Cover
Jetzt kostenlos starten module 10 - Asymmetrische informatie & (her)verdeling .docx
Summary
# Verdeling en herverdeling van inkomen en welvaart
Dit onderwerp verkent de mechanismen en uitdagingen rond de verdeling en herverdeling van inkomen en welvaart, met een focus op de rol van markten, overheidsinterventies en de impact op ongelijkheid.
## 1. Verdeling en herverdeling van inkomen en welvaart
### 1.1 De rol van markten en de noodzaak tot herverdeling
Hoewel perfecte mededinging theoretisch bestaat, is de realiteit complexer. Markten kenmerken zich vaak door gedifferentieerde producten, wat leidt tot marktmacht en een verschil tussen prijs en marginale kosten. Dit kan inefficiënties veroorzaken, maar biedt ook een rijk aanbod aan producten dat gewaardeerd wordt. De afweging tussen de kosten van inefficiëntie en de voordelen van een gevarieerd aanbod is cruciaal.
Markten kunnen falen door marktmacht, publieke goederen, externe effecten en asymmetrische informatie. Echter, zelfs wanneer markten efficiënt functioneren, garandeert dit geen rechtvaardige uitkomst. Voorbeelden zoals de terughoudendheid van bedrijven om gehandicapten aan te nemen illustreren dit. Dit onderwerp richt zich op de verdeling van inkomen en welvaart, de mate van ongelijkheid, en overheidsinterventies zoals een basisinkomen en de uitdagingen binnen de sociale zekerheid.
### 1.2 Het verschil tussen herverdeling en verzekering
* **Herverdeling:** Dit proces wordt uitgevoerd door de overheid, die via belastingen inkomen heft en uitkeringen of publieke diensten financiert. Het doel is het verkleinen van inkomens- of vermogensverschillen of het ondersteunen van specifieke groepen. De bijdragen zijn verplicht en vaak ongelijker verdeeld (hogere inkomens betalen meer), terwijl de voordelen niet altijd evenredig verdeeld zijn.
* **Verzekering:** Dit is een vrijwillig proces waarbij individuen premies betalen in ruil voor bescherming tegen risico's (bv. ziekte, arbeidsongeschiktheid). Het doel is risicospreiding. Deelnemers hebben een wederzijds voordeel, en de overheid hoeft dit niet af te dwingen.
### 1.3 De evolutie van ongelijkheid
De ongelijkheid binnen landen is over het algemeen toegenomen, terwijl de ongelijkheid tussen landen juist sterk is afgenomen.
### 1.4 Opbouw van inkomen en welvaart
Het inkomen is opgebouwd uit primair inkomen, dat bestaat uit:
* **Inkomen uit arbeid:** Loon, afhankelijk van uurloon en gewerkte uren. Dit is voor de meeste gezinnen de belangrijkste inkomensbron en wordt beïnvloed door opleiding, ervaring, sector, en de vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
* **Inkomen uit vermogen:** Rendement vermenigvuldigd met de waarde van het vermogen (bv. rente, huurinkomsten, dividenden, meerwaarde). Dit is veel ongelijker verdeeld en speelt een grotere rol bij hogere inkomens.
Van het bruto inkomen worden vervolgens sociale zekerheidsbijdragen (werknemer en werkgever) afgetrokken. Deze financiering is bedoeld voor pensioenen, gezondheidszorg en werkloosheid. Dit is een verplichting en tegelijkertijd onderdeel van herverdeling en verzekering.
Daarna volgen aanvullingen op het inkomen:
* **Sociale uitkeringen:** Pensioenen, ziekte-uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen, kinderbijslag.
* **Andere inkomensoverdrachten van de overheid:** Studiebeurzen, diverse premies, tegemoetkomingen voor specifieke noden.
Dit levert het **totaal inkomen vóór belastingen** op. Vervolgens wordt het **belastbaar inkomen** bepaald, waarop directe belastingen (personenbelasting, belastingen op vermogen) worden geheven. Deze belastingen hebben vaak een progressieve structuur, met een hogere belastingdruk voor hogere inkomens, en dienen ter herverdeling en financiering van de overheid en sociale zekerheid.
Na aftrek van deze belastingen resteert het **beschikbaar inkomen**, waarover gezinnen zelf beslissen. Dit kan besteed worden aan consumptie (voeding, kleding, huisvesting, diensten) of sparen (uitgestelde consumptie), wat het vermogen voor de volgende periode verhoogt.
Op consumptie worden **indirecte belastingen** geheven, zoals btw (percentage op verkoop van goederen en diensten) en accijnzen (vaste belasting per eenheid, bv. per liter brandstof). Deze maken producten duurder en verlagen de koopkracht.
De **individuele welvaart** wordt bepaald door meer dan alleen geld. Factoren zoals gezinsgrootte en -samenstelling, gezondheid, opleiding, vrije tijd en toegang tot publieke goederen (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, infrastructuur) spelen een cruciale rol. Publieke goederen worden gefinancierd door de afgedragen belastingen en sociale bijdragen.
De uitgaven van de Belgische overheid zijn aanzienlijk, met sociale zekerheid als grootste post (ongeveer 52% van de uitgaven). De belangrijkste inkomstenbronnen zijn directe belastingen, indirecte belastingen en sociale zekerheid.
### 1.5 Verklaringen voor veranderingen in ongelijkheid
Ongelijkheid kan toenemen door:
* Ongelijkere primaire inkomensverdeling (bv. snellere loonstijging voor hooggeschoolden).
* Sterkere groei van inkomsten uit vermogen ten opzichte van arbeid.
* Verminderde herverdeling door de overheid (minder progressieve belastingen, beperkte uitkeringen).
* Sociodemografische veranderingen (bv. meer alleenstaanden, 'assortative matching').
### 1.6 Functionele en personele verdeling van inkomen
* **Functionele verdeling:** Verdeelt inkomen over sociale klassen, gekoppeld aan productiefactoren (arbeid en kapitaal). Dit is de 'klassieke' benadering.
* **Personele verdeling:** Beschouwt individuen of gezinnen als uitgangspunt. De analyse richt zich hierdoor vaak op de verdeling van het beschikbaar inkomen over gezinnen.
### 1.7 Methoden voor het meten van inkomensongelijkheid
* **Histogram:** Verdeelt de bevolking in vaste inkomensklassen en telt het aantal personen per klasse.
* **Decielverdeling:** Verdeelt de bevolking in tien even grote groepen op basis van inkomen (van arm naar rijk).
* **Lorenz-curve:** Visualiseert de cumulatieve inkomensaandelen tegenover de cumulatieve bevolkingsaandelen (gebaseerd op decielverdeling). De curve geeft de mate van ongelijkheid weer.
* **Gini-coëfficiënt:** Een enkel getal dat de ongelijkheid weergeeft, berekend op basis van de Lorenz-curve. Een waarde van 0 staat voor perfecte gelijkheid, een waarde van 1 voor perfecte ongelijkheid.
> **Tip:** De Lorenz-curve kan snijden, waardoor directe vergelijking op basis van de curve lastig kan worden. De Gini-coëfficiënt biedt in dergelijke gevallen een eenduidig vergelijkingsgetal.
### 1.8 Wereldongelijkheid en de olifantencurve
* **Wereldongelijkheid (Gini-index):** Tussen 1820 en ongeveer 1980 nam de wereldongelijkheid toe, voornamelijk door snellere groei in rijke landen. Vanaf 1980 daalde de wereldongelijkheid door snelle groei in grote arme landen (bv. China, India). Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen de stijgende ongelijkheid *binnen* landen en de dalende ongelijkheid *tussen* landen. De daling van de tussenlandenongelijkheid overtreft de stijging van de binnenlandenongelijkheid, wat resulteert in een wereldwijde daling van de ongelijkheid.
* **Olifantencurve (1988-2011):** Deze curve visualiseert de cumulatieve reële inkomensgroei per percentiel van de wereldinkomensverdeling.
* De staart (armste percentielen) toont matige groei.
* Het lichaam (circa 20-60%) laat zeer sterke groei zien, voornamelijk door de middenklasse in opkomende economieën.
* De inzakking (circa 70-85%) duidt op lage of nul groei voor de lagere en middenklasse in rijke landen.
* De slurf (top 1-5%) illustreert explosieve groei voor de wereldwijde economische elite.
> **Voorbeeld:** De olifantencurve laat zien dat de middenklasse in opkomende landen en de wereldtop de grote winnaars van globalisering zijn, terwijl de lagere middenklasse in rijke landen de verliezers zijn.
### 1.9 Ongelijkheid versus onrechtvaardigheid
Ongelijkheid is niet per se synoniem met onrechtvaardigheid. Ongelijkheid ontstaat door verschillen in prestaties, inspanningen of keuzes, terwijl onrechtvaardigheid impliceert dat iemand minder verdient ondanks gelijke inspanningen of omstandigheden. Hoewel moeilijk te meten, is onrechtvaardigheid vaak een belangrijkere zorg dan pure ongelijkheid.
### 1.10 Een onvoorwaardelijk basisinkomen (UBI)
* **Gemiddelde aanslagvoet:** Het gemiddelde belastingtarief betaald op het volledige inkomen. Dit kan progressief (stijgend met inkomen), regressief (dalend) of proportioneel (constant) zijn.
* **Marginale aanslagvoet:** Het belastingtarief op een bijkomende euro inkomen.
Het Belgische belastingstelsel is progressief, wat leidt tot **verticale herverdeling**: hogere inkomens dragen proportioneel meer lasten. Dit verkleint de ongelijkheid van netto-inkomens vergeleken met bruto-inkomens. Het principe van **horizontale gelijkheid** stelt dat individuen in gelijke omstandigheden gelijk behandeld moeten worden, hoewel dit door gezinsgrootte en samenstelling kan variëren.
* **Statutaire versus effectieve aanslagvoeten:** De wettelijk vastgelegde tarieven (statutair) geven slechts een deel van de belastingdruk weer. De effectieve tarieven houden rekening met belastingvrije sommen en aftrekposten, en worden beïnvloed door elementen zoals selectieve uitkeringen, wat kan leiden tot een 'werkloosheidsval'.
Een basisinkomen in België, voorgesteld als een 'broekzak-vestzak'-operatie, zou volgens sommigen betaalbaar zijn. Voordelen zijn minder stigma en bureaucratie. Nadelen zijn dat het voorgestelde model niet echt onvoorwaardelijk is en de werkloosheidsval mogelijk blijft bestaan. Dit illustreert het **trilemma van armoedebestrijding, betaalbaarheid en eenvoud**.
### 1.11 Uitdagingen in de sociale zekerheid
De Belgische sociale zekerheid combineert verzekering met solidariteit.
* **Progressieve belastingsystemen en sociale zekerheid** fungeren als herverdelingssystemen die inkomensongelijkheid verminderen.
* **Waarom geen private verzekering?** Private verzekeringen kampen met problemen zoals:
* **Collectieve component:** Bij gelijktijdige risico's voor een grote groep volstaan premies niet.
* **Asymmetrische informatie (averechtse selectie):** Mensen met een hoger risico zijn meer geneigd zich te verzekeren, waardoor de premies voor laag-risico individuen te hoog worden.
* **Moreel risico:** Verzekerden kunnen hun gedrag aanpassen (bv. meer risico nemen) omdat de gevolgen gedekt zijn.
De overheid kan deze problemen aanpakken door verplichte verzekeringen en controlemechanismen.
* **Verzekering als basisprincipe:** Het uitschakelen van de impact van onzekerheid op de levensstandaard. Zekerheidssystemen kunnen gebaseerd zijn op wederkerigheid (Bismarck-systeem, premie en uitkering gekoppeld aan inkomen) of solidariteit (Beveridge-systeem, vaste uitkering).
* **Verzekering en solidariteit:** Naast verzekering beoogt sociale zekerheid ook solidariteit:
* **Risico-solidariteit:** Herverdeling van lage naar hoge risico's.
* **Inkomenssolidariteit:** Herverdeling van lage naar hoge inkomens. Dit gaat verder dan verzekering en kan alleen door de overheid worden opgelegd. Het risico bestaat dat te veel solidariteit het verzekeringssysteem uitholt en het politieke draagvlak vermindert.
### 1.12 Specifieke uitdagingen binnen de sociale zekerheid
* **Werkloosheid:** Structurele werkloosheid leidt tot gestegen uitgaven. Moreel risico speelt een rol voor zowel werkgevers als werknemers. De uitdaging is het behouden van prikkels om werk te zoeken en aan te nemen, terwijl welvaartsverlies voor onvrijwillig werklozen beperkt wordt.
* **Ziekteverzekering:** Het Belgische systeem is een terugbetalingssysteem. Moreel risico kan leiden tot overconsumptie ('remgeld' voor patiënten). Artsen kunnen vraag creëren (bv. door asymmetrische informatie). De betaalbaarheid wordt bedreigd door vergrijzing en technologie.
* **Pensioenen:** Verzekering tegen 'lang leven'. Systemen zijn gebaseerd op kapitalisatie (gevoelig voor conjunctuur) of repartitie (gevoelig voor vergrijzing). Oplossingen voor betaalbaarheidsproblemen omvatten lagere uitkeringen, hogere premies of een hogere pensioenleeftijd.
### 1.13 De efficiëntie-rechtvaardigheid afweging
Beleidskeuzes over de verdeling van de 'taart' hebben implicaties voor de omvang van de taart zelf. Herverdeling en verzekering kunnen ontmoedigende effecten hebben ('lekkende emmer' van Okun), wat kan leiden tot een afname van het arbeidsaanbod. Er is een fundamentele afweging tussen **efficiëntie en rechtvaardigheid**.
---
# Maatstaven van inkomensongelijkheid
Hier is een gedetailleerde samenvatting over Maatstaven van inkomensongelijkheid, opgesteld als een examenklare studiegids.
## 2 Maatstaven van inkomensongelijkheid
Dit deel van de studiegids belicht de diverse methoden die economen hanteren om inkomensongelijkheid te meten en te visualiseren, waaronder histogrammen, decielverdelingen, Lorenz-curven en de Gini-coëfficiënt, met een focus op de verdeling van beschikbaar inkomen en internationale vergelijkingen.
### 2.1 Het concept van inkomensongelijkheid en de meting ervan
Inkomensongelijkheid verwijst naar de ongelijke verdeling van inkomen binnen een populatie. Hoewel markten in principe efficiënt kunnen zijn, garandeert dit geen rechtvaardige verdeling. Factoren zoals marktmacht, publieke goederen, externe effecten, en asymmetrische informatie kunnen leiden tot marktfalen, wat op zijn beurt weer ongelijkheid kan verergeren. Echter, zelfs in afwezigheid van marktfalen kan de marktuitkomst als onrechtvaardig worden beschouwd.
#### 2.1.1 Primaire inkomen versus beschikbaar inkomen
Het inkomen van huishoudens kan worden opgedeeld in:
* **Primair inkomen:** Dit omvat:
* **Inkomen uit arbeid:** Loon is de belangrijkste bron en is afhankelijk van factoren zoals uurloon, gewerkte uren, opleiding, ervaring, sector, en de vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
* **Inkomen uit vermogen:** Dit is de opbrengst van bezittingen, zoals rente, huurinkomsten, dividenden en meerwaarde op investeringen. Dit inkomen is veel ongelijker verdeeld en speelt een grotere rol bij hogere inkomens.
Na de aftrek van sociale zekerheidsbijdragen (betaald door werknemer en werkgever, die sociale verzekeringen financieren zoals pensioenen, gezondheidszorg en werkloosheid) en het optellen van sociale uitkeringen en andere inkomensoverdrachten, ontstaat het **totaal inkomen vóór belastingen**.
* **Belastbaar inkomen:** Dit is het inkomen waarop directe belastingen worden geheven, zoals personenbelasting en belastingen op vermogen. Het progressieve belastingstelsel zorgt ervoor dat hogere inkomens een hogere belastingdruk hebben, wat bijdraagt aan herverdeling.
* **Beschikbaar inkomen:** Dit is het inkomen waarover gezinnen vrijelijk kunnen beschikken na aftrek van belastingen. Dit inkomen kan worden besteed aan consumptie (goederen en diensten) of gespaard (uitgestelde consumptie). Op consumptie worden nog indirecte belastingen geheven, zoals BTW en accijnzen, die de effectieve koopkracht verlagen.
#### 2.1.2 Individuele welvaart
Individuele welvaart gaat verder dan enkel financieel inkomen en wordt beïnvloed door factoren zoals beschikbaar inkomen, gezinsgrootte en -samenstelling, gezondheid, opleiding, vrije tijd en toegang tot publieke goederen (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, infrastructuur, etc.). Publieke goederen worden gefinancierd door de afgedragen belastingen en sociale bijdragen.
#### 2.1.3 Verklaringen voor veranderingen in ongelijkheid
De welvaartsverdeling kan ongelijker worden door:
* Een toenemende ongelijkheid in primaire inkomens (bv., grotere loonverschillen tussen hoog- en laaggeschoolden).
* Een sterkere groei van inkomens uit vermogen ten opzichte van inkomsten uit arbeid.
* Minder herverdelende overheidsmaatregelen (bv., minder progressieve belastingen of beperkte sociale uitkeringen).
* Sociodemografische veranderingen (bv., meer alleenstaanden of 'assortative matching' – partners met vergelijkbare inkomens).
#### 2.1.4 Personele versus functionele verdeling van inkomen
* **Functionele verdeling:** Analyseert de verdeling van inkomen over sociale klassen, gerelateerd aan productiefactoren (arbeid en kapitaal).
* **Personele verdeling:** Richt zich op de verdeling van inkomen over individuen of gezinnen. In deze studiegids wordt voornamelijk de personele verdeling van het beschikbaar inkomen geanalyseerd.
### 2.2 Hulpmiddelen voor het visualiseren en meten van ongelijkheid
Om de personele inkomensverdeling te analyseren, worden diverse methoden gebruikt:
* **Histogram:** De bevolking wordt verdeeld in inkomensklassen van gelijke grootte, waarna het aantal personen per klasse wordt geteld. Hierbij is de inkomensklasse vast en het percentage personen variabel.
* > **Tip:** In een typisch histogram van inkomensverdelingen zie je vaak een 'lange staart naar rechts', wat betekent dat het gemiddeld inkomen doorgaans hoger is dan het mediane inkomen.
> **Voorbeeld:** Een histogram kan inkomensklassen tonen zoals €0–€1.000, €1.000–€2.000, enzovoort.
* **Decielverdeling:** De bevolking wordt van arm naar rijk geordend en verdeeld in tien even grote groepen (decielen), waarbij elke groep 10% van de bevolking vertegenwoordigt. Vervolgens wordt het inkomen van elke groep geanalyseerd.
* **Lorenz-curve:** Deze curve visualiseert de cumulatieve inkomensaandelen tegenover de cumulatieve bevolkingsaandelen (gebaseerd op een decielverdeling of een vergelijkbare verdeling).
* De diagonaal (lichtblauwe lijn) vertegenwoordigt een perfect gelijke verdeling.
* Hoe dichter de curve bij de diagonaal ligt, hoe gelijker de inkomensverdeling.
* Een curve die op de assen ligt, duidt op een perfect ongelijke verdeling (één persoon bezit al het inkomen).
* > **Opmerking:** Het kan voorkomen dat Lorenz-curven elkaar snijden, wat het interpreteren van ongelijkheid bemoeilijkt.
> **Voorbeeld:** De vergelijking van de Lorenz-curve voor België en de VS in 2018 toonde aan dat België dichter bij de diagonaal lag, wat duidt op een gelijker verdeelde beschikbare inkomens.
* **Gini-coëfficiënt:** Deze index kwantificeert de ongelijkheid op basis van de Lorenz-curve. Het is de oppervlakte tussen de diagonaal en de Lorenz-curve van een land, gedeeld door de totale oppervlakte onder de diagonaal.
* Een waarde van 0 staat voor perfecte gelijkheid.
* Een waarde van 1 staat voor perfecte ongelijkheid.
* > **Voordeel:** De Gini-coëfficiënt biedt een enkel getal dat universeel vergelijkbaar is en bruikbaar is voor het ordenen van landen op basis van hun ongelijkheidsniveau.
#### 2.2.1 Wereldongelijkheid en de olifantencurve
* **Gini-index (wereld en VS, 1820-2013):**
* **Wereldongelijkheid (oranje lijn):** De Gini-index op wereldschaal. Tussen 1820 en 1980 steeg de wereldongelijkheid door de Industriële Revolutie en kolonialisme, waarbij rijke landen sneller groeiden dan arme. Vanaf 1980 daalde de wereldongelijkheid significant door de snelle groei in grote arme landen zoals China en India.
* **Ongelijkheid in de VS (zwarte lijn):** De Gini-index berekend binnen de Verenigde Staten. Deze liet een stijging zien na 1970, wat duidt op toenemende inkomensongelijkheid binnen het land.
* **Cruciaal onderscheid:** Ongelijkheid *binnen* landen neemt toe, terwijl ongelijkheid *tussen* landen afneemt. De wereldongelijkheid wordt voornamelijk bepaald door het effect van de afnemende ongelijkheid *tussen* landen.
* **Olifantencurve (1988-2011):**
* **Horizontale as:** Percentielen van de wereldinkomensverdeling (van armste tot rijkste).
* **Verticale as:** Cumulatieve reële inkomensgroei (in procenten) tussen 1988 en 2011.
* De curve toont dat de gemiddelde wereldwijde inkomensgroei van 35,5% niet gelijk verdeeld was:
1. **Staart (armste percentielen):** Matige groei, wat leidt tot een langzame vermindering van extreme armoede.
2. **Lichaam (± 20%-60%):** Zeer sterke groei voor de opkomende middenklasse in landen als China en India, die grote winnaars van globalisering waren.
3. **Inzakking (± 70%-85%):** Lage of zelfs nul groei voor de lagere en middenklasse in rijke landen (vaak aangeduid als 'verliezers van globalisering' in OESO-landen).
4. **Slurf (top 1%-5%):** Explosieve groei voor de wereldwijde economische elite.
#### 2.2.2 De Gini-coëfficiënt in detail
De Gini-coëfficiënt is een krachtige maatstaf die de ongelijkheid in één getal samenvat, waardoor internationale vergelijkingen mogelijk zijn. Terwijl de Gini-coëfficiënt wereldwijd een afname laat zien, wat duidt op een toenadering van inkomensniveaus *tussen* landen, kan de ongelijkheid *binnen* landen tegelijkertijd toenemen. De olifantencurve biedt een meer genuanceerd beeld door te tonen welke groepen van de wereldbevolking het meest hebben geprofiteerd van de globalisering en welke minder.
### 2.3 Ongelijkheid versus onrechtvaardigheid
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Ongelijkheid bestaat wanneer individuen verschillende uitkomsten ervaren. Onrechtvaardigheid ontstaat wanneer deze ongelijke uitkomsten het gevolg zijn van oneerlijke middelen of kansen. Hoewel ongelijkheid vaak als een proxy voor onrechtvaardigheid wordt gebruikt, is het niet altijd hetzelfde.
### 2.4 Gemiddelde en marginale aanslagvoet
Deze concepten zijn relevant bij het analyseren van de impact van belastingen op inkomensverdeling:
* **Gemiddelde aanslagvoet:** Het percentage van het totale inkomen dat aan belasting wordt betaald.
* **Progressief:** Gemiddelde aanslagvoet stijgt met inkomen.
* **Regressief:** Gemiddelde aanslagvoet daalt met inkomen.
* **Proportioneel:** Gemiddelde aanslagvoet blijft constant.
* **Marginale aanslagvoet:** Het belastingtarief dat betaald moet worden op elke extra verdiende euro.
#### 2.4.1 Kernprincipes van de personenbelasting
* **Verticaal herverdelingsprincipe (draagkrachtprincipe):** Hogere inkomens dragen proportioneel zwaardere lasten. Dit leidt tot progressiviteit en verkleint de ongelijkheid van netto-inkomens ten opzichte van bruto-inkomens. De Lorenz-curve vóór en na de personenbelasting illustreert dit effect.
* **Horizontaal gelijkheidsprincipe:** Belastingplichtigen in gelijke omstandigheden moeten gelijk worden behandeld. Dit principe erkent echter dat gezinnen met hetzelfde belastbare inkomen toch verschillend belast kunnen worden, afhankelijk van hun samenstelling (bv., alleenstaanden versus gezinnen met kinderen).
#### 2.4.2 Statutaire versus effectieve aanslagvoeten
* **Statutaire tarieven:** Wettelijk vastgelegde tarieven. Deze geven een onvolledig beeld omdat ze geen rekening houden met belastingvrije sommen, aftrekposten, en andere verminderingen die het effectieve gemiddelde en marginale tarief beïnvloeden.
* **Effectieve aanslagvoet:** Het daadwerkelijke percentage belasting dat betaald wordt. Deze kan lager zijn dan het statutaire tarief.
* **Effectieve marginale aanslagvoet:** Dit wordt beïnvloed door diverse factoren, waaronder selectieve uitkeringen, wat kan leiden tot een 'werkloosheidsval' waarbij het minder aantrekkelijk wordt om te werken door een combinatie van belastingen en uitkeringen.
### 2.5 Uitdagingen in de sociale zekerheid
De sociale zekerheid in België combineert elementen van verzekering en herverdeling, wat zowel voordelen als gevaren met zich meebrengt.
#### 2.5.1 Sociale zekerheid als herverdelings- en verzekeringssysteem
* Het progressieve belastingsysteem is het primaire herverdelingssysteem.
* De sociale zekerheid is het tweede belangrijkste herverdelingssysteem en beoogt voornamelijk inkomenstransfers van mensen zonder tegenslag naar mensen met tegenslag. De belangrijkste uitgavencategorieën zijn pensioenen, gezondheidszorg, ziekte en invaliditeit, gezin en kinderen, en werkloosheid.
#### 2.5.2 Waarom sociale zekerheid niet puur door de private markt wordt voorzien
* **Collectieve component:** Als een grote groep gelijktijdig getroffen wordt (bv. een economische crisis), volstaan de premies van de private markt mogelijk niet.
* **Asymmetrische informatie:**
* **Averechtse selectie:** Mensen met een hoger risico verzekeren zich eerder dan mensen met een lager risico, wat leidt tot hogere premies voor de laatsten en een sneeuwbaleffect.
* **Moreel risico:** Na het afsluiten van een verzekering kunnen de risico's of de omvang van de schade toenemen (bv. door minder voorzichtig gedrag).
* De overheid kan hier beter op inspelen door een 'zachte' budgetbeperking, verplichte verzekering, en meer controle- en sanctiemogelijkheden.
#### 2.5.3 Verzekering en solidariteit
* **Verzekering:** Mensen betalen premies om de impact van onzekerheid op hun levensstandaard te beperken.
* **Solidariteit:** Naast verzekering beoogt sociale zekerheid ook solidariteit:
* **Risico-solidariteit:** Herverdeling van lage naar hogere risico's. In systemen waar premie en uitkering een percentage van het inkomen zijn, betalen mensen met lage risico's mogelijk te veel en mensen met hogere risico's te weinig.
* **Inkomenssolidariteit:** Herverdeling van hogere naar lagere inkomens, vaak door begrensde uitkeringen met een minimum en maximum. Dit gaat verder dan pure verzekering en vereist overheidsdwang.
#### 2.5.4 Specifieke uitdagingen binnen de sociale zekerheid
* **Werkloosheid:** Structurele en langdurige werkloosheid leidt tot hogere uitgaven. Moreel risico is problematisch, zowel voor werkgevers als werknemers. De uitdaging is het vinden van een balans tussen prikkels om werk te zoeken en het beperken van welvaartsverlies voor onvrijwillige werklozen.
* **Ziekteverzekering:** In België wordt dit systeem grotendeels gefinancierd via terugbetalingen. Het 'remgeld' (een deel van de kostprijs dat de patiënt zelf betaalt) dient om overconsumptie te ontmoedigen. Artsen worden vaak betaald per prestatie, wat kan leiden tot geïnduceerde vraag. De betaalbaarheid wordt uitgedaagd door de snelle groei van gezondheidsuitgaven, mede door vergrijzing en technologie.
* **Pensioenen:** Pensioenen verzekeren inkomen na de actieve loopbaan, vaak als verzekering tegen het risico van 'lang leven'. Systemen kunnen gebaseerd zijn op kapitalisatie (gevoelig voor conjunctuur) of repartitie (pay-as-you-go, gevoelig voor vergrijzing). Oplossingen voor betaalbaarheidsproblemen omvatten het verlagen van uitkeringen, het verhogen van premies, of het verhogen van de pensioenleeftijd.
#### 2.5.5 Efficiëntie-eigenheid afweging
Beleidskeuzes over de verdeling en herverdeling van inkomen hebben ook implicaties voor de omvang van de economische taart. Het 'lekkende emmer'-principe van Okun illustreert dat herverdelingseffecten (bv., hogere belastingen, hogere werkloosheidsuitkeringen) kunnen leiden tot een afname van het arbeidsaanbod of een verminderde participatie op de arbeidsmarkt. Er is dus een fundamentele afweging tussen efficiëntie (grootte van de taart) en gelijkheid (verdeling van de taart).
---
# Wereldwijde inkomensongelijkheid en globaliseringseffecten
Dit onderwerp analyseert de evolutie van wereldwijde inkomensongelijkheid sinds 1820 en de impact van globalisering, met speciale aandacht voor de winnaars en verliezers van economische groei en globalisering.
## 3. Wereldwijde inkomensongelijkheid en globaliseringseffecten
### 3.1 Evolutie van wereldwijde inkomensongelijkheid
De analyse van wereldwijde inkomensongelijkheid sinds 1820 onthult een complexe dynamiek, gekenmerkt door zowel stijgende als dalende trends, die sterk beïnvloed zijn door de industriële revolutie, kolonialisme en recentelijk door de snelle groei van opkomende economieën.
#### 3.1.1 De Gini-index en wereldongelijkheid
De Gini-index, een maatstaf voor ongelijkheid variërend van 0 (volledige gelijkheid) tot 1 (maximale ongelijkheid), wordt gebruikt om de evolutie van inkomensongelijkheid te volgen.
* **Wereldongelijkheid (Gini-index):**
* **1820 - circa 1980:** Een significante stijging van de wereldongelijkheid. Dit werd gedreven door de Industriële Revolutie, waardoor rijke landen veel sneller groeiden dan arme landen, en door het kolonialisme.
* **Vanaf circa 1980:** Een daling van de wereldongelijkheid. Deze daling is voornamelijk te wijten aan de snelle economische groei in grote, voorheen arme landen zoals China, India en Zuidoost-Azië. Belangrijk is dat, hoewel de ongelijkheid *binnen* veel landen is toegenomen, de ongelijkheid *tussen* landen sterk is afgenomen, wat het dominante effect heeft gehad op de wereldwijde Gini-index.
* **Ongelijkheid binnen de VS (Gini-index):**
* Een daling van de ongelijkheid tot ongeveer 1970, wat samenvalt met de naoorlogse periode gekenmerkt door een sterke middenklasse.
* Vanaf de jaren zeventig is er een stijging van de ongelijkheid binnen de VS, wat duidt op een toename van inkomensverschillen binnen het land.
Het cruciale onderscheid ligt in het feit dat de ongelijkheid *binnen* landen (zoals de VS) kan toenemen, terwijl de ongelijkheid *tussen* landen afneemt. De wereldongelijkheid is een combinatie van beide, waarbij het effect van de afnemende ongelijkheid tussen landen momenteel overheerst.
#### 3.1.2 De olifantencurve
De olifantencurve, die de cumulatieve reële inkomensgroei in procenten weergeeft over verschillende percentielen van de wereldinkomensverdeling tussen 1988 en 2011, biedt een gedetailleerd beeld van wie heeft geprofiteerd van economische groei en globalisering.
* **Horizontale as:** Percentielen van de wereldinkomensverdeling (0 = armste, 100 = rijkste).
* **Verticale as:** Cumulatieve reële inkomensgroei in procenten (1988-2011).
* **Gemiddelde groei:** De stippellijn vertegenwoordigt de gemiddelde wereldwijde reële inkomensgroei van 35,5%. Percentielen boven deze lijn groeiden sneller dan gemiddeld, terwijl percentielen eronder langzamer groeiden.
**De vormen van de olifantencurve:**
1. **De staart (armste percentielen):**
* De armste bevolkingsgroepen (0-20%) ervoeren een matige groei.
* Extreme armoede verminderde weliswaar, maar traag, met name in Sub-Sahara Afrika.
2. **Het lichaam (circa 20% tot 60%):**
* Deze groep, bestaande uit de groeiende middenklasse in opkomende economieën zoals China, India en Zuidoost-Azië, heeft zeer sterke groei gekend.
* Zij worden beschouwd als de grote winnaars van globalisering.
3. **De inzakking (circa 70% tot 85%):**
* Deze groep, bestaande uit de lagere en middenklasse in rijke (OECD) landen, ervoer lage tot zelfs nul procent groei.
* Zij worden gezien als de 'verliezers' van globalisering.
4. **De slurf (top 1% tot 5%):**
* De wereldwijde economische elite aan de top heeft een explosieve inkomensgroei gekend.
**Conclusies uit de olifantencurve:**
* **Winnaars van globalisering:** De middenklasse in opkomende landen en de wereldtop.
* **Verliezers van globalisering:** De lagere middenklasse in rijke landen.
De Gini-index en de olifantencurve vullen elkaar aan: de Gini-index geeft een globaal cijfer voor ongelijkheid, terwijl de olifantencurve specifiek inzicht geeft in wie er wint en verliest bij economische groei en globalisering.
### 3.2 Onderscheid tussen ongelijkheid en onrechtvaardigheid
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen ongelijkheid en onrechtvaardigheid:
* **Ongelijkheid:** Verschil in inkomen, ongeacht de reden.
* **Onrechtvaardigheid:** Ongelijkheid die ontstaat door oneerlijke omstandigheden of gebrek aan kansen.
Indien iemand minder verdient, maar er even hard voor werkt, is er sprake van zowel ongelijkheid als onrechtvaardigheid. Als iemand minder verdient door minder (hard) te werken, is er ongelijkheid, maar niet noodzakelijk onrechtvaardigheid, vooral als dit een bewuste keuze was. Hoewel onrechtvaardigheid vaak als belangrijker wordt beschouwd, is het moeilijker te meten. Ongelijkheid wordt vaak gebruikt als proxy voor onrechtvaardigheid.
### 3.3 Factoren die bijdragen aan toename van inkomensongelijkheid
De welvaartsverdeling kan ongelijker worden om diverse redenen:
* **Ongelijkere primaire inkomensverdeling:**
* Sterkere loonstijgingen voor hooggeschoolden ten opzichte van laaggeschoolden.
* Snellere groei van inkomens uit vermogen (rente, dividenden, huur) ten opzichte van inkomens uit arbeid.
* **Verminderde herverdeling door de overheid:**
* Minder progressieve belastingsystemen.
* Beperking van uitkeringen in de sociale zekerheid.
* **Sociodemografische veranderingen:**
* Toename van het aantal alleenstaande huishoudens.
* Toename van 'assortative matching' (partners met vergelijkbaar opleidingsniveau en inkomen vinden elkaar vaker, wat leidt tot concentratie van inkomen binnen gezinnen).
### 3.4 Personele versus functionele verdeling van inkomen
* **Functionele verdeling:** Analyseert hoe inkomen wordt verdeeld over productiefactoren zoals arbeid en kapitaal. Dit is de klassieke benadering (bijv. Smith, Ricardo, Marx). Het beantwoordt de vraag: "Wie krijgt welk deel van de geproduceerde taart?".
* **Personele verdeling:** Analyseert hoe inkomen wordt verdeeld onder individuen of gezinnen. Dit is de meer hedendaagse benadering, waarbij de focus ligt op de inkomens van personen of huishoudens.
De hier besproken analyses focussen primair op de **personele verdeling**, met name het **beschikbaar inkomen** (inkomen na belastingen en ontvangst van transfers). Methoden om deze verdeling te analyseren omvatten:
* **Histogram:** De bevolking wordt ingedeeld in vaste inkomensklassen, en het aantal personen per klasse wordt geteld. Hierbij zijn de inkomensklassen vast en het percentage personen variabel.
* **Decielverdeling:** Personen worden van arm naar rijk geordend en verdeeld in 10 even grote groepen (elk 10% van de bevolking).
* **Lorenz-curve:** Gebaseerd op de decielverdeling, waarbij de cumulatieve inkomensaandelen worden uitgezet tegen de cumulatieve bevolkingsaandelen. Een curve dichter bij de diagonale lijn (perfecte gelijkheid) duidt op een gelijker verdeling.
* **Gini-coëfficiënt:** Een enkel cijfer dat de ongelijkheid kwantificeert, afgeleid van de oppervlakte tussen de diagonale lijn en de Lorenz-curve. Een hogere Gini-coëfficiënt duidt op meer ongelijkheid.
#### 3.4.1 Vergelijking van inkomensverdelingen
Vergelijkingen van de Lorenz-curve voor bijvoorbeeld België en de VS in 2018 laten zien dat de beschikbare inkomens van Belgische gezinnen gelijker verdeeld zijn dan die van Amerikaanse gezinnen, omdat de Belgische curve dichter bij de diagonaal ligt.
### 3.5 globaliseringseffecten
Globalisering heeft geleid tot significante verschuivingen in de wereldwijde inkomensverdeling.
* **Winsten van globalisering:**
* Middenklasse in opkomende landen (China, India, Zuidoost-Azië).
* De wereldwijde economische elite (top 1-5%).
* **Verliezen van globalisering:**
* Lagere middenklasse in rijke (OECD) landen.
De trend van afnemende wereldongelijkheid wordt voornamelijk gedreven door de snelle groei in voorheen arme landen, terwijl de toegenomen ongelijkheid binnen veel ontwikkelde landen een tegengestelde trend vertoont.
### 3.6 Samenvatting van de kerninzichten
* **Wereldongelijkheid:** De totale wereldongelijkheid, gemeten met bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt (0,623), was historisch hoog en nam toe sinds de 19e eeuw, maar is aan het einde van de 20e eeuw afgenomen.
* **Tussenlanden versus binnenlanden:** De afname van de ongelijkheid *tussen* landen is groter dan de toename van de ongelijkheid *binnen* landen.
* **Olifantencurve:** Illustreert de ongelijke verdeling van de inkomensgroei, waarbij de middenklasse in opkomende landen en de wereldtop de grootste winnaars zijn, terwijl de lagere middenklasse in rijke landen tot de verliezers behoort.
* **Globalisering:** Heeft geleid tot een herverdeling van inkomen wereldwijd, met duidelijke winnaars en verliezers.
### 3.7 Efficiency-equity trade-off
Er is een fundamentele afweging tussen efficiëntie (de omvang van de economische taart) en gelijkheid (hoe de taart wordt verdeeld). Maatregelen gericht op herverdeling en verzekering, hoewel wenselijk voor sociale rechtvaardigheid, kunnen economische prikkels beïnvloeden en leiden tot een "lekkende emmer" (Okun), wat betekent dat een deel van de potentiële welvaart verloren gaat. Hogere belastingen en uitkeringen kunnen bijvoorbeeld leiden tot een verminderd arbeidsaanbod. Het vinden van de juiste balans tussen deze twee is een centrale beleidsuitdaging.
---
# Uitdagingen in de sociale zekerheid
Dit onderwerp onderzoekt de complexiteit van het sociale zekerheidssysteem, waarbij de rol van verzekering en solidariteit wordt ontrafeld en de uitdagingen op het gebied van werkloosheid, ziekteverzekering en pensioenen worden belicht, inclusief de concepten van averechtse selectie, moreel risico en betaalbaarheid.
### 4.1 Sociale zekerheid: verzekering en solidariteit
Sociale zekerheid is meer dan louter een verzekering; het omvat ook een aanzienlijk element van solidariteit. Het Belgische sociale zekerheidssysteem is opgebouwd rond het principe van risicospreiding, maar ook rond de herverdeling van middelen tussen verschillende groepen in de samenleving.
#### 4.1.1 Het verschil tussen herverdeling en verzekering
* **Herverdeling:** Dit proces verloopt via de overheid, die belastingen heft en uitkeringen of publieke diensten financiert. Het primaire doel is het verkleinen van inkomens- of vermogensverschillen en het ondersteunen van specifieke groepen. De bijdragen zijn verplicht en vaak ongelijker verdeeld, waarbij hogere inkomens meer bijdragen dan lagere. Het voordeel is doorgaans niet evenredig verdeeld over alle groepen.
* **Verzekering:** Dit is een vrijwillig proces waarbij individuen premies betalen in ruil voor bescherming tegen specifieke risico's zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid of schade. Het doel is risicospreiding. In een puur verzekeringssysteem zou iedereen bijdragen omdat iedereen het risico loopt, en zowel rijken als armen profiteren van de bescherming. De overheid is hierdoor niet direct gedwongen om in te grijpen.
#### 4.1.2 De rol van sociale zekerheid binnen de overheidsfinanciën
De uitgaven aan sociale zekerheid vormen het grootste deel van de overheidsuitgaven. Inkomsten uit directe belastingen, indirecte belastingen en sociale bijdragen financieren de sociale zekerheid, publieke goederen, overheidsschuld en overheidsinvesteringen.
> **Tip:** Hoewel economen zich primair interesseren voor de welvaart, is het beschikbaar inkomen een meer tastbare indicator die we kunnen analyseren.
#### 4.1.3 Marktfalen en de noodzaak van sociale zekerheid
Private markten falen vaak bij het voorzien in sociale zekerheid omwille van:
* **Collectieve component:** Wanneer een grote groep verzekerden tegelijk wordt getroffen door een risico, volstaan individuele premies niet om de kosten te dekken.
* **Asymmetrische informatie:**
* **Averechtse selectie (ex ante):** Mensen met hogere risico's zullen zich eerder willen verzekeren tegen een premie gebaseerd op het gemiddelde risico, terwijl mensen met lagere risico's dit te duur vinden en zich niet verzekeren. Dit leidt tot een sneeuwbal-effect. De overheid kan dit oplossen door verzekeringen te verplichten.
* **Moreel risico (ex post):** Naarmate de verzekering de gevolgen van een risico dekt, kunnen individuen geneigd zijn meer risicovol gedrag te vertonen of de omvang van de schade te vergroten, omdat de kosten niet volledig voor henzelf zijn.
De overheid kan deze problemen aanpakken door middel van een 'zachte' budgetbeperking, verplichte verzekeringen en verbeterde controle- en sanctiemogelijkheden.
#### 4.1.4 Verzekering en solidariteit in de praktijk
Het sociale zekerheidssysteem streeft ernaar de impact van onzekerheid op de levensstandaard te beperken door middel van premies en uitkeringen. In het Bismarck-systeem is de uitkering vaak een percentage van het inkomen, wat een vorm van wederkerigheid impliceert. In het Beveridge-systeem zijn de uitkeringen vast, wat meer gericht is op solidariteit. Het Belgische systeem combineert elementen van beide.
Er worden twee vormen van solidariteit onderscheiden:
* **Risico-solidariteit:** Hierbij worden de kosten van risico's herverdeeld van personen met een lager risico naar personen met een hoger risico. In een systeem waarbij premies en uitkeringen gebaseerd zijn op een percentage van het inkomen, kunnen mensen met een lager risico te veel premies betalen, en mensen met een hoger risico te weinig, wanneer de kans op het risico verschilt per individu.
* **Inkomenssolidariteit:** Dit betreft de herverdeling van inkomens van hogere inkomensgroepen naar lagere inkomensgroepen. Dit wordt vaak gerealiseerd door uitkeringen te begrenzen met een minimum en maximum.
> **Tip:** Het inbouwen van meer solidariteit kan het verzekeringssysteem ondermijnen en het politieke draagvlak verkleinen.
### 4.2 Specifieke uitdagingen in de sociale zekerheid
#### 4.2.1 Werkloosheid
Sinds de oliecrisis is er sprake van structurele en langdurige werkloosheid. De grootste uitdaging ligt in het vinden van een evenwicht tussen het behouden van prikkels om werk te zoeken en aan te nemen, en het beperken van het welvaartsverlies voor onvrijwillige werklozen. De vraag rijst of uitkeringen moeten dalen naarmate iemand langer werkloos is.
> **Voorbeeld:** De discussie over de hoogte en duur van werkloosheidsuitkeringen raakt aan het dilemma tussen het stimuleren van arbeidsdeelname en het bieden van een sociaal vangnet.
#### 4.2.2 Ziekteverzekering
Het Belgische ziekteverzekeringssysteem is een terugbetalingssysteem. Om overconsumptie door patiënten te voorkomen, wordt een deel van de kosten door de patiënt zelf gedragen (het remgeld). Artsen, die per prestatie worden betaald, kunnen door asymmetrische informatie vraag creëren (geïnduceerde vraag). Betaalbaarheid is een cruciaal probleem, mede door de snelle groei van gezondheidsuitgaven als gevolg van vergrijzing en technologische vooruitgang.
> **Tip:** Gezondheidszorg is een luxe goed. Naarmate de inkomens stijgen, neemt de vraag naar gezondheidszorg sterker toe dan proportioneel.
#### 4.2.3 Pensioenen
Pensioenen verzekeren een inkomen na de actieve loopbaan en kunnen gezien worden als een verzekering tegen het risico van 'lang leven' met onvoldoende spaargeld. Er zijn twee hoofdsystemen: kapitalisatie (waarbij individuen sparen voor hun pensioen, gevoelig voor conjunctuur) en repartitie (waarbij werkenden de pensioenen van gepensioneerden financieren, gevoelig voor vergrijzing). Oplossingen voor de betaalbaarheidsproblemen omvatten het verlagen van uitkeringen, het verhogen van premies of het verhogen van de pensioenleeftijd, elk met hun eigen politieke en sociale implicaties.
### 4.3 De afweging tussen efficiency en equity
Beleidskeuzes over de verdeling en herverdeling van inkomen hebben consequenties voor de totale omvang van de economische taart. Hogere belastingen en uitkeringen kunnen leiden tot ontmoedigingseffecten (zoals een afname van het arbeidsaanbod), het zogenaamde 'lekkende emmer'-effect. De afweging tussen de omvang van de economie (efficiency) en de rechtvaardigheid van de verdeling (equity) is een centrale uitdaging.
> **Voorbeeld:** Een progressief belastingsysteem kan leiden tot een lagere ongelijkheid van netto-inkomens vergeleken met bruto-inkomens, maar kan mogelijk het arbeidsaanbod enigszins ontmoedigen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Volmaakte mededinging | Een theoretische marktvorm waarbij veel kleine aanbieders en vragers opereren, de producten homogeen zijn en er vrije toe- en uittreding mogelijk is, wat leidt tot prijsnemerschap en maximale efficiëntie. |
| Prijs- en hoeveelheidscompetitie | Een situatie in markten waar bedrijven niet alleen concurreren op prijs, maar ook op de hoeveelheid die zij aanbieden, wat leidt tot productdifferentiatie en marktmacht. |
| Marktmacht | Het vermogen van een bedrijf om de prijs van een product of dienst te beïnvloeden, wat vaak voortkomt uit productdifferentiatie, beperkte concurrentie of een sterke merknaam. |
| Win-win situaties | Situaties waarin alle betrokken partijen voordeel behalen, wat in de economie kan voortkomen uit efficiënte marktuitkomsten die welvaartscreatie bevorderen. |
| Marktfalen | Situaties waarin markten er niet in slagen een efficiënte allocatie van middelen te bereiken, vaak veroorzaakt door externe effecten, publieke goederen, marktmacht of asymmetrische informatie. |
| Publieke goederen | Goederen die niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn, wat betekent dat ze niet kunnen worden ontzegd aan iemand die niet betaalt en dat het gebruik door de één het gebruik door de ander niet vermindert. |
| Externe effecten | Kosten of baten van een economische activiteit die de betrokken partijen niet direct raken, maar wel derden beïnvloeden, zoals milieuvervuiling (negatief extern effect) of vaccinatie (positief extern effect). |
| Asymmetrische informatie | Een situatie waarin één partij in een transactie meer of betere informatie heeft dan de andere partij, wat kan leiden tot inefficiëntie en marktfalen. |
| Verdeling en herverdeling | Verdeling verwijst naar hoe inkomen en welvaart worden toegekend aan individuen en huishoudens. Herverdeling omvat de inspanningen van de overheid om deze verdeling te corrigeren door middel van belastingen en uitkeringen. |
| Ongelijkheid | Het verschil in de verdeling van inkomen, welvaart of kansen tussen individuen of groepen in een samenleving. |
| Basisinkomen | Een periodieke, onvoorwaardelijke uitkering die aan alle burgers wordt verstrekt, ongeacht hun inkomen, vermogen of arbeidsstatus. |
| Sociale zekerheid | Een systeem van overheidsinterventie dat bescherming biedt tegen economische en sociale risico"s zoals ziekte, werkloosheid, ouderdom en invaliditeit, gefinancierd door premies en belastingen. |
| Verzekering | Een vrijwillige overeenkomst waarbij een persoon of entiteit bescherming koopt tegen potentiële financiële verliezen door een premie te betalen aan een verzekeraar. |
| Primair inkomen | Het inkomen dat verdiend wordt voordat belastingen en sociale premies zijn afgetrokken, bestaande uit inkomen uit arbeid (loon) en inkomen uit vermogen. |
| Inkomen uit arbeid | Loon dat verdiend wordt door te werken, afhankelijk van het uurloon en het aantal gewerkte uren, en beïnvloed door factoren zoals opleiding, ervaring en de vraag op de arbeidsmarkt. |
| Inkomen uit vermogen | Inkomen dat wordt gegenereerd uit eigendom van activa, zoals rente op spaargeld, huurinkomsten uit onroerend goed, dividenden uit aandelen en meerwaarden op beleggingen. |
| Sociale zekerheidsbijdragen | Verplichte betalingen door werknemers en werkgevers die de financiering van sociale verzekeringen zoals pensioenen, gezondheidszorg en werkloosheidsuitkeringen mogelijk maken. |
| Besteedbaar inkomen | Het inkomen dat gezinnen overhouden nadat belastingen en sociale bijdragen zijn afgetrokken; dit inkomen kan worden besteed of gespaard. |
| Bestedingen | De uitgaven van gezinnen aan goederen en diensten voor directe consumptie, zoals voeding, kleding, huisvesting en recreatie. |
| Sparen | Het deel van het besteedbaar inkomen dat niet onmiddellijk wordt geconsumeerd, maar wordt gereserveerd voor toekomstig gebruik, wat leidt tot vermogensopbouw. |
| Indirecte belastingen | Belastingen die worden geheven op de verkoop van goederen en diensten, zoals BTW en accijnzen, en die de uiteindelijke consument dragen. |
| BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) | Een verbruiksbelasting die wordt geheven op de toegevoegde waarde die in elke fase van de productie- en distributieketen wordt gecreëerd. |
| Accijnzen | Belastingen die worden geheven op specifieke goederen, zoals alcohol, tabak en brandstof, vaak om gedrag te beïnvloeden of extra overheidsinkomsten te genereren. |
| Individuele welvaart | De economische toestand van een individu of huishouden, bepaald door factoren zoals beschikbaar inkomen, gezondheid, opleiding, toegang tot publieke goederen en vrije tijd. |
| Publieke goederen | Goederen die niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn, wat betekent dat ze niet kunnen worden ontzegd aan iemand die niet betaalt en dat het gebruik door de één het gebruik door de ander niet vermindert. |
| Deficit | Het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten van de overheid, waarbij een negatief saldo duidt op meer uitgaven dan inkomsten. |
| Functionele verdeling van inkomen | De verdeling van inkomen over verschillende productiefactoren, zoals arbeid en kapitaal, om de inkomensstromen van sociale klassen te analyseren. |
| Personele verdeling van inkomen | De verdeling van inkomen over individuele personen of huishoudens, ongeacht hun productiefunctie, om de inkomensongelijkheid op individueel niveau te meten. |
| Beschikbaar inkomen | Het inkomen dat overblijft nadat belastingen zijn betaald en transfers zijn ontvangen; het inkomen waarover gezinnen vrij kunnen beschikken. |
| Histogram | Een grafische weergave van de verdeling van numerieke gegevens, waarbij de gegevens worden gegroepeerd in intervallen (klassen) en de hoogte van de balk de frequentie in elk interval aangeeft. |
| Decielverdeling | Een methode om de populatie te verdelen in tien even grote groepen op basis van hun inkomen, gerangschikt van arm naar rijk, om de verdeling van inkomen te analyseren. |
| Lorenz-curve | Een grafische weergave die de cumulatieve inkomensaandelen van de bevolking weergeeft tegen de cumulatieve bevolkingsaandelen, gebruikt om inkomensongelijkheid te meten. |
| Gini-index | Een statistische maatstaf voor inkomensongelijkheid die de oppervlakte tussen de Lorenz-curve en de diagonaal van perfecte gelijkheid weergeeft; een hogere index duidt op grotere ongelijkheid. |
| Wereldongelijkheid | De mate van inkomensongelijkheid tussen alle individuen wereldwijd, berekend alsof de hele wereld één enkele economische entiteit is. |
| Olifantencurve | Een grafische weergave die de cumulatieve reële inkomensgroei van verschillende percentielen van de wereldbevolking laat zien tussen 1988 en 2011, genoemd naar de vorm die de curve aanneemt. |
| Gemiddelde aanslagvoet | Het percentage van het totale inkomen dat aan belastingen wordt betaald; het is de totale belasting gedeeld door het totale inkomen. |
| Marginale aanslagvoet | Het belastingtarief dat wordt toegepast op elke extra euro inkomen die verdiend wordt; het geeft aan hoeveel belasting een persoon betaalt op de laatste verdiende euro. |
| Belastingvrije som | Een deel van het inkomen dat vrijgesteld is van belastingen, waardoor de belastbare basis wordt verlaagd. |
| Verticale herverdeling | Het principe dat hogere inkomens (proportioneel) zwaardere lasten dragen dan lagere inkomens, wat leidt tot progressieve belastingen en een vermindering van de inkomensongelijkheid na belastingen. |
| Draagkrachtprincipe | Het principe dat de belastingdruk moet worden aangepast aan de financiële capaciteit van de belastingbetaler, waarbij hogere inkomens meer moeten bijdragen. |
| Horizontale gelijkheid | Het principe dat belastingbetalers in vergelijkbare situaties gelijk behandeld moeten worden en dus gelijk belast moeten worden. |
| Statutaire aanslagvoet | Het wettelijk vastgelegde belastingtarief, zoals bepaald in de wet. |
| Effectieve aanslagvoet | Het werkelijke percentage van het inkomen dat daadwerkelijk aan belastingen wordt betaald, rekening houdend met alle belastingvoordelen, verminderingen en de belastbare som. |
| Werkloosheidsval | Een situatie waarin het netto-inkomen van een persoon die werk zoekt en potentieel een baan vindt, nauwelijks hoger is dan wanneer die persoon werkloos blijft, vanwege de hoge marginale aanslagvoeten op het nieuwe inkomen. |
| Averechtse selectie | Een probleem bij verzekeringen waarbij degenen met het hoogste risico het meest geneigd zijn zich te verzekeren, wat leidt tot hogere premies en mogelijk een sneeuwbal-effect waarbij meer mensen zich terugtrekken. |
| Moreel risico | Het risico dat een verzekerde partij zich roekelozer gaat gedragen of meer gebruik maakt van diensten omdat de kosten gedekt worden door de verzekering. |
| Remgeld | Een deel van de kosten van een medische dienst dat de patiënt zelf moet betalen, bedoeld om overmatig gebruik van gezondheidszorg te ontmoedigen. |
| Geïnduceerde vraag | De vraag naar goederen of diensten die wordt gecreëerd door de aanbieders zelf, bijvoorbeeld door artsen die meer behandelingen voorschrijven dan strikt noodzakelijk. |
| Vergrijzing | De toename van het relatieve aandeel van ouderen in de bevolking, wat leidt tot hogere uitgaven aan pensioenen en gezondheidszorg. |
| Kapitalisatie (pensioenen) | Een pensioensysteem waarbij premies worden geïnvesteerd en het opgebouwde kapitaal plus de rendementen de pensioenuitkering vormen. |
| Repartitie (pay-as-you-go) | Een pensioensysteem waarbij de premies van de huidige werkenden worden gebruikt om de pensioenen van de huidige gepensioneerden te financieren. |
| Lege emmer van Okun | Een economisch concept dat aangeeft dat bij het herverdelen van inkomen van rijk naar arm, een deel van de "taart" verloren gaat door inefficiënties en ontmoedigingseffecten. |
| Efficiency-equity trade-off | De afweging tussen economische efficiëntie (het maximaliseren van de omvang van de "taart" of totale welvaart) en billijkheid (een eerlijke verdeling van die welvaart). |