Cover
Jetzt kostenlos starten Formules BECO.docx
Summary
# Kostprijsberekening methodes
Kostprijsberekeningsmethoden bieden verschillende benaderingen om de totale kosten van producten of diensten te bepalen, variërend van eenvoudige methoden tot meer gedetailleerde systemen zoals Activity Based Costing.
### 1.1 Basisprincipes van kostprijsberekening
De kostprijsberekening is essentieel voor het nemen van managementbeslissingen, prijsstelling, winstbepaling en voorraadwaardering. Het onderscheid tussen directe en indirecte kosten is fundamenteel.
#### 1.1.1 Afschrijvingsmethoden
Afschrijvingen verdelen de kosten van een activum over de gebruiksduur.
* **Lineaire afschrijving:**
De formule hiervoor is:
$$ D = \frac{AW - RW}{t} $$
Waarbij:
* $D$ staat voor het afschrijvingsbedrag per periode.
* $AW$ staat voor de aanschafwaarde van het activum.
* $RW$ staat voor de restwaarde van het activum aan het einde van de gebruiksduur.
* $t$ staat voor de gebruiksduur in periodes.
* **Afschrijving op basis van zuivere bedrijfsdrukte:** Deze methode baseert de afschrijving op het werkelijke gebruik van een machine of activa.
### 1.2 Standaardkostprijs
De standaardkostprijs is een theoretische kostprijs die wordt vastgesteld vóór de productie begint. Deze methode wordt gebruikt om de werkelijke kosten te vergelijken en afwijkingen te analyseren.
* **Berekening per eenheid:**
De formule voor de standaardkostprijs per eenheid kan worden uitgedrukt als de som van de gestandaardiseerde kosten van de verschillende productiefactoren:
$$ \text{Standaardkostprijs per eenheid} = (\text{st.}QGS \times \text{st.}PGS) + (\text{st.}Qarb \times \text{st.}Parb) + \dots $$
Waarbij:
* `st.QGS` staat voor de gestandaardiseerde hoeveelheid grondstoffen per eenheid product.
* `st.PGS` staat voor de gestandaardiseerde prijs van grondstoffen.
* `st.Qarb` staat voor de gestandaardiseerde hoeveelheid arbeid per eenheid product.
* `st.Parb` staat voor de gestandaardiseerde prijs van arbeid (uurloon).
* `...` vertegenwoordigt andere kostencomponenten zoals overhead.
* **Typen kostprijsberekening gebaseerd op timing:**
* **Standard costing:** Berekening van kosten op basis van vastgestelde standaarden, startend bij de aanvang van de productie.
* **Normal costing:** Kosten worden berekend wanneer een product is afgewerkt, op basis van werkelijke directe kosten en gebudgetteerde indirecte kosten.
* **Actual costing:** Kosten worden berekend aan het einde van de productieperiode op basis van de werkelijk gemaakte kosten.
### 1.3 Activity Based Costing (ABC) methode
Activity Based Costing (ABC) is een methode die indirecte kosten toerekent aan kostobjecten (producten, diensten, etc.) op basis van de activiteiten die worden uitgevoerd om deze kostobjecten te produceren of te leveren.
* **Stappenplan voor ABC:**
1. **Identificeer de belangrijkste indirecte kosten:** Groepeer de indirecte kosten in logische categorieën.
2. **Identificeer de belangrijkste activiteiten:** Bepaal de verschillende activiteiten die binnen een organisatie plaatsvinden (bv. ontwerpen, produceren, testen, factureren).
3. **Identificeer de kostobjecten:** Bepaal waar de kosten aan toegerekend moeten worden (bv. specifieke producten, productlijnen, klanten).
4. **Identificeer de resource drivers en bijhorende data:** Bepaal de factoren die de kosten van resources beïnvloeden en verzamel de relevante data (bv. machine-uren, personeelsuren).
5. **Identificeer de activity drivers en bijhorende data:** Bepaal de factoren die de consumptie van activiteiten door kostobjecten meten en verzamel de relevante data (bv. aantal orders, aantal inspecties).
6. **Allocatie indirecte kosten aan kostobjecten:** Bereken de kosten per activiteit en wijs deze toe aan de kostobjecten op basis van de activity drivers.
> **Tip:** ABC biedt een meer nauwkeurige toerekening van indirecte kosten dan traditionele methoden, vooral in complexe productieomgevingen met veel verschillende producten en activiteiten.
### 1.4 Overige relevante concepten
Hoewel niet direct kostprijsberekeningsmethoden, zijn de volgende concepten gerelateerd aan financiële analyse en beheer, die deels gebaseerd zijn op kostengegevens:
* **Terugverdientijd (TVT):** De periode die nodig is om de initiële investering terug te verdienen.
* **Netto Constante Waarde (NCW):** Een maatstaf voor de winstgevendheid van een investering, rekening houdend met de tijdswaarde van geld.
* De formule houdt rekening met verwachte netto ontvangsten en een rendementspercentage.
* **Operationele cashflow, Courante cashflow, Netto cashflow, Vrije cashflow:** Verschillende soorten kasstromen die belangrijk zijn voor het financiële beheer.
* **Liquiditeitsratio's (Current ratio, Acid test):** Indicatoren voor de kortetermijnliquiditeit van een onderneming.
* **Voorraadrotatie:** Geeft aan hoe vaak de voorraad gedurende een periode wordt verkocht en vervangen.
* **Rotatie van de geproduceerde voorraad (BiU - bestelling in uitvoering)**
* **Rotatie van de aangekochte voorraad**
* **Klantenkrediet en Leverancierskrediet:** De periode waarbinnen klanten betalen en leveranciers betaald worden.
* **Schuldgraad:** Een maatstaf voor de financiële leverage van een onderneming.
* **Rendabiliteitsratio's (REV, REO, RTV, ROA):** Meten de winstgevendheid van een onderneming in relatie tot verschillende vermogensgroottes.
---
# Investeringsanalyse en cashflow
Dit onderwerp verkent de analyse van investeringen aan de hand van technieken zoals de terugverdientijd en netto contante waarde, met inbegrip van de berekening van verschillende cashflows.
### 2.1 Kostenberekening en afschrijving
#### 2.1.1 Basisformules
De basis voor kostprijsberekeningen kan op verschillende manieren worden benaderd:
* **Formule standaardkostprijs:** De standaardkostprijs kan worden berekend op basis van constante en variabele kosten per eenheid.
#### 2.1.2 Afschrijving
Afschrijving is het proces waarbij de kosten van een actief over de gebruiksduur worden verspreid. Een veelgebruikte methode is lineair afschrijven.
* **Lineaire afschrijving:** Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag wordt berekend met de volgende formule:
$$ \text{Afschrijvingsbedrag} = \frac{\text{Aanschafwaarde} - \text{Restwaarde}}{\text{Tijd (in jaren)}} $$
Waarbij:
* $ \text{Afschrijvingsbedrag} $ het bedrag is dat jaarlijks wordt afgeschreven.
* $ \text{Aanschafwaarde} $ de oorspronkelijke kosten van het activum zijn.
* $ \text{Restwaarde} $ de geschatte waarde van het activum aan het einde van de gebruiksduur is.
* $ \text{Tijd} $ de verwachte gebruiksduur in jaren is.
#### 2.1.3 Standaardkostprijs
De standaardkostprijs is een vooraf bepaalde kostprijs die wordt gebruikt voor het plannen en controleren van kosten.
* **Berekening standaardkostprijs per eenheid:**
$$ \text{Standaardkostprijs per eenheid} = (\text{st.QGS} \times \text{st.PGS}) + (\text{st.Qarb} \times \text{st.Parb}) + \dots $$
Waarbij:
* $ \text{st.QGS} $ staat voor de standaardhoeveelheid directe grondstoffen.
* $ \text{st.PGS} $ staat voor de standaardprijs van directe grondstoffen.
* $ \text{st.Qarb} $ staat voor de standaardhoeveelheid directe arbeid.
* $ \text{st.Parb} $ staat voor de standaardprijs van directe arbeid.
#### 2.1.4 Costing methoden
Verschillende methoden worden gebruikt om kosten toe te wijzen:
* **Standard costing:** Start van de productie is het moment waarop de kosten worden vastgelegd.
* **Normal costing:** Kosten worden vastgelegd wanneer één product is afgewerkt.
* **Actual costing:** Kosten worden vastgelegd aan het einde van de productieperiode.
* **Activity based costing (ABC):** Een methode om indirecte kosten nauwkeuriger toe te wijzen aan kostobjecten.
* **Stap 1:** Identificeer de belangrijkste indirecte kosten.
* **Stap 2:** Identificeer de belangrijkste activiteiten.
* **Stap 3:** Identificeer de kostobjecten (producten, diensten, etc.).
* **Stap 4:** Identificeer de resource drivers en bijbehorende data.
* **Stap 5:** Identificeer de activity drivers en bijbehorende data.
* **Stap 6:** Allocatie van indirecte kosten van activiteiten naar kostobjecten.
### 2.2 Investeringsanalyse technieken
#### 2.2.1 Terugverdientijd (TVT)
De terugverdientijd is de periode die nodig is om de initiële investering terug te verdienen uit de verwachte netto ontvangsten.
* **Formule:**
$$ \text{TVT} = \frac{\text{Initiële investering}}{\text{Jaarlijkse netto cashflow}} $$
(Dit is een vereenvoudigde formule. In de praktijk kunnen niet-gelijke cashflows en tijdswaarde van geld de berekening complexer maken.)
#### 2.2.2 Netto Contante Waarde (NCW)
De netto contante waarde is de som van de contant gemaakte toekomstige cashflows minus de initiële investering. Het is een maatstaf voor de winstgevendheid van een investering, rekening houdend met de tijdswaarde van geld.
* **Formule:**
$$ \text{NCW} = \sum_{t=1}^{n} \frac{K_t}{(1+r)^t} - \text{Initiële investering} $$
Waarbij:
* $ \text{NCW} $ de netto contante waarde is.
* $ K_t $ de verwachte netto ontvangsten van de investering in jaar $ t $ zijn.
* $ r $ het rendementspercentage (discontovoet) is.
* $ n $ het aantal perioden (jaren) is.
* **Interpretatie:**
* $ \text{NCW} > 0 $: De investering is winstgevend en wordt aanbevolen.
* $ \text{NCW} < 0 $: De investering is verlieslatend en wordt afgeraden.
* $ \text{NCW} = 0 $: De investering genereert precies het vereiste rendement.
### 2.3 Cashflow analyse
Cashflows zijn de in- en uitstromen van geld binnen een onderneming. Een nauwkeurige analyse van cashflows is cruciaal voor de financiële gezondheid en besluitvorming.
#### 2.3.1 Soorten cashflows
* **Operationele cashflow:** De cashflow gegenereerd uit de normale bedrijfsactiviteiten.
* **Courante cashflow:** Gerelateerd aan de dagelijkse operaties.
* **Netto cashflow:** De totale inkomsten minus de totale uitgaven over een bepaalde periode.
* **Vrije cashflow:** De cashflow die beschikbaar is na aftrek van operationele kosten en investeringen in activa. Deze kan worden gebruikt voor het terugbetalen van schulden, het uitkeren van dividenden, etc.
* **Cashflow uit investeringen:** Betreft de geldstromen gerelateerd aan de aan- en verkoop van activa en investeringen. Leningen worden hierin geclassificeerd.
#### 2.3.2 Netto bedrijfskapitaal (NBK)
Het netto bedrijfskapitaal is een indicator van de liquiditeit van een onderneming.
* **Formule:**
$$ \text{NBK} = \text{Vlottende activa} - \text{Kortlopende schulden} $$
* **Interpretatie:**
* $ \text{NBK} > 0 $: Geeft aan dat de onderneming voldoende liquide middelen heeft om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen.
* $ \text{NBK} < 0 $: Kan duiden op liquiditeitsproblemen.
### 2.4 Liquiditeits- en solvabiliteitsindicatoren
#### 2.4.1 Liquiditeit
Liquiditeit meet het vermogen van een onderneming om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen.
* **Current ratio:**
$$ \text{Current ratio} = \frac{\text{Vlottende activa}}{\text{Kortlopende schulden}} $$
Een ratio groter dan 1 wordt over het algemeen als positief beschouwd.
* **Acid test (quick ratio):**
$$ \text{Acid test} = \frac{\text{Vlottende activa} - \text{Voorraden}}{\text{Kortlopende schulden}} $$
Een ratio groter dan 1 wordt als positief beschouwd.
* **Nettokas:** Een positief nettokasbedrag duidt op voldoende liquide middelen doorheen het boekjaar.
#### 2.4.2 Solvabiliteit
Solvabiliteit meet het vermogen van een onderneming om aan haar langetermijnverplichtingen te voldoen.
* **Netto bedrijfskapitaal (NBKB):**
* $ \text{NBKB} > 0 $: Geeft aan dat er externe financiering nodig is.
* $ \text{NBKB} < 0 $: Geeft aan dat er geen noodzaak is voor externe financiering.
### 2.5 Voorraad- en kredietbeheer
#### 2.5.1 Voorraadrotatie
Voorraadrotatie geeft aan hoe vaak de voorraad gedurende een periode wordt verkocht en vervangen.
* **Rotatie geproduceerde voorraad:** Meet de omloopsnelheid van reeds geproduceerde goederen die nog niet verkocht zijn.
* **BiU (Bestelling in Uitvoering):** Een indicator voor de voortgang van orders.
* **Rotatie aangekochte voorraad:** Meet hoe snel ingekochte goederen worden verbruikt of doorverkocht.
* **Vooraadrotatie:** Over het algemeen geldt: hoe hoger, hoe beter, omdat dit wijst op efficiënt voorraadbeheer en minder kapitaal dat vastzit in voorraden.
#### 2.5.2 Krediettermijnen
* **Klantenkrediet:** De gemiddelde periode waarover klanten hun openstaande facturen betalen. Hoe hoger de klantenkrediettermijn (mits efficiënt beheer), hoe beter, omdat dit duidt op langere betalingstermijnen van klanten.
* **Leverancierskrediet:** De gemiddelde periode waarover de onderneming haar leveranciers betaalt. Hoe hoger de leverancierskrediettermijn, hoe beter, omdat dit duidt op langer gebruik kunnen maken van gratis financiering van leveranciers.
### 2.6 Rendabiliteit
#### 2.6.1 Schuldgraad
De schuldgraad meet de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van het eigen vermogen of het totale vermogen.
* **Schuldgraad wijze 1:** Geeft de verhouding van vreemd vermogen tot het totale vermogen weer. Een schuldgraad tussen 0,25 en 0,40 wordt vaak als ideaal beschouwd.
* **Schuldgraad wijze 2:**
* Voor productiebedrijven: een schuldgraad tussen 30% en 40% is ideaal.
* Voor dienstverlenende bedrijven: een schuldgraad tussen 25% en 30% is ideaal.
#### 2.6.2 Rendement op Eigen Vermogen (REV)
REV meet de winstgevendheid van de investering van de aandeelhouders.
* **REV / Netto rendabiliteit eigen vermogen:** Hoe hoger, hoe beter, omdat dit aangeeft hoeveel winst er wordt gegenereerd op het geïnvesteerde eigen vermogen.
#### 2.6.3 Rendement op Totaal Vermogen (RTV)
RTV meet de winstgevendheid van alle activa die door de onderneming worden gebruikt, ongeacht hoe ze gefinancierd zijn.
* **RTV / Netto rendabiliteit totaal vermogen (ROA - Return on Asset):** Hoe hoger, hoe beter, omdat dit aangeeft hoe efficiënt de onderneming haar totale activa inzet om winst te genereren.
---
# Liquiditeits- en solvabiliteitsratio's
Deze ratio's bieden inzicht in de financiële gezondheid van een onderneming door de kortetermijnliquiditeit en de langetermijnverbintenissen te beoordelen.
### 3.1 Liquiditeitsratio's
Liquiditeitsratio's meten het vermogen van een onderneming om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen met haar kortetermijnactiva.
#### 3.1.1 Current ratio (werkkapitaalratio)
De current ratio vergelijkt de totale kortetermijnactiva met de totale kortetermijnverplichtingen. Een ratio groter dan 1 wordt over het algemeen als positief beschouwd, wat aangeeft dat de onderneming meer kortetermijnactiva heeft dan kortetermijnverplichtingen.
$$
\text{Current ratio} = \frac{\text{Totale kortetermijnactiva}}{\text{Totale kortetermijnverplichtingen}}
$$
#### 3.1.2 Acid test (quick ratio)
De acid test is een strengere maatstaf voor liquiditeit dan de current ratio, omdat deze de voorraden uitsluit van de kortetermijnactiva. Voorraden worden als minder liquide beschouwd omdat ze mogelijk niet snel in contanten kunnen worden omgezet. Een acid test groter dan 1 wordt als wenselijk beschouwd.
$$
\text{Acid test} = \frac{\text{Vlottende activa} - \text{Voorraden}}{\text{Kortetermijnverplichtingen}}
$$
#### 3.1.3 Nettokas positief
Een positieve nettokas geeft aan dat de onderneming voldoende liquide middelen heeft om aan haar verplichtingen te voldoen gedurende het gehele boekjaar. Een negatieve nettokas kan wijzen op mogelijke liquiditeitsproblemen.
#### 3.1.4 Nettokaskaspositief (NBKB)
De nettokaspositief of NBKB, wanneer deze groter is dan nul, duidt op de noodzaak voor externe financiering. Een negatieve NBKB suggereert dat er geen behoefte is aan externe financiering.
### 3.2 Solvabiliteitsratio's
Solvabiliteitsratio's beoordelen het vermogen van een onderneming om aan haar langetermijnverplichtingen te voldoen en geven inzicht in de mate waarin de onderneming gefinancierd is met vreemd vermogen.
#### 3.2.1 Schuldgraad
De schuldgraad meet de verhouding tussen het totale vreemde vermogen en het totale eigen vermogen of totale activa. Verschillende vuistregels worden gehanteerd voor een ideale schuldgraad, afhankelijk van de sector en het type bedrijf.
* **Wijze 1:** Een schuldgraad tussen 0,25 en 0,40 wordt vaak als ideaal beschouwd.
* **Wijze 2:**
* Voor productiebedrijven wordt een schuldgraad van 30% tot 40% als acceptabel gezien.
* Voor dienstverlenende bedrijven ligt dit vaak tussen 25% en 30%.
$$
\text{Schuldgraad} = \frac{\text{Totaal vreemd vermogen}}{\text{Totaal eigen vermogen}} \quad \text{of} \quad \text{Schuldgraad} = \frac{\text{Totaal vreemd vermogen}}{\text{Totaal vermogen}}
$$
### 3.3 Efficiëntieratio's (gerelateerd aan activabeheer)
Hoewel niet strikt liquiditeits- of solvabiliteitsratio's, geven efficiëntieratio's wel indirect inzicht in de onderliggende middelen die bijdragen aan liquiditeit en solvabiliteit.
#### 3.3.1 Voorraadrotatie
De voorraadrotatie meet hoe efficiënt een onderneming haar voorraden beheert en verkoopt. Een hogere voorraadrotatie wordt over het algemeen als beter beschouwd, omdat dit wijst op een snelle doorstroming van voorraden en een efficiënte kapitaalinzet.
* **Rotatie geproduceerde voorraad:** Meet de omloopsnelheid van gereed product.
* **Rotatie aangekochte voorraad:** Meet de omloopsnelheid van ingekochte goederen.
$$
\text{Voorraadrotatie} = \frac{\text{Kostprijs van de verkopen}}{\text{Gemiddelde voorraad}}
$$
#### 3.3.2 Klantenkrediet en leverancierskrediet
Deze indicatoren meten hoe lang het duurt voordat een onderneming betalingen van haar klanten ontvangt (klantenkrediet) en hoe lang het duurt voordat zij haar leveranciers betaalt (leverancierskrediet). Een hoger klantenkrediet en een hoger leverancierskrediet kunnen wijzen op verschillen in onderhandelingsmacht of financieringsstrategieën.
### 3.4 Rendabiliteitsratio's (contextueel relevant)
Hoewel primair gericht op winstgevendheid, kunnen rendabiliteitsratio's indirect informatie verschaffen over de financiële stabiliteit en het vermogen van een onderneming om cash te genereren.
#### 3.4.1 Netto rendabiliteit eigen vermogen (REV / Return on Equity - ROE)
Deze ratio meet de winstgevendheid van het geïnvesteerde eigen vermogen. Hoe hoger de REV, hoe efficiënter het eigen vermogen wordt benut om winst te genereren.
$$
\text{REV} = \frac{\text{Netto winst}}{\text{Gemiddeld eigen vermogen}}
$$
#### 3.4.2 Netto rendabiliteit totaal vermogen (RTV / Return on Assets - ROA)
Deze ratio meet de winstgevendheid van het totale vermogen van de onderneming, ongeacht de financieringsbron.
$$
\text{RTV} = \frac{\text{Netto winst}}{\text{Gemiddeld totaal vermogen}}
$$
> **Tip:** Liquiditeitsratio's zijn essentieel voor het beoordelen van de kortetermijnfinanciële gezondheid, terwijl solvabiliteitsratio's een beeld geven van de langetermijnfinanciële stabiliteit en het risicoprofiel van een onderneming. Beide zijn cruciaal voor investeerders, crediteuren en het management.
> **Voorbeeld:** Een bedrijf met een current ratio van 0,8 heeft meer kortetermijnverplichtingen dan kortetermijnactiva, wat kan duiden op mogelijke problemen met het voldoen aan directe financiële verplichtingen. Een schuldgraad van 1,5 (of 150%) betekent dat de onderneming meer schulden heeft dan eigen vermogen, wat een hoger financieel risico met zich meebrengt.
---
# Rendabiliteitsevaluatie
Dit onderwerp behandelt de beoordeling van de winstgevendheid van een onderneming aan de hand van verschillende rendabiliteitsindicatoren, waaronder die gerelateerd aan eigen vermogen en totaal vermogen.
### 4.1 Principes van rendabiliteitsevaluatie
Rendabiliteitsevaluatie is cruciaal voor het begrijpen van de financiële gezondheid en prestaties van een onderneming. Het meet het vermogen van een bedrijf om winst te genereren uit zijn activiteiten en investeringen. Verschillende indicatoren worden gebruikt om dit te beoordelen, variërend van kostenberekeningen tot liquiditeits- en solvabiliteitsratio's.
### 4.2 Kostenberekeningen en Standaardkosten
#### 4.2.1 Afschrijvingen
Afschrijvingen verdelen de kosten van een actief over de gebruiksperiode. Een veelgebruikte methode is lineair afschrijven, waarbij het afschrijvingsbedrag ($D$) wordt berekend met de volgende formule:
$$D = \frac{\text{AW} - \text{RW}}{t}$$
Hierin staat AW voor de aanschafwaarde, RW voor de restwaarde en $t$ voor de gebruiksduur in jaren.
#### 4.2.2 Kostprijsberekening
Er bestaan diverse benaderingen voor kostprijsberekening:
* **Standaardkostprijs:** Dit is een vooraf bepaalde kostprijs die wordt gebruikt voor planning en controle.
* Een benadering van de standaardkostprijs is gebaseerd op constante en variabele kosten:
$$ \text{Standaardkostprijs per eenheid} = (\text{st.QGS} \times \text{st.PGS}) + (\text{st.Qarb} \times \text{st.Parb}) + \dots $$
Hierin staan "st.QGS" voor de standaardhoeveelheid grondstoffen, "st.PGS" voor de standaardprijs van grondstoffen, "st.Qarb" voor de standaardhoeveelheid arbeidsuren en "st.Parb" voor de standaardprijs van arbeidsuren.
* **Normal costing:** De kostprijs wordt berekend wanneer een product is afgewerkt.
* **Actual costing:** De kostprijs wordt berekend aan het einde van de productieperiode, gebaseerd op de werkelijke kosten.
* **Activity Based Costing (ABC):** Deze methode alloceert indirecte kosten op basis van de activiteiten die deze kosten veroorzaken. De stappen omvatten:
1. Identificeren van de belangrijkste indirecte kosten.
2. Identificeren van de belangrijkste activiteiten.
3. Identificeren van de kostobjecten (producten, diensten, etc.).
4. Identificeren van de resource drivers en bijhorende data.
5. Identificeren van de activity drivers en bijhorende data.
6. Allocatie van indirecte kosten van activiteiten naar kostobjecten.
### 4.3 Investeringsbeoordeling
#### 4.3.1 Terugverdientijd (TVT)
De terugverdientijd meet de periode die nodig is om de initiële investering terug te verdienen. Voor investeringen met een gelijkblijvende netto ontvangst na één jaar, kan de formule als volgt worden weergegeven:
$$ \text{TVT} = \frac{\text{Initiële Investering}}{\text{Netto Ontvangsten per Jaar}} $$
Voor investeringen met variabele ontvangsten of een restwaarde, wordt de berekening complexer en kan deze met behulp van kasstromen en kortingsvoeten worden uitgevoerd.
#### 4.3.2 Netto Constante Waarde (NCW)
De Netto Constante Waarde (NCW) is een methode die de contante waarde van toekomstige kasstromen vergelijkt met de initiële investering.
$$ \text{NCW} = \sum_{t=1}^{n} \frac{K_t}{(1+r)^t} - \text{Initiële Investering} $$
Hierin staat $K_t$ voor de netto ontvangsten in periode $t$, $r$ voor het rendementspercentage (kortingsvoet) en $n$ voor het aantal periodes. Een NCW groter dan nul duidt op een winstgevende investering.
### 4.4 Liquiditeits- en Solvabiliteitsratio's
Liquiditeit verwijst naar het vermogen van een onderneming om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen, terwijl solvabiliteit het vermogen betreft om aan haar langetermijnverplichtingen te voldoen.
* **Current ratio:** Een ratio groter dan 1 duidt over het algemeen op voldoende liquiditeit.
* **Acid test (Quick ratio):** Een snellere maatstaf voor liquiditeit, die minder vloeibare activa zoals voorraden uitsluit. Een ratio groter dan 1 is wenselijk.
* **Netto cashflow:** Een positieve netto cashflow is essentieel voor de continuïteit van de onderneming. Een negatieve netto cashflow kan duiden op onvoldoende liquiditeit gedurende het boekjaar.
* **Netto bedrijfskapitaal (NBKB):**
* Een positief NBKB ($> 0$) duidt op een mogelijk tekort aan externe financiering.
* Een negatief NBKB ($< 0$) suggereert dat er geen nood is aan externe financiering voor de werking.
* **Schuldgraad:**
* Schuldgraad wijze 1: Een ideale schuldgraad ligt tussen 0,25 en 0,40.
* Schuldgraad wijze 2: Voor productiebedrijven is een schuldgraad tussen 30% en 40% ideaal, en voor dienstverlenende bedrijven tussen 25% en 30%.
### 4.5 Rendabiliteitsratio's
Deze ratio's meten de winstgevendheid van een onderneming.
* **Netto rendabiliteit eigen vermogen (REV):** Meet de winst die wordt gegenereerd op het eigen vermogen. Hoe hoger de REV, hoe beter. Dit wordt ook wel Return on Equity (ROE) genoemd.
$$ \text{REV} = \frac{\text{Netto Winst}}{\text{Gemiddeld Eigen Vermogen}} \times 100\% $$
* **Netto rendabiliteit totaal vermogen (RTV):** Meet de winst die wordt gegenereerd op het totale vermogen van de onderneming. Dit wordt ook wel Return on Assets (ROA) genoemd.
$$ \text{RTV} = \frac{\text{Netto Winst} + \text{Rentelasten}}{\text{Gemiddeld Totaal Vermogen}} \times 100\% $$
### 4.6 Omloopsnelheden en Kredieten
Deze indicatoren geven inzicht in hoe efficiënt een onderneming haar activa beheert.
* **Rotatie geproduceerde voorraad (BiU - Bestelling in Uitvoering):** Geeft aan hoe snel geproduceerde goederen worden verkocht.
* **Rotatie aangekochte voorraad (Vooraadrotatie):** Geeft aan hoe snel aangekochte voorraden worden verkocht.
* **Klantenkrediet:** De tijd die klanten nodig hebben om te betalen. Hoe hoger, hoe beter, omdat dit duidt op een snellere cashflow.
* **Leverancierskrediet:** De tijd die de onderneming nodig heeft om haar leveranciers te betalen. Hoe hoger, hoe beter, omdat dit duidt op een langere periode waarin de onderneming het geld kan aanwenden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Standaardkostprijs | Een vooraf bepaalde kostprijs per eenheid product of dienst, gebaseerd op verwachte efficiëntie en kosten, die wordt gebruikt voor budgettering en controle. |
| Lineair afschrijven | Een methode van afschrijving waarbij de aanschafwaarde van een actief, verminderd met de restwaarde, gelijkmatig wordt verdeeld over de gebruiksduur. De formule is D = (AW - RW) / t, waarbij D het afschrijvingsbedrag is, AW de aanschafwaarde, RW de restwaarde en t de tijd. |
| Activity Based Costing (ABC) | Een methode om indirecte kosten toe te wijzen aan producten of diensten op basis van de activiteiten die nodig zijn om deze te produceren, waarbij kostendrivers worden gebruikt om de kostenaccuraatheid te verbeteren. |
| Terugverdientijd (TVT) | De periode die nodig is om de initiële investering terug te verdienen uit de netto kasstromen die de investering genereert. |
| Netto Contante Waarde (NCW) | De som van de contante waarden van alle verwachte toekomstige kasstromen van een investering, minus de initiële investeringskosten. Een positieve NCW indiceert een winstgevende investering. |
| Operationele cashflow | De kasstroom die voortvloeit uit de normale bedrijfsactiviteiten van een onderneming, exclusief financierings- en investeringsactiviteiten. |
| Courante cashflow | De kasstroom die beschikbaar is voor het voldoen aan kortetermijnverplichtingen en uitkeringen aan aandeelhouders. |
| Netto cashflow | De totale in- en uitgaande kasstromen van een onderneming gedurende een bepaalde periode, na aftrek van alle kosten en uitgaven. |
| Vrije cashflow | De kasstroom die beschikbaar is voor het terugbetalen van schulden, het uitkeren van dividenden en het herinvesteren in de onderneming, nadat alle operationele kosten en kapitaaluitgaven zijn gedekt. |
| Current ratio | Een liquiditeitsratio die de kortetermijnfinanciële gezondheid van een onderneming meet door de totale vlottende activa te delen door de totale kortlopende schulden. Een ratio groter dan 1 geeft aan dat de onderneming haar kortetermijnverplichtingen kan nakomen. |
| Acid test | Een strengere liquiditeitsratio dan de current ratio, die de direct beschikbare activa (vlottende activa exclusief voorraden) deelt door de kortlopende schulden, om de onmiddellijke liquiditeit te beoordelen. |
| Schuldgraad | Een solvabiliteitsratio die de verhouding tussen het vreemd vermogen en het totaal vermogen van een onderneming weergeeft, wat de mate van financiële hefboomwerking aangeeft. |
| Netto Rendabiliteit Eigen Vermogen (REV) | Een winstgevendheidsratio die meet hoe efficiënt het eigen vermogen van een onderneming wordt gebruikt om winst te genereren, berekend als nettowinst gedeeld door eigen vermogen. |
| Return on Equity (REO) | Een synoniem voor de netto rendabiliteit van het eigen vermogen, wat aangeeft hoeveel winst een onderneming genereert per euro eigen vermogen. |
| Netto Rendabiliteit Totaal Vermogen (RTV) | Een winstgevendheidsratio die meet hoe efficiënt het totale vermogen (eigen vermogen plus vreemd vermogen) van een onderneming wordt gebruikt om winst te genereren, berekend als nettowinst gedeeld door totaal vermogen. |
| Return on Asset (ROA) | Een rendabiliteitsmaatstaf die aangeeft hoe winstgevend een onderneming haar activa inzet, berekend als nettowinst gedeeld door totale activa. |
| Rotatie geproduceerde voorraad | Een maatstaf die aangeeft hoe snel een onderneming haar geproduceerde voorraad verkoopt, berekend als omzet gedeeld door de gemiddelde voorraad geproduceerde goederen. |
| Voorraadrotatie | Een algemene term die aangeeft hoe vaak de voorraad van een onderneming gedurende een bepaalde periode wordt verkocht en vervangen, berekend als kostprijs van de omzet gedeeld door de gemiddelde voorraad. |
| Klantenkrediet | De gemiddelde periode die klanten nodig hebben om hun openstaande facturen aan een onderneming te betalen, wat de efficiëntie van het debiteurenbeheer weerspiegelt. |
| Leverancierskrediet | De gemiddelde periode die een onderneming krijgt om haar leveranciers te betalen, wat aangeeft hoe efficiënt de onderneming gebruikmaakt van de kredietfaciliteiten van haar leveranciers. |