Cover
Jetzt kostenlos starten Groepszitting Spijsvertering 2025_2026.pdf-summary.pdf
Summary
# Algemene principes van spijsvertering en variaties in organismen
Dit onderwerp onderzoekt de fundamentele methoden waarmee organismen voedsel verwerven en verteren, van autotrofen en heterotrofen tot de verschillen tussen intracellulaire en extracellulaire vertering, inclusief onvolledige en volledige spijsverteringsstelsels.
### 1.1 Algemene principes van voeding
Organismen worden geclassificeerd op basis van de manier waarop ze organische moleculen verkrijgen [3](#page=3).
* **Autotrofen:** Deze organismen maken hun eigen organische moleculen aan, voornamelijk door middel van fotosynthese. Planten zijn een typisch voorbeeld [1](#page=1) [3](#page=3).
* **Heterotrofen:** Deze organismen verkrijgen organische moleculen via hun voeding, die dient als bron voor energie en bouwstoffen. Dieren vallen onder deze categorie. Verdere onderverdelingen binnen heterotrofen zijn herbivoren, carnivoren en omnivoren [1](#page=1) [3](#page=3).
### 1.2 Intracellulaire vertering
Bij eencellige organismen en sponzen vindt spijsvertering plaats binnen de cel. Dit proces verloopt via **endocytose**, waarbij voedseldeeltjes in de cel worden opgenomen door de celmembraan naar binnen te vouwen en blaasjes te vormen. Er zijn twee hoofdvarianten van endocytose relevant voor voedselopname [1](#page=1) [3](#page=3):
* **Fagocytose:** De opname van grotere, vaste deeltjes [1](#page=1) [3](#page=3).
* **Pinocytose:** De opname van vloeistoffen en opgeloste stoffen [1](#page=1) [3](#page=3).
Na opname worden deze deeltjes verwerkt in gespecialiseerde organellen zoals lysosomen.
### 1.3 Extracellulaire vertering
Multicellulaire organismen maken over het algemeen gebruik van **extracellulaire vertering**, waarbij voedsel buiten de cellen wordt afgebroken. Dit gebeurt in een gespecialiseerde spijsverteringsholte of een spijsverteringskanaal [3](#page=3).
#### 1.3.1 Onvolledig spijsverteringsstelsel
Een **onvolledig spijsverteringsstelsel** kenmerkt zich door slechts één opening die zowel dient als mond voor voedselopname als anus voor afvalverwijdering. Dit type stelsel wordt aangetroffen bij [3](#page=3):
* **Cnidaria (zoals kwallen en zeeanemonen):** Deze organismen bezitten een **gastrovasculaire holte**. Deze holte is vaak vertakt en heeft slechts één opening. Verteringsenzymen worden direct in deze holte uitgescheiden om het voedsel af te breken. Het voedsel wordt via tentakels opgenomen, en de holte is niet gespecialiseerd voor verschillende fasen van de vertering [1](#page=1) [3](#page=3).
* **Platwormen:** Deze organismen hebben eveneens een gastrovasculaire holte, die echter complexer en vertakt is. Verteringsenzymen worden via de farynx (keel) uitgescheiden. Gedeeltelijk verteerd voedsel wordt vervolgens in de holte gezogen. Ook hier fungeert één enkele opening zowel voor opname als voor uitscheiding [3](#page=3).
> **Tip:** Het belangrijkste onderscheid tussen een onvolledig en een volledig spijsverteringsstelsel ligt in het aantal openingen. Een onvolledig stelsel heeft één opening die mond en anus combineert, terwijl een volledig stelsel twee aparte openingen heeft. Dit laatste systeem maakt een efficiëntere vertering en voedselverwerking mogelijk [4](#page=4).
#### 1.3.2 Volledig spijsverteringsstelsel
Een **volledig spijsverteringsstelsel** wordt gekenmerkt door een aparte mond en een aparte anus. Dit systeem maakt een continue doorstroming van voedsel door het spijsverteringskanaal mogelijk, wat leidt tot een hogere efficiëntie en de ontwikkeling van meer gespecialiseerde organen. Voorbeelden van organismen met een volledig spijsverteringsstelsel zijn [4](#page=4):
* **Nematoden (rondwormen):** Deze organismen beschikken over een eenvoudig, buisvormig darmkanaal dat een mond, farynx en een anus omvat [4](#page=4).
* **Complexere diersoorten:** Bij deze dieren is het spijsverteringsstelsel sterk gedifferentieerd en gespecialiseerd in diverse functies en organen. Deze specialisatie omvat [4](#page=4):
* Fragmentatie en opslag van voedsel (bijvoorbeeld in de maag ) [2](#page=2) [4](#page=4).
* Chemische vertering (bijvoorbeeld in de dunne darm ) [4](#page=4).
* Absorptie van voedingsstoffen (bijvoorbeeld in de dunne darm ) [4](#page=4).
* Defecatie (uitscheiding van onverteerde resten via de anus ) [4](#page=4).
De documentatie noemt ook specifieke onderdelen van de maag die relevant zijn voor dit proces, zoals de **cardia** (het bovenste deel grenzend aan de slokdarm ), de **fundus** (het bovenste, gewelfde deel ), en de **pylorus** (het onderste deel dat overgaat in de dunne darm ). De **chymus** is de halfvloeibare massa die de maag verlaat. Verder worden **villi** en **microvilli** genoemd als structuren die het absorptie-oppervlak van de dunne darm aanzienlijk vergroten [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.4 Fysiologische aspecten en regulatie
Verschillende termen en concepten gerelateerd aan de spijsvertering en regulatie worden genoemd:
* **Peristaltiek:** Ritmische samentrekkingen van de spieren in de wand van het spijsverteringskanaal die voedsel vooruit stuwen [1](#page=1).
* **Hepatocyten:** De functionele cellen van de lever met diverse metabole functies [2](#page=2).
* **Galzouten:** Geproduceerd door de lever en essentieel voor de emulsificatie van vetten tijdens de spijsvertering [2](#page=2).
* **Coprofagie:** Het eten van ontlasting, een gedrag om gemiste voedingsstoffen te recupereren [2](#page=2).
* **Leptine:** Een hormoon geproduceerd door vetweefsel dat de eetlust en energiebalans reguleert, vaak als verzadigingsfactor [2](#page=2).
* **NP-Y (Neuropeptide Y):** Een neuropeptide dat de eetlust stimuleert en betrokken is bij de regulatie van voedselopname [2](#page=2).
* **Alfa-MSH (Alfa-melanocytstimulerend hormoon):** Een hormoon dat de eetlust vermindert en een rol speelt in de regulatie van voedselopname [2](#page=2).
---
# Het menselijk spijsverteringsstelsel: structuur en functie
Het menselijk spijsverteringsstelsel is een complex netwerk van organen dat verantwoordelijk is voor het verwerken van voedsel, het extraheren van voedingsstoffen en het elimineren van afvalstoffen.
### 2.1 Overzicht van het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel omvat het spijsverteringskanaal en geassocieerde organen. Het kanaal loopt van de mond tot de anus. De belangrijkste onderdelen zijn de mond en keelholte, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, endeldarm en anus. De geassocieerde organen zijn de pancreas, lever en galblaas. De wand van het spijsverteringskanaal bestaat uit verschillende lagen: epitheel, bindweefsel, spierweefsel en opnieuw bindweefsel [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** Een volledig spijsverteringsstelsel met een aparte mond en anus is efficiënter dan een onvolledig stelsel met één opening [4](#page=4).
### 2.2 Mond en keelholte
De mond verzorgt de opname en initiële afbraak van voedsel. Het gebit is aangepast voor snijden en vermalen. De tong helpt bij het naar achteren duwen van voedsel voor de slikreflex. Speekselklieren produceren speeksel, dat water, een buffer, slijm (mucine) en enzymen zoals amylase (zetmeelafbraak) en lysozyme (antibacterieel) bevat. Speekselproductie wordt gereguleerd door het autonome zenuwstelsel. De slikreflex, gecoördineerd door de huig en epiglottis, zorgt ervoor dat voedsel veilig de slokdarm bereikt en de luchtpijp wordt vermeden [5](#page=5).
### 2.3 Slokdarm
De slokdarm is een gespierde buis die de keel met de maag verbindt. Voedsel wordt voortgestuwd door peristaltiek, gecoördineerde spiersamentrekkingen. Deze bewegingen worden aangestuurd door het autonome zenuwstelsel [5](#page=5).
### 2.4 Maag
De maag is een gespierde zak met een geplooide wand, beschermd door een slijmlaag. Anatomisch bestaat de maag uit het cardia (met cardiale sfincter), de fundus en de pylorus (met pylorische sfincter). De maagwand bevat verschillende celtypen [5](#page=5):
* **Wandcellen:** Produceren zoutzuur (HCl), wat leidt tot een lage pH [6](#page=6).
* **Hoofdcellen:** Produceren pepsineogeen en prorennine [6](#page=6).
* **Bekercellen:** Produceren beschermend slijm, het hormoon gastrine en intrinsieke factor (essentieel voor vitamine B12-opname) [6](#page=6).
De lage pH in de maag denatureert eiwitten en doodt bacteriën, maar kan ook de maagwand beschadigen, wat verergerd kan worden door infecties zoals *Helicobacter pylori*. De maag is verantwoordelijk voor eiwitvertering door pepsine en rennine. Koolhydraten en vetten worden hier niet verteerd. De maagwand absorbeert water, alcohol en aspirine. De maaginhoud (chymus) verlaat de maag via de pylorische sfincter naar het duodenum [6](#page=6).
### 2.5 Dunne darm en geassocieerde organen
De dunne darm bestaat uit drie delen: het duodenum (vertering), het jejunum (absorptie) en het ileum (absorptie). De dunne darm werkt samen met de pancreas, lever en galblaas [6](#page=6).
#### 2.5.1 Pancreas
De pancreas heeft exocriene en endocriene functies. Het exocriene deel produceert inactieve verteringsenzymen zoals peptidasen, lipasen, nucleasen en carbohydrasen, die naar het duodenum worden afgevoerd. De pancreas produceert ook natriumbicarbonaat om maagzuur te neutraliseren [6](#page=6).
#### 2.5.2 Lever
De lever is het grootste inwendige orgaan, opgebouwd uit hepatocyten. Belangrijke functies zijn: productie van bloedeiwitten (bv. albumine), opslag van glycogeen en vitaminen, detoxicatie van schadelijke stoffen, en fagocytose voor immuniteit [6](#page=6).
#### 2.5.3 Galblaas
De galblaas slaat gal op, geproduceerd door de lever. Gal wordt via het galkanaal in het duodenum uitgescheiden, met name bij vetrijk voedsel. Gal bevat galzouten (emulgeren vetten), bilirubine, en natriumbicarbonaat [6](#page=6).
#### 2.5.4 Functie en absorptie in de dunne darm
In het duodenum en jejunum vindt de vertering plaats met behulp van verteringsenzymen. Het jejunum en ileum zijn voornamelijk gericht op absorptie. De darmwand is voorzien van plooien, villi en microvilli, wat het absorptieoppervlak enorm vergroot. De dunne darm produceert lactase, essentieel voor lactoseafbraak [7](#page=7).
Absorptie in de dunne darm:
* **Aminozuren en monosachariden:** Getransporteerd naar het bloed en via de vena porta hepatica naar de lever [7](#page=7).
* **Vetzuren en monoglyceriden:** Gevormd tot chylomicrons en komen via het lymfatisch systeem in de bloedsomloop [7](#page=7).
* Water (osmose), vetoplosbare vitaminen (diffusie), nucleïnezuren en wateroplosbare vitaminen (actief transport) worden ook geabsorbeerd. De dunne darm absorbeert dagelijks een grote hoeveelheid vloeistof [7](#page=7).
### 2.6 Dikke darm
De dikke darm (colon) is korter maar breder dan de dunne darm. Deze eindigt in het caecum (blinde darm) en de appendix. In het caecum breken bacteriën cellulose af en produceren ze vitamines. De appendix heeft mogelijk een immuunfunctie [7](#page=7).
#### 2.6.1 Functie van de dikke darm
De dikke darm is niet betrokken bij vertering, maar wel bij de absorptie van water, zouten en vitaminen. De hoofdtaak is het concentreren van afvalmateriaal. Faeces wordt opgeslagen in het rectum en verwijderd via de anus. Bij sommige gewervelde dieren komen de spijsverterings-, urine- en voortplantingskanalen samen in een cloaca, wat bij zoogdieren niet het geval is [7](#page=7).
---
# Aanpassingen van het spijsverteringsstelsel afhankelijk van voedselinname
Dit onderwerp onderzoekt hoe spijsverteringsstelsels zich aanpassen aan verschillende dieettypen, zoals herbivoren, carnivoren en omnivoren, met voorbeelden van gespecialiseerde organen en mechanismen.
## 3. Aanpassingen van het spijsverteringsstelsel afhankelijk van voedselinname
De structuur van het spijsverteringsstelsel past zich aan het ingenomen voedseltype aan. Herbivoren en omnivoren hebben over het algemeen een langer spijsverteringskanaal dan carnivoren. Dit langere kanaal biedt meer tijd om voedingsstoffen uit plantaardig materiaal te extraheren en creëert een groter absorptie-oppervlak voor deze nutriënten [8](#page=8).
### 3.1 Aanpassingen bij herbivoren
Herbivoren, die voornamelijk plantaardig materiaal eten, vertonen specifieke aanpassingen om cellulose en andere complexe koolhydraten te verteren [8](#page=8).
#### 3.1.1 Herkauwers
Herkauwers beschikken over een vierdelige maag, ook wel een meermagensysteem genoemd, bestaande uit de pensmaag, netmaag, boekmaag en lebmaag [8](#page=8).
* **Pensmaag:** Dit deel van de maag herbergt cellulose-afbrekende micro-organismen die helpen bij de vertering van plantaardige vezels [8](#page=8).
* **Herbedenking:** Inhoud van de pensmaag wordt periodiek terug opgerispt en opnieuw gekauwd, een proces dat bekend staat als herkauwen [8](#page=8).
* **Lebmaag:** Alleen de lebmaag produceert zure maagsappen die noodzakelijk zijn voor verdere vertering [8](#page=8).
#### 3.1.2 Niet-herkauwende herbivoren
Niet-herkauwende herbivoren, zoals knaagdieren, paarden en konijnen, hebben andere mechanismen ontwikkeld voor de vertering van plantaardig materiaal [8](#page=8).
* **Vergroot caecum:** Deze dieren hebben een vergrote blindedarm (caecum) die, vergelijkbaar met de pensmaag, cellulose-afbrekende bacteriën bevat [8](#page=8).
* **Coprofagie:** Sommige niet-herkauwende herbivoren, waaronder knaagdieren en konijnen, passen coprofagie toe. Dit houdt in dat ze hun eigen uitwerpselen opeten om zo voedingsstoffen die tijdens de eerste passage van het voedsel niet volledig zijn opgenomen, tijdens een tweede passage alsnog te kunnen benutten [8](#page=8).
> **Tip:** Begrijp de evolutionaire druk die leidt tot deze gespecialiseerde aanpassingen bij herbivoren om cellulose efficiënt te verteren.
> **Voorbeeld:** De efficiënte afbraak van cellulose door micro-organismen in de pensmaag van herkauwers is cruciaal voor hun energievoorziening uit plantenrijk voedsel.
De dikke darm, ook wel colon genoemd, is korter maar heeft een grotere diameter dan de dunne darm. De dikke darm eindigt in twee rudimentaire structuren: het caecum (blinde darm) en de appendix. In het caecum breken bacteriën cellulose af en produceren ze vitaminen. De appendix heeft mogelijk een facultatieve immuunfunctie. De dikke darm is niet betrokken bij vertering, maar wel bij de beperkte absorptie van water, zouten en vitaminen. De belangrijkste functie is het concentreren van afvalmateriaal. Faeces wordt opgeslagen in het rectum (endeldarm) en vervolgens via de anus (aars) verwijderd. Bij sommige gewervelde dieren (vogels, reptielen, amfibieën) komen de urine-, voortplantings- en gastro-intestinale kanalen samen in een gemeenschappelijke holte, de cloaca, wat bij zoogdieren niet het geval is [7](#page=7).
De dunne darm, specifiek het duodenum en jejunum, is verantwoordelijk voor de vertering met behulp van verteringsenzymen. Het jejunum en ileum zijn voornamelijk gericht op de absorptie van voedingsstoffen. De epitheliale wand van de dunne darm is voorzien van darmplooien, villi en microvilli, die het absorptieoppervlak aanzienlijk vergroten. De dunne darm produceert ook lactase, een enzym dat nodig is voor de afbraak van lactose; een tekort hieraan leidt tot lactose-intolerantie [7](#page=7).
Het absorptieproces in de dunne darm omvat:
* **Aminozuren en monosachariden:** Getransporteerd door de epitheelcel naar het bloed, en via de vena porta hepatica naar de lever [7](#page=7).
* **Vetzuren en monoglyceriden:** Diffunderen door de epitheelcel, worden geassembleerd tot chylomicrons, en komen via het lymfatisch systeem in de systemische circulatie terecht [7](#page=7).
Daarnaast worden water (via osmose), vetoplosbare vitaminen (via diffusie), nucleïnezuren en wateroplosbare vitaminen (via actief transport) geabsorbeerd. De dunne darm absorbeert dagelijks een grote hoeveelheid vloeistof (ongeveer 99% van de 9 liter die erdoorheen passeert) [7](#page=7).
---
# Regulatie van het spijsverteringsstelsel en voedselopname
De neuro-endocriene regulatie van het spijsverteringsstelsel en de voedselopname omvat de complexe interactie tussen het zenuwstelsel en hormonen die gastro-intestinale functies coördineren en de eetlust reguleren [8](#page=8).
### 4.1 Coördinatie van gastro-intestinale activiteiten
De coördinatie van de activiteiten in het maag-darmkanaal wordt gereguleerd door zowel het zenuwstelsel als het endocriene systeem [9](#page=9).
#### 4.1.1 Maagregulatie
Eiwitten in het voedsel leiden in de maag tot de vrijzetting van gastrine. Gastrine stimuleert vervolgens de secretie van zoutzuur (HCl) en pepsinegeen door de maagwandcellen [9](#page=9).
#### 4.1.2 Duodenumregulatie
In het duodenum worden verschillende hormonen vrijgegeven: cholecystokinine (CCK), secretine en gastrisch inhibitoir peptide (GIP) [9](#page=9).
* **Cholecystokinine (CCK):** Stimuleert contracties van de galblaas en de afvoer van gal naar het duodenum. Daarnaast stimuleert CCK de secretie van enzymen door de pancreas [9](#page=9).
* **Secretine:** Stimuleert de productie van natriumbicarbonaat door de pancreas [9](#page=9).
* **Gastrisch Inhibitoir Peptide (GIP):** Remt de maagcontracties en voorkomt zo dat te veel chymus te snel in het duodenum terechtkomt [9](#page=9).
### 4.2 Neuro-endocriene regulatie van voedselopname
De regulatie van de voedselopname is sterk afhankelijk van het endocriene systeem, met name hormonen die signalen van het lichaam naar de hersenen sturen [9](#page=9).
#### 4.2.1 Leptine: de verzadigingsfactor
Leptine is een peptidehormoon dat fungeert als verzadigingsfactor. Het wordt geproduceerd door vetweefsel en is gecodeerd door het 'Ob'-gen [9](#page=9).
> **Example:** Studies op muizen met een mutatie in het 'ob'-gen resulteerden in zwaarlijvigheid, terwijl injectie van leptine bij deze muizen leidde tot een normaal gewicht. Bij zwaarlijvige mensen wordt leptine echter normaal geproduceerd, maar is er vaak sprake van een verlaagde gevoeligheid voor de effecten van leptine in de hersenen [9](#page=9).
#### 4.2.2 Rol van de hypothalamus
De hypothalamus speelt een centrale rol in de regulatie van voedselopname, voornamelijk via twee hormonen:
* **Neuropeptide Y (NP-Y):** Stimuleert de voedselopname [9](#page=9).
* **Alfa-melanocytstimulerend hormoon (Alfa-MSH):** Vermindert de voedselopname [9](#page=9).
Het mechanisme hierbij is dat voedselopname leidt tot een toename van leptineproductie door vetweefsel. Dit veroorzaakt een daling van NP-Y en een stijging van alfa-MSH in de hypothalamus, wat resulteert in een verminderde voedselopname [10](#page=10).
### 4.3 Samenvattende tabel van moleculen in de spijsvertering
| Molecule | Vrijgave door | Functie |
| :-------------------------- | :------------------------ | :---------------------------------------------- |
| Amylase | Speekselklier | Afbraak zetmeel |
| HCl | Wandcellen maag | Verlaging pH, antibacterieel |
| Gastrine | Bekercellen maag | Stimulatie productie enzymen in maag |
| Pepsine | Hoofdcellen maag | Afbraak eiwitten in maag |
| Peptidasen, lipasen, nucleasen | Exocriene deel pancreas | Afbraak eiwitten, vetten, nucleïnezuren |
| Natriumbicarbonaat | Exocriene deel pancreas | Neutralisatie van zure chymus |
| Insuline & glucagon | Endocrien deel pancreas | Regulatie bloedsuikerspiegel |
| CCK | Duodenum | Vrijgave gal en pancreatische enzymen |
| Secretine | Duodenum | Bicarbonaat productie van pancreas |
| GIP | Duodenum | Vermindert maagcontracties |
| Leptine | Vetweefsel | Verzadigingsgevoel |
| NP-Y | Hypothalamus | Stimulatie voedselopname |
| Alpha-MSH | Hypothalamus | Vermindering voedselopname |
> **Tip:** Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens. Let op formules en belangrijke definities. Oefen met de voorbeelden in elke sectie. Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen [10](#page=10).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Autotroof | Organismen die hun eigen organische moleculen aanmaken, typisch via fotosynthese, zoals planten. |
| Heterotroof | Organismen die organische moleculen opnemen via voeding, zoals dieren, om energie en bouwstoffen te verkrijgen. |
| Endocytose | Het proces waarbij een cel deeltjes uit de omgeving opneemt door de celmembraan naar binnen te vouwen en blaasjes te vormen. Dit omvat fagocytose (opname van vaste deeltjes) en pinocytose (opname van vloeistoffen). |
| Extracellulaire vertering | Spijsvertering die plaatsvindt buiten de cellen, in een spijsverteringsholte, waarbij enzymen worden uitgescheiden om voedsel af te breken tot opneembare moleculen. |
| Intracellulaire vertering | Spijsvertering die plaatsvindt binnen de cellen, in gespecialiseerde organellen zoals lysosomen, na opname van voedseldeeltjes door endocytose. |
| Gastrovasculaire holte | Een eenvoudig, vaak vertakt spijsverteringskanaal met slechts één opening die zowel dient als mond en anus, typisch gevonden bij organismen zoals cnidaria en platwormen. |
| Peristaltiek | Ritmische samentrekkingen van de spieren in de wand van het spijsverteringskanaal die voedsel vooruit duwen, beginnend na de slokdarm. |
| Cardia | Het bovenste gedeelte van de maag, grenzend aan de slokdarm, beschermd door de cardiale sfincter die terugvloeiing voorkomt. |
| Fundus | Het bovenste, gewelfde deel van de maag, gelegen boven de corpus en links van de cardia. |
| Pylorus | Het onderste deel van de maag dat overgaat in de dunne darm, begrensd door de pylorische sfincter die de doorgang van chymus reguleert. |
| Chymus | De halfvloeibare massa van gedeeltelijk verteerd voedsel die de maag verlaat en de dunne darm ingaat. |
| Hepatocyten | De belangrijkste functionele cellen van de lever, verantwoordelijk voor een breed scala aan metabole, detoxificatie- en opslagfuncties. |
| Galzouten | Steroïde verbindingen afgeleid van cholesterol, geproduceerd door de lever en opgeslagen in de galblaas, die essentieel zijn voor de emulsificatie van vetten tijdens de spijsvertering. |
| Villi | Vingervormige uitsteeksels aan de binnenwand van de dunne darm die het absorptie-oppervlak aanzienlijk vergroten. |
| Microvilli | Microscopisch kleine uitsteeksels op het oppervlak van epitheelcellen, vooral op de villi van de dunne darm, die het absorptie-oppervlak verder vergroten. |
| Coprofagie | Het eten van ontlasting, een gedrag dat voorkomt bij sommige dieren om gemiste voedingsstoffen, zoals vitamines, te recupereren tijdens een tweede passage door het spijsverteringskanaal. |
| Leptine | Een hormoon geproduceerd door vetweefsel dat een rol speelt bij het reguleren van de eetlust en energiebalans, vaak aangeduid als een verzadigingsfactor. |
| NP-Y (Neuropeptide Y) | Een neuropeptide dat betrokken is bij de regulatie van voedselopname en energiebalans, en dat de eetlust stimuleert. |
| Alfa-MSH (Alfa-melanocytstimulerend hormoon) | Een hormoon dat een rol speelt bij de regulatie van voedselopname en dat de eetlust vermindert. |
| Amylase | Enzym geproduceerd in speekselklieren en de pancreas dat zetmeel afbreekt tot kleinere koolhydraten. |
| HCl | Zoutzuur, geproduceerd door de wandcellen van de maag, dat zorgt voor een lage pH die essentieel is voor de eiwitvertering en het doden van bacteriën. |
| Gastrine | Hormoon geproduceerd door de bekercellen van de maag dat de secretie van zoutzuur en pepsineogeen stimuleert. |
| Pepsine | Enzym geproduceerd in de maag dat eiwitten afbreekt tot kleinere peptiden. |
| Peptidasen | Enzymen die eiwitten of peptiden afbreken tot aminozuren; geproduceerd door de pancreas en de dunne darm. |
| Lipasen | Enzymen die vetten afbreken tot vetzuren en glycerol of monoglyceriden; geproduceerd door de pancreas en de dunne darm. |
| Nucleasen | Enzymen die nucleïnezuren (DNA en RNA) afbreken tot nucleotiden; geproduceerd door de pancreas en de dunne darm. |
| Natriumbicarbonaat | Een stof geproduceerd door de pancreas die de zure chymus uit de maag neutraliseert in het duodenum. |
| Insuline | Hormoon geproduceerd door de endocriene cellen van de pancreas dat de bloedsuikerspiegel verlaagt. |
| Glucagon | Hormoon geproduceerd door de endocriene cellen van de pancreas dat de bloedsuikerspiegel verhoogt. |
| CCK (Cholecystokinine) | Hormoon geproduceerd in het duodenum dat de contractie van de galblaas stimuleert en de secretie van pancreatische enzymen bevordert. |
| Secretine | Hormoon geproduceerd in het duodenum dat de pancreas stimuleert om natriumbicarbonaat te produceren. |
| GIP (Gastrisch Inhibitoir Peptide) | Hormoon geproduceerd in het duodenum dat maagcontracties remt en de lediging van de maag vertraagt. |