Cover
Jetzt kostenlos starten B08 inflammatie 2024.pdf
Summary
# Aangeboren immuniteit en pathogeenherkenning
Dit onderwerp verkent hoe het aangeboren immuunsysteem pathogenen detecteert en elimineert, wat de basis legt voor een gerichte immuunrespons.
### 1.1 De rol van het aangeboren immuunsysteem in pathogeenherkenning
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) is de eerste verdedigingslinie die beslist of een immuunreactie, met name de inflammatoire respons, wordt geïnitieerd. Het specifieke immuunsysteem (SIS) is hierbij afhankelijk van de inflammatoire respons om effectief te kunnen reageren. Het AIS onderscheidt 'zelf' van 'niet-zelf' en reageert op structuren die specifiek zijn voor pathogenen of op signalen van weefselschade [8](#page=8).
#### 1.1.1 Positieve herkenning: herkenning van pathogenen
Positieve herkenning houdt in dat het AIS direct herkent of een agens een pathogeen is op basis van typische, pathogeen-specifieke structuren, de zogenaamde Pathogen-Associated Molecular Patterns (PAMPs). Deze PAMPs worden herkend door Pattern-Recognition Receptors (PRRs). Voorbeelden van PAMPs zijn lipopolysacchariden (LPS) en peptidoglycanen, die deel uitmaken van bacteriële celwanden [10](#page=10) [9](#page=9).
* **PAMPs:** Moleculaire patronen die geassocieerd zijn met pathogenen. Voorbeelden zijn:
* Lipopolysacchariden (LPS) in de celwand van gramnegatieve bacteriën [10](#page=10) [16](#page=16).
* Peptidoglycanen in de celwand van grampositieve bacteriën [10](#page=10).
* CpG-DNA motieven [35](#page=35).
* Viraal dubbelstrengs RNA (dsRNA) [35](#page=35).
* N-formyl-methionine peptiden, aanwezig aan het N-terminus van bacteriële eiwitten [42](#page=42).
* **PRRs:** Receptoren die PAMPs herkennen en de cel activeren, wat leidt tot effector mechanismen. Voorbeelden zijn Toll-like receptors (TLR), mannose receptoren en scavenger receptoren [9](#page=9).
#### 1.1.2 Negatieve herkenning: herkenning op basis van 'verschillend van ons'
Negatieve herkenning is een mechanisme waarbij het immuunsysteem cellen herkent als 'vreemd' door de afwezigheid van eigen ('zelf') moleculen. Natural Killer (NK) cellen gebruiken dit principe; ze vallen cellen aan wanneer deze hun 'eigen' weefselantigenen (zoals HLA-E) niet tot expressie brengen. Dit is nuttig tegen virussen en tumoren die de expressie van deze eigen eiwitten onderdrukken [12](#page=12).
#### 1.1.3 Vragen van een wachtwoord: het 'zelf'-signaal
Lichaamseigen cellen communiceren hun 'zelf'-status via specifieke eiwitten om fagocytose te voorkomen. Het CD47-eiwit, ook wel 'don't eat me'-signaal genoemd, beschermt cellen tegen fagocyten door te binden aan SIRPα op macrofagen en deze te inhiberen. Versleten rode bloedcellen verliezen CD47-expressie en worden daardoor in de milt gefagocyteerd. Bacteriën missen dit 'wachtwoord', zoals de afwezigheid van complement-blokkerende eiwitten zoals Decay Accelerating Factor (DAF) [13](#page=13).
#### 1.1.4 Detectie van schade aan lichaamscellen
Weefselschade, zowel door necrose als door passieve of actief geïnduceerde necrose, leidt tot de vrijgave van Damage-Associated Molecular Patterns (DAMPs). Deze DAMPs activeren het aangeboren immuunsysteem en veroorzaken een inflammatoire respons [14](#page=14).
* **DAMPs:** Moleculaire patronen die vrijkomen bij celschade. Voorbeelden zijn:
* Lekkend ATP [14](#page=14).
* DNA [14](#page=14) [35](#page=35).
* Urinezuur [14](#page=14) [33](#page=33).
* Lysosomale enzymen [14](#page=14).
* Actief gesecreteerde doodsignalen [14](#page=14).
* Fosfatidylserine (PtdSer) aan de buitenkant van de membraan, wat een 'eat me'-signaal is bij apoptose [14](#page=14).
* Kristallen (uraat, cholesterol) [33](#page=33).
* Reactieve zuurstofsoorten (ROS) [33](#page=33).
* Lage intracellulaire kaliumconcentratie (low K+) [33](#page=33).
Bij apoptose produceren cellen weliswaar een 'eat me'-signaal, maar dit leidt tot onmiddellijke fagocytose zonder inflammatie op te wekken [14](#page=14).
### 1.2 Inflammatie: de respons op bedreiging
De inflammatiereactie is de reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreigingen zoals pathogenen (PAMPs) en weefselschade (DAMPs). Het doel is om effectormechanismen optimaal in te zetten tegen de indringer om schade te beperken. Na de inflammatiereactie volgt weefselherstel [15](#page=15) [38](#page=38).
* **Belangrijk:** Inflammatie is niet hetzelfde als infectie. Chronische inflammatie kan zelf weefselschade veroorzaken [15](#page=15).
* **Lokale kenmerken van inflammatie:** Zwelling, roodheid, warmte en pijn [41](#page=41).
* **Systemische kenmerken van inflammatie:** Koorts, cardiovasculaire shock, granulocytose, en stijging van acute fase eiwitten in het bloed [41](#page=41) [49](#page=49).
#### 1.2.1 Schade veroorzaakt door pathogenen
Pathogenen kunnen weefsels op verschillende manieren beschadigen:
* **Directe beschadiging:** Geïnduceerd door het pathogeen zelf, bijvoorbeeld via exo- of endotoxines, of door een direct cytopathisch effect van virussen [16](#page=16).
* **Exotoxines:** Stoffen gesecreteerd door pathogenen (bv. cholera toxine) [16](#page=16).
* **Endotoxines:** LPS, vrijkomend bij het doden van pathogenen [16](#page=16).
* **Indirecte schade:** Via de inductie van inflammatie door PAMPs en DAMPs. Infecties die weinig DAMPs produceren, kunnen zwakke responsen opwekken (bv. Hepatitis B virus) [16](#page=16).
#### 1.2.2 Compartimenten van infectie
Pathogenen kunnen verschillende compartimenten van het lichaam exploiteren, elk verdedigd op een specifieke manier [17](#page=17):
* **Extracellulair/extracorporeel:** Enkel oplosbare moleculen (bv. antimicrobiële peptiden) kunnen overleven [17](#page=17).
* **Interstitieel:** Oplosbare moleculen en cellulaire mechanismen zijn actief [17](#page=17).
* **Intracellulair:**
* **Cytoplasma:** Pathogenen worden vernietigd door celdoding (NK-cellen), en virale replicatie wordt geremd (NK, Interferon) [17](#page=17).
* **Veziculair systeem:** Activatie van lysosomale killing/macrofagen [17](#page=17).
Alle pathogenen zijn op een bepaald stadium extracellulair, sommigen ook intracellulair [17](#page=17).
#### 1.2.3 Typen infecties
* **Exogene infecties:** Overdracht van mens op mens, van dier op mens (zoönose, bv. ziekte van Lyme) of vanuit de omgeving (bv. tetanus) [17](#page=17).
* **Endogene infecties:** Ontstaan vanuit de eigen flora (bv. urineweginfectie) [17](#page=17).
#### 1.2.4 Pathogenese door LPS
Lipopolysaccharide (LPS) is een krachtige immuunstimulator die vrijwel elk immuunmechanisme activeert, evenals de bloedstolling. LPS activeert macrofagen, wat leidt tot de productie van cytokines zoals IL-1, IL-6 en TNF-α. IL-6 induceert hepcidine, wat ijzerabsorptie blokkeert en ijzermobilisatie vanuit lever en milt vermindert, resulterend in anemie bij chronische ontsteking. TNF-α activeert endotheelcellen, verhoogt de permeabiliteit en veroorzaakt vochtverlies. LPS kan ook diffuse intravasculaire stolling (DIC) induceren [44](#page=44) [54](#page=54).
### 1.3 Herkenningsmechanismen door het aangeboren immuunsysteem
Het AIS maakt gebruik van diverse mechanismen om pathogenen en weefselschade te herkennen [19](#page=19) [39](#page=39) [56](#page=56).
#### 1.3.1 Het complementsysteem
Het complementsysteem bestaat uit ongeveer 30 eiwitten, voornamelijk geproduceerd door de lever. Het functioneert als een amplificatiesysteem waarbij proteolytische enzymen opeenvolgende complementfactoren activeren [20](#page=20).
* **Centrale factor C3:** Wordt spontaan geactiveerd en hecht zich covalent aan oppervlaktes, tenzij 'tegengif' aanwezig is. C3-gemarkeerde cellen worden vernietigd [20](#page=20).
* **Alternatieve complementcascade:** Geactiveerd C3 zorgt voor meer geactiveerd C3 (C3 convertase activiteit) [21](#page=21).
* **Controleproteïnen:** Properdine stabiliseert C3b, terwijl DAF, factor H en I het destabiliseren. DAF op celmembranen beschermt lichaamseigen cellen. Factor H en I voorkomen gegeneraliseerde complementactivatie [21](#page=21).
* **Bacteriële evasie:** Sommige bacteriën hebben siaalzuur op hun celwand, waardoor factor H bindt en complementactivatie lokaal wordt voorkomen (bv. *S. pyogenes*, *S. aureus*). Dit onderscheidt 'zelf' van 'niet-zelf' [21](#page=21).
* **Pathways van complementactivatie:** Klassiek (via antistof-antigeencomplexen of CRP), lectine (via mannosebindend lectine, MBL) en alternatief [22](#page=22) [26](#page=26).
* **Fagocytose facilitatie (Opsonisatie):** Macrofagen hebben complementreceptoren (CR) die binden aan C3b-gecoate pathogenen, wat fagocytose enorm efficiënter maakt. Gekapselde bacteriën worden zo fagocyteerbaar [23](#page=23).
* **Membraan Attack Complex (MAC):** Vorming van een porie in de bacteriële membraan door C5-C9 moleculen, wat leidt tot cellysis. Patiënten met deficiënties van C5-C9 zijn meestal gezond, behalve een verhoogde gevoeligheid voor *Neisseria* bacteriën. Patiënten met deficiënties in C3, factor H of I zijn daarentegen zeer gevoelig voor pyogene infecties door gebrekkige opsonisatie [24](#page=24).
* **Inflammatoire mediëren (C3a, C5a):**
* **C5a:** Een krachtige anafylatoxine die inwerkt op fagocyten, endotheelcellen en mestcellen. Het veroorzaakt verhoogde capillaire permeabiliteit, histaminevrijlating, vasodilatatie, en werkt als chemoattractant voor neutrofielen en monocyten. Hoge concentraties C5a kunnen leiden tot circulatoire shock [25](#page=25).
* **C3a:** Draagt bij aan lokale inflammatoire responsen [25](#page=25).
* **Acute fase eiwitten:** MBL en CRP zijn acute fase eiwitten die binnen een dag actief worden en een rol spelen bij complementactivatie. CRP bindt fosforylcholine op bacteriën en schimmels, wat opsonisatie en activatie van de klassieke complement pathway via C1q mogelijk maakt. MBL activeert de lectine pathway [26](#page=26) [51](#page=51).
#### 1.3.2 Toll-Like Receptors (TLRs)
TLRs zijn receptoren die voornamelijk betrokken zijn bij celactivatie en secretie van cytokines, niet direct bij fagocytose. Ze komen voor op immuuncellen, epitheelcellen en bindweefselcellen [29](#page=29).
* **Locatie:** Sommige TLRs bevinden zich extracellulair, andere intracellulair in het membraan [29](#page=29).
* **Functie:** Herkennen structuren specifiek voor bacteriën of virussen [29](#page=29).
* **Extracellulair/membraan:** TLR4 detecteert gramnegatieve bacteriën (bv. LPS) [30](#page=30).
* **In endosomen/lysosomen:** TLR3 detecteert viraal RNA [30](#page=30).
* **Deficiënties:** TLR3-deficiëntie bemoeilijkt de controle over herpes simplex virusinfecties. Deficiënties in TLR1, 2, 4 etc. leiden tot problemen met pneumokokken- en stafylokokkeninfecties [30](#page=30).
* **Signaaltransductie:** Stimulatie van TLRs leidt tot NF-κB activatie, wat transcriptie van inflammatoire cytokines medieert. Defecten hierin verhogen gevoeligheid voor bacteriële infecties. Ook inductie van Interferon Response Factor 3 (IRF3) leidt tot transcriptie van interferonen, cruciaal voor antivirale responsen. Defecten in dit signaalpad verhogen gevoeligheid voor virale infecties [31](#page=31).
#### 1.3.3 Cytoplasmatische PRRs: NOD receptoren
NOD-eiwitten (Nucleotide-binding Oligomerization Domain) zijn cytoplasmatische receptoren voor bacteriële componenten, zoals peptidoglycanen [32](#page=32).
* **NOD1 en NOD2:** Herkennen peptidoglycaanbouwstenen zoals muramyldipeptide. Net als TLRs activeren ze NF-κB [32](#page=32).
* **Autofagie:** NOD-receptoren activeren ook autofagie [32](#page=32).
#### 1.3.4 NLRs en inflammasomen
NOD-Like Receptors (NLRs) worden geactiveerd door een combinatie van PAMPs en DAMPs [33](#page=33).
* **Activatie:**
* **Signaal 1 (PAMPs):** LPS, peptidoglycanen, CpG DNA induceren de expressie van NLR-eiwitten [33](#page=33).
* **Signaal 2 (DAMPs):** Lysosomale lekkage van cathepsines (door kristallen zoals urinezuur of cholesterol, of bacteriële toxines), ROS, of lage K+ concentratie [33](#page=33).
* **Inflammasoomvorming:** NLRs aggregeren tot een groot eiwitcomplex, het inflammasoom [33](#page=33).
* **Functie:** Inflammasomen zetten pro-inflammatoire cytokines om in inflammatoire cytokines (bv. pro-IL-1 naar IL-1) via enzymatische caspase-werking [33](#page=33).
* **Voorbeelden:**
* **Jicht:** Urinezuurkristallen leiden tot lysosomale lekkage en acute inflammatie [33](#page=33).
* **Atherosclerose:** Cholesterolafzetting in bloedvatwanden activeert chronische inflammatie [33](#page=33).
#### 1.3.5 RNA en DNA sensoren
Naast membraangebonden receptoren (bv. TLR3, TLR9), zijn er ook cytoplasmatische sensoren voor RNA en DNA [35](#page=35).
* **RNA sensoren:** Cytoplasmatische sensoren zoals RIG-I en MDA5 detecteren viraal RNA (bv. dsRNA) [35](#page=35).
* **ADAR1:** Een enzym dat adenosine omzet in inosine in endogeen dsRNA, wat de activatie van cytosolische RNA sensoren voorkomt. Deficiëntie leidt tot embryonale lethaliteit door overactivatie van de IFN-pathway. Dit is een voorbeeld van post-transcriptionele editing die de inflammatoire respons kan voorkomen [36](#page=36).
* **DNA sensoren:** Cytoplasmatische sensoren zoals cGAS (cyclic GMP-AMP synthase) en het STING-eiwit detecteren DNA. Deze sensoren maken weinig onderscheid tussen endogeen en vreemd DNA in het cytoplasma. Necrose kan DNA vrijgeven (DAMPs) [35](#page=35) [37](#page=37).
* **Functie:** cGAS-STING leidt tot interferonproductie, wat neutrofiel- en monocyteninfiltratie en inflammatie bevordert. Blokkeren van deze sensor kan overleving na hartinfarct verhogen, maar versnelt tumorgroei [37](#page=37).
#### 1.3.6 Scavenger receptoren
Scavenger receptoren, zoals de mannose receptor, mediëren receptor-gemedieerde endocytose die leidt tot de vorming van fagolysosomen. Ze spelen een rol bij fagocytose [57](#page=57) [9](#page=9).
### 1.4 Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
Na herkenning van een bedreiging zet het AIS verschillende effector mechanismen in [19](#page=19) [39](#page=39) [56](#page=56).
#### 1.4.1 Inflammatie (zie sectie 1.2)
#### 1.4.2 Cellulaire effectoren
* **Macrofaag:** Langlevende cellen in weefsels, gespecialiseerd in fagocytose. Ze spelen een belangrijke rol in de inflammatoire respons, het initiëren van specifieke immuniteit en weefselherstel. Ze hebben scavenger- en TLRs [23](#page=23) [57](#page=57).
* **Neutrofielen (neutrofiele granulocyten):** Kortlevende, circulerende fagocyten. Ze zijn de eerste cellen die naar een inflammatoire site worden gerecruteerd en vormen etter door hun afsterven. Ze stoten DNA-netten uit (NETs) die effectief zijn tegen bacteriën, gisten en virussen [58](#page=58).
* **Extravasatie:** Neutrofielen migreren naar de infectiehaard via een proces met vier stappen: rollen, sterke binding (via LFA-1/ICAM-1), diapedesis (tussen of door endotheelcellen), en migratie naar de hoogste chemokineconcentratie [60](#page=60).
* **Microbicide mechanismen:** In het fagolysosoom produceren NADPH-afhankelijke oxidases bleekwater en iNOS maakt NO, wat leidt tot de vorming van peroxynitrite ('respiratory burst'). Patiënten zonder neutrofielen zijn zeer vatbaar voor bacteriële en schimmelinfecties [61](#page=61).
* **Natural Killer (NK) cellen:** Cellen van het AIS die voornamelijk virussen en tumorcellen bestrijden. Ze doden cellen door de afwezigheid van 'zelf' (HLA-E) te detecteren. NK-cellen produceren IFN-α, IFN-β en TNF-α, en controleren virale replicatie door geïnfecteerde cellen te doden via apoptose. Ze zijn ook actief tegen intracellulaire pathogenen zoals *Listeria*. De cytotoxiciteit van NK-cellen wordt versterkt door interferonen of IL-12 [12](#page=12) [17](#page=17) [62](#page=62).
#### 1.4.3 Moleculaire effectoren
* **Defensines:** Korte, kationische antimicrobiële peptiden die bacteriële, virale en schimmelmembranen kunnen verstoren. Ze worden afgescheiden door neutrofielen en epitheelcellen. Defensines induceren weinig tot geen resistentie omdat ze niet gericht zijn tegen specifieke eiwitten [63](#page=63).
* **Interferonen:**
* **Type I Interferonen (IFN-α, IFN-β, IFN-λ):** Geproduceerd door viraal geïnfecteerde somatische cellen na detectie van viraal RNA. Ze binden aan een universele Type I IFN receptor. De interferonrespons induceert transcriptie van genen (Interferon-Stimulated Genes, ISGs) die virusreplicatie blokkeren. Voorbeelden van ISGs zijn IFITM (blokkeert virusbinding/loslating), ISG15, Tetherin (voorkomt virusloslating), cGAS, RNAseL (knipt RNA) en PKR (stopt eiwitsynthese) [64](#page=64) [66](#page=66).
* **Type II Interferon (IFN-γ):** Geproduceerd door lymfocyten (NK en T-cellen), belangrijk in de respons tegen intracellulaire pathogenen [64](#page=64).
* **Autofagie:** Een mechanisme dat door NOD receptoren geactiveerd kan worden [32](#page=32).
* **APOBEC Deaminasen:** Enzymen die post-transcriptionele editing uitvoeren [36](#page=36).
* **Chemokines:** Chemoattractie-cytokines die de migratie van leukocyten naar de plaats van infectie sturen. Ze activeert ook fagocyten en LFA-1 integrine. Voorbeelden zijn IL-8 (CXCL8) voor neutrofielen en MCP-1 (CCL2) voor monocyten [41](#page=41) [42](#page=42).
#### 1.4.4 Inflammatie en bloedstolling
Inflammatie en bloedstolling zijn nauw met elkaar verbonden [45](#page=45).
* **Weefselfactor (TF):** Contact met bloedbaan-Factor VII initieert stolling. Geactiveerde monocyten brengen TF tot expressie, wat leidt tot trombusvorming. Stolling helpt pathogenen in te perken. Overmatige activatie kan leiden tot diffuse intravasculaire stolling (DIC) en trombose [45](#page=45).
* **Serpines:** Remmen proteases die door bacteriën worden afgescheiden om stolling te bevorderen [28](#page=28).
* **α2-macroglobuline:** Een glycoproteïne dat vele proteases covalent bindt en inactiveert, vergelijkbaar met C3 [28](#page=28).
#### 1.4.5 Acute fase respons
Geïnduceerd door systemische inflammatoire cytokines (IL-1, IL-6, TNF-α). De lever past zijn eiwitsynthese aan, met verhoogde productie van acute fase eiwitten zoals α2-macroglobuline, CRP en MBL [49](#page=49) [51](#page=51).
* **Endogene pyrogenen:** IL-1, IL-6 en TNF-α induceren koorts [49](#page=49).
* **Voordelen van koorts:** Lagere replicatie van bacteriën en virussen, verhoogde adaptieve respons, en betere bescherming van gastheercellen tegen de effecten van TNF-α [49](#page=49).
---
# Inflammatie en systemische effecten
Inflammatie is een fundamentele reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreiging, met als doel het inzetten van effectormechanismen tegen indringers en schade te beperken, gevolgd door weefselherstel.
## 2. Inflammatie en systemische effecten
### 2.1 Introductie tot inflammatie
Inflammatie is de reactie van het aangeboren immuunsysteem op bedreiging, gericht op het inzetten van effectormechanismen om schade te beperken en gevolgd door weefselherstel. Het wordt uitgelokt door weefselschade en microbiële bedreigingen. Hoewel het een beschermende rol speelt, kan inflammatie op zichzelf ook schade veroorzaken. Het is cruciaal om te begrijpen dat inflammatie niet gelijk staat aan infectie; chronische inflammatie leidt tot weefselschade [15](#page=15) [18](#page=18) [1](#page=1) [2](#page=2) [38](#page=38) [3](#page=3).
### 2.2 Kenmerken van inflammatie
De lokale kenmerken van inflammatie zijn roodheid, warmte, zwelling en pijn [40](#page=40).
* **Roodheid en warmte:** Deze zijn het gevolg van vasodilatatie, oftewel verwijding van de bloedvaten [40](#page=40).
* **Zwelling:** Veroorzaakt door verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten en de chemotaxis (aantrekking) van immuuncellen naar de plaats van inflammatie [40](#page=40).
* **Pijn:** Ontstaat door celdood (bijvoorbeeld vrijkomen van ATP en protonen), de productie van prostaglandines en de effecten daarvan op pijnneuronen. TNF kan de pijngevoeligheid verhogen [40](#page=40).
Systemische effecten van inflammatie omvatten koorts, cardiovasculaire shock, granulocytose en een stijging van acute fase eiwitten in het bloed, zoals $\alpha$2-macroglobuline [41](#page=41).
### 2.3 Pathogen/damage recognition (PAMPs en DAMPs)
Het aangeboren immuunsysteem herkent bedreigingen via verschillende receptoren:
* **PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns):** Moleculen die specifiek zijn voor pathogenen, zoals lipopolysaccharide (LPS), peptidoglycanen (PGN) en CpG DNA [33](#page=33) [56](#page=56).
* **DAMPs (Damage-Associated Molecular Patterns):** Moleculen die vrijkomen uit beschadigde lichaamscellen of weefsels, zoals lysosomale lekkage van cathepsine, reactieve zuurstofspecies (ROS), en kristallen (bijvoorbeeld urinezuur, cholesterol) [33](#page=33).
Receptoren die PAMPs en DAMPs detecteren, omvatten:
1. **Complementsysteem (met name C3):** C3a en C5a zijn anafylatoxines die de lokale inflammatoire respons bevorderen. C5a induceert verhoogde capillaire permeabiliteit, histamine loslating uit mestcellen, vasodilatatie, en werkt als chemoattractant voor neutrofielen en monocyten, waarbij het fagocytose activeert. Overmatige hoeveelheden C5a kunnen leiden tot circulatoire shock [25](#page=25).
2. **Toll-Like Receptors (TLRs):** Herkennen specifieke PAMPs [19](#page=19) [2](#page=2) [56](#page=56).
3. **Cytoplasmatische PRR Receptoren:** In het cytoplasma gelegen Pattern Recognition Receptors [19](#page=19) [56](#page=56).
4. **NLRs (Nod-Like Receptors) en Inflammasomen:** NLRs worden geactiveerd door een combinatie van PAMPs en DAMPs. Ze aggregeren tot een inflammasoom, een groot eiwitcomplex dat pro-inflammatoire cytokines omzet in inflammatoire cytokines via enzymatische caspasewerking. Voorbeelden van inflammatie getriggerd door NLRs zijn jicht (urinezuurkristallen) en atherosclerose (cholesterolkristallen) [33](#page=33).
5. **DNA en RNA sensors:** Specifieke receptoren voor viraal en bacterieel DNA en RNA [19](#page=19) [2](#page=2) [56](#page=56).
6. **Scavenger receptoren:** Spelen een rol bij fagocytose [19](#page=19) [56](#page=56).
### 2.4 Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
De effectormechanismen van het aangeboren immuunsysteem omvatten:
* **Monocyten/macrofagen:** Fagocyteren pathogenen en beschadigd materiaal, en scheiden cytokines af die de inflammatie reguleren [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
* **Neutrofielen (neutrofiele granulocyten):** Phagocyteren en doden bacteriën, en worden gemobiliseerd naar de infectiehaard [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
* **Natural Killer (NK) cells en innate lymphoid cells:** Hebben cytotoxiciteit tegen geïnfecteerde of tumorcellen [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
* **Defensines:** Antimicrobiële peptiden [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
* **Interferonen:** Belangrijk in de respons tegen virussen. Interferonen kunnen granulopoëse onderdrukken, wat leidt tot een lagere neutrofielenrespons bij virale infecties [19](#page=19) [3](#page=3) [50](#page=50) [56](#page=56).
* **Autofagie:** Een cel-autonoom mechanisme voor het opruimen van intracellulair afval [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
* **APOBEC Deaminasen:** [19](#page=19) [3](#page=3) [56](#page=56).
### 2.5 Inflammatie en gerelateerde processen
#### 2.5.1 Cytokine storm en septische shock
Een cytokine storm is een overmatige en ongecontroleerde afgifte van cytokines, die levensbedreigend kan zijn en een doodsoorzaak vormt bij ernstige virale infecties zoals influenza, en kan ook optreden door therapieën. Het wordt gekenmerkt door hypotensie, hypo-/hyperthermie, leukopenie/leukocytose en trombocytopenie. Lipopolysaccharide (LPS), een krachtige immuunstimulus, kan leiden tot cytokineproductie (IL-1, IL-6, TNF) [43](#page=43) [44](#page=44).
Septische shock is een gevaarlijke complicatie waarbij een systemische infectie leidt tot wijdverbreide inflammatie en een daling van de bloeddruk. Dit kan mede veroorzaakt worden door te hoge hoeveelheden C5a [25](#page=25).
#### 2.5.2 Inflammatie en bloedstolling
Bloedstolling is essentieel om veralgemeende infectie te voorkomen. Bij inflammatie kunnen geactiveerde monocyten Tissue Factor (TF) tot expressie brengen, wat de stolling initieert. PAMPs en DAMPs kunnen de activatie van TF bevorderen, leidend tot de vorming van microparticles die, rijk aan TF, binden op geactiveerde plaatjes en zo een trombus vormen. Stolling helpt bij het inperken van pathogenen; muizen zonder fibrinegeen zijn minder resistent tegen pathogenen. Echter, overmatige activering van de stolling kan leiden tot diffuse intravasculaire stolling (DIC) en tromboses, zoals gezien bij infecties met N. meningitidis door endotoxine loslating. Sommige bacteriën produceren proteases met een fibrinolytische werking (bv. streptokinase) om invasiviteit te bevorderen. $\alpha$2-macroglobuline is een glycoproteïne dat vele proteases inhibeert en covalent bindt aan eiwitten, waarna deze complexen worden verwijderd [28](#page=28) [45](#page=45) [48](#page=48).
#### 2.5.3 Inflammatie en botresorptie
De interactie tussen RANK en RANKL (ligand) induceert monocyten tot differentiatie tot osteoclasten, cellen die bot afbreken. Bij chronische inflammatie kunnen veel cellen RANKL tot expressie brengen, wat leidt tot overmatige osteoclastvorming en netto botresorptie. Denosumab, een monoklonaal antilichaam gericht tegen RANKL, blokkeert osteoclastvorming en verhindert verdere botafbraak [46](#page=46).
#### 2.5.4 Genezing, chronische inflammatie en fibrose
Wondgenezing en littekenvorming zijn processen die volgen op inflammatie. Na het verwijderen van dood materiaal door monocyten en neutrofielen, verschijnen M2 macrofagen die anti-inflammatoire cytokines (bv. IL-10) en weefselherstel factoren (bv. VEGF, TGF-$\beta$) produceren. Het genezingsproces is immuunsuppressief. Chronische inflammatie kan leiden tot fibrose [38](#page=38) [3](#page=3) [47](#page=47) [48](#page=48).
#### 2.5.5 Systemische effecten van inflammatie
Systemische effecten van inflammatie zijn onder andere:
* **Acute-fase respons:** Een verschuiving in eiwitsynthese door de lever, geïnduceerd door IL-1, IL-6 en TNF-$\alpha$, resulterend in verhoogde of verlaagde productie van specifieke eiwitten [49](#page=49).
* **Acute fase proteïnen:** Eiwitten waarvan de synthese toeneemt bij inflammatie, zoals $\alpha$2-macroglobuline, CRP, en MBL. Ze hebben vergelijkbare functies als antilichamen, maar zijn niet specifiek en snel beschikbaar [49](#page=49).
* **Endogene pyrogenen:** Moleculen van endogene oorsprong die koorts induceren, zoals IL-1, IL-6 en TNF-$\alpha$. Koorts kan de replicatie van pathogenen verlagen, de adaptieve respons verhogen en gastheercellen beschermen tegen TNF-$\alpha$ [49](#page=49).
* **Hematopoëse onder stress:** Hematopoëtische progenitor cellen (HPC) kunnen TLRs tot expressie brengen en cytokines aanmaken (bv. IL-6, G-CSF, GM-CSF) in reactie op pathogenen. De cytokine mix die vrijkomt tijdens infectie bevordert een myeloïde differentiatie van stamcellen, ten koste van erytroïde en lymfoïde differentiatie [50](#page=50).
* **Anemie bij chronische ontsteking:** IL-6 stimuleert de lever tot productie van hepcidine. Hepcidine blokkeert ijzerabsorptie uit de darm en de vrijgave van ijzer uit weefsels, waardoor er minder ijzer beschikbaar is voor erytropoëse en pathogenen. Deze anemie kan niet verholpen worden door extra ijzerinname [54](#page=54).
### 2.6 Voorbeelden
> **Voorbeeld:** Een jongen van 7 jaar met koorts en keelpijn. De symptomen (gezwollen halslymfeklieren, rode orofarynx, gezwollen tonsillen met etterig beslag) zijn voornamelijk inflammatietekenen, wat illustreert dat de reactie van de gastheer (inflammatie) op de infectie op de voorgrond staat [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** NOMID (Neonatal-Onset Multisystem Inflammatory Disease) is een zeldzame erfelijke aandoening waarbij het inflammasoom constitutief actief is, wat leidt tot chronische inflammatie. Deze kinderen presenteren zich met symptomen die lijken op neonatale sepsis, waaronder koorts, urticaria-achtige huiduitslag en verhoogde acute fase eiwitten [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuunziekte die gekenmerkt wordt door chronische ontsteking van de gewrichten. De casus van Ariadne Underwood illustreert de symptomen (stijfheid, zwelling), de diagnostiek (reumafactor, erosies) en de behandeling met medicatie gericht op het onderdrukken van de inflammatie, zoals anti-TNF-$\alpha$ antilichamen [53](#page=53) [55](#page=55).
> **Tip:** Het is essentieel om het onderscheid te maken tussen inflammatie en infectie. Terwijl infectie een oorzaak kan zijn van inflammatie, is inflammatie zelf een proces dat schade kan aanrichten, zeker wanneer het chronisch wordt [15](#page=15) [2](#page=2) [38](#page=38).
---
# Effector mechanismen van het aangeboren immuunsysteem
Het aangeboren immuunsysteem (AIS) beschikt over een reeks effector mechanismen die essentieel zijn voor de eerste verdediging tegen pathogenen en weefselschade. Deze mechanismen omvatten zowel celspecifieke acties als de inzet van oplosbare moleculen [19](#page=19) [1](#page=1) [3](#page=3) [56](#page=56) [7](#page=7).
### 3.1 Fagocyten: macrofagen en neutrofielen
Fagocyten, met name macrofagen en neutrofielen, spelen een cruciale rol in het elimineren van pathogenen en celresten door middel van fagocytose [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 3.1.1 Macrofagen
Macrofagen zijn langlevende cellen die afstammen van monocyten die het bloedvatstelsel verlaten en zich in de weefsels vestigen. Ze zijn aanwezig in verschillende organen, waar ze gespecialiseerde namen dragen, zoals microglia in de hersenen en Kupffer-cellen in de lever. Macrofagen zijn multifunctioneel en nemen deel aan fagocytose, de inflammatoire respons, de initiatie van de specifieke immuniteit en later aan weefselherstel [23](#page=23) [58](#page=58).
* **Functies:**
* Fagocytose van pathogenen, dood celmateriaal en stofdeeltjes [23](#page=23) [57](#page=57).
* Productie van cytokines en chemokines die de ontstekingsreactie reguleren en andere immuuncellen aantrekken [41](#page=41) [57](#page=57).
* Opsonisatie-gemedieerde fagocytose: de efficiëntie van fagocytose wordt aanzienlijk verhoogd door de binding van complementcomponenten (zoals C3b) aan pathogenen. Macrofagen bezitten complementreceptoren (CR) die binden aan deze opsoninen [23](#page=23).
* Presentatie van antigenen aan T-cellen, wat de brug slaat naar de adaptieve immuniteit [58](#page=58).
* Productie van anti-inflammatoire cytokines (zoals IL-10) en weefselherstellende factoren (zoals VEGF en TGF-β) tijdens het genezingsproces, wat leidt tot de vorming van M2-macrofagen onder niet-inflammatoire stimuli [47](#page=47).
* Activering door PAMPs en DAMPs leidt tot M1-macrofagen die een pro-inflammatoire rol spelen [47](#page=47).
#### 3.1.2 Neutrofielen (neutrofiele granulocyten)
Neutrofielen zijn kortlevende, gespecialiseerde fagocyten die circuleren in het bloed en snel naar ontstekingshaarden worden gerecruteerd. Ze zijn de eerste cellen die bij een infectie worden ingezet en vormen etter na hun snelle afsterven [58](#page=58).
* **Functies:**
* **Fagocytose en microbiële eliminatie:** Neutrofielen fagocyteren bacteriën, gisten en schimmels. Na fusie van fagolysosomen met granulen worden NADPH-afhankelijke oxidasen geactiveerd die bleekwater (reactieve zuurstofspecies) produceren, en iNOS produceert stikstofmonoxide (NO). De reactie van NO met O. leidt tot peroxynitrite [58](#page=58) [61](#page=61).
* **Neutrophil Extracellular Traps (NETs):** Neutrofielen kunnen hun kernmateriaal (DNA en eiwitten) uitstoten om NETs te vormen. Deze NETs immobiliseren en doden bacteriën, gisten, schimmels en virussen [58](#page=58).
* **Productie van antimicrobiële peptiden:** Neutrofielen scheiden ook α-defensines af, wat bijdraagt aan de antimicrobiële afweer [63](#page=63).
* **Belang:** Patiënten zonder neutrofielen zijn zeer vatbaar voor infecties met bacteriën (zoals *S. aureus*) en schimmels (zoals *Aspergillus*) [61](#page=61).
### 3.2 Natural Killer (NK) cellen
NK-cellen zijn lymfocyten die een vroege respons bieden tegen virale infecties en andere intracellulaire pathogenen. Ze zijn constitutief cytotoxisch, maar hun activiteit kan sterk worden verhoogd door cytokines zoals interferonen (IFN-α, IFN-β) en IL-12 [62](#page=62).
* **Functies:**
* **Cytotoxische activiteit:** NK-cellen doden virusgeïnfecteerde cellen, waardoor virale replicatie wordt gecontroleerd en de geïnfecteerde cellen apoptotisch worden. Deze apoptotische cellen worden vervolgens door macrofagen opgeruimd. NK-cellen zijn ook effectief tegen intracellulaire pathogenen zoals *Leishmania* en *Listeria monocytogenes* [62](#page=62).
* **Cytokine productie:** IL-12-geactiveerde NK-cellen zijn een belangrijke bron van IFN-γ [62](#page=62).
* **Vroege respons:** Ze zijn betrokken bij de productie van IFN-α, IFN-β, TNF-α en IL-12 als onderdeel van de vroege immuunrespons [62](#page=62).
* **Kenmerken:** NK-cellen zijn groter dan B- en T-cellen en bevatten granules, maar missen een T-celreceptor (TCR) of B-celreceptor (BCR) [62](#page=62).
### 3.3 Defensines
Defensines zijn humane antimicrobiële peptiden, korte (35-40 aminozuren) kationische peptiden met hydrofobe delen die zich kunnen inbedden in bacteriële, virale of schimmelmembranen [63](#page=63).
* **Types:**
* **α-defensines:** Afgescheiden door neutrofielen en Paneth-cellen [63](#page=63).
* **β-defensines:** Afgescheiden door epitheliale cellen [63](#page=63).
* **Werking:** Ze worden als inactief eiwit aangemaakt en worden pas actief na secretie. Defensines doden pathogenen door hun membranen te verstoren. Ze kunnen effectief zijn tegen zowel Gram-negatieve als Gram-positieve bacteriën. Ze induceren geen of geringe resistentie omdat ze niet gericht zijn tegen eiwitten [63](#page=63).
### 3.4 Interferonen (IFN)
Interferonen zijn cytokines die een cruciale rol spelen in de antivirale respons en de regulatie van immuunreacties [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Type I interferonen (IFN-α, IFN-β, IFN-λ):** Geproduceerd door viraal geïnfecteerde somatische cellen. Ze binden aan de type I IFN-receptor die op alle lichaamscellen aanwezig is [64](#page=64).
* **Trigger:** Detectie van viraal RNA (bijvoorbeeld door TLR3) leidt tot IFN-productie [64](#page=64).
* **Interferonrespons:** Inductie van transcriptie van genen die DNA-productie stilleggen, zoals IRF7, dat verdere IFN-productie induceert [64](#page=64).
* **Functies:** Blokkeren van virusreplicatie door middel van Interferon-stimulated genes (ISGs). Deze ISGs, ongeveer 300 in totaal, zijn actief tegen RNA- en DNA-virussen. Voorbeelden van ISGs zijn [66](#page=66):
* Interferon inducible transmembrane proteins (IFITM): blokkeren virusbinding en de loslating van virussen uit endosomen [66](#page=66).
* ISG15: een ubiquitine-achtig proteïne dat zich hecht aan andere eiwitten, waardoor hun omlooptijd verkort wordt (ISG-ylation) [66](#page=66).
* Tetherin: voorkomt de loslating van virussen van het celmembraan [66](#page=66).
* cGAS (cyclic GMP-AMP cyclase): een DNA-sensor die RNA- en DNA-virusreplicatie blokkeert [66](#page=66).
* RNAseL: knipt viraal en cellulair RNA [66](#page=66).
* PKR: fosforyleert de eukaryote translation initiation factor EIF2A, waardoor eiwitsynthese stilgelegd wordt [66](#page=66).
* **Bijwerkingen:** Interferonen (type I) kunnen beenmergdepressie veroorzaken [71](#page=71).
* **Type II interferon (IFN-γ):** Uitsluitend geproduceerd door lymfocyten (NK en T-cellen). Het speelt een belangrijke rol in de geïnduceerde respons tegen intracellulaire pathogenen. IFN-γ activeert de eliminatie via fagocytose [64](#page=64) [71](#page=71).
### 3.5 Autofagie (celautonoom mechanisme)
Autofagie is een cellulair mechanisme waarbij de cel zijn eigen componenten, inclusief intracellulaire pathogenen, afbreekt door middel van lysosomale degradatie [68](#page=68) [70](#page=70).
* **Werking:** NOD2-receptoren detecteren intracellulaire pathogenen (zoals *Salmonella*, *Listeria*, *Legionella*, *mycobacteria*), waarna deze door een membraan worden omgeven. De bacteriën bevattende vacuole versmelt vervolgens met het lysosoom, wat leidt tot de vernietiging van de bacteriën. Soortgelijke mechanismen zijn actief tegen virussen in het cytoplasma [68](#page=68).
* **Functies:**
* **Eliminatie van intracellulaire pathogenen:** Cruciaal voor de verdediging tegen pathogenen die zich binnen de cel bevinden [68](#page=68) [70](#page=70).
* **Katabole celprocessen:** Autofagie is ook actief tijdens periodes van celstress zoals verhongering [68](#page=68).
* **Anti-inflammatoire rol:** Autofagie remt de activatie van het inflammasoom en de IFN-respons, mogelijk door het verwijderen van DAMPs en pathogenen [68](#page=68).
* **Relevantie:** De NOD-autofagie pathway is defectief bij de ziekte van Crohn [68](#page=68).
### 3.6 Het Complementsysteem als effector mechanisme
Het complementsysteem, hoewel primair geassocieerd met pathogen- en damage recognition, speelt ook een significante rol als effector mechanisme, voornamelijk door opsonisatie, chemotaxis en het creëren van MAC-complexen [24](#page=24) [26](#page=26).
* **Opsonisatie:** De binding van C3b op pathogenen maakt ze gemakkelijker fagocyteerbaar door macrofagen en neutrofielen. Dit is met name belangrijk voor gekapselde bacteriën die anders moeilijk door fagocyten herkend worden [23](#page=23) [26](#page=26).
* **Chemotaxis:** C5a, een splitsingsproduct van C3, is een krachtige chemoattractant voor neutrofielen en monocyten, wat leidt tot hun rekrutering naar de infectiehaard [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Membraan aanvalscomplex (MAC):** De vorming van een porie in het bacteriële membraan door het MAC (C5-C9) leidt tot cellysis. Deficiënties in C5-C9 leiden echter slechts tot een licht verhoogde gevoeligheid voor *Neisseria* bacteriën [24](#page=24).
* **Inflammatoire respons:** C5a fungeert als een anafylatoxine dat werkt op fagocyten, endotheelcellen en mestcellen. Het induceert verhoogde capillaire permeabiliteit (capillary leak), vrijlating van histamine, vasodilatatie, en activeert fagocytose [25](#page=25).
* **Protrombotisch effect:** C5a heeft ook een protrombotisch effect [25](#page=25).
* **Systemische effecten:** Hoge concentraties C5a kunnen leiden tot circulatoire collaps en shock, vergelijkbaar met anafylaxis. Patiënten met primaire complementdeficiënties (bv. C3-deficiëntie) zijn zeer gevoelig voor pyogene infecties, voornamelijk door gebrekkige opsonisatie [24](#page=24) [25](#page=25).
### 3.7 Cytokines en chemokines als effector moleculen
Cytokines en chemokines zijn oplosbare eiwitten die cruciale rollen spelen in de communicatie tussen immuuncellen en het coördineren van de immuunrespons [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Cytokines:** Kleine eiwitten die door specifieke cellen worden gesecreteerd en door binding aan receptoren responsen induceren [41](#page=41).
* **Inflammatoire cytokines (bv. IL-1β, IL-6, TNFα):** Spelen een centrale rol in ontsteking, koorts en systeemeffecten zoals cardiovasculaire shock en verhoging van acute fase eiwitten. TNFα activeert ook de stolling, autofagie en kan leiden tot cachexie en shock [41](#page=41) [71](#page=71).
* **Anti-inflammatoire cytokines (bv. IL-10, TGF-β):** Dempen de ontstekingsreactie en bevorderen weefselherstel [47](#page=47) [71](#page=71).
* **IFN-α, -β:** Essentieel voor antivirale responsen [64](#page=64) [71](#page=71).
* **IL-12:** Activeert NK-cellen en induceert IFN-γ productie [62](#page=62) [71](#page=71).
* **Chemokines:** Cytokines die chemoattractie induceren. Ze zijn cruciaal voor het leiden van leukocyten naar de plaats van infectie [41](#page=41) [42](#page=42).
* **IL-8 (CXCL8):** Een CXC-chemokine dat specifiek neutrofielen aantrekt naar ontstoken gebieden [42](#page=42) [71](#page=71).
* **MCP-1 (CCL2):** Een CC-chemokine dat monocyten aantrekt en activeert [42](#page=42).
* **Chemotaxis door fMLP en C5a:** Naast chemokines kunnen bacterie-afgeleide peptiden zoals fMLP en complementfragment C5a ook krachtige chemoattractanten zijn, voornamelijk voor neutrofielen [42](#page=42).
* **Groeifactoren:** Cytokines zoals G-CSF en GM-CSF stimuleren de productie van granulocyten en monocyten in het beenmerg [50](#page=50) [71](#page=71).
### 3.8 Celautonoom mechanisme: AID/APOBEC
Hoewel minder gedetailleerd in de verstrekte pagina's, wordt AID/APOBEC Deaminasen genoemd als een celautonoom mechanisme binnen het aangeboren immuunsysteem. Deze enzymen zijn voornamelijk bekend om hun rol in de adaptieve immuniteit (antibody diversification), maar kunnen ook een rol spelen in de antivirale afweer binnen het aangeboren systeem. Verdere details ontbreken in het verstrekte materiaal [19](#page=19) [39](#page=39) [3](#page=3).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Inflammatie | Een complexe biologische respons van het lichaam op schadelijke stimuli, zoals pathogenen of beschadigd weefsel. Het wordt gekenmerkt door lokale en systemische symptomen die gericht zijn op het verwijderen van de oorzaak van de schade, het opruimen van dode cellen en weefsels, en het initiëren van weefselherstel. |
| Pathogeen | Een micro-organisme of ander agens dat ziekte kan veroorzaken, zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten. |
| Aangeboren immuunsysteem | Het eerste en algemene verdedigingssysteem van het lichaam tegen infecties. Het reageert snel op vreemde indringers door middel van een reeks vooraf bepaalde mechanismen en herkent algemene structuren op pathogenen. |
| Specifiek immuunsysteem | Het meer gespecialiseerde deel van het immuunsysteem dat antistoffen en specifieke T-cellen produceert om bepaalde pathogenen te bestrijden. Het heeft een langzamere reactietijd bij een eerste blootstelling, maar ontwikkelt geheugen voor toekomstige infecties. |
| PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns) | Moleculaire structuren die gemeenschappelijk zijn voor groepen pathogenen, maar niet voorkomen op gastheercellen. Voorbeelden zijn lipopolysacchariden (LPS) op bacteriële celwanden of viraal RNA. |
| DAMPs (Damage-Associated Molecular Patterns) | Moleculen die vrijkomen uit beschadigde of stervende lichaamscellen en een ontstekingsreactie kunnen uitlokken. Voorbeelden zijn ATP, urinezuur of DNA dat uit de celkern lekt. |
| PRR (Pattern Recognition Receptor) | Receptoren op immuuncellen die specifiek PAMPs en DAMPs herkennen. De binding van PAMPs/DAMPs aan PRRs activeert de immuunrespons. |
| Fagocytose | Het proces waarbij cellen, zoals macrofagen en neutrofielen, kleine deeltjes, cellen of pathogenen "opeten" en afbreken. |
| Cytokines | Kleine signaalmoleculen die door cellen worden gesecreteerd en de respons van andere cellen beïnvloeden. Ze spelen een cruciale rol in de immuunrespons, inflammatie en hematopoëse. |
| Chemokines | Een subgroep van cytokines die specifiek chemotactische effecten hebben, wat betekent dat ze de migratie van immuuncellen naar een bepaalde locatie sturen. |
| Complementsysteem | Een complex systeem van eiwitten in het bloed dat helpt bij het bestrijden van infecties door pathogenen te markeren voor fagocytose, ontstekingsreacties te induceren en direct pathogenen te vernietigen via membraanaanvalcomplexen (MAC). |
| Neutrofielen | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de vroege respons op bacteriële infecties. Ze zijn gespecialiseerde fagocyten die pathogenen kunnen vernietigen door fagocytose en de productie van reactieve zuurstofsoorten. |
| Macrofagen | Grote fagocyterende cellen die zich in weefsels bevinden. Ze ruimen pathogenen en cellulaire resten op, presenteren antigenen aan T-cellen en produceren cytokines die de immuunrespons reguleren. |
| NK-cellen (Natural Killer cells) | Lymfocyten die behoren tot het aangeboren immuunsysteem. Ze kunnen geïnfecteerde cellen of tumorcellen herkennen en doden zonder eerdere sensibilisatie. |
| Interferonen (IFN) | Een groep eiwitten die geproduceerd worden door cellen als reactie op virale infecties. Ze helpen bij het remmen van virusreplicatie en activeren andere immuuncellen. |
| Autofagie | Een cellulair proces waarbij beschadigde componenten of pathogenen binnen de cel worden ingekapseld in een membraanblaasje (autofagosoom) en vervolgens worden afgebroken door lysosomen. |
| TLR (Toll-like Receptor) | Een type PRR dat een cruciale rol speelt bij de herkenning van PAMPs op het oppervlak van bacteriën en virussen, wat leidt tot de activering van immuuncellen en de productie van ontstekingsmediatoren. |
| Inflammasoom | Een intracellulair eiwitcomplex dat geactiveerd wordt door bepaalde stimuli (zoals DAMPs en PAMPs) en zorgt voor de omzetting van pro-inflammatoire cytokines (zoals pro-IL-1) in hun actieve vorm. |
| Septische shock | Een levensbedreigende aandoening die wordt veroorzaakt door een wijdverbreide ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie. Het leidt tot een gevaarlijke daling van de bloeddruk en orgaanfalen. |
| Stolling (bloedstolling) | Het proces waarbij bloed stolt om bloedverlies na letsel te stoppen. Dit proces is ook nauw verbonden met de immuunrespons en inflammatie, aangezien stollingsfactoren ontstekingsreacties kunnen beïnvloeden. |
| Botresorptie | Het proces van botafbraak, dat onder normale omstandigheden wordt gecompenseerd door botopbouw. Bij chronische inflammatie kan dit proces verstoord raken, wat leidt tot botverlies. |
| Weefselherstel | Het proces waarbij beschadigd weefsel wordt geregenereerd of gerepareerd. Dit omvat vaak ontstekingsreacties, celproliferatie en de vorming van nieuw weefsel. |
| Acute fase eiwitten | Eiwitten waarvan de productie door de lever toeneemt tijdens inflammatie als reactie op cytokines zoals IL-6 en TNF-α. Ze spelen een rol bij de afweer en weefselherstel. |
| Endogene pyrogenen | Moleculen van lichaamseigen oorsprong (zoals IL-1, IL-6, TNF-α) die koorts kunnen veroorzaken. |
| Anemie bij chronische inflammatie | Een vorm van bloedarmoede die optreedt bij langdurige ontstekingen. Het wordt veroorzaakt door de onderdrukking van ijzeropname en -mobilisatie onder invloed van cytokines zoals IL-6. |
| Genezing | Het proces waarbij het lichaam zich herstelt van letsel of ziekte, inclusief wondgenezing, weefselregeneratie en het herstel van de normale functie. |
| Fibrose | De vorming van overtollig bindweefsel, vaak als reactie op chronische ontsteking of letsel. Dit kan leiden tot verstijving en functieverlies van organen. |