Cover
Jetzt kostenlos starten 11. De rol van de overheid - Canvas2.pptx
Summary
# De rollen van de overheid in de economie
Dit onderwerp onderzoekt de drie kernrollen die de overheid vervult in een economie: allocatie, herverdeling en stabilisatie, en hoe de overheid ingrijpt om marktfalen te corrigeren en het algemeen welzijn te bevorderen.
### 1.1 Belang van de overheid
Individuele consumenten streven nutsmaximalisatie na en producenten streven winstmaximalisatie na. Deze individuele keuzes leiden niet altijd tot de situatie die voor de hele maatschappij het beste is. Een verandering die ervoor zorgt dat minstens één iemand een hogere welvaart ervaart, zonder dat de welvaart van andere mensen hiervoor moet afnemen, wordt een **paretoverbetering** genoemd. Hoewel een markt in theorie kan leiden tot maximale welvaartsverbetering, werken markten in de praktijk niet altijd optimaal. Dit kan komen doordat producten niet beschikbaar zijn voor iedereen, of doordat machtsposities zorgen voor oneerlijke handel of hogere prijzen.
### 1.2 Drie kernrollen van de overheid
De overheid vervult drie hoofrollen in de economie:
1. **Allocatie:** De overheid zorgt ervoor dat de toewijzing van de beschikbare productiefactoren zo efficiënt mogelijk verloopt, zodat de welvaart voor de hele maatschappij zo hoog mogelijk is. Dit omvat beleidsmaatregelen zoals mededingingsbeleid, het aanbieden van publieke goederen en het corrigeren van externe effecten.
2. **Herverdeling:** De overheid kan beslissen om over te gaan tot een herverdeling van de beschikbare goederen en diensten om ongelijkheid, zoals de kloof tussen arm en rijk, te dichten. Zelfs wanneer de markt efficiënt werkt en de totale welvaartsverbetering maximaal is, kan de verdeling van welvaart onder individuen onevenredig zijn.
3. **Stabilisatie:** De overheid beschikt over instrumenten en middelen om de economie te stabiliseren wanneer nodig, wat primair valt onder macro-economische doelstellingen.
#### 1.2.1 Allocatie
De overheid speelt een cruciale rol bij het corrigeren van marktfalen om een efficiënte toewijzing van middelen te waarborgen. Belangrijke aspecten van de allocatieve rol zijn:
##### 1.2.1.1 Mededingingsbeleid
Het mededingingsbeleid van de overheid heeft tot doel eerlijke concurrentie mogelijk te maken en te bevorderen. Dit gebeurt door te voorkomen dat bepaalde partijen een te grote marktmacht verkrijgen en daar misbruik van maken. Dit beleid is vastgelegd in wetgeving die de marktmacht van bedrijven reguleert en beperkt. Twee belangrijke vormen van concurrentievervalsing die het mededingingsbeleid probeert te bestrijden zijn:
* **Kartelvorming:** Dit treedt op wanneer concurrerende bedrijven afspraken maken om de voordelen van een monopolie te benutten, wat leidt tot hogere prijzen en minder keuze voor consumenten.
* **Marktsegmentatie:** Hierbij verdeelt een producent de markt op in verschillende regio's en beschermt deze segmenten actief om te profiteren van verschillen in betalingsbereidheid.
Daarnaast let de overheid op bedrijven met een **dominante positie**. Dit is wanneer een producent een zodanig sterke marktpositie verwerft dat er nauwelijks volwaardige alternatieven bestaan, en deze positie wordt vervolgens gebruikt om consumenten keuzes op te dringen.
##### 1.2.1.2 Publieke goederen
Publieke goederen zijn goederen die **niet-rivaal** en **niet-exclusief** zijn.
* **Rivaliteit** betekent dat de consumptie van het goed of de dienst door één persoon ervoor zorgt dat niemand anders het nog kan consumeren. De vraag hierbij is: "Als jij het gebruikt, blijft er dan minder over voor anderen?"
* **Exclusiviteit** betekent dat niet iedereen vrije toegang heeft tot het goed of de dienst. De vraag hierbij is: "Kan je iemand uitsluiten (bijvoorbeeld als ze niet betalen)?"
Voorbeelden van publieke goederen zijn wegen, parken en defensie.
##### 1.2.1.3 Soorten goederen
Om het concept van publieke goederen beter te begrijpen, is het nuttig om ze te contrasteren met andere soorten goederen:
* **Private goederen:** Deze goederen zijn **rivaal** en **exclusief**. Ze worden typisch door de markt aangeboden omdat betaalbaarheid en eigendom duidelijk af te bakenen zijn. Een broodje kaas is een voorbeeld van een privaat goed.
* **Clubgoederen of tolgoederen:** Deze goederen zijn **uitsluitbaar** maar **niet-rivaal** (tenminste tot de capaciteit bereikt is). De toegang kan worden beperkt tot betalende leden, maar het gebruik door één persoon belemmert anderen nauwelijks. Netflix is een voorbeeld van een clubgoed.
* **Publieke goederen:** Zoals eerder genoemd, zijn deze **niet-rivaal** en **niet-exclusief**. Ze lijken vaak gratis, maar de kosten worden gedragen door de overheid via belastinginkomsten. Straatverlichting is een voorbeeld.
* **Gemeenschappelijke bronnen (commons):** Dit zijn **niet-exclusieve** goederen die **wel uitgeput kunnen geraken** (onderhevig aan rivaliteit). Omdat deze goederen opraken (denk aan overbevissing, ontbossing), grijpt de overheid vaak in via regels, quota of beheer om ze te beschermen. Drinkbaar grondwater kan als een gemeenschappelijke bron worden beschouwd.
##### 1.2.1.4 Waarom biedt de overheid publieke goederen aan?
De vrije markt levert publieke goederen niet of onvoldoende omdat deze niet-uitsluitbaar en niet-rivaal zijn:
* **Niet-uitsluitbaar:** Producenten kunnen niet verhinderen dat niet-betalers toch meegenieten, wat de prikkel om te betalen wegneemt.
* **Niet-rivaal:** Extra gebruikers veroorzaken nauwelijks kosten, waardoor een prijs per gebruiker moeilijk te bepalen is.
Dit leidt tot het **vrijbuitersprobleem** (free-rider problem), waarbij individuen profiteren van het goed zonder eraan bij te dragen. Hierdoor hebben burgers geen prikkel om te betalen, waardoor bedrijven deze goederen niet winstgevend kunnen aanbieden. Daarom neemt de overheid de rol op zich om deze goederen aan te bieden.
##### 1.2.1.5 Externe effecten
De overheid intervenieert ook om externe effecten te corrigeren. Dit zijn kosten of baten die derden ondervinden als gevolg van een economische transactie waar zij geen deel van uitmaken.
### 1.3 Herverdeling
Ongelijkheid is een belangrijk aandachtspunt voor de overheid. Ongelijkheid kan voortkomen uit verschillende factoren:
* **Verschil in lonen:** Dit kan worden verklaard door opleidingsniveau, ervaring, schaarste op de arbeidsmarkt (knelpuntberoepen), compensatie voor onaangename kenmerken van een job (onregelmatige uren, gevaarlijk of vuil werk), of locatie. Helaas kan discriminatie (bijvoorbeeld op basis van geslacht of afkomst) ook bijdragen aan loonverschillen.
* **Inkomen uit kapitaal:** Naast inkomen uit arbeid, zorgt inkomen uit kapitaal voor verdere ongelijkheid. Kapitaalkrachtige mensen kunnen hun kapitaal beleggen en nog meer verdienen, wat de kloof tussen arm en rijk vergroot.
##### 1.3.1 Meten van ongelijkheid
Om ongelijkheid in te schatten, worden verschillende instrumenten gebruikt:
* **Lorenz-curve:** Dit is een grafiek waarin de inkomens cumulatief worden afgezet tegen de bevolking.
* De **diagonale lijn** (de lijn van perfecte gelijkheid) vertegenwoordigt een situatie waarin er geen ongelijkheid is. In dit scenario verdient de armste 20% van de bevolking 20% van de inkomens, de armste 40% verdient 40%, enzovoort. Iedereen verdient dan evenveel.
* Een curve die **onder** de diagonale lijn ligt, vertegenwoordigt **wel ongelijkheid** in een land. Bijvoorbeeld, de armste 20% van de bevolking verdient slechts 5% van de inkomens, de armste 40% verdient 15%, en de rijkste 20% verdient 45%. Hoe verder de curve van de diagonale lijn afwijkt, hoe groter de ongelijkheid.
* **Gini-coëfficiënt:** Dit is een getal tussen 0 en 1 dat de mate van ongelijkheid in de Lorenz-curve aangeeft.
* Een Gini-coëfficiënt van **0** betekent volkomen gelijke inkomensverdeling (de oppervlakte A tussen de curve en de diagonale lijn is nul).
* Een Gini-coëfficiënt van **1** betekent volkomen ongelijke inkomensverdeling (de oppervlakte A is gelijk aan de hele driehoek onder de diagonale lijn).
* Hoe **hoger** de Gini-coëfficiënt, hoe hoger de ongelijkheid. Voorbeelden van Gini-coëfficiënten kunnen variëren, bijvoorbeeld 0,2 (relatief lage ongelijkheid), 0,45 (gemiddelde ongelijkheid) tot 0,7 (zeer hoge ongelijkheid).
##### 1.3.2 Gevolgen van ongelijkheid
Ongelijkheid kan diverse gevolgen hebben:
* **Politieke machtsverhoudingen:** Inkomensongelijkheid kan leiden tot ongelijke politieke machtsverhoudingen, waarbij geld politieke beslissingen kan beïnvloeden via lobbywerk of grote budgetten voor campagnes.
* **Rem op ontwikkeling:** Ongelijkheid kan de ontwikkeling van mensen belemmeren. Kinderen uit arme gezinnen krijgen mogelijk niet dezelfde kansen als kinderen uit rijke gezinnen, wat kan leiden tot generatie-armoede.
* **Mentale en fysieke gezondheid:** Ongelijkheid kan mentale problemen veroorzaken, wat kan leiden tot ziekteverzuim en extra kosten voor de sociale zekerheid.
* **Motiverend effect:** Aan de andere kant kan ongelijkheid ook een motiverend effect hebben op de ondernemingszin van jongeren, die de uitdaging aangaan om ongelijkheid te overwinnen.
##### 1.3.3 Herverdelingsbeleid van de overheid
De overheid voert herverdelingsbeleid via verschillende instrumenten:
* **Heffen van inkomensbelasting:** Een progressieve inkomensbelasting (hoe hoger het inkomen, hoe hoger het belastingtarief) zorgt ervoor dat hogere inkomens meer bijdragen. De geïnde belastingen worden deels herverdeeld onder diegenen met een laag inkomen.
* **Aanbieden van bijna gratis onderwijs:** Door elk kind verplicht te laten genieten van bijna gratis onderwijs tot 18 jaar, wil de overheid ongelijkheid wegwerken voordat individuen de arbeidsmarkt betreden en loon gaan verdienen, en zo kansen aanreiken.
* **Sociale zekerheid:** Iedereen kan genieten van sociale zekerheid (bijvoorbeeld bij ziekte, werkloosheid, pensioen), waardoor deze levensgebeurtenissen voor iedereen een meer gelijkwaardige impact hebben. Bijdragen hiervoor worden verzameld via inkomensbelasting en zijn dus inkomensgerelateerd.
* **Aanbieden van publieke goederen:** De beschikbaarheid van publieke goederen zoals recreatiemogelijkheden, goed openbaar vervoer of bibliotheken zorgt ervoor dat ook mensen met een laag inkomen kunnen genieten van basisvoordelen in de samenleving.
### 1.4 Stabilisatie
De overheid speelt een cruciale rol bij het stabiliseren van de economie. Dit omvat het beheren van economische cycli, het beheersen van inflatie en het bevorderen van duurzame groei. De instrumenten hiervoor vallen primair onder macro-economisch beleid, zoals monetair beleid (rentetarieven, geldhoeveelheid) en fiscaal beleid (overheidsuitgaven, belastingen). Doel is om schommelingen in de conjunctuur te dempen, werkloosheid te verminderen en economische stabiliteit te waarborgen.
---
# Mededingingsbeleid en marktmacht
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt het mededingingsbeleid, de rol van de overheid bij het reguleren van marktmacht en het tegengaan van concurrentievervalsing.
## 2. Mededingingsbeleid en marktmacht
Het mededingingsbeleid van de overheid beoogt eerlijke concurrentie te bevorderen door te voorkomen dat bepaalde marktpartijen buitensporige marktmacht verkrijgen en daarvan misbruik maken. Dit beleid omvat wetgeving die de marktmacht van bedrijven reguleert en beperkt.
### 2.1 Het doel van mededingingsbeleid
Het primaire doel van mededingingsbeleid is het waarborgen van een eerlijk speelveld voor bedrijven en het beschermen van consumenten tegen mogelijke nadelige gevolgen van te grote marktmacht. Dit omvat het tegengaan van:
* **Kartelvorming:** Dit vindt plaats wanneer concurrerende bedrijven geheime afspraken maken om de voordelen van een monopoliepositie te genieten, zoals het vastzetten van prijzen of het verdelen van markten.
* **Marktsegmentatie:** Hierbij deelt een producent de markt op in verschillende regio's. Deze segmenten worden actief afgeschermd om optimaal te profiteren van verschillen in de bereidheid van consumenten om te betalen.
* **Dominante posities:** Een producent verkrijgt een dominante positie wanneer deze een zodanig sterke marktpositie heeft dat er nauwelijks alternatieven bestaan. Deze positie kan vervolgens worden misbruikt om consumenten keuzes op te dringen.
> **Tip:** Het mededingingsbeleid is cruciaal voor het voorkomen van monopolies en oligopolies die de prijzen kunnen manipuleren en innovatie kunnen belemmeren.
### 2.2 De rol van de overheid in de economie
De overheid speelt drie hoofrollen in de economie om de maatschappelijke welvaart te maximaliseren:
1. **Allocatie:** De overheid zorgt ervoor dat de beschikbare productiefactoren zo efficiënt mogelijk worden ingezet om de totale maatschappelijke welvaart te maximaliseren. Dit omvat het corrigeren van marktfalen, zoals het aanbieden van publieke goederen en het externaliseren van externe effecten.
2. **Herverdeling:** De overheid kan de distributie van goederen en diensten aanpassen om ongelijkheid, met name de kloof tussen arm en rijk, te verkleinen. Zelfs wanneer de markt efficiënt werkt en de totale welvaart maximaal is, kunnen de voordelen onevenredig verdeeld zijn.
3. **Stabilisatie:** De overheid gebruikt instrumenten om de economie te stabiliseren, met name op macro-economisch niveau.
### 2.3 Soorten goederen en marktwerking
De aard van goederen bepaalt mede hoe de markt functioneert en waar overheidsinterventie nodig kan zijn.
* **Private goederen:** Deze goederen zijn zowel rivaal als exclusief. Ze worden typisch door de markt aangeboden omdat betaalbaarheid en eigendom duidelijk af te bakenen zijn.
* **Rivaliteit:** De consumptie van het goed door één persoon vermindert de beschikbaarheid voor anderen.
* **Exclusiviteit:** Het is mogelijk om individuen uit te sluiten van consumptie, bijvoorbeeld door een prijs te vragen.
* **Clubgoederen of tolgoederen:** Deze goederen zijn exclusief, maar niet-rival, althans tot een bepaalde capaciteitsgrens is bereikt. De toegang kan beperkt worden tot betalende leden, maar het gebruik door één persoon belemmert anderen nauwelijks.
* **Publieke goederen:** Deze goederen zijn niet-rival en niet-exclusief.
* **Niet-exclusief:** Het is onmogelijk om niet-betalers van het gebruik uit te sluiten.
* **Niet-rival:** Extra gebruikers veroorzaken geen extra kosten.
* **Vrijbuitersprobleem:** Omdat producenten niet kunnen verhinderen dat mensen gratis meegenieten en er geen prijs per gebruiker te bepalen is, bieden markten publieke goederen vaak niet aan (of onvoldoende). Voorbeelden zijn wegen, parken en defensie. De overheid financiert deze goederen doorgaans via belastingen.
* **Gemeenschappelijke bronnen (commons):** Deze goederen zijn niet-exclusief, maar wel rivaal, wat betekent dat ze uitgeput kunnen raken. Overbevissing en ontbossing zijn voorbeelden van problemen die hieruit voortkomen. De overheid grijpt vaak in met regels, quota of beheer om deze bronnen te beschermen.
### 2.4 Ongelijkheid en herverdeling
De overheid intervenieert ook om ongelijkheid in de samenleving aan te pakken. Ongelijkheid kan voortkomen uit verschillen in lonen (door opleiding, ervaring, schaarste, onaangename arbeidsomstandigheden, locatie) en inkomen uit kapitaal.
* **Lorenz-curve:** Dit is een grafische weergave die de cumulatieve inkomensverdeling afzet tegen de cumulatieve bevolking.
* De diagonale lijn in de Lorenz-curve vertegenwoordigt een volkomen gelijke inkomensverdeling, waarbij de armste $X\%$ van de bevolking $X\%$ van de inkomens verdient.
* Afwijkingen van deze lijn tonen de mate van ongelijkheid aan.
* **Gini-coëfficiënt:** Dit is een getal tussen 0 en 1 dat de ongelijkheid in de Lorenz-curve kwantificeert.
* Een Gini-coëfficiënt van 0 staat voor volkomen gelijke inkomensverdeling.
* Een Gini-coëfficiënt van 1 staat voor volkomen ongelijke inkomensverdeling.
* Hoe hoger de Gini-coëfficiënt, hoe groter de ongelijkheid.
> **Tip:** Begrijp de relatie tussen de Lorenz-curve en de Gini-coëfficiënt; ze zijn verschillende manieren om inkomensongelijkheid weer te geven.
#### 2.4.1 Gevolgen van ongelijkheid
Ongelijkheid kan diverse negatieve gevolgen hebben:
* **Politieke machtsverhoudingen:** Grote inkomensverschillen kunnen leiden tot ongelijke politieke invloed, waarbij geld de politieke besluitvorming kan beïnvloeden.
* **Belemmering van ontwikkeling:** Kinderen uit arme gezinnen hebben mogelijk minder kansen op ontwikkeling en onderwijs, wat kan leiden tot generatie-armoede.
* **Mentale en fysieke gezondheid:** Ongelijkheid kan stress en psychische problemen veroorzaken, met gevolgen voor de gezondheid en hogere kosten voor sociale zekerheid.
Er kan echter ook een positief motiverend effect uitgaan van ongelijkheid, bijvoorbeeld door ondernemingszin bij jongeren aan te wakkeren die de concurrentie willen aangaan.
#### 2.4.2 Overheidstussenkomst bij herverdeling
De overheid voert herverdelingsbeleid via verschillende instrumenten:
* **Progressieve inkomensbelasting:** Hogere inkomens dragen procentueel meer bij aan belastingen, en de geïnde middelen worden deels herverdeeld onder lagere inkomensgroepen.
* **Onderwijs:** Het aanbieden van grotendeels gratis onderwijs tot 18 jaar tracht ongelijkheid bij de start van de arbeidsmarkt te verminderen en gelijke kansen te creëren.
* **Sociale zekerheid:** Systemen zoals ziekte-, werkloosheids- en pensioenuitkeringen zorgen voor een gelijkwaardigere opvang van tegenslagen voor iedereen.
* **Publieke goederen:** De beschikbaarheid van voorzieningen zoals openbaar vervoer of bibliotheken biedt ook mensen met lagere inkomens toegang tot belangrijke maatschappelijke voordelen.
---
# Publieke goederen en het vrijbuitersprobleem
Dit onderwerp verklaart het concept van publieke goederen, definieert hun kenmerken en analyseert waarom de vrije markt deze goederen niet of onvoldoende aanbiedt, wat leidt tot het vrijbuitersprobleem en overheidsinterventie noodzakelijk maakt.
### 3.1 De rol van de overheid in de economie
De overheid heeft drie kernrollen in de economie: allocatie, herverdeling en stabilisatie. De rol van allocatie is gericht op het efficiënt toewijzen van productiefactoren om de maatschappelijke welvaart te maximaliseren. Dit omvat onder meer mededingingsbeleid en het corrigeren van externe effecten en het aanbieden van publieke goederen.
#### 3.1.1 Mededingingsbeleid
Het mededingingsbeleid van de overheid beoogt eerlijke concurrentie te waarborgen door te voorkomen dat bedrijven te veel marktmacht vergaren. Dit wordt aangepakt via wetgeving die marktmacht reguleert en beperkt. Voorbeelden van problematische situaties zijn kartelvorming (waarbij concurrenten afspraken maken om de voordelen van een monopolie te benutten), marktsegmentatie (waarbij producenten markten opdelen om te profiteren van verschillen in betalingsbereidheid) en het misbruik van een dominante positie (waarbij een bedrijf zijn sterke marktpositie gebruikt om consumenten keuzes op te dringen).
#### 3.1.2 Publieke goederen
Publieke goederen zijn goederen die voldoen aan twee specifieke kenmerken: niet-rivaliteit en niet-uitsluitbaarheid.
* **Niet-rivaliteit**: De consumptie van het goed of de dienst door één persoon vermindert de beschikbare hoeveelheid voor anderen niet. Met andere woorden, als jij het gebruikt, blijft er nog steeds genoeg over voor anderen.
* **Niet-uitsluitbaarheid**: Het is niet mogelijk om personen die niet betalen van de consumptie van het goed of de dienst uit te sluiten.
Voorbeelden van publieke goederen zijn wegen, parken en landsverdediging. Hoewel ze vaak als gratis worden ervaren, worden de kosten ervan gedragen door de overheid via belastinginkomsten.
#### 3.1.3 Soorten goederen
Naast publieke goederen zijn er andere categorieën goederen:
* **Private goederen**: Deze goederen zijn zowel rivaal als exclusief. Ze worden doorgaans door de markt aangeboden omdat eigendom en betaalbaarheid duidelijk af te bakenen zijn (bijvoorbeeld een broodje kaas).
* **Clubgoederen of tolgoederen**: Deze goederen zijn uitsluitbaar, maar niet-rivaliserend tot aan een bepaalde capaciteitsgrens. Toegang kan beperkt worden tot betalende gebruikers, maar het gebruik door één persoon hindert anderen nauwelijks (bijvoorbeeld Netflix, tot de servers vol zijn).
* **Gemeenschappelijke bronnen (commons)**: Dit zijn niet-uitsluitbare goederen die wel uitgeput kunnen raken, dus er is sprake van rivaliteit. Voorbeelden zijn drinkbaar grondwater, waarbij overconsumptie de beschikbaarheid kan bedreigen. De overheid grijpt hier vaak in met regels of quota om uitputting te voorkomen.
#### 3.1.4 Het vrijbuitersprobleem (free-rider problem)
De vrije markt faalt bij het aanbieden van publieke goederen omdat ze niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn. Omdat producenten niet kunnen verhinderen dat niet-betalers meegenieten (niet-uitsluitbaar) en omdat extra gebruikers geen extra kosten met zich meebrengen (niet-rivaliserend), is het moeilijk om een prijs per gebruiker te bepalen. Dit leidt tot het **vrijbuitersprobleem**: individuele burgers hebben geen prikkel om te betalen voor een publiek goed, omdat ze er ook van kunnen genieten als anderen betalen. Hierdoor kunnen bedrijven deze goederen niet winstgevend aanbieden. Dit rechtvaardigt de overheidsinterventie om publieke goederen wel aan te bieden.
> **Tip:** Denk bij het vrijbuitersprobleem aan een vuurtoren. Elke schipper profiteert van de vuurtoren, maar het is moeilijk om elke schipper een directe bijdrage te laten betalen.
### 3.2 Herverdeling en ongelijkheid
De overheid heeft ook een rol in de herverdeling van goederen en diensten om ongelijkheid, zoals de kloof tussen arm en rijk, te dichten. Ongelijkheid kan ontstaan uit verschillen in lonen (o.a. door opleiding, ervaring, schaarste, compensatie voor onaangename jobs, locatie) maar ook uit inkomsten uit kapitaal.
#### 3.2.1 Meten van ongelijkheid
* **Lorenz-curve**: Dit is een grafische weergave waarin de cumulatieve inkomens worden afgezet tegen de cumulatieve bevolkingsgroepen.
* De diagonale lijn (45-gradenlijn) representeert volkomen gelijke inkomensverdeling, waarbij elke bevolkingsgroep een proportioneel deel van het inkomen ontvangt (bv. de armste 20% ontvangt 20% van de inkomens).
* Een kromming onder de diagonale lijn duidt op inkomensongelijkheid. Hoe verder de curve van de diagonale lijn af ligt, hoe groter de ongelijkheid.
* **Gini-coëfficiënt**: Dit is een getal tussen 0 en 1 dat de mate van ongelijkheid in een Lorenz-curve aangeeft.
* Een Gini-coëfficiënt van 0 betekent volkomen gelijke inkomensverdeling (de oppervlakte tussen de lijn van perfecte gelijkheid en de Lorenz-curve is nul).
* Een Gini-coëfficiënt van 1 betekent volkomen ongelijke inkomensverdeling (de oppervlakte tussen de lijn van perfecte gelijkheid en de Lorenz-curve is maximaal, gelijk aan de hele driehoek).
* Hoe hoger de Gini-coëfficiënt, hoe groter de ongelijkheid.
#### 3.2.2 Gevolgen van ongelijkheid
Ongelijkheid kan diverse gevolgen hebben:
* **Politieke ongelijkheid**: Geld kan politieke besluitvorming beïnvloeden via lobbywerk of grote campagnebudgetten.
* **Rem op menselijke ontwikkeling**: Kinderen uit arme gezinnen hebben vaak minder kansen, wat kan leiden tot generatie-armoede.
* **Mentale gezondheidsproblemen**: Ongelijkheid kan leiden tot stress, wat weer kan resulteren in ziekteverzuim en extra kosten voor de sociale zekerheid.
* **Motiverend effect**: Ongelijkheid kan ook een stimulans zijn voor ondernemingszin, waarbij individuen streven naar verbetering van hun positie.
#### 3.2.3 Overheidstussenkomst bij herverdeling
De overheid gebruikt verschillende instrumenten om inkomensongelijkheid te verminderen:
* **Progressieve inkomensbelasting**: Hogere inkomens betalen relatief meer belasting, en deze geïnde middelen worden deels herverdeeld onder lagere inkomensgroepen.
* **Gratis onderwijs**: Het aanbieden van bijna gratis onderwijs tot 18 jaar creëert gelijke kansen vóórdat mensen de arbeidsmarkt betreden.
* **Sociale zekerheid**: Systemen voor ziekte, werkloosheid en pensioen zorgen voor een gelijkwaardigere impact van tegenslagen voor iedereen, gefinancierd via inkomensbelastingen.
* **Aanbieden van publieke goederen**: Goed openbaar vervoer, bibliotheken en recreatiemogelijkheden zorgen ervoor dat ook mensen met een lager inkomen kunnen genieten van basisvoorzieningen.
---
# Economische ongelijkheid en herverdeling
Economische ongelijkheid en herverdeling
Dit onderwerp onderzoekt economische ongelijkheid, de meting ervan met de Lorenz-curve en Gini-coëfficiënt, en de rol van de overheid bij herverdeling door middel van belastingen, onderwijs en sociale zekerheid.
## 4. Economische ongelijkheid en herverdeling
De overheid speelt een cruciale rol in de economie, niet alleen bij het efficiënt toewijzen van middelen (allocatie) en het stabiliseren van de economie, maar ook bij het aanpakken van economische ongelijkheid door middel van herverdeling. Hoewel individuele actoren nuts- of winstmaximalisatie nastreven, leidt dit niet altijd tot de optimale uitkomst voor de hele maatschappij. De overheid kan ingrijpen om de toewijzing van productiefactoren te verbeteren, marktfalen te corrigeren, en de welvaartsverdeling te beïnvloeden.
### 4.1 De rol van de overheid
De overheid heeft drie hoofdfuncties binnen de economie:
1. **Allocatie:** Het zorgen voor een zo efficiënt mogelijke toewijzing van productiefactoren om de maatschappelijke welvaart te maximaliseren. Dit omvat onder andere mededingingsbeleid, het aanbieden van publieke goederen en het corrigeren van externe effecten.
2. **Herverdeling:** Het aanpakken van ongelijkheid in de verdeling van goederen en diensten om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen. Dit gebeurt wanneer, zelfs bij een efficiënte marktwerking, de welvaartsverdeling onevenwichtig is.
3. **Stabilisatie:** Het beheren van de economie om stabiliteit te waarborgen, voornamelijk op macro-economisch niveau.
### 4.2 Allocatie: marktfalen en overheidsingrijpen
Markten werken niet altijd optimaal, wat leidt tot situaties waarin goederen en diensten niet voor iedereen toegankelijk zijn of waarin marktmacht misbruikt wordt. De overheid intervenieert via verschillende instrumenten:
#### 4.2.1 Mededingingsbeleid
Het mededingingsbeleid beoogt eerlijke concurrentie te waarborgen door te voorkomen dat bepaalde partijen te veel marktmacht verkrijgen en deze misbruiken. Dit omvat wetgeving die de marktmacht van bedrijven reguleert en beperkt. Voorbeelden van marktverstoringen die dit beleid aanpakt zijn:
* **Kartelvorming:** Afspraken tussen concurrerende bedrijven om de voordelen van een monopolie te benutten, wat leidt tot hogere prijzen voor consumenten.
* **Marktsegmentatie:** Het opdelen van de markt in regio's en deze actief afschermen om te profiteren van verschillen in betalingsbereidheid.
* **Dominante positie:** Een situatie waarin een producent een zeer sterke marktpositie heeft waaruit consumenten keuzes worden opgedrongen, omdat er nauwelijks alternatieven zijn.
#### 4.2.2 Publieke goederen
Publieke goederen zijn goederen die zowel **niet-rivaal** als **niet-exclusief** zijn.
* **Niet-rivaal:** De consumptie van het goed door één persoon vermindert niet de beschikbaarheid voor anderen.
* **Niet-exclusief:** Het is niet mogelijk om individuen uit te sluiten van consumptie, zelfs als ze niet betalen.
Voorbeelden van publieke goederen zijn wegen, parken en defensie. De overheid financiert deze goederen via belastinginkomsten omdat de vrije markt deze niet of onvoldoende zou aanbieden. Het zogenaamde 'vrijbuitersprobleem' ontstaat omdat individuen geen prikkel hebben om te betalen als ze toch kunnen meegenieten, wat de winstgevendheid voor private aanbieders ondermijnt.
**Soorten goederen:**
* **Private goederen:** Riaal en exclusief (bv. een broodje kaas). De markt biedt deze goederen doorgaans aan.
* **Clubgoederen of tolgoederen:** Uitsluitbaar maar niet-rivaal tot de capaciteit bereikt is (bv. Netflix, waar je voor betaalt maar je gebruik anderen nauwelijks hindert).
* **Publieke goederen:** Niet-rivaal en niet-exclusief (bv. straatverlichting).
* **Gemeenschappelijke bronnen (commons):** Niet-exclusief maar wel riaal en uitputbaar (bv. drinkbaar grondwater, visbestanden). De overheid grijpt hier vaak in om uitputting te voorkomen.
### 4.3 Herverdeling: de aard van economische ongelijkheid
Economische ongelijkheid is het verschil in welvaart, dat zowel voortkomt uit inkomen uit arbeid als uit kapitaal.
#### 4.3.1 Oorzaken van ongelijkheid in inkomen uit arbeid
Verschillen in lonen kunnen verklaard worden door factoren als:
* Opleidingsniveau en ervaring.
* Schaarste op de arbeidsmarkt (knelpuntberoepen).
* Compensatie voor onaangename of gevaarlijke arbeidsomstandigheden.
* Locatie (bv. verschil tussen stad en platteland).
* Discriminatie op basis van geslacht, afkomst of andere kenmerken.
#### 4.3.2 Ongelijkheid in inkomen uit kapitaal
Kapitaalkrachtige individuen kunnen hun vermogen investeren, wat leidt tot extra inkomsten. Dit kan de kloof tussen arm en rijk verder vergroten.
#### 4.3.3 Meten van ongelijkheid: de Lorenz-curve
De Lorenz-curve is een grafische weergave van de inkomensverdeling. De cumulatieve inkomens worden afgezet tegen de cumulatieve bevolkingsgroepen (uitgedrukt in percentages).
* **Diagonale lijn:** Vertegenwoordigt een perfect gelijke inkomensverdeling, waarbij elke bevolkingsgroep het percentage van het totale inkomen verdient dat overeenkomt met haar aandeel in de bevolking (bv. de armste 20% verdient 20% van de inkomens).
* **Gebogen lijn (Lorenz-curve):** Toont de werkelijke inkomensverdeling. Hoe verder de curve van de diagonale lijn af ligt, hoe groter de ongelijkheid. Bijvoorbeeld, als de armste 20% slechts 5% van de inkomens verdient, duidt dit op aanzienlijke ongelijkheid.
#### 4.3.4 Meten van ongelijkheid: de Gini-coëfficiënt
De Gini-coëfficiënt is een getal tussen 0 en 1 dat de mate van ongelijkheid kwantificeert, gebaseerd op de Lorenz-curve.
* **Gini-coëfficiënt = 0:** Volkomen gelijke inkomensverdeling (de Lorenz-curve valt samen met de diagonale lijn; oppervlakte A = 0).
* **Gini-coëfficiënt = 1:** Volkomen ongelijke inkomensverdeling (één persoon bezit al het inkomen; oppervlakte A is gelijk aan de totale driehoek).
Een hogere Gini-coëfficiënt indiceert een hogere mate van economische ongelijkheid.
#### 4.3.5 Gevolgen van ongelijkheid
Economische ongelijkheid kan diverse gevolgen hebben:
* **Politieke machtsverhoudingen:** Ongelijkheid kan leiden tot ongelijke invloed op politieke beslissingen door middel van lobbywerk of campagnefinanciering.
* **Kansenongelijkheid:** Kinderen uit arme gezinnen hebben vaak minder kansen op onderwijs en ontwikkeling, wat kan leiden tot generatie-armoede.
* **Mentale en fysieke gezondheid:** Ongelijkheid kan stress en mentale problemen veroorzaken, wat leidt tot verhoogd ziekteverzuim en hogere kosten voor de sociale zekerheid.
* **Motiverende factor:** Soms kan ongelijkheid jongeren motiveren om te ondernemen en te streven naar verbetering van hun eigen situatie.
### 4.4 Herverdeling door de overheid
De overheid gebruikt verschillende instrumenten om economische ongelijkheid te verminderen:
* **Progressieve inkomensbelasting:** Hogere inkomens worden procentueel zwaarder belast. De geïnde belastingen worden deels herverdeeld onder inkomensgroepen met lagere inkomens.
* **Onderwijs:** Het aanbieden van vrijwel gratis onderwijs tot 18 jaar creëert gelijke startkansen voor alle kinderen, nog voordat zij de arbeidsmarkt betreden.
* **Sociale zekerheid:** Systemen zoals ziekteverzekering, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen zorgen voor een vangnet en een meer gelijkwaardige impact van levensgebeurtenissen voor alle burgers. De financiering hiervan gebeurt via belastingen, vaak gerelateerd aan inkomen.
* **Publieke goederen:** Het aanbieden van publieke goederen zoals recreatiemogelijkheden, openbaar vervoer en bibliotheken zorgt ervoor dat ook burgers met lagere inkomens toegang hebben tot basisvoorzieningen en voordelen in de samenleving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Nutsmaximalisatie | Het economische principe waarbij individuele consumenten ernaar streven hun totale bevrediging of nut te maximaliseren, gegeven hun budgetbeperkingen en de prijzen van goederen en diensten. |
| Winstmaximalisatie | Het economische principe waarbij producenten ernaar streven hun winst, het verschil tussen opbrengsten en kosten, te maximaliseren om hun economische resultaten te optimaliseren. |
| Paretoverbetering | Een verandering in de economische allocatie van middelen die de welvaart van ten minste één individu verbetert zonder de welvaart van enig ander individu te verminderen. Dit is een cruciaal concept in de welvaartseconomie om efficiëntie te beoordelen. |
| Allocatie | Het proces waarbij beschikbare productiefactoren en goederen worden toegewezen aan verschillende economische activiteiten of individuen. De overheid streeft naar een efficiënte allocatie om de maatschappelijke welvaart te maximaliseren. |
| Herverdeling | Het proces waarbij de overheid inkomen en rijkdom binnen een samenleving herverdeelt, vaak via belastingen en sociale voorzieningen, om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen en meer gelijkheid te bevorderen. |
| Stabilisatie | De rol van de overheid om macro-economische stabiliteit te handhaven, zoals het beheersen van inflatie, werkloosheid en economische recessies, met behulp van fiscaal en monetair beleid. |
| Mededingingsbeleid | Overheidsbeleid dat gericht is op het bevorderen van eerlijke concurrentie op markten door het reguleren van marktmacht, het verbieden van concurrentievervalsende praktijken en het voorkomen van monopolies. |
| Kartelvorming | Een illegale afspraak tussen concurrerende bedrijven om prijzen vast te stellen, markten te verdelen of productie te beperken, met als doel de voordelen van een monopolie te verkrijgen en de concurrentie te verminderen. |
| Marktsegmentatie | De praktijk waarbij een producent de markt opdeelt in verschillende regio’s of groepen en deze segmenten afschermt, vaak om te profiteren van verschillen in betalingsbereidheid of lokale marktomstandigheden. |
| Dominante positie | Een economische situatie waarin een producent op een markt zo’n sterke positie heeft dat er nauwelijks volledige alternatieven voor consumenten bestaan, en deze positie kan worden gebruikt om consumentenkeuzes te beïnvloeden of te beperken. |
| Publieke goederen | Goederen die gekenmerkt worden door niet-rivaliteit in consumptie en niet-uitsluitbaarheid, wat betekent dat de consumptie door de ene persoon de beschikbaarheid voor anderen niet vermindert en het moeilijk is om gebruikers uit te sluiten, zoals nationale defensie of straatverlichting. |
| Rivaliteit | In de economie verwijst rivaliteit naar het kenmerk van een goed of dienst waarbij consumptie door de ene persoon de hoeveelheid of beschikbaarheid voor andere personen vermindert. |
| Exclusiviteit | In de economie verwijst exclusiviteit naar het kenmerk van een goed of dienst waarbij het mogelijk is om individuen die niet betalen of voldoen aan bepaalde voorwaarden, uit te sluiten van consumptie. |
| Private goederen | Goederen die zowel rivaal als exclusief zijn, wat betekent dat consumptie door de ene persoon de beschikbaarheid voor anderen beperkt en het mogelijk is om niet-betalers uit te sluiten. Dit type goed wordt doorgaans efficiënt door de markt aangeboden. |
| Clubgoederen (of tolgoederen) | Goederen die uitsluitbaar zijn, maar niet-rivaal (tot een bepaalde capaciteit bereikt is). De toegang kan worden beperkt tot betalende gebruikers, maar het gebruik door één persoon belemmert anderen nauwelijks, zoals bij een tolweg of een fitnessabonnement. |
| Commons (gemeenschappelijke bronnen) | Niet-exclusieve goederen die wel uitgeput kunnen raken, wat betekent dat ze onderhevig zijn aan rivaliteit. Omdat deze bronnen, zoals open water of bossen, overmatig kunnen worden geëxploiteerd, is vaak overheidsinterventie nodig. |
| Vrijbuitersprobleem | Een economisch fenomeen waarbij individuen profiteren van een goed of dienst zonder daarvoor te betalen, omdat het niet mogelijk is om niet-betalers uit te sluiten (niet-uitsluitbaarheid). Dit ontmoedigt de private sector om dergelijke goederen aan te bieden. |
| Lorenz-curve | Een grafische weergave die de cumulatieve verdeling van inkomen of vermogen binnen een populatie toont ten opzichte van de cumulatieve verdeling van de bevolking. De curve wordt vergeleken met de diagonale lijn van perfecte gelijkheid. |
| Gini-coëfficiënt | Een statistische maatstaf, uitgedrukt als een getal tussen 0 en 1, die de mate van inkomens- of vermogensongelijkheid binnen een samenleving kwantificeert. Een hogere coëfficiënt duidt op grotere ongelijkheid. |
| Progressieve inkomensbelasting | Een belastingstelsel waarbij de belastingtarieven stijgen naarmate het inkomen toeneemt. Dit betekent dat hogere inkomens een groter percentage van hun inkomen aan belastingen betalen dan lagere inkomens. |
| Sociale zekerheid | Een systeem van collectieve verzekeringen en voorzieningen dat burgers beschermt tegen inkomensverlies als gevolg van ziekte, werkloosheid, ouderdom of andere maatschappelijke risico’s, met als doel een basisniveau van welzijn te garanderen. |