Cover
Jetzt kostenlos starten HC8 - deel 1 Fonetiek-akoestiek consonanten-2025-26-student.pptx
Summary
# Inleiding tot de fonetiek en akoestische kenmerken van spraakklanken
Dit onderwerp introduceert de akoestische aspecten van spraakklanken, met een focus op consonanten, door middel van de analyse van de interactie tussen tijd, frequentie en intensiteit, zoals weergegeven in grafische voorstellingen.
### 1.1 Basisprincipes van fonetiek
Fonetiek is de wetenschappelijke studie van de productie, transmissie en perceptie van spraakgeluid. Het omvat drie hoofdgebieden:
* **Articulatorische fonetiek:** bestudeert de productie van spraakklanken door het spraakkanaal.
* **Akoestische fonetiek:** analyseert de fysieke eigenschappen van spraakgeluid.
* **Auditorische fonetiek:** onderzoekt de perceptie van spraakklanken.
### 1.2 Akoestische kenmerken van consonanten
Consonanten worden gekenmerkt door de interactie van tijd, frequentie en intensiteit. Belangrijke akoestische kenmerken zijn:
* **GAP:** Een periode van akoestische energieafwezigheid die optreedt tijdens de opbouw van intra-orale druk, met name bij occlusieven.
* **RELEASE:** Het moment waarop de afsluiting in het spraakkanaal wordt opgeheven.
* **BURST:** De korte, ruisachtige explosie die direct na de release optreedt bij occlusieven, waarvan de aard afhankelijk is van de articulatieplaats.
* **VOICE ONSET TIME (VOT):** De tijdsduur tussen het opheffen van de afsluiting (release) en het begin van de trilling van de stembanden (stembandactiviteit). Dit kenmerk is cruciaal voor het onderscheiden van stemhebbende en stemloze consonanten.
* Een positieve VOT duidt op een stemloze consonant, waarbij de stembanden na de release beginnen te trillen.
* Een negatieve VOT duidt op een stemhebbende consonant, waarbij de stembanden al trillen vóór de release.
* **RISE TIME:** De tijd die de ruiscomponent van een klank nodig heeft om zijn maximale intensiteit te bereiken. Dit is vooral relevant bij fricatieven.
#### 1.2.1 Interactie tijd en frequentie
De interactie tussen tijd en frequentie is essentieel voor het onderscheiden van klanken. Grafische voorstellingen zoals spectrogrammen tonen deze relatie.
#### 1.2.2 Interactie frequentie en intensiteit
Formanten en antiformanten zijn belangrijke kenmerken die de interactie tussen frequentie en intensiteit weerspiegelen.
* **FORMANTEN:** Frequentiebanden met hoge akoestische energie, kenmerkend voor vocalen, maar ook relevant bij consonanten.
* **ANTIFORMANTEN:** Frequentiezones waarin de akoestische energie gedempt wordt of volledig verdwijnt. Dit treedt op bij een vernauwing van het spraakkanaal of een nasale bijzetting.
* **ENERGIEDIP:** Een afname van de intensiteit in een brede frequentiezone, die voorkomt wanneer de spraakklank wordt gehinderd om vrij uit te vloeien. Dit verschilt van antiformanten, die demping in specifieke frequentiezones veroorzaken.
> **Tip:** Antiformanten zijn specifiek voor bepaalde articulatieplaatsen of nasale klanken, terwijl energiedips een algemenere demping aanduiden.
### 1.3 Specifieke consonantklassen en hun akoestische kenmerken
#### 1.3.1 Occlusieven
Occlusieven worden gekenmerkt door een volledige vernauwing van het spraakkanaal, een korte onderbreking van de luchtstroom, een toename van intra-orale druk, en een daaropvolgende explosie.
* **Akoestische kenmerken:**
* **GAP:** Aanwezigheid van een periode zonder akoestische energie door de afsluiting.
* **RELEASE & BURST:** De explosie na de release, die ruis genereert en varieert afhankelijk van de articulatieplaats (bv. bilabiaal, alveolair, velair).
* **VOT:** Verschilt tussen stemhebbende en stemloze occlusieven.
* **Voice Lag:** Bij stemloze occlusieven, de tijd tussen de release en de start van de fonatie van de volgende klank. Dit is bij Nederlandse occlusieven relatief kort vergeleken met Engelse. De lengte van de voice lag kan correleren met de articulatieplaats.
* **Formantverglijdingen:** Occlusieven worden akoestisch geïdentificeerd aan de hand van de formantverglijdingen van de voorafgaande of volgende vocaal. Deze verglijdingen wijzen naar een specifieke "locus" (rustfrequentie) die gerelateerd is aan de articulatieplaats van de occlusief. Bij stemhebbende occlusieven is de VOT negatief.
> **Voorbeeld:** De formantverglijding van een klinker naar de locus van een occlusief kan helpen de occlusief te identificeren, zoals in de overgang van de klinker in "uk" naar de velaire occlusief [k].
#### 1.3.2 Fricatieven
Fricatieven ontstaan door een vernauwing in het spraakkanaal die ruis genereert.
* **Akoestische kenmerken:**
* **Ruiscomponent:** Een onvoorspelbare, niet-periodieke vorm op het spectrogram.
* **Rise time:** De tijd die nodig is voor de ruis om maximale intensiteit te bereiken.
* **Plaats van vernauwing:** Bepaalt de concentratie van de ruis in specifieke frequentiebanden.
* **Stemhebbendheid:** Stemhebbende fricatieven hebben een minder sterke ruiscomponent omdat de fonatie de ruis onderdrukt.
* **[h]:** Bij de klank [h] vallen fonatie en vernauwing samen in de glottis.
#### 1.3.3 Nasalen
Nasalen worden geproduceerd met een gesloten mond, waarbij de lucht via de neusholte ontsnapt.
* **Akoestische kenmerken:**
* **Fonatie:** Gelijkenis met vocalen door open stembanden.
* **Energiezone:** Bepaald door de articulatieruimte, specifiek voor elke nasaal.
* **Antiformanten:** Aanwezig door de omleiding van geluid via de neusholte, vaak in hogere frequenties bij achteraan uitgesproken nasalen.
#### 1.3.4 Affricaten
Affricaten zijn samengestelde klanken die beginnen als een occlusief en eindigen als een fricatief.
* **Akoestische kenmerken:**
* **GAP:** Aanwezigheid van een periode zonder akoestische energie (van de occlusieve component).
* **RELEASE & BURST:** De explosie van de occlusieve component gaat volledig op in de ruis van de daaropvolgende fricatieve component.
* **VOT:** Niet van toepassing omdat er geen vocaal direct na de burst volgt.
#### 1.3.5 Semi-vocalen (Glijklanken)
Semi-vocalen worden gekenmerkt door een toenadering van de articulatoren, wat leidt tot energiedemping.
* **Akoestische kenmerken:**
* **Energiedemping:** Veroorzaakt door de nauwe stand van de articulatoren.
* **Fonatie:** Aanwezig.
* **Formantverglijdingen:** Vergelijkbaar met vocalen, maar korter. De duur van de formantverglijding is langer dan bij occlusieven en korter dan bij een volledige diftong, wat de aard van de semi-vocaal verraadt.
#### 1.3.6 Trilklanken (Ratelaars)
Trilklanken, zoals de [r] en [R], vertonen een snelle opeenvolging van korte onderbrekingen van de luchtstroom, vergelijkbaar met herhaalde occlusieven.
* **Akoestische kenmerken:**
* **Herhaalde occlusies:** Korte periodes van luchtstroomonderbreking (ca. 3-4 maal).
* **TAP of FLAP:** Bij hogere spreeksnelheid kan het aantal ratels afnemen tot maximaal één.
* Akoestische weergave kan complex zijn en moeilijk te onderscheiden op een spectrogram.
#### 1.3.7 Lateralen
Bij lateralen ontsnapt de lucht zijwaarts van de tong, wat leidt tot een lichte demping van het akoestische signaal.
* **Akoestische kenmerken:**
* **Zijwaartse luchtstroom:** Veroorzaakt lichte demping.
* **Fonatie:** Aanwezig.
---
# Akoestische analyse van consonanten
Dit deel behandelt de akoestische kenmerken van verschillende consonantklassen en hoe deze zichtbaar zijn op een spectrogram voor identificatie.
### 2.1 Relevante akoestische kenmerken
De analyse van consonanten op een spectrogram berust op de interactie tussen tijd en frequentie, en frequentie en intensiteit.
#### 2.1.1 Tijd en frequentie
* **GAP:** Een periode van afwezige akoestische energie, ontstaan tijdens de opbouw van intra-orale druk, wat helpt bij klankidentificatie.
* **RELEASE:** Het moment waarop een afsluiting wordt opgeheven.
* **BURST:** De ruis die optreedt direct na de release van een afsluiting.
* **VOICE ONSET TIME (VOT):** De tijdsduur tussen het opheffen van de afsluiting en het begin van de fonatie (stembandtrilling).
* **RISE TIME:** De tijd die de ruiscomponent nodig heeft om zijn maximale intensiteit te bereiken.
> **Tip:** VOT is cruciaal voor het onderscheiden van stemhebbende en stemloze consonanten.
#### 2.1.2 Frequentie en intensiteit
* **FORMANTEN:** Frequentiebanden met hoge akoestische energie, ook belangrijk bij vocalen.
* **ANTIFORMANTEN:** Frequentiezones waarin de akoestische energie gedempt of afwezig is, veroorzaakt door vernauwingen in het spraakkanaal of nasale bijklanken.
* **ENERGIEDIP:** Een afname van de intensiteit over een breed frequentiebereik, waardoor de klank minder vrij kan uitstromen. Dit verschilt van antiformanten die demping in specifieke frequentiezones vertonen.
### 2.2 Consonantklassen
#### 2.2.1 Occlusieven
Occlusieven worden gekenmerkt door een volledige vernauwing van het spraakkanaal, een korte onderbreking van de luchtstroom, een toename van intra-orale druk en een explosieve release.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* **GAP:** Door de volledige afsluiting.
* **RELEASE & BURST:** Een hoorbare explosie, waarvan de ruiskarakteristieken afhankelijk zijn van de articulatieplaats.
* **VOT:** Het tijdsverschil tussen release en fonatie.
* **Stemloze occlusieven:** Hebben een positieve VOT. Bij Nederlandse occlusieven is deze 'voice lag' (tijd tussen burst en start volgende vocaal) relatief kort. De VOT kan variëren met de articulatieplaats; bilabialen hebben een kortere VOT (ca. 10 milliseconden) dan velairen (ca. 25 milliseconden).
* **Stemhebbende occlusieven:** Fonatie en afsluiting lopen simultaan. De stemplooien beginnen te trillen vóór de explosie, wat resulteert in een negatieve VOT (VOT < 0 ms).
* **Onderscheid op spectrogram:** Occlusieven worden voornamelijk herkend aan de formantverglijdingen van de voorafgaande of volgende klinker. Deze verglijdingen wijzen naar de 'locus' van de occlusief, die bepaald wordt door de articulatieplaats.
> **Voorbeeld:** De formantglijding van een klinker naar een occlusief kan helpen bij het onderscheiden van bijvoorbeeld [uk] en [up].
#### 2.2.2 Fricatieven
Fricatieven ontstaan door een vernauwing in het spraakkanaal, wat resulteert in hoorbare ruis.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* **Ruis:** Een onvoorspelbare, niet-periodieke golfvorm op het oscillogram, die zich uit als brede banden van ruis op het spectrogram.
* **Rise time:** De tijd die nodig is voor de ruis om maximale intensiteit te bereiken, vooral zichtbaar bij stemloze fricatieven en aan het begin van woorden.
* De articulatieplaats van de vernauwing bepaalt de frequentieconcentratie van de ruis.
* **Stemhebbende fricatieven:** Hebben naast ruis ook fonatie, waardoor de ruiscomponent minder dominant is dan bij stemloze fricatieven.
* **Specifieke fricatieven:**
* **[s] & [z]:** Kenmerkende ruisbanden op hogere frequenties.
* **[ʃ] & [ʒ]:** Ruisbanden op lagere frequenties dan [s] en [z].
* **[f] & [v]:** Ruiscomponenten.
* **[x] & [ɣ]:** Ruiscomponenten.
* **[h]:** Fonatie en vernauwing (in de glottis) vallen samen. Een deel van de luchtstroom schuurt door de glottis, die deels open blijft. Het begin en einde op het spectrogram zijn vaak diffuus ('fade in'/'fade out').
#### 2.2.3 Nasalen
Nasalen worden gekenmerkt door de luchtstroom die via de neusholte ontsnapt, terwijl de mondholte is afgesloten.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* **Fonatie:** Aanwezig, net als bij vocalen.
* **Energiezone:** Bepaald door de articulatorische ruimte, specifiek voor elke nasaal.
* **Antiformanten:** Door de omleiding via de neusholte ontstaan antiformanten, die zich bevinden in hogere frequenties voor achteraan gevormde nasalen.
#### 2.2.4 Affricaten
Affricaten zijn een combinatie van een occlusief gevolgd door een fricatief.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* Een **GAP** voor de opbouw van intra-orale druk, gevolgd door een **RELEASE**.
* De **BURST** gaat volledig op in de ruis van de daaropvolgende fricatief.
* **VOT** is hier niet direct van toepassing omdat er geen vocaal volgt direct na de release die de tijd meet.
#### 2.2.5 Semi-vocalen
Semi-vocalen (ook wel approximanten genoemd) vertonen kenmerken van zowel vocalen als consonanten.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* **Energiedemping:** Veroorzaakt door de toenadering van de articulatoren, zonder volledige afsluiting of vernauwing.
* **Fonatie:** Aanwezig.
* **Formantverglijdingen:** Vergelijkbaar met vocalen, maar de duur van de verglijding naar een volgende klinker is langer dan bij occlusieven, wat een indicatie is van een semi-vocaal.
> **Voorbeeld:** De duur van een formantglijding is langer bij een semi-vocaal dan bij een occlusief, en korter dan bij een diftong.
#### 2.2.6 Trilklanken (ratelaars)
Trilklanken, zoals de Nederlandse [r] en [R], lijken op herhaalde korte onderbrekingen van de luchtstroom.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* Lijken op herhaalde **occlusieven** met een totale onderbreking van de luchtstroom (ongeveer 3 tot 4 keer).
* Bij hogere spreeksnelheid kan het aantal ratels afnemen tot maximaal één, wat resulteert in een 'tap' of 'flap'.
* Het onderscheid tussen deze varianten is vaak moeilijk waar te nemen op een standaard spectrogram.
#### 2.2.7 Lateralen
Bij lateralen ontsnapt de luchtstroom zijdelings van de tong.
* **Akoestische kenmerken op spectrogram:**
* **Luchtstroom ontsnapt zijwaarts:** Dit zorgt voor een lichte demping van het akoestische signaal.
* **Fonatie:** Aanwezig.
---
# Grafische weergave en software voor spraakanalyse
Dit onderwerp behandelt de interpretatie van grafische voorstellingen van spraak, zoals oscillogrammen en spectrogrammen, en introduceert softwaretools die gebruikt worden voor deze analyse, zoals Audacity en Praat.
### 3.1 Akoestische kenmerken van spraakklanken en hun weergave
#### 3.1.1 Algemene interacties in spraakgeluid
De weergave van spraakgeluid in grafische vorm stelt ons in staat om akoestische kenmerken te analyseren. Belangrijke interacties die in deze weergaven zichtbaar zijn, betreffen de relatie tussen tijd en frequentie, en tussen frequentie en intensiteit.
**Tijd en frequentie interactie:**
* **GAP (Gap):** Dit is een periode waarin er geen akoestische energie is. Dit treedt op tijdens de opbouw van intra-orale druk, zoals bij occlusieven, en helpt bij de identificatie van de klank.
* **RELEASE (Release):** Dit is het moment van het opheffen van een afsluiting, wat leidt tot een explosie van geluid.
* **BURST (Burst):** De ruis die kort na de release optreedt.
* **VOICE ONSET TIME (VOT):** De tijdsduur tussen het moment van de release van een afsluiting en het begin van de stembandtrillingen (F0-stijging).
* **RISE TIME (Rise time):** De tijd die nodig is voor de ruiscomponent om zijn maximale intensiteit te bereiken. Dit is met name relevant bij klanken zoals fricatieven.
**Frequentie en intensiteit interactie:**
* **FORMANTEN (Formants):** Frequentiebanden met relatief hoge akoestische energie, die de resonantie van het spraakkanaal weerspiegelen. Ze zijn cruciaal voor de identificatie van klinkers, maar ook relevant voor andere klanken.
* **ANTIFORMANTEN (Antiformants):** Frequentiezones waarin de akoestische energie significant wordt gedempt of volledig verdwijnt. Dit wordt veroorzaakt door vernauwingen in het spraakkanaal of nasale bijklanken.
* **ENERGIEDIP (Energy dip):** Een afname van de intensiteit, voornamelijk in hogere frequenties, die voorkomt wanneer de spraakklank wordt gehinderd in zijn vrije uitstroom. Bij antiformanten is er demping in een welomschreven frequentiezone, terwijl een energiedip een bredere frequentiezone betreft.
#### 3.1.2 Specifieke klankklassen en hun grafische representatie
De bovengenoemde akoestische kenmerken manifesteren zich op verschillende manieren in grafische weergaven zoals spectrogrammen en oscillogrammen, afhankelijk van de klankklasse.
**Occlusieven:**
* **Articulatorische kenmerken:** Volledige obstructie van de luchtstroom, gevolgd door een korte onderbreking, toename van intra-orale druk en een explosieve release.
* **Akoestische kenmerken:**
* Een GAP is aanwezig tijdens de periode van luchtdrukopbouw.
* De RELEASE markeert het einde van de afsluiting.
* De BURST is een korte ruisexplosie die de articulatieplaats weerspiegelt.
* VOT (Voice Onset Time) is de tijd tussen de release en de start van de fonatie.
* **Differentiëren op spectrogram:** Occlusieven worden niet primair gedifferentieerd op basis van F1 (die voornamelijk wordt bepaald door de kaakopening en dus vergelijkbaar is voor verschillende occlusieven), maar door de formantglijdingen (vooral F2) van de voorafgaande of volgende klinker. De richting en plaats van deze glijding (locus) zijn indicatief voor de articulatieplaats.
* **Stemloze occlusieven:** Na de burst beginnen de stembanden te trillen voor de volgende klank. Bij Nederlandse occlusieven is er een korte "voice lag" (tijd tussen burst en stembandtrilling). Bij stemloze occlusieven is VOT positief (langer dan nul) en correleert met de articulatieplaats: bilabialen hebben een kortere VOT (ongeveer 10 milliseconden) dan velairen (ongeveer 25 milliseconden).
* **Stemhebbende occlusieven:** De afsluiting en fonatie lopen min of meer simultaan. De stemplooien beginnen te trillen vóór de explosie, wat resulteert in een VOT die kleiner is dan nul (negatieve VOT). Op het spectrogram is dit te herkennen aan de formantglijdingen van de voorafgaande of volgende vocaal.
**Fricatieven:**
* **Articulatorische kenmerken:** Vernauwing van het spraakkanaal die ruis genereert.
* **Akoestische kenmerken:** Kenmerkend is een onvoorspelbare, niet-periodieke vorm op het spectrogram, de ruiscomponent. De "rise time" is de tijd die deze ruis nodig heeft om maximale intensiteit te bereiken. Dit is vooral duidelijk bij stemloze fricatieven en aan het begin van woorden.
* **Differentiëren op spectrogram:** De plaats van de vernauwing bepaalt de concentratie van de ruis. Stemhebbende fricatieven hebben een fonatiecomponent, wat leidt tot een minder sterke ruiscomponent.
* [s] & [z]: Hoge frequentie ruis.
* [ʃ] & [ʒ]: Ruiseconcentratie in een lager frequentiebereik dan [s]/[z].
* [f] & [v]: Bredere ruisband.
* [x] & [ɣ]: Ruiseconcentratie in lagere frequenties.
* **Fricatieven [h]:** Fonatie en vernauwing (in de glottis) vinden op dezelfde plaats plaats. Een deel van de luchtstroom schuurt door de glottis en wordt niet in trilling gebracht. Begin- en eindpunten op het spectrogram zijn vaak moeilijk te zien (fade in - fade out).
**Nasalen:**
* **Akoestische kenmerken:**
* Fonatie is aanwezig.
* Er is een energiezone die wordt bepaald door de articulatorische ruimte (kenmerkend voor de specifieke nasaal).
* Antiformanten treden op als gevolg van de omleiding van de luchtstroom via de neus. Deze antiformanten liggen in hogere frequenties bij nasalen die achteraan in de mond worden uitgesproken (bijv. 'ng').
**Affricaten:**
* **Akoestische kenmerken:** Op het spectrogram lijken affricaten op een combinatie van een occlusief en een fricatief. Er is een GAP vooraf, gevolgd door een release en burst die echter vrijwel volledig opgaat in de ruis van de direct volgende fricatief. Het begrip VOT is hier niet van toepassing omdat er direct een fricatief volgt in plaats van een vocaal.
**Semi-vocalen:**
* **Akoestische kenmerken:**
* Energiedemping treedt op door de toenadering van de articulatoren, maar zonder volledige obstructie.
* Fonatie is aanwezig.
* Formantglijdingen naar de voorafgaande of volgende klinker zijn zichtbaar. De duur van deze glijdingen is langer dan bij occlusieven, wat ze onderscheidt van andere klanken, en nog langer bij diftongen.
**Trilklanken (ratelaars):**
* **Articulatorische kenmerken:** Gekenmerkt door een herhaalde snelle onderbreking van de luchtstroom (typisch 3 tot 4 keer). Bij hoge spreeksnelheid kan dit teruggebracht worden tot één enkele onderbreking (tap of flap).
* **Grafische weergave:** Het onderscheid tussen deze varianten is op een spectrogram vaak moeilijk waar te nemen.
**Lateralen:**
* **Articulatorische kenmerken:** De luchtstroom ontsnapt zijwaarts van de tong.
* **Akoestische kenmerken:** Dit zorgt voor een lichte demping van het akoestische signaal. Fonatie is aanwezig.
### 3.2 Software voor spraakanalyse
Er zijn verschillende softwaretools beschikbaar voor de grafische weergave en analyse van spraak. Twee veelgebruikte programma's zijn:
* **Audacity:** Een gratis en open-source audiostreameditor die gebruikt kan worden voor opname, bewerking en analyse van geluid, inclusief de weergave van oscillogrammen en spectrogrammen.
* **Praat:** Een populair en krachtig programma, met name binnen de fonetiek en linguïstiek, dat geavanceerde mogelijkheden biedt voor de akoestische analyse van spraak, waaronder gedetailleerde spectrogramweergave, formanttracking en andere akoestische metingen.
> **Tip:** Het vergelijken van de grafische weergaven van spraakklanken in Audacity en Praat kan helpen om de sterktes en zwaktes van beide programma's te begrijpen voor verschillende analysebehoeften.
> **Voorbeeld:** Om de VOT van een stemloze occlusief te meten, kan men een spectrogram in Praat gebruiken. Men zou de tijd van de burst identificeren en vervolgens de tijd van de eerste duidelijk waarneembare stembandtrilling (F0-stijging) markeren om de VOT te berekenen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fonetiek | De wetenschappelijke studie van de productie, transmissie en perceptie van spraakgeluid, die zich richt op de fysieke eigenschappen van gesproken taal. |
| Articulatorische fonetiek | Het onderdeel van de fonetiek dat zich bezighoudt met de productie van spraakklanken door de menselijke spraakorganen, zoals tong, lippen en stembanden. |
| Akoestische fonetiek | Het onderdeel van de fonetiek dat de fysische eigenschappen van spraakgeluid analyseert, met name de geluidsgolven die worden geproduceerd tijdens het spreken. |
| Auditorische fonetiek | Het onderdeel van de fonetiek dat zich richt op de perceptie van spraakklanken door het gehoor, hoe geluidsgolven worden verwerkt in het oor en de hersenen. |
| Consonanten | Medeklinkers, spraakklanken die worden geproduceerd door het (gedeeltelijk) afsluiten of vernauwen van het spraakkanaal, wat resulteert in turbulentie of een onderbreking van de luchtstroom. |
| GAP | De periode tijdens de productie van een occlusief consonant waarin er geen akoestische energie is omdat de luchtstroom volledig is onderbroken door de sluiting van het spraakkanaal. |
| RELEASE | Het moment waarop de afsluiting in het spraakkanaal wordt opgeheven, wat leidt tot de hoorbare explosie van een occlusief consonant. |
| BURST | De korte, ruisachtige explosie die volgt op het loslaten van de afsluiting bij de productie van een occlusief consonant, waarvan de kenmerken afhankelijk zijn van de articulatieplaats. |
| VOICE ONSET TIME (VOT) | De tijdsduur tussen het moment van het opheffen van de afsluiting (release) van een occlusief en het begin van de stembandtrilling (voicing) voor de daaropvolgende vocaal. |
| RISE TIME | De tijd die nodig is voor de ruiscomponent van een spraakklank, zoals bij fricatieven, om de maximale intensiteit te bereiken na de initiële productie. |
| FORMANTE | Resonantiefrequenties van het spraakkanaal die de akoestische energie van klinkers en bepaalde consonanten versterken, en die veranderen met de configuratie van het spraakkanaal. |
| ANTIFORMANTE | Frequentiezones waarin de akoestische energie van spraakklanken gedempt of volledig onderdrukt wordt, vaak veroorzaakt door een vernauwing van het spraakkanaal of nasale bijklanken. |
| ENERGIEDIP | Een afname van de intensiteit van de akoestische energie, voornamelijk in de hogere frequenties, wat de klankkarakteristiek van bepaalde spraakklanken beïnvloedt. |
| OCclusieven | Medeklinkers die worden gevormd door een volledige afsluiting van het spraakkanaal, gevolgd door een plotselinge loslating van de luchtstroom, zoals [p], [t], [k]. |
| Fricatieven | Medeklinkers die worden gevormd door een vernauwing in het spraakkanaal, waardoor de luchtstroom met turbulentie ontsnapt en ruis produceert, zoals [s], [f], [x]. |
| Nasalen | Medeklinkers waarbij de luchtstroom via de neusholte ontsnapt, doordat het zachte gehemelte naar beneden is gelaten, zoals [m], [n]. |
| Affricaten | Samengestelde medeklinkers die beginnen als een occlusief en eindigen als een fricatief op dezelfde articulatieplaats, zoals de [ts] in "cats". |
| Semi-vocalen | Klanken die kenmerken delen met zowel klinkers als medeklinkers, vaak gekenmerkt door formantverglijdingen en een relatief korte duur, zoals de [j] in "yes" of [w] in "wet". |
| Trilklanken (ratelaars) | Klanken die worden geproduceerd door snelle, herhaalde onderbrekingen van de luchtstroom, zoals de rollende [r] of ratelende [R]. |
| Lateralen | Medeklinkers waarbij de luchtstroom langs de zijkanten van de tong ontsnapt, omdat de tongpunt het midden van het gehemelte blokkeert, zoals de [l]. |
| Spectrogram | Een grafische weergave van geluid die de frequentie van het geluid in de loop van de tijd laat zien, met intensiteit weergegeven door de donkerheid van de lijnen of gebieden. |
| Oscillogram | Een grafische weergave die de amplitude (of intensiteit) van een geluidssignaal in de loop van de tijd weergeeft, zonder informatie over de frequentiecomponenten. |