 2.6.2 Soorten wilsuitingen
Wilsuitingen kunnen uitdrukkelijk (expliciet) of stilzwijgend (impliciet) zijn. Louter stilzwijgen wordt in bijzondere omstandigheden soms als instemming geïnterpreteerd [39](#page=39).
#### 2.6.3 Soorten vormen van rechtshandelingen
* **De akte:** Een ondertekend geschrift dat de rechtshandeling bewijst. Dit kan een authentieke akte zijn (opgesteld door bevoegde ambtenaar) of een onderhandse akte (door partijen ondertekend) [39](#page=39).
* **Andere vormen:** Kennisgeving, betekening, verklaring ter griffie, registratie, publicatie, etc. [39](#page=39).
#### 2.6.4 Functie van de vorm
Vormen kunnen vereist zijn voor de geldigheid van de rechtshandeling, voor de bewijslevering, voor de tegenwerpelijkheid aan derden, of ter bescherming van de consument [40](#page=40).
### 2.7 Soorten rechtshandelingen
#### 2.7.1 Naar het aantal betrokken personen
* **Eenzijdig:** Geldig door de wilsverklaring van één persoon (bv. testament) [40](#page=40).
* **Meerzijdig:** Vereist de wilsovereenstemming van twee of meer personen (bv. contracten). Meerzijdige contracten kunnen eenzijdig (verplichting voor één partij) of wederkerig (verplichtingen voor beide partijen) zijn [41](#page=41).
#### 2.7.2 Naar de invloed op subjectieve rechten
* **Constitutieve:** Vestigen nieuwe rechten [41](#page=41).
* **Uitdovende:** Doen bestaande rechten verdwijnen [41](#page=41).
* **Overdragende:** Dragen bestaande rechten over [41](#page=41).
* **Declaratieve:** Bevestigen iets dat geacht wordt altijd al te hebben bestaan [41](#page=41).
#### 2.7.3 Consensuele, vormelijke en zakelijke rechtshandelingen
* **Consensueel:** Enkel wilsovereenstemming nodig [41](#page=41).
* **Vormelijk:** Naleving van vormvereisten verplicht voor geldigheid [41](#page=41).
* **Zakelijk:** Overhandiging van een voorwerp noodzakelijk voor totstandkoming (bv. pandgeving, handgift) [41](#page=41).
#### 2.7.4 Toetreding tot juridische instellingen vs. open rechtshandelingen
* **Gesloten:** Wettelijke kaders bepalen rechtsgevolgen (bv. huwelijk) [41](#page=41).
* **Open:** Partijen hebben meer vrijheid (bv. overeenkomst) [42](#page=42).
* **Toetredingscontracten:** Eenzijdig opgesteld door één partij, onderhandelen onmogelijk (bv. treinticket) [42](#page=42).
#### 2.7.5 Naar invloed op het vermogen
Van minst ingrijpend naar meest ingrijpend: daden van bewaring, gebruik of genot, beheer, economisch beheer en beschikking. Daden van beschikking zijn het meest ingrijpend en vereisen vaak machtiging [42](#page=42).
### 2.8 Aansprakelijkheid
#### 2.8.1 Begrip en situering
Het aansprakelijkheidsrecht bepaalt wanneer schade vergoed moet worden, wie moet vergoeden en hoe de schade wordt vergoed. Het BW wordt gehercodeerd in Boek 6, dat de oude artikelen 1382-1386bis vervangt vanaf 1 januari 2025 [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 2.8.2 Soorten aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke vs. burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Strafrechtelijke aansprakelijkheid ontstaat bij overtreding van een norm met strafsanctie, ongeacht opzet of schade. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid verwijst naar de plicht tot herstel van toegebrachte schade [43](#page=43).
* **Contractuele vs. buitencontractuele aansprakelijkheid:** Contractuele aansprakelijkheid ontstaat bij wanprestatie, buitencontractuele bij andere schadeveroorzakende gedragingen. Vóór Boek 6 BW gold een samenloopverbod tussen beide, wat in Boek 6 is afgeschaft [43](#page=43) [44](#page=44).
* **Enkelvoudige vs. samengestelde aansprakelijkheid:** Enkelvoudige aansprakelijkheid betreft eigen daden, samengestelde aansprakelijkheid betreft andermans daden of zaken/dieren [44](#page=44).
* **Schuldaansprakelijkheid vs. objectieve aansprakelijkheid:** Schuldaansprakelijkheid vereist een fout, objectieve aansprakelijkheid is foutloos [45](#page=45).
#### 2.8.3 Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Schuldaansprakelijkheid (fout + toerekeningsvatbaarheid):** Vereist een fout (elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging), toerekeningsvatbaarheid en een causaal verband. Minderjarigen (<12 jaar) zijn nooit persoonlijk aansprakelijk [45](#page=45).
* **Objectieve aansprakelijkheid:** Schade moet worden vergoed ongeacht fout, vaak toegepast bij instellingen of gevaarlijke zaken/dieren. Dit omvat aansprakelijkheid voor dieren gevaarlijke zaken (instortend gebouw, gebrekkige zaken) minderjarigen (<16 jaar) aangestelden en rechtspersonen voor bestuursorganen [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 2.8.4 Oorzakelijk verband
Er moet een causaal verband bestaan tussen fout en schade [47](#page=47).
* **Equivalentieleer:** De schade zou niet zijn ontstaan zonder de fout (*conditio sine qua non*) [47](#page=47).
* **Adequate oorzaak:** Kijkt welke fout het meest heeft bijgedragen aan de schade [48](#page=48).
Boek 6 BW bevestigt de equivalentieleer als uitgangspunt, maar past correcties toe op basis van feitelijke en juridische causaliteit (billijkheidscorrectie) [48](#page=48).
#### 2.8.5 Samenloop van oorzaken (Pluraliteit van aansprakelijkheden)
* **Meerdere daders:** Bij dezelfde fout zijn ze hoofdelijk aansprakelijk; bij verschillende fouten zijn ze *in solidum* aansprakelijk [48](#page=48).
* **Fout van slachtoffer + fout van dader:** Schadeloosstelling wordt verminderd als de schadelijder (≥12 jaar) zelf een fout heeft begaan. Opzet van het slachtoffer leidt tot geen schadeloosstelling [49](#page=49).
* **Regresvorderingen:** Wie betaalt, kan terugvorderen van medeaansprakelijken, tenzij men opzettelijk de schade heeft veroorzaakt [49](#page=49).
#### 2.8.6 Schade
* **Oud BW:** Schade is elke aantasting van een feitelijk belang, bepaald door vergelijking met de hypothetische situatie zonder incident. Een rechtmatig belang, vaststelling van de schade en een persoonlijk karakter van de schade zijn vereist. Schade kan patrimoniaal (materieel) of extrapatrimoniaal (moreel) zijn [49](#page=49) [50](#page=50).
* **Boek 6 BW:** Schade is een aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang, met uitsluiting van schade uit illegale activiteiten. Vergoedbare schade omvat zekerheid van schade, patrimoniale en extrapatrimoniale schade. Schade bij terugslag, die iemand lijdt door aantasting van een ander met wie een nauwe band bestaat, is ook vergoedbaar [50](#page=50) [51](#page=51).
#### 2.8.7 Gevolgen van buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Verbintenis tot integrale schadeloosstelling:** Alle schade moet worden vergoed, zonder verrijking of verarming. Punitieve schadevergoeding is normaal niet toegestaan, tenzij de aansprakelijke opzettelijk handelt en winst haalt uit de inbreuk op persoonlijkheidsrechten [51](#page=51).
* **Doelstellingen:** Herstel van wat beschadigd is (patrimoniale schade) of toekenning van een billijke en passende vergoeding (extrapatrimoniale schade) [51](#page=51).
* **Wijzen van schadeloosstelling:** Herstel in natura, schadevergoeding in geld, of een combinatie hiervan [52](#page=52).
---
# Subjectieve rechten en duurzame ontwikkeling
Dit studiemateriaal behandelt subjectieve rechten, ingedeeld naar hun object, en de principes van duurzame ontwikkeling op verschillende beleidsniveaus.
## 3. Subjectieve rechten en duurzame ontwikkeling
Subjectieve rechten zijn juridisch erkende aanspraken en bevoegdheden die toebehoren aan rechtssubjecten en hen in staat stellen persoonlijke doelstellingen te realiseren. De uitoefening van deze rechten kan aan bepaalde beperkingen gebonden zijn, zoals het verbod op rechtsmisbruik, dat kan leiden tot het verlies van rechtsgevolgen of een schadevergoeding [54](#page=54).
### 3.1 Indeling van subjectieve rechten volgens het rechtsobject
Subjectieve rechten kunnen worden ingedeeld op basis van verschillende criteria, waaronder hun object.
#### 3.1.1 Politieke en burgerlijke rechten
* **Politieke rechten**: Deze rechten betreffen de verticale verhouding tussen de overheid en de burger, zoals het stemrecht en andere participatierechten in het staatsbestel [55](#page=55).
* **Burgerlijke rechten**: Deze rechten regelen de horizontale verhouding tussen burgers onderling en omvatten privaatrechtelijke relaties zoals contracten, eigendom en aansprakelijkheid [55](#page=55).
#### 3.1.2 Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten
* **Extrapatrimoniale rechten**: Deze rechten zijn niet op geld waardeerbaar en vallen buiten het vermogen van een persoon. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijkheidsrechten en familierechten. Ze zijn onvervreemdbaar [55](#page=55) [61](#page=61).
* **Patrimoniale rechten**: Deze rechten hebben betrekking op het vermogen van een persoon, dat juridisch wordt gedefinieerd als de juridische algemeenheid van alle huidige en toekomstige goederen en verbintenissen, zowel actief (goederen, vorderingen) als passief (schulden) [56](#page=56).
#### 3.1.3 Voorwerpen van patrimoniale rechten
Patrimoniale rechten hebben betrekking op goederen, gedefinieerd als alles wat vatbaar is voor toe-eigening, inclusief vermogensrechten. Dieren en personen worden over het algemeen niet als voorwerp van rechten beschouwd. Er zijn twee soorten voorwerpen [56](#page=56):
1. **Lichamelijke voorwerpen**: Deze zijn zintuiglijk waarneembaar en meetbaar. Sommige zijn niet toe-eigenbaar (res communes, zoals lucht en oceaanwater). Andere zijn wel toe-eigenbaar (res nullius, zoals wild of opgepompt grondwater) [56](#page=56).
2. **Onlichamelijke voorwerpen**: Dit zijn rechten zonder stoffelijk bestaan die op geld waardeerbaar zijn. Deze omvatten zakelijke rechten, vorderingsrechten en intellectuele rechten [56](#page=56).
##### 3.1.3.1 Zakelijke rechten
Zakelijke rechten geven de titularis onmiddellijke heerschappij over een goed of geheel van goederen, zonder tussenkomst van een ander persoon. Het *numerus clausus*-beginsel stelt dat alleen de wetgever zakelijke rechten kan creëren [57](#page=57).
* **Eigendomsrecht**: Het meest omvattende zakelijke recht, dat de titularis het recht geeft op bewaring, gebruik, genot, beheer en beschikking, binnen wettelijke beperkingen [57](#page=57).
* **Verschil met bezit en detentie**: Bezit en detentie zijn feitelijke toestanden, geen zakelijke rechten [57](#page=57).
* **Bezit**: De feitelijke uitoefening van een recht alsof men eigenaar is, bestaande uit een materieel en intentioneel bestanddeel. Het heeft een bewijs-, beschermings- en verkrijgende functie (verkrijgende verjaring) [57](#page=57).
* **Detentie**: Enkel het materiële bestanddeel van bezit; het feitelijk in bezit hebben van een goed zonder de intentie om eigenaar te worden, op basis van een titel (rechtshandeling, wettelijke titel of rechterlijke titel) [57](#page=57).
* **Mede-eigendom**: Meerdere personen zijn eigenaar van hetzelfde goed zonder exclusief recht op een bepaald deel. Er zijn drie vormen: toevallig, vrijwillig en gedwongen. Mandeligheid is een specifieke vorm van mede-eigendom [58](#page=58).
* **Zakelijke gebruiksrechten**:
* **Vruchtgebruik**: Tijdelijk recht op gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting het goed terug te geven [58](#page=58).
* **Erfdienstbaarheid**: Een last op een onroerend goed ten gunste van een ander onroerend goed. Dit kan wettelijk of door menselijke handeling ontstaan [58](#page=58).
* **Erfpacht**: Vol gebruik en genot van andermans onroerend goed, voor een duur van 15 tot 99 jaar [59](#page=59).
* **Opstalrecht**: Eigendom van bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond, tijdelijk of voor een deel [59](#page=59).
* **Zakelijke zekerheden**: Een goed dat dient als waarborg voor de terugbetaling van een schuld, waarbij de schuldeiser voorrang heeft bij betaling. Wettelijke basis hiervoor zijn de hypotheekwet en de pandwet [59](#page=59).
* **Voorrecht**: Een wettelijk toegekend recht dat voorrang geeft boven andere schuldeisers [60](#page=60).
* **Hypotheek**: Recht op een onroerend goed als zekerheid, zonder overdracht [60](#page=60).
* **Pandrecht**: Recht om bij voorrang uit een goed betaald te worden, voor roerende goederen [60](#page=60).
* **Eigendomsvoorbehoud**: Eigendom blijft bij de verkoper tot volledige betaling van roerende goederen [60](#page=60).
* **Retentierecht**: Recht om teruggave van een goed op te schorten totdat de schuld is voldaan [60](#page=60).
##### 3.1.3.2 Vorderingsrechten
Vorderingsrechten geven een recht op een prestatie van een andere persoon. Deze prestaties kunnen bestaan uit doen, laten (niet-doen) of geven (overdracht van een zakelijk recht) [60](#page=60).
##### 3.1.3.3 Intellectuele rechten
Intellectuele rechten geven een tijdelijk en exclusief recht om een creatie van de menselijke geest te exploiteren, zonder dat derden deze zonder toestemming mogen gebruiken. Belangrijke soorten zijn auteursrecht, octrooi, merken, kwekersrechten, bescherming van chips, computerprogramma's en databanken [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.1.4 Onderscheid tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten
Het belangrijkste verschil ligt in het voorwerp van het recht: zakelijke rechten geven directe heerschappij over een goed, terwijl vorderingsrechten een prestatie van een persoon beogen. Beide rechten zijn echter tegenwerpelijk aan derden, die de uitoefening ervan niet mogen verhinderen. Meteen medeplichtigheid aan contractbreuk is een fout [61](#page=61).
#### 3.1.5 Persoonlijkheidsrechten en familierechten (Extrapatrimoniale rechten)
* **Persoonlijkheidsrechten**: Betreffen de fysieke, psychische en morele integriteit, het recht op naam, afbeelding en privacy [61](#page=61).
* **Familierechten**: Omvatten het recht op huwelijk, scheiding, wettelijke samenwoning en afstammingsvorderingen. Deze rechten zijn vaak onvervreemdbaar en raken de openbare orde [62](#page=62).
### 3.2 Duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling betekent het vervullen van de behoeften van de huidige generatie zonder de kansen van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit vereist rekening houden met de grenzen van onze leefomgeving [62](#page=62).
#### 3.2.1 Internationaal kader
Internationale conferenties zoals die van Rio Johannesburg en Rio+20 hebben principes en actieplannen voor duurzame ontwikkeling geformuleerd. De resolutie 70/1 introduceerde de 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) met 169 subdoelen, gebaseerd op vijf pijlers: people, planet, prosperity, peace en partnership. De overkoepelende doelen zijn onder meer de uitroeiing van armoede, duurzame consumptie- en productiepatronen, en het beschermen en beheren van natuurlijke hulpbronnen. Twee sleutelconcepten zijn 'behoeften' van huidige en toekomstige generaties en 'grenzen' die de huidige generatie niet mag overschrijden [62](#page=62) [63](#page=63).
#### 3.2.2 Federaal juridisch kader
Artikel 7bis van de Grondwet stelt dat de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten bij de uitoefening van hun bevoegdheden de doelstellingen van duurzame ontwikkeling nastreven. Dit geldt ook voor provincies en gemeenten. Er zijn zowel negatieve verplichtingen (geen strijdige beslissingen nemen) als positieve verplichtingen (actief bevorderen) [63](#page=63).
* **Federale beleidsvisie**: Vastegelegd in de wet van 5 mei 1997 en het koninklijk besluit van 18 juli 2013, met 55 langetermijndoelstellingen verdeeld over vier domeinen [64](#page=64).
* **Indicatoren voor duurzame ontwikkeling**: Deze informeren over de vooruitgang richting de VN-doelstellingen en worden gerapporteerd door de overheid [64](#page=64).
* **Actoren op federaal niveau**: Het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO), de Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO), het Federaal Planbureau, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) en cellen Duurzame Ontwikkeling binnen elke FOD (#page=64, 65) [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Federale plannen en rapporten**: Plannen verschijnen cyclisch en worden voorbereid door de ICDO, voorgesteld aan het publiek, geadviseerd door de FRDO en goedgekeurd door de regering. Jaarlijks moeten beleidsnota's een hoofdstuk bevatten over de impact op duurzame ontwikkeling. Rapporten evalueren de huidige situatie en schetsen toekomstverkenningen op basis van indicatoren [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Regelgevingsimpactanalyse (RIA)**: Beoordeelt de mogelijke gevolgen van regelgeving op economie, leefmilieu, sociale aspecten of overheidsdiensten, met als doel de effecten op duurzame ontwikkeling vooraf te onderzoeken [66](#page=66).
#### 3.2.3 Vlaams juridisch kader
Het decreet van 18 juli 2008 ter bevordering van duurzame ontwikkeling is de wettelijke basis. Het Vlaamse beleid is inclusief, gecoördineerd en participatief. De strategie is vastgelegd in "Visie 2050 – een langetermijnstrategie voor Vlaanderen" [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 3.2.4 Organisaties en burgers procederen voor het klimaat
* **Urgenda (Nederland)**: Een zaak waarin de Nederlandse staat werd veroordeeld tot het verminderen van broeikasgasemissies [67](#page=67).
* **Klimaatzaak (België)**: Een vordering ingesteld door burgers en een VZW tegen de Belgische overheden met als doel verdere emissiereducties en nuluitstoot tegen 2050. Dit leidde tot veroordelingen van de overheden voor schending van EVRM-artikelen en het oud Burgerlijk Wetboek [67](#page=67).
#### 3.2.5 Duurzaamheid aan de UGent en in de rechtenopleiding
Duurzame ontwikkeling is een rode draad in alle opleidingen aan de UGent en wordt geïntegreerd in de basis- en specialisatieleerlijnen van de rechtenopleiding. Het recht speelt een rol in het consolideren, codificeren, verduidelijken en implementeren van duurzaamheidsbegrippen. Verschillende SDG’s worden gekoppeld aan specifieke rechtsdomeinen en ethische/sociologische aspecten [67](#page=67) [68](#page=68).
---
# Professionele actoren en burgerlijk procesrecht
Dit onderwerp behandelt de diverse juridische professionals binnen het rechtssysteem en de fundamentele principes en fasen van het burgerlijk procesrecht.
### 4.1 Professionele actoren in het recht
Het juridische landschap kent verschillende professionele actoren, elk met hun specifieke rol, status en toegangswegen.
#### 4.1.1 De magistraat
De magistraat is verantwoordelijk voor het beslechten van geschillen over burgerlijke en politieke rechten en heeft een verzoeningsopdracht. Rechters oefenen de rechterlijke macht uit namens de natie en worden voor het leven benoemd door de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ), wat hun onafhankelijkheid garandeert. Naast rechters bestaat ook het parket, dat de samenleving vertegenwoordigt en in zowel straf- als burgerlijke zaken advies kan geven [69](#page=69) [70](#page=70).
De toegang tot het magistratuur beroep is selectief en beoogt maximale kwaliteit. Dit gebeurt via verschillende wegen:
* **Gerechtelijke stage**: Vereist een vergelijkend examen georganiseerd door de HRJ dat zowel juridische als psychosociale competenties test. Na minimaal 2 jaar juridische ervaring volgt een stage van 2 jaar, georganiseerd door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) [70](#page=70).
* **Magistraat in opleiding**: Kandidaten die geslaagd zijn voor examen en stage kunnen zich postuleren voor vacante plaatsen en worden na fiat van de HRJ door de Koning benoemd [70](#page=70).
* **Kandidaat-magistraat**: Indien na 24 maanden geen benoeming volgt, kunnen zij een statuut krijgen als referendaris of parketjurist [70](#page=70).
Daarnaast is er een **examen beroepsbekwaamheid** voor kandidaten met minstens 4 jaar juridische ervaring. Een **mondelinge evaluatie-examen** is er voor kandidaten met minstens 15 jaar balie-ervaring of 15 jaar advocatuur gecombineerd met 5 jaar juridische ervaring [70](#page=70).
#### 4.1.2 Het gerechtspersoneel
Het gerechtspersoneel ondersteunt de magistraten en zorgt voor de efficiënte werking van de rechtbanken.
* **De griffier**: Bijstaat de rechter bij al zijn ambtsverrichtingen, houdt statistieken bij, beheert de boekhouding van de griffie, regelt vormelijke aspecten van uitspraken en informeert partijen over termijnen en rechtsmiddelen. Elke rechtbank moet een griffier hebben; zonder deze kan een zaak niet behandeld worden. Er zijn verschillende niveaus, van universitair tot hogeschoolniveau, met examens via SELOR [71](#page=71).
* **De referendaris**: Werkt bij hoven en rechtbanken (niet bij de vredegerechten) en verleent juridische bijstand aan de zittende magistratuur. Zij voeren zelf juridisch werk uit en hebben een niveau A, met examens via SELOR of een vergelijkend examen bij hogere hoven [71](#page=71).
* **De parketjurist**: Vergelijkbaar met de referendaris, maar werkt bij het openbaar ministerie (OM) en is geïntegreerd in de hiërarchische structuur van het parket [71](#page=71).
#### 4.1.3 De advocaat
De advocaat adviseert, bijstaat en pleit voor procespartijen. Zij zijn partijdig, tenzij als advocaat-bemiddelaar. Advocaten hebben een pleitmonopolie en een mandaat *ad litem*. Het is een vrij beroep, onderworpen aan deontologie, met een stage van 3 jaar. Het honorarium wordt door de cliënt betaald, met een verbod op *pactum de quota litis* (volledig afhankelijke betaling van de uitkomst). Advocaten zijn verbonden aan een balie en allen verenigd in de Orde van Vlaamse Balies (OVB). De toegang vereist een master in de rechten, een stage van 3 jaar en een bekwaamheidsexamen (BUBA). Advocaten bij het Hof van Cassatie hebben een speciale, beperkte categorie met een jarenlange opleiding en moeilijk examen [72](#page=72).
#### 4.1.4 De gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder is een ministerieel ambtenaar, benoemd door de Koning, gekoppeld aan een territorium. Hun taken omvatten het opstellen en betekenen van exploten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken. Tarieven en kosten zijn wettelijk vastgelegd. Gerechtsdeurwaarders zijn persoonlijk professioneel verantwoordelijk en verzekerd voor minstens 5 miljoen euro. Toegang vereist een vergelijkend examen en een stage van 5 jaar [72](#page=72) [73](#page=73).
#### 4.1.5 De notaris
De notaris verlijdt authentieke akten en treedt op als neutrale adviseur voor alle betrokken partijen. Zij hebben een hybride statuut: openbaar ambtenaar met wettelijk bepaald ereloon, maar vrij beroep met eigen personeelsbeleid. Toegang vereist een master in de rechten, een *manama* notariaat, een stage van 3 jaar en een vergelijkend examen georganiseerd door FEDNOT. Het aantal standplaatsen is beperkt [73](#page=73).
#### 4.1.6 Overige juridische professionals
* **Bedrijfsjurist**: Begeleidt een onderneming juridisch. De titel is beschermd en enkel voor leden van het Instituut voor Bedrijfsjuristen [74](#page=74).
* **Overheidsjurist**: In dienst van de overheid, met een takenpakket afhankelijk van de werkomgeving [74](#page=74).
* **Jurist in academia**: Verbonden aan een rechtsfaculteit, met impact via publicaties, adviezen en deelname aan hercodificaties [74](#page=74).
### 4.2 Kennismaking met het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht regelt de procedures voor burgerlijke zaken, met als doel het afdwingen van schadevergoeding, contractuele naleving en andere civiele rechten. De basisprincipes van behoorlijke procesvoering en de organisatie van rechtscolleges vormen de kern hiervan [75](#page=75).
#### 4.2.1 Alternatieven voor de overheidsrechter
Niet elk geschil moet voor de overheidsrechter komen; buitengerechtelijke trajecten kunnen efficiënter zijn. Deze omvatten [76](#page=76):
* **Minnelijke schikking/verzoening**: Kan verplicht of facultatief zijn, waarbij de rechter partijen tracht te verzoenen zonder een beslissing op te leggen [77](#page=77).
* **Arbitrage**: Partijen kiezen zelf de procedureregels; de uitspraak is pas afdwingbaar na *exequatur* door de overheidsrechter [77](#page=77).
* **Bemiddeling**: Een neutrale derde helpt partijen tot een oplossing te komen, maar kan niet beslissen [77](#page=77).
* **Collaboratieve onderhandelingen**: Partijen en advocaten werken samen tot een oplossing; indien mislukt, gaat de zaak naar de rechtbank [77](#page=77).
#### 4.2.2 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht omvat de gewone hoven en rechtbanken (organieke betekenis) en de functie van rechtspreken (functionele betekenis). Dit omvat zowel gewone als bijzondere rechtscolleges, zoals het Grondwettelijk Hof en administratieve rechtscolleges. De toenemende internationalisering en globalisering leiden tot een meergelaagde rechtsorde met invloed van supranationale rechtscolleges [78](#page=78).
#### 4.2.3 Bronnen van burgerlijk procesrecht
De bronnen van het burgerlijk procesrecht zijn divers:
* **Grondwet**: Legt de basis van de rechterlijke macht, de scheiding der machten en waarborgen zoals de motiveringsplicht en functionele onafhankelijkheid van de rechter vast. De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) speelt een cruciale rol in de selectie van magistraten en het opvolgen van hoven en rechtbanken [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.)**: Wet van 10 oktober 1967, met als doel een minder omslachtige, snellere en minder kostbare rechtspleging. Het bestrijden van de gerechtelijke achterstand is een prioriteit, met maatregelen zoals een actievere rol voor de rechter, hervormingen in de gerechtelijke organisatie en zelfstandig beheer van hoven en rechtbanken [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Bijzondere wetgeving**: Afwijkende procedureregels in specifieke wetboeken of wetten kunnen leiden tot verkokering van het procesrecht [81](#page=81).
* **Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering**: Vastgelegd in onder andere art. 6 EVRM, deze beginselen garanderen effectieve en eerlijke rechtsbescherming [81](#page=81).
#### 4.2.4 Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering
Deze beginselen waarborgen een eerlijk en effectief proces:
* **Recht van toegang tot de rechter**: Iedere eis moet aan een bevoegde rechter voorgelegd kunnen worden. Eigenrichting en rechtsweigering zijn verboden. Dit omvat ook de plicht van de overheid om obstakels weg te werken, zoals juridische bijstand [81](#page=81).
* **Hoor- en wederhoor (Rechten van de verdediging)**: Alles wat de rechterlijke uitspraak kan beïnvloeden, moet bespreekbaar zijn in het debat, met de mogelijkheid tot reactie en tegenspraak. Het principe van wapengelijkheid compenseert de ongelijkhden tussen partijen [82](#page=82).
* **Onpartijdigheid van de rechter**: De rechter mag geen persoonlijk voordeel hebben bij zijn uitspraak. Zowel werkelijke als schijnbare onpartijdigheid moeten gewaarborgd zijn ("Justice must not only be done, it must also be seen to be done."). Dit vereist een onbevangen en onbevooroordeelde houding, zowel subjectief (persoonlijk gedrag) als objectief (organisatie van de rechterlijke macht) [82](#page=82).
* **Onafhankelijkheid van de rechter**: De rechter oordeelt volgens zijn geweten, zonder inmenging van politieke of externe invloeden. Dit wordt gewaarborgd door objectieve toegang, benoeming, vaste benoeming, onverenigbaarheden, een wettelijk vastgestelde wedde en mechanismen zoals verschoning en wraking [83](#page=83).
* **Motivering van de uitspraak**: De rechter moet duidelijk uitleggen hoe hij tot zijn beslissing is gekomen. Dit vermijdt willekeur, biedt inzicht in de gedachtegang van de rechter, draagt bij aan rechtsvorming en dient het algemeen belang [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Redelijke termijn**: "Justice delayed is justice denied" – het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn. De beoordeling gebeurt in concreto, rekening houdend met de volledigheid van de procedure [84](#page=84).
* **Beschikkingsbeginsel – Partijautonomie**: Partijen bepalen zelf of, tegen wie en waarover zij procederen. De rechter is gebonden aan de grenzen die partijen stellen [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 4.2.5 Organisatie en bevoegdheid van de internrechtelijke rechtscolleges
De gerechtelijke organisatie kent een hiërarchische structuur (verticale lijnen) en specifieke rechtscolleges buiten deze lijnen (bv. Grondwettelijk Hof). De hervorming van het gerechtelijk landschap beoogt schaalvergroting, mobiliteit van magistraten en zelfstandig beheer [90](#page=90) [91](#page=91).
De **rechtscolleges van de rechterlijke macht** omvatten:
* **Vredegerecht**: Behandelt geschillen onder een bepaalde waarde (< EUR 5000) en specifieke zaken zoals huurgeschillen en onroerende goederen [94](#page=94).
* **Politierechtbank**: Behandelt voornamelijk schade uit verkeers- of treinongevallen en hoger beroep tegen administratieve sancties [95](#page=95).
* **Rechtbank van eerste aanleg**: Behandelt zaken die niet onder de bevoegdheid van lagere rechtbanken vallen, waaronder burgerlijke, familie- en jeugdrechtbanken en correctionele rechtbanken [95](#page=95) [96](#page=96).
* **Arbeidsrechtbank**: Bevoegd voor arbeids- en socialezekerheidsrecht [98](#page=98).
* **Ondernemingsrechtbank**: Behandelt geschillen tussen ondernemingen en specifieke zaken zoals vennootschapsrecht [98](#page=98).
* **Arrondissementsrechtbank**: Lost bevoegdheidsconflicten op [100](#page=100).
* **Hof van beroep**: Behandelt hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en ondernemingsrechtbank .
* **Arbeidshof**: Behandelt hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank .
* **Hof van Cassatie**: Toetst de correcte toepassing van de wet en zorgt voor eenheid van rechtspraak .
Het **Openbaar Ministerie (OM)** vertegenwoordigt de uitvoerende macht en waakt over de juiste toepassing van de (straf)wet. Het OM speelt een rol in burgerlijke zaken door middel van advies, het instellen van rechtsvorderingen en ambtshalve vorderingen .
#### 4.2.6 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen stellen partijen in staat rechterlijke beslissingen aan te vechten.
* **Verzet**: Een rechtsmiddel door de versteklatende partij tegen een verstekvonnis, waardoor de zaak opnieuw behandeld wordt door dezelfde rechtbank. Slechts één keer verzet is mogelijk .
* **Hoger beroep**: Een rechtsmiddel waarmee een partij een nieuwe beslissing in dezelfde zaak kan verkrijgen bij een hogere rechter. Dit is mogelijk tegen elke gerechtelijke beslissing in eerste aanleg, met bepaalde beperkingen en aanleggrenzen .
#### 4.2.7 Gedwongen tenuitvoerlegging
Dit betreft de procedure om een rechterlijke beslissing af te dwingen.
* **Rechtsherstel**: De rechter is gebonden aan de vordering van de partijen .
* **Uitvoering in natura**: De rechterlijke prestatie wordt rechtstreeks uitgevoerd door de schuldenaar, indien mogelijk .
* **Dwanguitvoering bij equivalent**: Het vermogen van de schuldenaar wordt aangesproken via beslag en gedwongen verkoop .
* **Dwangsom**: Een aanvullende veroordeling tot betaling van een geldsom bij niet-nakoming van de hoofdveroordeling .
* **Verhaalsexecutie**: Beslag leggen op het vermogen van de schuldenaar en dit uitwinnen ten voordele van de schuldeiser. Dit vereist een uitvoerbare titel en verloopt via strikt wettelijke procedures .
#### 4.2.8 De fasen van een burgerlijk geding
Een burgerlijke procedure doorloopt verschillende fasen:
1. **Voorbereiding en inleiding van het geding**: Dit gebeurt standaard via een **dagvaardingsexploot** (door gerechtsdeurwaarder). Alternatieven zijn het **verzoekschrift op tegenspraak** (via de griffie) en **vrijwillige verschijning via gezamenlijk verzoekschrift**. Na inleiding wordt de zaak ingeschreven op de rol en wordt een dossier geopend .
2. **Inleidende zitting**: Het eerste contact met de rechter, gericht op organisatie en verificatie. Partijen kunnen in persoon, bij advocaat of via volmacht verschijnen. Bij afwezigheid van een partij kan verstek worden uitgesproken .
3. **In staat stellen van de zaak**: De kernfase van schriftelijke behandeling, uitwisseling van bewijzen en argumenten. Dit kan **minnelijk** (partijen regelen kalender), **rechterlijk** (rechter stelt termijnen vast) of **vrij** (geen kalender nodig) .
4. **Rechtsdag (pleitszitting)**: Mondelinge toelichting van de zaak, hoewel de procedure voornamelijk schriftelijk is. Bewijsstukken moeten vooraf worden neergelegd .
5. **Beraad en uitspraak**: Na sluiten van het debat volgt het advies van het OM (indien vereist) het beraad van de rechter en de uitspraak (vonnis, arrest of beschikking). De uitspraak kan een eindbeslissing of een tussenvonnis zijn .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van rechtsregels dat in een bepaalde samenleving en op een bepaald moment geldt. Dit omvat alle bindende normen die het gedrag van personen reguleren. |
| Subjectief recht | Een recht dat een individu of rechtspersoon heeft, omdat het recht dit erkent en beschermt. Het is een concrete aanspraak die men kan doen gelden tegenover anderen of op zaken. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen regelt tussen de overheid en burgers, of tussen verschillende overheden onderling. Het bepaalt de structuur en werking van de staat. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt. Het omvat onder meer verbintenissenrecht, goederenrecht en familierecht. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen koppelt, ongeacht de wil van de persoon die het feit meemaakt. Voorbeelden zijn geboorte of het overtreden van een verkeersregel. |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die tot doel heeft rechtsgevolgen te creëren en die door het recht wordt erkend. Dit is een bewuste handeling met juridische intentie. |
| Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid) | De bevoegdheid om drager te zijn van rechten en plichten. Deze bekwaamheid ontstaat bij de levende en levensvatbare geboorte. |
| Handelingsbekwaamheid | De bevoegdheid om zelfstandig rechten en plichten uit te oefenen en rechtshandelingen te stellen. Dit is een actieve component van juridische bekwaamheid. |
| Nietigheid | De sanctie die wordt opgelegd wanneer een rechtshandeling niet voldoet aan de wettelijke geldigheidsvereisten. Een nietige rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan. |
| Relatieve nietigheid | Een vorm van nietigheid die enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij wiens belang door de wet wordt beschermd. Dit is het geval bij schending van louter dwingend recht. |
| Absolute nietigheid | Een vorm van nietigheid die door elke belanghebbende of ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen. Dit is van toepassing bij schending van regels van openbare orde of goede zeden. |
| Vertegenwoordiging | Een juridisch concept waarbij een persoon (de vertegenwoordiger) namens een ander (de vertegenwoordigde) rechtshandelingen verricht, waardoor de rechtsgevolgen de vertegenwoordigde binden. |
| Buitencontractuele aansprakelijkheid | De plicht om schade te vergoeden die is ontstaan door een gedraging die geen verband houdt met een contractuele wanprestatie. Dit is gebaseerd op fouten of risicoaansprakelijkheid. |
| Equivalentieleer | Een principe binnen het causaal verband, waarbij een gedraging als oorzaak van de schade wordt beschouwd als de schade niet zou zijn ontstaan zonder die gedraging (conditio sine qua non). |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een subjectief recht op een manier die kennelijk de grenzen overschrijdt van wat een redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden zou doen, met als doel schade toe te brengen aan anderen. |
| Subjectief recht | Een individueel recht dat toebehoort aan een rechtssubject en dat kan worden uitgeoefend ten opzichte van anderen of op goederen. |
| Patrimoniale rechten | Rechten die deel uitmaken van het vermogen van een persoon en die een economische waarde hebben. Dit omvat zowel zakelijke als vorderingsrechten. |
| Extrapatrimoniale rechten | Rechten die niet op geld waardeerbaar zijn en buiten het vermogen vallen, zoals persoonlijkheidsrechten en familierechten. |
| Zakelijk recht | Een recht dat onmiddellijke heerschappij geeft over een goed, zonder tussenkomst van een ander rechtssubject. Het is een recht op een zaak. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een ander rechtssubject, zoals het doen, laten of geven van iets. |
| Procesrecht | Het geheel van regels dat de procedure regelt voor het handhaven, afdwingen of beschermen van subjectieve rechten via de rechtbank. |
| Dagvaarding | De officiële oproeping van een persoon om voor de rechtbank te verschijnen, meestal uitgevoerd door een gerechtsdeurwaarder, met vermelding van het voorwerp en de middelen van de vordering. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat de partij die bij verstek is veroordeeld, de mogelijkheid biedt om de zaak opnieuw te laten behandelen door dezelfde rechtbank. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel waarmee een partij een uitspraak van een lagere rechter kan laten toetsen door een hogere rechter, met het oog op een herbeoordeling van de zaak. |
| Tenuitvoerlegging | Het proces waarbij een rechterlijke uitspraak daadwerkelijk wordt uitgevoerd, eventueel met dwangmiddelen, om de schuldeiser te vergoeden of een verbintenis na te komen. |
| Verhaalexecutie | Een vorm van tenuitvoerlegging waarbij beslag wordt gelegd op het vermogen van de schuldenaar, waarna dit vermogen wordt uitgewonnen ten gunste van de schuldeisers. |
| Rechtsmiddel | Een wettelijk voorzien middel waarmee een partij een rechterlijke beslissing kan aanvechten en trachten te laten vernietigen of hervormen. |