Cover
Jetzt kostenlos starten Hfst 8.pdf
Summary
# De rechtspraak als bron van recht
Dit onderwerp onderzoekt de rol van rechtspraak binnen het rechtssysteem, inclusief de aard ervan als rechtsbron, de verschillende nationale en internationale rechtscolleges en hun bevoegdheden [2](#page=2).
### 1.1 Begrip rechtspraak
#### 1.1.1 Rechtspraak: rechtstoepassing of rechtsvorming
Rechtspraak omvat de juridische beslissingen die door rechters worden genomen als reactie op een geschil. Dit proces kan worden gezien als zowel rechtstoepassing als rechtsvorming [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Geding:** Verwijst naar de procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter, alsook het procesrechtelijk gedrag, dat wil zeggen de opeenvolging van proceshandelingen om een geschil op te lossen [4](#page=4).
* **Rechterlijke beslissing:** Een rechtshandeling waarbij de rechter de rechten van twistende partijen vaststelt. Dit kan een vonnis (rechtbanken), arrest (hoven en raden) of beschikking (beslissingen voorafgaand aan het definitieve oordeel, zoals bij procedurele zaken of kort geding) zijn [4](#page=4).
##### 1.1.1.1 Rechtstoepassing
Rechtstoepassing omvat het toepassen van rechtsregels op specifieke feiten. Dit denkproces volgt doorgaans de volgende stappen:
1. Vaststelling van de feiten.
2. Vaststelling van de toepasselijke rechtsregel.
3. Toepassing van de rechtsregel op de vastgestelde feiten [5](#page=5).
Dit proces kan worden geschematiseerd met behulp van een syllogisme, een deductieve redenering:
* **Maior-premisse/universele premisse:** Een algemene rechtsregel (bv. "Ieder die een diefstal pleegt wordt gestraft met een gevangenisstraf.") [5](#page=5).
* **Minor-premisse/particuliere premisse:** Een specifieke feitelijke situatie die onder de algemene regel valt (bv. "Danny Ocean heeft een diefstal gepleegd.") [5](#page=5).
* **Conclusie:** Een formeel logisch geldende uitkomst (bv. "Danny Ocean wordt gestraft met een gevangenisstraf.") [5](#page=5).
De visie van rechtstoepassing paste binnen de 18e en 19e-eeuwse opvatting van de strikte scheiding der machten, waarbij de wetgevende macht exclusief het recht vormde. Dit legisme hield in dat rechters enkel bestaande wetsteksten dienden toe te passen. Echter, door de maatschappelijke ontwikkeling ontstonden er situaties die buiten de letter van de wet vielen, wat leidde tot een erkenning van de rol van gewoonte, geleerden en rechters [6](#page=6).
##### 1.1.1.2 Rechtsvorming
In de praktijk vormt de rechter wel degelijk het recht, met name bij:
* **Feitenvaststelling (de minor-premisse):** De rechter selecteert de juridisch relevante feiten, mede bepaald door bewijsregels (geschrift, getuigenissen, vermoedens). Dit proces veronderstelt al een vooropgezette juridische kwalificatie gebaseerd op de toe te passen regel [8](#page=8).
* **Vaststelling van de toepasselijke rechtsregel (de maior-premisse):** Dit gebeurt wanneer:
* De rechtsregel voor meerdere interpretaties vatbaar is [9](#page=9).
* De rechtsregel een open norm bevat [20](#page=20) [9](#page=9).
* De regelgeving een leemte of antinomie (tegenstrijdigheid) bevat [21](#page=21) [9](#page=9).
###### 1.1.1.2.1 Interpretatie
Elke wet vereist interpretatie, aangezien de letterlijke betekenis van woorden vaak onvoldoende is om de intentie en toepassing ervan in diverse situaties te omvatten [10](#page=10).
* **Interpretatio cessat in claris:** De doctrine dat een duidelijke wettekst geen verdere interpretatie behoeft. Dit gaat uit van een prima facie betekenis, maar houdt geen rekening met de meervoudigheid van taalgebruik zoals uiteengezet door Wittgenstein. Niettemin kan het dienen als pragmatische regel om de bedoeling van de wetgever niet tegen de klare tekst in te roepen, ter wille van kenbaarheid en rechtszekerheid [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Verschillende interpretatiemethoden:** Er is geen unieke, bindende interpretatiemethode. Partijen trachten de rechter te overtuigen van hun gewenste interpretatie [13](#page=13).
* **Grammaticale interpretatie:** Gebaseerd op de gebruikelijke betekenis van woorden en zinsconstructies, tenzij de wetgever anders bepaalt. Vaak terug te vinden in de beginartikelen van wetten voor begripsverduidelijking [14](#page=14).
* **Wetshistorische interpretatie:** Onderzoekt de intentie van de historische wetgever aan de hand van parlementaire voorbereidingen (bv. memorie van toelichting). Problemen hierbij zijn de identiteit van de "unieke" wetgever, het interpreteren van verouderde taal en de irrelevantie van historische bedoelingen bij veranderde omstandigheden [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Teleologische methode:** Interpreteert de wet in functie van het doel (telos) van de wetgever, met inachtneming van hedendaagse opvattingen en ontwikkelingen. Dit kan leiden tot evolutieve interpretaties, maar kan de rechtszekerheid in het gedrang brengen [17](#page=17).
* **Systematische methode:** Plaats de wettekst binnen het geheel van het rechtssysteem, waarbij rechtsbegrippen in dezelfde rechtstak op consistente wijze worden gehanteerd. Uitzonderingen worden restrictief geïnterpreteerd [18](#page=18).
* **Analogie:** Een algemeen beginsel wordt toegepast op een geval dat niet expliciet in de wettekst is voorzien, maar er essentiële gelijkenissen mee vertoont. Dit is bijzonder geschikt om leemten in het recht op te vullen [19](#page=19).
###### 1.1.1.2.2 Open normen
Open normen verlenen de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid om het recht te laten aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen. Voorbeelden zijn "onherstelbare ontwrichting van het huwelijk" als echtscheidingsgrond of de algemene zorgvuldigheidsnorm in het foutbegrip (art. 1382 oud BW). De rechter moet hierbij streven naar rechtvaardigheid in de ogen van de meerderheid van de rechtsonderhorigen [20](#page=20).
###### 1.1.1.2.3 Leemten en antinomieën
Wetten kunnen hiaten of tegenstrijdigheden bevatten. In het Franse recht was er vroeger het "référé législatif", waarbij de rechter de wetgever om opheldering moest vragen. Na de Code Napoléon moest de rechter rechtspreken. Artikel 5 Ger.W. verbiedt rechtsweigering onder welk voorwendsel dan ook, inclusief stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. Een rechter die weigert recht te spreken, kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld [21](#page=21).
#### 1.1.2 De autonomie van de rechter
De autonomie van de rechter is een cruciaal aspect van de rechtspraak als rechtsbron.
* **Relatieve autonomie:** Rechterlijke beslissingen hebben een zelfstandige betekenis, vooral bij interpreteerbare normen, open normen, antinomieën en leemten. Rechtspraak is wellicht de belangrijkste rechtsbron, omdat het geldende recht niet puur uit wetgeving kan worden gekend; de wet is potentieel, de uitspraak is de verwerkelijking. Deze autonomie is echter relatief, omdat deze in lijn moet blijven met de wet. De wetgever kan corrigerend optreden door wetten te wijzigen of interpretatieve wetten uit te vaardigen [23](#page=23).
* **Gemaskeerde autonomie:** Rechters proberen zo veel mogelijk wettelijke argumenten te gebruiken om hun beslissingen te onderbouwen, wat de legitimiteit ervan vergroot. Echter, de werkelijke redenen voor een bepaalde interpretatie kunnen gemaskeerd blijven door beknopte motiveringen. Traditioneel wordt rechtspraak als declaratoir beschouwd, die het bestaande recht verklaart, en niet als constitutief, die het recht creëert [24](#page=24).
* **Gevaarlijke autonomie:** Het gebruik van open normen vereist een afweging van waarden en normen, wat leidt tot beleidsmatige overwegingen door de rechter. Dit kan politieke gevolgen hebben, terwijl de rechter niet over democratische legitimiteit beschikt. Dit brengt het gevaar van een "gouvernement des juges" (heerschappij van rechters) met zich mee. Ronald Dworkin’s "chain novel"-analogie stelt dat interpretatie en creatie samengaan, gebaseerd op "fit and justify" en "principles". De wetgever kan de wetgeving aanpassen, maar dit is complexer bij interpretatie van de Grondwet of internationale verdragen [25](#page=25) [26](#page=26).
### 1.2 De rechtspraak als bron van recht
Rechtspraak speelt een fundamentele rol als rechtsbron in het Belgische rechtssysteem, hoewel haar aard en reikwijdte specifieke kenmerken vertonen.
#### 1.2.1 De aard van rechtspraak als rechtsbron
##### 1.2.1.1 Geen algemeen bindende rechtsbron
Volgens de trias politica is de wetgevende macht voorbehouden aan de wetgever. Artikel 6 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat rechters geen algemene, regelgevende uitspraken mogen doen. Rechters moeten hun beslissingen motiveren door aan te geven waarom ze zich bij bepaalde rechtspraak aansluiten, en mogen niet enkel verwijzen naar jurisprudentie van andere rechters. Een rechterlijke uitspraak geldt in principe enkel \_inter partes (tussen de partijen), wat betekent dat er geen bindend precedentenrecht is, zoals in het Anglo-Amerikaanse recht (\_stare decisis) [29](#page=29).
##### 1.2.1.2 Gezaghebbende rechtsbron
Ondanks dat het geen algemeen bindende rechtsbron is, heeft rechtspraak wel degelijk gezag. Rechters en rechtzoekenden zoeken steun in vastgelegde en gezaghebbende rechtspraak, ook wel "rechtersrecht", "case law" of "judge made law" genoemd [30](#page=30).
* **Vaste rechtspraak:** Omwille van gelijkheid en rechtszekerheid streven rechters naar standvastigheid in hun uitspraken, waarbij ze aansluiting zoeken bij eerdere jurisprudentie [31](#page=31).
* **Gezaghebbende rechtspraak:** De hoogste rechtscolleges, zoals het Hof van Cassatie, dragen bij aan rechtsuniformiteit en rechtszekerheid binnen hun rechtsmacht [32](#page=32).
* **Hof van Cassatie:** Beslist over rechtsvragen in privaat-, straf-, sociaal- en fiscaal recht. Het vernietigt vonnissen en arresten bij schending van de motiveringsplicht, de wet of voorgeschreven vormen. Bij vernietiging wordt de zaak verwezen naar een andere rechter, die gebonden is door het cassatiearrest. Het Hof kan ook zijn eigen rechtspraak wijzigen, wat het dan zal aangeven [32](#page=32) [33](#page=33).
* **Raad van State:** Treedt op als cassatierechter tegen uitspraken van administratieve rechtscolleges [33](#page=33). Arresten van deze hogere rechtscolleges vormen een gezaghebbende bron voor rechtsregels. Constante jurisprudentie van lagere rechters wordt onder omstandigheden ook als rechtsbron aanvaard [33](#page=33).
##### 1.2.1.3 Bindende rechtsbron
In specifieke gevallen kan een uitspraak van de ene rechter de andere verbinden:
* **Gezag van gewijsde:** Een uitspraak bindt de partijen in hetzelfde geschil (\_inter partes). In het strafrecht kan dit zelfs \_erga omnes (tegenover allen) werken [34](#page=34).
* Na cassatie is de verwezen rechter gebonden door het arrest van het Hof van Cassatie [34](#page=34).
* Wanneer een rechter een prejudiciële vraag stelt aan het Grondwettelijk Hof, Benelux Gerechtshof of het Hof van Justitie van de EU, is hij gebonden door het antwoord [34](#page=34).
* Vernietigingsarresten van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State hebben eveneens bindende werking [34](#page=34).
#### 1.2.2 De nationale rechtscolleges
Het Belgische rechtssysteem kent een complexe organisatie van nationale rechtscolleges, ingedeeld naar het type geschil dat zij behandelen.
##### 1.2.2.1 Het subjectieve contentieux
Dit omvat geschilbeslechtingsmechanismen gericht op het vaststellen van subjectieve rechten en plichten van rechtssubjecten, evenals rechtsherstel bij aantasting van deze rechten [36](#page=36).
* **Subjectieve rechten:**
* **Burgerlijke subjectieve rechten:** De geschilbeslechting is exclusief de bevoegdheid van de rechterlijke macht (art. 144 Gw.) [37](#page=37).
* **Politieke subjectieve rechten:** De geschilbeslechting is bevoegd voor de rechterlijke macht, tenzij de wetgever een administratief rechtscollege opricht (art. 145 Gw.) [37](#page=37).
* **Onderscheid burgerlijke en politieke rechten:**
* **Organiek criterium:** Beslechting door een administratief rechtscollege, zoals opgedragen door de wetgever [38](#page=38).
* **Materieel criterium:** Wanneer de overheid optreedt in een functie die nauw verband houdt met de prerogatieven van het openbaar gezag, zoals kiesrecht, benoeming in openbare functie, militaire verplichtingen, belastingen en verblijfsrecht [38](#page=38).
##### 1.2.2.2 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht is georganiseerd volgens Titel III van de Grondwet en behandelt geschillen over burgerlijke subjectieve rechten en politieke subjectieve rechten waarvoor geen administratief rechtscollege is ingesteld. De organisatie en bevoegdheid zijn verder uitgewerkt in het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van strafvordering [39](#page=39) [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Structuur:** De rechtscolleges zijn piramidaal opgebouwd. Sinds 2013 is er een schaalvergroting met een vermindering van het aantal gerechtelijke arrondissementen en kantons [40](#page=40) [43](#page=43).
* **Rechtscolleges (met territoriale indeling):**
* **Vredegerechten:** Opgericht per kanton (162 kantons) [43](#page=43) [45](#page=45).
* **Politierechtbanken:** Opgericht per gerechtelijk arrondissement (15 rechtbanken) [43](#page=43) [47](#page=47).
* **Rechtbanken van eerste aanleg:** Opgericht per gerechtelijk arrondissement (13 rechtbanken) [43](#page=43) [48](#page=48).
* **Rechtbanken van koophandel (nu Ondernemingsrechtbanken):** Opgericht op niveau van 4 rechtsgebieden + 5 (9 ondernemingsrechtbanken) [43](#page=43) [50](#page=50).
* **Arbeidsrechtbanken:** Opgericht op niveau van 4 rechtsgebieden + 5 (9 arbeidsrechtbanken) [43](#page=43) [51](#page=51).
* **Hoven van beroep:** 5 hoven, één per rechtsgebied [43](#page=43) [52](#page=52).
* **Arbeidshoven:** 5 hoven, één per rechtsgebied [43](#page=43) [52](#page=52).
* **Hoven van Assisen:** 11 hoven, één per provincie plus Brussel [43](#page=43) [53](#page=53).
* **Hof van Cassatie:** Het hoogste rechtscollege in België, met rechtsmacht over privaat-, straf-, sociaal- en fiscaal recht [32](#page=32).
##### 1.2.2.3 Administratieve of bestuurlijke rechtscolleges
Deze rechtscolleges, die buiten de rechterlijke macht vallen, behandelen geschillen over politieke subjectieve rechten, waarvoor de wetgever ze heeft opgericht. Voorbeelden zijn de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, en de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Cassatieberoep kan bij de Raad van State, tenzij de wetgever het Hof van Cassatie aanwijst [54](#page=54).
##### 1.2.2.4 Het objectieve contentieux
Dit omvat geschilbeslechtingsmechanismen die gericht zijn op het uitspreken over het objectieve recht in abstracto, zonder beslechting van een concreet geschil over subjectieve rechten. Het beoordeelt de (grond)wettigheid van wetten en overheidshandelingen, met als sanctie vernietiging of ongrondwettigverklaring [55](#page=55).
* **Het Grondwettelijk Hof:** Toetst formele wetten, decreten en ordonnanties aan de bevoegdheidsverdeling, de rechten en vrijheden van Titel II van de Grondwet, en specifieke artikelen. Rechtsingang geschiedt via een beroep tot vernietiging of een prejudiciële vraag van lagere rechters [56](#page=56).
* **Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak:** Is de algemene bestuursrechter in het kader van het objectieve contentieux over legaliteit. Het toetst eenzijdige uitvoerbare bestuurshandelingen aan hogere rechtsnormen. Rechtsingang is via een beroep tot vernietiging, met mogelijkheid tot schorsing en schadevergoeding [57](#page=57).
* **Attributieconflicten:** Geschillen waarbij zowel de burgerlijke rechter als de Raad van State zich bevoegd of onbevoegd verklaren, worden uiteindelijk beslecht door het Hof van Cassatie [59](#page=59).
#### 1.2.3 De internationale rechtscolleges
Internationale rechtscolleges spelen een steeds belangrijkere rol in het rechtssysteem, mede door de toenemende supranationale en internationale rechtsordes.
##### 1.2.3.1 Benelux Gerechtshof
Gevestigd in Brussel, beantwoordt dit hof prejudiciële vragen over de interpretatie van de eenvormige Benelux-wetten [61](#page=61).
##### 1.2.3.2 Hof van Justitie van de Europese Unie
Gevestigd in Luxemburg, bestaat het uit het Hof van Justitie en het Gerecht. Het beslecht geschillen tussen instellingen, tussen de Unie en lidstaten, tussen lidstaten onderling, en biedt rechtsbescherming aan natuurlijke en rechtspersonen, vaak via prejudiciële vragen van nationale rechters over de interpretatie van het Unierecht [62](#page=62).
##### 1.2.3.3 Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
Gevestigd in Straatsburg, behandelt het individuele klachten na uitputting van nationale rechtsmiddelen. Hogere rechtscolleges kunnen ook advies vragen aan het EHRM [63](#page=63).
##### 1.2.3.4 Internationaal Gerechtshof (ICJ)
Gevestigd in Den Haag, is dit orgaan van de VN bevoegd voor geschillen tussen staten in het kader van internationaal publiekrecht, mits de rechtsmacht wordt aanvaard. Het heeft ook een adviesbevoegdheid [64](#page=64).
##### 1.2.3.5 Internationaal Strafhof (ICC)
Gevestigd in Den Haag, is het ICC een onafhankelijke organisatie die complementair is aan nationale strafgerechten. Het is bevoegd voor genocide, misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en misdaden van agressie, zoals gedefinieerd in het Statuut van Rome. De rechtsmacht geldt over staten die partij zijn bij het Statuut, of wanneer de daden zijn gepleegd op het grondgebied van of door onderdanen van een verdragsstaat, of een staat die de rechtsmacht van het ICC heeft aanvaard [65](#page=65) [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71) [72](#page=72).
* * *
# Rechtspraak: rechtstoepassing versus rechtsvorming
Dit deelonderwerp onderzoekt de dualiteit van rechtspraak als zowel toepassing van bestaande regels als schepping van nieuw recht, inclusief de verschillende interpretatiemethoden en de rol van open normen [4](#page=4).
### 2.1 Situering van de rechtspraak
Rechtspraak situeert zich in de context van een geschil dat leidt tot een geding, waar de rechter een beslissing neemt. Een geding omvat zowel de procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter, als het procesrechtelijk gedrag, oftewel het geheel van proceshandelingen. De rechterlijke beslissing is een rechtshandeling die de rechten van twistende partijen vaststelt. Rechtbanken spreken vonnissen uit, terwijl hoven en raden arresten vellen. Een beschikking is een beslissing die wordt genomen alvorens recht te doen, bijvoorbeeld over procedurele kwesties of kort gedingen [4](#page=4).
### 2.2 Rechtstoepassing
Rechtstoepassing verwijst naar het toepassen van bestaande rechtsregels op concrete feiten. Dit proces volgt typisch een denkmodel dat gebaseerd is op deductie en het syllogisme. Het syllogisme bestaat uit [5](#page=5):
* Een maior-premisse (universele premisse) [5](#page=5).
* Een minor-premisse (particuliere premisse) [5](#page=5).
* Een formeel logisch geldige conclusie [5](#page=5).
> **Voorbeeld:**
>
> * Maior-premisse: “Ieder die een diefstal pleegt wordt gestraft met een gevangenisstraf.” [5](#page=5).
>
> * Minor-premisse: “Danny Ocean heeft een diefstal gepleegd.” [5](#page=5).
>
> * Conclusie: “Danny Ocean wordt gestraft met een gevangenisstraf.” [5](#page=5).
>
Dit toepassingsdenken past binnen de visie van de strikte scheiding der machten zoals die in de 18e en 19e eeuw heerste. In die periode werd de vorming van het recht beschouwd als uitsluitend de taak van de wetgevende macht. Dit legistische ideaal, geassocieerd met de Exegetische School, ging uit van op rede gebaseerde wetboeken met duidelijke teksten die rechters enkel dienden toe te passen zonder wijziging. Het principe was dat iets wettig of onwettig was, vergelijkbaar met natuurwetten. Echter, de voortdurende ontwikkeling van mens en samenleving leidde ertoe dat vele realiteiten aan de "macht der gewoonte, aan de discussie tussen de geleerden, aan het oordeel van de rechters" werden overgelaten, zoals door Portalis werd opgemerkt [6](#page=6).
### 2.3 Rechtsvorming
In de praktijk maken en vormen rechters het recht, zowel bij de vaststelling van de feiten (de minor-premisse) als bij de vaststelling van de toepasselijke rechtsregel (de maior-premisse) [7](#page=7).
#### 2.3.1 Rechtsvorming bij de feitenvaststelling (de minor)
De rechter is bij de feitenvaststelling primair geïnteresseerd in de rechtsfeiten die relevant zijn voor de toepassing van een rechtsregel. De rechtsregel en de rechtsfeiten fungeren als aanknopingspunten voor deze vaststelling. De feitenvaststelling wordt mede beïnvloed door bewijsregels, zoals geschriften, getuigenissen en vermoedens. Dit proces veronderstelt reeds dat de rechter een idee heeft over de toe te passen regel(s) en de feiten in juridische zin kwalificeert op basis daarvan [8](#page=8).
#### 2.3.2 Rechtsvorming bij de vaststelling van de toepasselijke rechtsregel (de maior)
Rechtsvorming doet zich voor wanneer de rechter bij de vaststelling van de toepasselijke rechtsregel geconfronteerd wordt met situaties waarin:
* De rechtsregel voor meerdere interpretaties vatbaar is [9](#page=9).
* De rechtsregel een open norm bevat [9](#page=9).
* De regelgeving een leemte of antinomie (tegenstrijdigheid) vertoont [9](#page=9).
##### 2.3.2.1 Interpretatie
Elke wet vereist interpretatie. De betekenis van een wetsartikel kan immers ambigu zijn [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Het verbodsbord "Voertuigen verboden" in een openbaar park. Hoewel het intuïtief lijkt dat auto's hiermee worden bedoeld, rijst de vraag wat met fietsen, steps, rolschaatsen, skateboards, kinderwagens of rolstoelen gebeurt. Hierbij kan men kijken naar de letterlijke betekenis, het beleid achter de regel, of de culturele context [10](#page=10).
De doctrine \_interpretatio cessat in claris stelt dat een duidelijke wettekst geen interpretatie behoeft. Het idee hierachter is dat de bedoeling van de wetgever direct begrepen kan worden zonder verdere analyse. Dit gaat uit van een \_prima facie betekenis, maar in de praktijk leidt de lezing van een regel zelden tot slechts één enkele betekenis [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** De indexering van huurcontracten voor de hoofdverblijfplaats op basis van inschrijving in het bevolkingsregister [11](#page=11).
De \_interpretatio cessat in claris-leer gaat in tegen de inzichten uit de taalwetenschap, die onderscheid maakt tussen zender- en ontvangerbetekenis. Wittgenstein benadrukte de meervoudigheid van taalgebruik en het concept van taalspelen. Hoewel het een pragmatische regel kan zijn om de bedoeling van de wetgever niet verder te onderzoeken, kan de intentie van de wetgever niet worden ingeroepen tegen een klare en duidelijke wettekst, uit het oogpunt van kenbaarheid en rechtszekerheid [12](#page=12).
Er bestaat geen unieke, bindende interpretatiemethode. Partijen zullen de rechter proberen te overtuigen van de voor hen gunstige interpretatie [13](#page=13).
**Verschillende interpretatiemethoden:**
* **Grammaticale interpretatie:** Deze methode kijkt naar de betekenis van woorden (vergelijkbaar met een woordenboek) en zinsconstructies. Indien een term niet door de wetgever is gedefinieerd, dient de gebruikelijke betekenis te worden gehanteerd, tenzij de wetgever bewust hiervan is afgeweken. Deze methode wordt vaak toegepast in de eerste artikelen van wetten om begrippen te verduidelijken [14](#page=14).
* **Wetshistorische interpretatie:** Deze methode onderzoekt de betekenis die de historische wetgever aan de wet gaf. Dit gebeurt door de parlementaire voorbereiding na te gaan, zoals de memorie van toelichting of commissieverslagen, om de oorspronkelijke bedoeling van de auteur te achterhalen. De historische wil van de wetgever kan hierbij doorslaggevend zijn [15](#page=15).
* **Problemen bij wetshistorische interpretatie:** Er is niet één unieke wetgever, wat het bepalen van het gewicht van elke bijdrage bemoeilijkt. Het taalkundig vatten van taalgebruik van eeuwen geleden kan problematisch zijn. Verder kan een focus op het verleden problematisch zijn wanneer omstandigheden sindsdien zijn gewijzigd. Bijvoorbeeld, de interpretatie van zedenschennis in het Strafwetboek van 1867 verschilt van de huidige opvattingen. Dit doet denken aan het 'originalisme' in de Verenigde Staten bij de interpretatie van de federale Constitutie [16](#page=16).
* **Teleologische methode:** Hierbij wordt de wet geïnterpreteerd vanuit het doel (τέλος/telos) van de wetgever, met oog voor maatschappelijke ontwikkelingen. Men vraagt zich af hoe de wetgever de wet vandaag zou formuleren en interpreteren, rekening houdend met de huidige opvattingen. Dit maakt een evolutieve interpretatie mogelijk [17](#page=17).
* **Voorbeeld:** De term "echtgenote" in een oude wettekst over socialezekerheidsuitkeringen kan evolueren om ook de "echtgenoot" of "partner" te omvatten [17](#page=17).
* **Nadeel:** Een frequent wijzigende evolutieve interpretatie kan de rechtszekerheid in het gedrang brengen [17](#page=17).
* **Systematische methode:** Deze methode plaatst de wettekst in het geheel van het rechtssysteem. De wettekst wordt ingepast in de samenhangende wetgeving binnen een rechtsorde die een eenheid vormt. Dit houdt in dat rechtsbegrippen binnen dezelfde rechtstak dezelfde betekenis moeten hebben. Uitzonderingen worden restrictief geïnterpreteerd. Argumenten \_a fortiori of \_a contrario kunnen hierbij gebruikt worden [18](#page=18).
* **Analogie methode:** Hierbij wordt een algemeen achterliggend beginsel per analogie toegepast. Een wettekst wordt toegepast op een geval dat niet expliciet in die tekst is voorzien, omdat dit geval op essentiële punten overeenkomt met de gevallen die wél expliciet besloten liggen in de wettekst. Deze methode is uitermate geschikt om leemten in het recht op te vullen [19](#page=19).
* **Voorbeeld:** De regeling voor het overlijden van de koning (art. 90 Gw) werd analoog toegepast bij de afwezigheid van de Koning tijdens WO II [19](#page=19).
##### 2.3.2.2 Open normen
Soms gebruikt de wetgever open normen zonder scherp afgebakende inhoud. Deze verlenen de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid, zodat het recht gelijke tred kan houden met voortschrijdende maatschappelijke ontwikkelingen [20](#page=20).
* **Voorbeeld:** "Onherstelbare ontwrichting van het huwelijk" als echtscheidingsgrond, in plaats van specifieke gronden zoals overspel of geweld [20](#page=20).
* Ook rechters creëren soms open normen, zoals de algemene zorgvuldigheidsnorm in het foutbegrip van artikel 1382 oud BW (nu art. 6.6, § 2 BW) [20](#page=20). De rechter moet ervoor waken dat zijn uitspraak door de meerderheid van de rechtsonderhorigen als rechtvaardig wordt beschouwd [20](#page=20).
##### 2.3.2.3 Leemten en antinomieën
Regelgeving kan leemten of tegenstrijdigheden (antinomieën) bevatten [21](#page=21).
* **Franse periode:** In 1790 bestond het \_référé législatif, waarbij de rechter de wetgever om uitleg moest vragen. Dit werd afgeschaft met de Code Napoléon, waarna de rechter verplicht werd recht te spreken [21](#page=21).
* Artikel 5 Ger.W. verbiedt rechtsweigering "wanneer de rechter weigert recht te spreken onder enig voorwendsel, zelfs van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid van de wet." [21](#page=21).
* **Sanctie:** In het geval van rechtsweigering kan de rechter persoonlijk aansprakelijk worden gesteld via een buitengewoon rechtsmiddel (verhaal op de rechter, art. 1140, 4° Ger.W.) [21](#page=21).
* * *
# De autonomie van de rechter
Dit onderwerp onderzoekt de mate van onafhankelijkheid en invloed die rechters hebben bij het nemen van beslissingen, inclusief de discussie over relatieve, gemaskerde en potentieel gevaarlijke autonomie.
### 3.1 Relatieve autonomie
De rechterlijke beslissing verkrijgt een zelfstandige betekenis wanneer sprake is van interpreteerbare normen, open normen, antinomieën (conflicterende normen) of leemten in de wet. In deze gevallen wordt rechtspraak beschouwd als een belangrijke rechtsbron, omdat het geldende recht niet uitsluitend uit regelgeving kan worden afgeleid. De wet vertegenwoordigt de potentie van het recht, terwijl de uitspraak van de rechter de verwerkelijking ervan is [23](#page=23).
De autonomie van de rechter is echter "relatief", wat betekent dat deze in verhouding staat tot de formulering van de wet. De rechterlijke autonomie is dus niet onbeperkt. Bovendien kan de wetgever corrigerend optreden door de wet te wijzigen of een interpretatieve wet uit te vaardigen [23](#page=23).
### 3.2 Gemaskeerde autonomie
Gemaskeerde autonomie treedt op wanneer de rechter tracht om zoveel mogelijk wettelijke argumenten te gebruiken om zijn beslissing te onderbouwen. Dit gebeurt onder meer door de toepassing van interpretatiemethoden, waarbij de keuze voor een specifieke methode als logisch wordt gepresenteerd. Deze aanpak vergroot de legitimiteit van de rechterlijke uitspraak [24](#page=24).
Echter, deze methode maskeert de werkelijke redenen achter de keuze voor een bepaalde interpretatie. De beknopte motivering van rechterlijke uitspraken laat vaak niet toe om de dieperliggende redenen te achterhalen. Dit staat in contrast met de Common Law-traditie, waar rechters meer trachten om de rechtsonderhorige te overtuigen. Volgens de traditionele doctrine is gemaskeerde autonomie niet problematisch. Rechtspraak wordt dan beschouwd als declaratoir (het verklaart wat het recht is) en niet constitutief (het creëert het recht niet) [24](#page=24).
> **Tip:** Wees kritisch op de motivering van rechterlijke uitspraken. Probeer te achterhalen of de gekozen interpretatie werkelijk de enige logische is, of dat er onderliggende redenen zijn die niet expliciet worden vermeld.
### 3.3 Gevaarlijke autonomie?
Het gebruik van open normen vereist dat de rechter waarden en normen inroept. Dit brengt de rechter tot een afweging die vergelijkbaar is met beleidsmatige overwegingen van de wetgevende en uitvoerende macht. Het "beleid" van de rechter kan hierdoor politieke gevolgen hebben [25](#page=25).
Een belangrijk punt van zorg is dat de rechter niet over democratische legitimiteit beschikt. Dit leidt tot het gevaar van een \_gouvernement des juges (heerschappij van rechters), zoals geschetst door Edouard Lambert in 1921. Er bestaat ook een gevaar dat het aanzien van de onafhankelijke rechter wordt geschaad [25](#page=25).
Vanuit een rechtstheoretisch kader kan de "chain novel" of kettingroman-analogie van Ronald Dworkin worden gehanteerd. Deze analogie stelt dat rechtspraak zowel interpretatie als creatie inhoudt, waarbij de rechter moet streven naar "fit and justify" (passendheid en rechtvaardiging) en rekening houden met "principles" (beginselen) [25](#page=25).
De wetgever kan de wetgeving steeds aanpassen, maar dit wordt bemoeilijkt wanneer het gaat om de interpretatie van normen uit de Grondwet of internationale verdragen, zoals het Unierecht of het EVRM. In dergelijke gevallen kan de vraag naar een volksberoep of een vergelijkbare controlemechanisme (zoals sectie 33 van de Charter of Rights and Freedoms in Canada) relevanter worden. Een voorbeeld hiervan is de zaak \_Ford v Québec (AG) [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Wanneer een rechter een open norm zoals "goed nabuurschap" interpreteert in een geschil over burenhinder, moet hij mogelijk waarden afwegen die ook relevant zijn voor de wetgever bij het opstellen van dergelijke normen. Dit kan leiden tot een uitspraak met beleidsmatige implicaties, zonder dat de rechter daarvoor direct democratisch is gelegitimeerd.
* * *
# Nationale rechtscolleges en hun organisatie
Dit onderwerp beschrijft de structuur en bevoegdheden van de diverse nationale rechterlijke en administratieve rechtscolleges in België, onderverdeeld in subjectief en objectief contentieux.
### 4.1 Het subjectieve contentieux
Het subjectieve contentieux betreft geschilbeslechtingsmechanismen die gericht zijn op de vaststelling van subjectieve rechten van een rechtssubject en op rechtsherstel van een aangetast subjectief recht. Een subjectief recht is een aanspraak die ontleend wordt aan een regel van het objectieve recht op het doen, laten of geven van iets, wat een juridische verplichting inhoudt. Een subjectieve plicht is een verplichting tot (onthouden van een bepaald) gedrag [36](#page=36).
#### 4.1.1 Burgerlijke en politieke subjectieve rechten
Volgens artikel 144 van de Grondwet (Gw.) is de beslechting van geschillen over burgerlijke subjectieve rechten de uitsluitende bevoegdheid van de rechterlijke macht, bestaande uit rechtscolleges die de Grondwet zelf instelt. Voor politieke subjectieve rechten, zoals gedefinieerd in artikel 145 Gw., is de rechterlijke macht bevoegd, tenzij de wetgever daartoe een administratief rechtscollege opricht [37](#page=37).
Het onderscheid tussen burgerlijke en politieke rechten kan gemaakt worden aan de hand van twee theorieën: het organieke criterium en het materiële criterium [38](#page=38).
* **Organiek criterium:** Dit criterium kijkt naar de bevoegdheid die door de wetgever aan een administratief rechtscollege wordt opgedragen [38](#page=38).
* **Materieel criterium:** Dit criterium is van toepassing wanneer de overheid optreedt in de uitoefening van een functie die nauw verbonden is met de prerogatieven van het openbaar gezag van de Staat. Voorbeelden hiervan zijn kiesrecht, benoeming in een openbare functie, militaire verplichtingen, belastingen en verblijfsrecht. Het Arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) heeft in een arrest uit 1997 geoordeeld dat de overheid, wanneer zij optreedt in een functie die zo nauw verbonden is met de prerogatieven van het openbaar gezag, buiten de werkingssfeer van gedingen van burgerlijke aard valt in de zin van artikel 144 Gw. [38](#page=38).
#### 4.1.2 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht is belast met de rechtsmacht voor geschillen over burgerlijke subjectieve rechten en politieke subjectieve rechten waarvoor de wetgever geen administratief rechtscollege heeft ingesteld. In oorlogstijd vallen ook militaire gerechten en het Militair Gerechtshof onder deze bevoegdheid [39](#page=39).
De organisatie, samenstelling, bevoegdheid (materieel en territoriaal) en rechtspleging van de rechterlijke macht zijn verder uitgewerkt in de wet, met name in het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van strafvordering (#page=40,42). De rechtscolleges zijn piramidaal opgebouwd [40](#page=40) [42](#page=42).
**Organisatie en Territoriale Indeling (sinds 2013)** [43](#page=43).
Voor 2013 viel de geografische indeling van de rechtscolleges samen met de territoria. Sinds 2013 is er een schaalvergroting doorgevoerd [43](#page=43).
* **Kanton:** Er zijn 162 gerechtelijke kantons, waarin vredegerechten zijn gevestigd (#page=43,45). Er zijn 229 zittingsplaatsen voor de vredegerechten [43](#page=43) [45](#page=45).
* **Gerechtelijk arrondissement:** Er zijn 12 gerechtelijke arrondissementen, die grotendeels overeenkomen met de 10 provincies, aangevuld met Brussel en Eupen (#page=43,46) [43](#page=43) [46](#page=46).
* **Politierechtbanken:** Er zijn 15 politierechtbanken, één per arrondissement en vier in Brussel (Brussel-F, Brussel-NL, Halle, Vilvoorde) (#page=44,47). Elke politierechtbank kan meerdere afdelingen hebben, zoals in Antwerpen (Antwerpen, Mechelen, Turnhout) [44](#page=44) [47](#page=47).
* **Rechtbanken van eerste aanleg:** Er zijn 13 rechtbanken van eerste aanleg, één per arrondissement en twee in Brussel (Brussel-F, Brussel-NL) (#page=44,48). Ook deze rechtbanken kunnen meerdere afdelingen hebben, bijvoorbeeld in Antwerpen (Antwerpen, Mechelen, Turnhout) en Oost-Vlaanderen (Dendermonde, Gent, Oudenaarde) [44](#page=44) [48](#page=48).
* **Rechtsgebied:** Er zijn 5 rechtsgebieden: Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent en Luik (#page=44,49) [44](#page=44) [49](#page=49).
* **Ondernemingsrechtbanken:** Er zijn 9 ondernemingsrechtbanken, gevestigd op het niveau van 4 rechtsgebieden plus 5: Antwerpen, Brussel-F, Brussel-N, Eupen, Gent, Henegouwen, Leuven, Luik, Waals-Brabant (#page=44,50) [44](#page=44) [50](#page=50).
* **Arbeidsrechtbanken:** Er zijn 9 arbeidsrechtbanken, ook op het niveau van 4 rechtsgebieden plus 5: Antwerpen, Brussel-F, Brussel-N, Eupen, Gent, Henegouwen, Leuven, Luik, Waals-Brabant (#page=44,51) [44](#page=44) [51](#page=51).
* **Hoven van beroep en Arbeidshoven:** Er zijn 5 hoven van beroep en 5 arbeidshoven, telkens één per rechtsgebied (#page=44,52) [44](#page=44) [52](#page=52).
* **Provincie:** Er zijn hoven van assisen, één per provincie plus Brussel, wat neerkomt op 11 hoven in totaal (#page=44,53) [44](#page=44) [53](#page=53).
> **Tip:** De schaalvergroting sinds 2013 heeft geleid tot grotere mobiliteit en beheersautonomie van de rechtscolleges, maar de traditionele territoriale indeling is niet meer volledig leidend voor de aanwezigheid van alle rechtbanken [43](#page=43).
#### 4.1.3 Administratieve of bestuurlijke rechtscolleges
Deze rechtscolleges zijn bevoegd voor de beslechting van geschillen over politieke subjectieve rechten en vallen buiten de rechterlijke macht (#page=37,54). Ze zijn zowel op federaal niveau als op niveau van gemeenschappen en gewesten ingesteld. Voorbeelden hiervan zijn de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen (Vlaanderen), de Raad voor Vergunningsbetwistingen (Vlaanderen), het Handhavingscollege (Vlaanderen) en de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbetwistingen (Vlaanderen). Deze colleges hebben geen uniforme structuur of procedures; in Vlaanderen wordt bijstand verleend door DBRC. Een cassatieberoep tegen hun beslissingen kan ingesteld worden bij de Raad van State, tenzij de wetgever het Hof van Cassatie aanduidt [37](#page=37) [54](#page=54).
### 4.2 Het objectieve contentieux
Het objectieve contentieux betreft geschilbeslechtingsmechanismen die gericht zijn op de uitspraak over het objectieve recht in abstracto, zonder beslechting van een concreet geschil over subjectieve rechten. Het beoordeelt de (grond)wettigheid van wetten en overheidshandelingen, met als sanctie vernietiging of ongrondwettigverklaring. De regeling hiervan is deels in de Grondwet (art. 142 Gw. voor het Grondwettelijk Hof, art. 160 Gw. voor de Raad van State) en deels in de wet vastgelegd [55](#page=55).
#### 4.2.1 Het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof, erkend in artikel 142 Gw. en verder geregeld in de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof toetst formele wetten, decreten en ordonnanties aan [56](#page=56):
* De bevoegdheidsverdeling in de Grondwet en bijzondere wetten [56](#page=56).
* De rechten en vrijheden in Titel II van de Grondwet [56](#page=56).
* Specifieke artikelen van de Grondwet zoals art. 143, § 1; 170; 172; en 191 Gw. [56](#page=56).
De rechtsingang bij het Grondwettelijk Hof kan via een beroep tot vernietiging, eventueel met een vordering tot schorsing, of via een prejudiciële vraag die rechtscolleges stellen over de grondwettigheid van wetten, decreten en ordonnanties die zij moeten toepassen [56](#page=56).
#### 4.2.2 De Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak
De Raad van State, opgericht als "afdeling administratie" in 1946 en in 2007 hernoemd, fungeert als cassatierechter ten aanzien van administratieve rechtscolleges. Het is de algemene bestuursrechter in het kader van het objectieve contentieux over legaliteit. De Raad van State toetst eenzijdige uitvoerbare bestuurshandelingen van bestuurlijke overheden (verordeningen en beschikkingen) aan hogere rechtsnormen. Dit omvat legaliteitstoezicht op machtsoverschrijding, machtsafwending en schending van vormvereisten die op straffe van nietigheid voorgeschreven zijn. De rechtsingang gebeurt via een beroep tot vernietiging, eventueel met een vordering tot schorsing bij spoedeisendheid. Daarnaast kan een vordering tot schadevergoeding ingesteld worden ter herstel na een vernietiging (una via selecta) [57](#page=57).
#### 4.2.3 Andere administratieve rechtscolleges in het objectieve contentieux
Ook andere administratieve rechtscolleges kunnen belast zijn met delen van het objectieve contentieux, wanneer er geen politieke subjectieve rechten in het geding zijn [58](#page=58).
#### 4.2.4 Attributieconflicten
Attributieconflicten ontstaan wanneer zowel de burgerlijke rechter als de Raad van State zich bevoegd of onbevoegd verklaren om van een geschil kennis te nemen. De uiteindelijke beslechting van deze conflicten berust bij het Hof van Cassatie, zoals bepaald in artikel 158 Gw.. Een cassatieberoep is mogelijk tegen vonnissen en arresten van de gewone rechtbanken, alsook tegen arresten van de Raad van State waarin de afdeling bestuursrechtspraak zich uitspreekt over de bevoegdheid van de Raad dan wel de gewone rechtbanken [59](#page=59).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectieve recht | Het geheel van rechtsregels dat de gedragingen van de mens in de samenleving regelt, en dat afdwingbaar is door de overheid. Het onderscheidt zich van het subjectieve recht. |
| Subjectieve recht | Een aanspraak die een rechtssubject ontleent aan een regel van het objectieve recht, met betrekking tot het doen, laten of geven van iets. Dit omvat zowel rechten als plichten. |
| Rechtspraak | De verzameling van rechterlijke beslissingen, die de interpretatie en toepassing van rechtsregels door rechtbanken en hoven omvat. Het is een belangrijke bron van het recht. |
| Rechtstoepassing | Het proces waarbij een rechter bestaande rechtsregels toepast op concrete feiten om een geschil te beslechten. Dit is de meer passieve rol van de rechter. |
| Rechtsvorming | Het proces waarbij de rechter, door middel van interpretatie en de toepassing van open normen, bijdraagt aan de ontwikkeling en het creëren van recht. Dit is de actievere rol van de rechter. |
| Syllogisme | Een redenering die bestaat uit een algemene premisse (maior), een specifieke premisse (minor) en een conclusie die logisch volgt uit de premissen. Vaak gebruikt in de rechtstoepassing. |
| Legisme | Een rechtsfilosofische stroming die ervan uitgaat dat de wet de enige bron van recht is en dat rechters de wet slechts dienen toe te passen zonder deze te interpreteren of aan te vullen. |
| Interpretatie | Het proces van het vaststellen van de betekenis van een rechtsregel, vooral wanneer de tekst ondubbelzinnig is of verschillende interpretaties toelaat. |
| Grammaticale interpretatie | Een interpretatiemethode die zich richt op de letterlijke betekenis van woorden en zinsconstructies in een wettekst, gebruikmakend van de gebruikelijke betekenis van termen. |
| Wetshistorische interpretatie | Een interpretatiemethode die de betekenis van een wet probeert te achterhalen door de parlementaire voorbereiding en de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever te bestuderen. |
| Teleologische methode | Een interpretatiemethode die een wet interpreteert in het licht van het doel dat de wetgever ermee beoogde, rekening houdend met de huidige maatschappelijke context en ontwikkelingen. |
| Systematische methode | Een interpretatiemethode die een wettekst beschouwt binnen het bredere geheel van het rechtssysteem, waarbij de samenhang met andere wetgeving en rechtsbegrippen centraal staat. |
| Analogie | Een redeneervorm waarbij een rechtsregel die van toepassing is op een bepaald geval, ook wordt toegepast op een ander geval dat er in wezenlijke opzichten op lijkt, ook al is dat laatste geval niet expliciet in de wet geregeld. |
| Open norm | Een rechtsregel waarvan de inhoud niet scherp is afgebakend en die de rechter een zekere beoordelingsruimte toekent om de regel toe te passen op specifieke omstandigheden en rekening te houden met maatschappelijke ontwikkelingen. |
| Leemte (in de wet) | Een situatie waarin de wet geen specifieke regeling bevat voor een bepaald geval, hoewel een dergelijke regeling wel wenselijk of noodzakelijk is. |
| Antinomie | Een situatie waarin twee of meer rechtsregels tegenstrijdig zijn en niet tegelijkertijd kunnen worden toegepast. |
| Autonomie van de rechter | De mate waarin de rechter onafhankelijk is in zijn besluitvorming en de vrijheid heeft om recht te interpreteren en te vormen, buiten de strikte richtlijnen van de wet. |
| Trias politica | Het principe van de scheiding der machten, waarbij de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten gescheiden zijn om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Algemeen verbindende beschikking | Een beslissing die niet alleen geldt voor de direct betrokken partijen, maar ook voor een bredere groep mensen of de gehele samenleving. Rechters mogen geen algemeen verbindende beschikkingen nemen. |
| Bindend precedent | Een rechterlijke uitspraak die als bindende rechtsregel wordt beschouwd voor toekomstige, vergelijkbare zaken. Dit principe is kenmerkend voor het common law-systeem. |
| Gezaghebbende rechtsbron | Een bron van recht die sterk gezag heeft en door andere rechtbanken en rechtszoekenden wordt gevolgd, ook al is deze niet formeel bindend. |
| Subjectief contentieux | Rechtszaken die gericht zijn op de beslechting van concrete geschillen over subjectieve rechten en plichten van individuele rechtssubjecten. |
| Objectief contentieux | Rechtszaken die gericht zijn op de beoordeling van de (grond)wettigheid van wetten en overheidsbeslissingen, zonder dat er een direct geschil over subjectieve rechten aan ten grondslag ligt. |
| Grondwettelijk Hof | Een rechterlijk orgaan dat belast is met het toetsen van wetten, decreten en ordonnanties aan de Grondwet, met name wat betreft bevoegdheidsverdelingen en de fundamentele rechten en vrijheden. |
| Raad van State (afdeling bestuursrechtspraak) | De hoogste administratieve rechtbank die toeziet op de legaliteit van bestuurshandelingen en fungeert als cassatierechter voor lagere administratieve rechtscolleges. |
| Internationaal Gerechtshof | Het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties, dat zich bezighoudt met geschillen tussen staten in het kader van het internationaal publiekrecht. |
| Internationaal Strafhof | Een permanent internationaal gerechtshof dat zich bezighoudt met de vervolging van individuen die beschuldigd worden van de meest ernstige internationale misdrijven, zoals genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. |
| Genocide | Een internationale misdaad die wordt gekenmerkt door handelingen die zijn gepleegd met de bedoeling een nationale, etnische, godsdienstige of raciale groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. |
| Misdaden tegen de mensheid | Ernstige misdrijven die deel uitmaken van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking, zoals moord, marteling en vervolging. |
| Oorlogsmisdaden | Ernstige schendingen van de wetten en gebruiken die toepasselijk zijn in een internationaal gewapend conflict, zoals opzettelijke aanvallen op burgers of burgerdoelen. |
| Misdaad van agressie | Het plannen, voorbereiden, in gang zetten of uitvoeren van een daad van agressie die een onmiskenbare schending vormt van het Handvest van de Verenigde Naties. |