Cover
Comença ara de franc SWO 1.3_ethiek_reflexiviteit_paradigma's_onderzoeksdesigns 25_26(1).pptx
Summary
# Ethische aspecten van kwalitatief onderzoek
Dit onderwerp behandelt de procedurele, situationele en relationele ethiek binnen kwalitatief onderzoek, met nadruk op verantwoorde en moreel verdedigbare onderzoekspraktijken.
## 1. Ethische aspecten van kwalitatief onderzoek
Het is essentieel om als onderzoeker niet alleen de meest geschikte onderzoeksmethodologie te gebruiken, maar het onderzoek ook op een verantwoorde en moreel verdedigbare manier uit te voeren.
Er worden drie typen ethiek in kwalitatief onderzoek onderscheiden:
### 1.1 Procedurele ethiek
Dit type ethiek verwijst naar de formele procedures die gevolgd moeten worden, zoals de goedkeuring door een ethisch comité. Dit werd reeds behandeld in de les over "Ethische aspecten van onderzoek".
### 1.2 Situationele ethiek
Dit betreft de alledaagse ethische kwesties die zich voordoen tijdens de uitvoering van het onderzoek ("ethics in practice"). Voor situationele ethiek is "ongoing" reflexiviteit noodzakelijk.
Drie basisprincipes van situationele ethiek zijn:
* Een erkenning van de ethische dimensies van de gewone, alledaagse onderzoekspraktijk.
* Gevoeligheid voor "ethisch belangrijke momenten".
* Het vermogen om te reageren op dilemma's die zich stellen.
Het belang van reflexiviteit in het onderzoeksproces is hierbij cruciaal.
### 1.3 Relationele ethiek
Dit focust op de ethisch correcte, respectvolle en waardige relatie tussen een onderzoeker en zijn respondenten. Dit gaat verder dan "ethisch cruciale momenten" en impliceert een voortdurende en intensieve interactie tussen onderzoeker en respondent.
Een belangrijk concept binnen relationele ethiek is "proces-informed consent", waarbij gedurende het proces opnieuw toestemming wordt gevraagd aan deelnemers om deel te nemen.
> **Voorbeeld:** De Tuskegee-studie wordt aangehaald als een voorbeeld van ethische bezwaren in onderzoek. Deelname aan deze studie vond plaats zonder expliciete toestemming, de informatievoorziening was onduidelijk (men ging ervan uit dat de Facebook Data Use Policy voldoende was), de vrijwilligheid van deelname en de mogelijkheid om deelname te beëindigen waren problematisch. Ook de proportionaliteit van de steekproef en de mogelijke kwetsbaarheid van deelnemers (zoals kinderen) waren ethische aandachtspunten.
## 2. Reflexiviteit
Reflexiviteit kan gedefinieerd worden als een "innerlijke kijk", een focus op het zelf, waarbij de onderzoeker zijn eigen positie, perspectief en vooroordelen erkent in relatie tot zijn veldwerk.
> **Tip:** Denk na over drie tot vijf aspecten van je identiteit – hoe definieer jij jezelf? En hoe zou dit een invloed kunnen hebben op jouw onderzoek?
Reflexiviteit is van belang voor de kwaliteit van kwalitatief onderzoek, maar ook voor de ethische aspecten ervan. Een reflexieve onderzoeker is zich bewust van mogelijke invloeden op de kennisconstructie en kan een kritische blik werpen op de eigen rol in het onderzoeksproces. Dit omvat hoe deze invloeden worden onthuld in de planning, uitvoering en rapportage van het onderzoek.
### 2.1 Reflexiviteit en veldnota's
Het nemen van veldnota's tijdens het onderzoeksproces is erg waardevol. Ze ondersteunen bij:
* Het in kaart brengen van de eigen rol als onderzoeker.
* Het noteren van ethische aspecten van het onderzoek, inclusief ethische dilemma's (situationele en relationele ethiek).
* Het documenteren van gebeurtenissen gerelateerd aan privacy, toestemming, en machtsdynamieken ("power dynamics").
* Het vastleggen van observaties.
Veldnota's kunnen klassiek geschreven worden, maar ook via andere middelen zoals voice memo's of schetsen.
## 3. Paradigma's in onderzoek
Een paradigma, of "worldview", bestaat uit gedeelde overtuigingen van onderzoeker en respondenten over de realiteit en de kennis die nodig is voor wetenschappelijk onderzoek. Paradigma's omvatten aannames die het type onderzoek bepalen.
Onderzoeksparadigma's worden beschreven aan de hand van drie kenmerken, beantwoord via de volgende vragen:
* **Ontologie:** Wat is de aard van de realiteit? Hoe ziet die eruit? Bestaat die los van de mens? In het onderzoeksproces: Wat kan ik weten? Wat is echt?
* **Epistemologie:** Wat ligt aan de basis van iemands kennis? Hoe is kennis over de realiteit mogelijk? Hoe ziet de relatie tussen onderzoeker en respondent eruit? In het onderzoeksproces: Hoe kan ik iets weten?
* **Methodologie:** Hoe kunnen we de kennis vergaren over het onderwerp dat we willen bestuderen? Hoe kan je als onderzoeker iets te weten komen over wat je denkt dat er te kennen valt?
### 3.1 Ontologie
De etymologische betekenis van ontologie is 'zijn' of 'dat wat is'. Het is de filosofische studie van wat bestaat en wat echt is.
Twee stromingen binnen de ontologie zijn:
* **Realist:** De realiteit is concreet en bestaat los van de mens, staat los van de context, verandert niet en is onafhankelijk van het onderzoeksproces. Dit leidt tot de focus op objectieve metingen en veralgemeenbaarheid.
* **Relativist:** De realiteit krijgt vorm door interactie met de respondent. Cultuur, tijd, taal, etc. beïnvloeden de realiteit. Er bestaan verschillende versies van de realiteit en geen absolute externe realiteit. De realiteit evolueert en verandert op basis van ervaringen. Mensen ervaren hun eigen realiteit, afhankelijk van de context, en dit is niet te veralgemenen. De wereld is een menselijke constructie.
### 3.2 Epistemologie
De etymologische betekenis van epistemologie is 'leer van de kennis'. Het is de filosofische studie van de mogelijkheden en beperkingen van wat we als mens kunnen kennen.
Twee invalshoeken binnen de epistemologie zijn:
* **Objectief:** Kennis kan objectief geobserveerd en bestudeerd worden. Er is geen invloed van de onderzoeker op de data, wat leidt tot generaliseerbaarheid. Dit sluit aan bij de ontologische opvatting van een realist.
* **Subjectief:** Kennis is altijd subjectief en wordt opgebouwd door interactie om een diepgaand begrip te krijgen. Erkenning van de mogelijke invloed van de onderzoeker op de opgedane kennis is essentieel. Context begrijpen is cruciaal. Dit sluit aan bij de ontologische opvatting van een relativist.
### 3.3 Methodologie
Methodologie gaat over *hoe* we kennis kunnen vergaren over een bepaald onderwerp. Het is de studie, beschrijving, uitleg en rechtvaardiging van methoden, en niet de methoden zelf. Methoden zijn de procedures, tools en technieken van onderzoek.
De keuze voor een onderzoeksdesign (kwantitatief of kwalitatief) vloeit voort uit de ontologische en epistemologische aannames.
### 3.4 Paradigma's en onderzoekspraktijken
Er is een klassieke tweedeling tussen positivisme (vaak geassocieerd met kwantitatief onderzoek) en constructivisme/interpretivisme (vaak geassocieerd met kwalitatief onderzoek).
* **Positivisme:** Richt zich op controleerbare en repliceerbare methoden met een objectieve kijk op kennis. De ontologie is realistisch.
* **Constructivisme/Interpretivisme:** Richt zich op contextgebonden begrip van een fenomeen, het vergroten van bewustzijn over hoe mensen de realiteit ervaren en beleven, en het creëren van dialoog tussen onderzoeker en respondent. De ontologie is relativistisch en de epistemologie is subjectief. Kennis wordt opgebouwd door interactie en een diepgaand begrip te krijgen.
> **Tip:** De realiteit is genuanceerder dan deze klassieke tweedeling. In het kwalitatief onderzoek hanteren we vaak het constructivistisch/interpretatief paradigma.
>
> * **Constructivisme (interpretatief paradigma):**
> * **Ontologie:** Er bestaat niet één realiteit; ieder individu creëert zijn eigen realiteit en heeft een eigen visie, wat leidt tot verschillende interpretaties. Er is geen ultieme waarheid.
> * **Epistemologie:** Onderzoeker en onderzoeksobject zijn verbonden. Kennis wordt opgebouwd tijdens het onderzoek, maximaal als de onderzoeker zich inleeft in de wereld van de respondent om diens visie te verstaan.
> * **Methodologie:** Onderzoeker en respondent zijn in dialoog; er is een continue interactie tussen onderzoeker en onderzoeksobject (interpretatief en inductief). Dit leidt tot designs die onderzoek in de diepte toelaten, zoals fenomenologie en bepaalde stromingen binnen grounded theory.
## 4. Onderzoeksdesigns (methodologie)
Kwalitatief onderzoek kent diverse designs, elk met specifieke kenmerken en toepassingen.
### 4.1 Descriptief kwalitatief onderzoek
Dit design geeft een omvattende beschrijving van een fenomeen in een specifieke context. Het focust op patronen en thema's uit narratieve inhoud en is bruikbaar voor het onderzoeken van het hoe, wat en waar van gebeurtenissen. Hoewel beschrijvend, is er ook ruimte voor interpretatie en analyse.
> **Wanneer gebruiken?** Voor een heldere beschrijving van een fenomeen, focus op gebeurtenissen, processen in het dagelijks leven. Nuttig vóór, tijdens, of na een interventie of trial om deze te verfijnen, evalueren of de ontvangst ervan te bevragen.
### 4.2 Fenomenologie
Gegrond door Edmund Husserl, bestudeert fenomenologisch onderzoek de doorleefde ervaringen van individuen om tot een begrip te komen van de betekenis die zij aan een fenomeen geven door middel van hun perceptie. Het is geconnecteerd met de specifieke individuele leefwereld, inclusief de context van de beleving en de ruimte (hoe de aandoening ervaren werd in connectie met de omgeving).
> **Focus:** Niet enkel wat mensen doen, maar welke betekenis ze eraan geven. Bijvoorbeeld: Hoe voelt het als jonge vrouw om te leven met borstkanker?
Er zijn twee stromingen binnen de fenomenologie: descriptieve (Husserl, Giorgi) en interpretatieve (Heidegger).
### 4.3 Grounded theory
Ontwikkeld door Barney Glaser en Anselm Strauss, focust grounded theory op theorieconstructie op basis van data, met aandacht voor de procedurele kant van het onderzoek. De ontstane theorie is "grounded" in de data.
Het doel is het bestuderen van sociale processen in een specifieke context om een verklarende theorie op te bouwen, met nadruk op het gedrag van mensen en de relaties tussen concepten. Dit is een open-minded dataverzameling, geen toetsing van bestaande theorieën.
> **Voorbeeld:** Welke obstakels ervaren laagopgeleide Vlaamse vrouwen om deel te nemen aan borstkankerscreening?
Belangrijke methoden binnen grounded theory:
* **Theoretische steekproeftrekking:** Dataverzameling en analyse verlopen simultaan om "gaps" in de theorie te vullen.
* **Constante vergelijkende methode en iteratief proces:** Cyclisch proces van dataverzameling en analyse om te controleren of de theorie nog steeds "grounded" is in de data.
* **Coderen:** Open, axiaal en selectief coderen om de data te structureren en te analyseren.
* **Memoing:** Het neerschrijven van ideeën, reflecties, gevoelens en interpretaties van de onderzoeker tijdens het hele onderzoeksproces om de ontwikkeling van de theorie te documenteren.
### 4.4 Case study
Een case study onderzoekt in de diepte een actueel fenomeen (de "case") in zijn real-life context, gebruikmakend van een veelheid aan dataverzamelingsmethoden. Dit levert een rijke informatie op, die kwalitatief en/of kwantitatief kan zijn.
Een case kan een individu, groep, gebeurtenis, etc. zijn. De grenzen tussen het fenomeen en de context zijn niet altijd duidelijk. Cases kunnen uniek, extreem of typisch zijn, en ook longitudinaal.
> **Toepassingen:** Exploreren van nog niet grondig bestudeerde fenomenen, formuleren van nieuwe hypotheses, diepgaande analyse van gedrag en de redenen daarachter.
>
> **Sterkte:** Zeer diepgaande interviews, observaties en analyse.
> **Beperking:** Moeilijkheden met veralgemening van de resultaten.
### 4.5 Etnografie
Etnografie is een onderzoeksmethodologie die zich richt op het beschrijven en interpreteren van de cultuur en het gedrag van een specifieke groep of gemeenschap door middel van langdurige onderdompeling en participatieve observatie. Het doel is om de sociale wereld vanuit het perspectief van de bestudeerde groep te begrijpen.
### 4.6 Actieonderzoek
Actieonderzoek is een participatieve onderzoeksmethodologie waarbij onderzoekers en praktijkmensen samenwerken om problemen in een specifieke context te identificeren, te analyseren en oplossingen te ontwikkelen. Het combineert onderzoek met actie voor sociale verandering en verbetering.
> **Voorbeeld Casus:** Een studie naar de ervaringen van verpleegkundigen met zelfzorg en zelfcompassie en de relatie daarvan met compassievolle zorgverlening aan patiënten. Factoren zoals identiteit, vroege ervaringen, veiligheid en emotiebeheer kunnen deze "permission" faciliteren of belemmeren.
> **Voorbeeld Casus:** Beschrijving van de ervaringen van vrouwen met seksueel geweld (IPSV), waarbij thema's als verraad, een ander soort schade, en langetermijngevolgen aan bod komen.
> **Voorbeeld Casus:** Onderzoek naar barrières en facilitators voor dienstentoegang bij adolescenten in omgevingen met beperkte middelen, waarbij stigma, vertrouwelijkheid, en logistieke obstakels als belemmeringen werden geïdentificeerd, en ondersteuning van volwassenen en flexibele afspraken als facilitatoren. Dit werd onderzocht via interviews en focusgroepen.
> **Voorbeeld Casus:** Een case study naar de impact van de sociale context op een participatief peer-educatieprogramma voor jongeren in Zuid-Afrika, met behulp van interviews, focusgroepen en dagboeknotities van veldwerkers.
---
# Reflexiviteit in kwalitatief onderzoek
Reflexiviteit is een essentieel proces in kwalitatief onderzoek dat de kritische zelfreflectie van de onderzoeker op zijn of haar eigen positie, perspectief en vooroordelen met betrekking tot het veldwerk en de kennisconstructie omvat.
### 2.1 Begrip van reflexiviteit
#### 2.1.1 Definitie en kernaspecten
Reflexiviteit kan worden gedefinieerd als een interne observatie, een focus op het zelf, waarbij de onderzoeker zich bewust is van zijn of haar rol als interpreterende onderzoeker. Het erkent de eigen positie, het perspectief en de potentiële vooroordelen in relatie tot het veldwerk.
> **Tip:** Denk na over drie tot vijf aspecten van je identiteit – hoe definieer je jezelf? En hoe zou dit een invloed kunnen hebben op je onderzoek?
Essentieel is dat reflexiviteit kritische reflectie inhoudt over hoe de onderzoeker kennis construeert vanuit het onderzoeksproces. Het gaat om het identificeren van factoren die de kennisconstructie van de onderzoeker beïnvloeden en hoe deze invloeden worden onthuld in de planning, uitvoering en rapportage van het onderzoek.
#### 2.1.2 Belang voor kwalitatief onderzoek
Een reflexieve onderzoeker is zich bewust van deze mogelijke invloeden en kan een kritische blik werpen op zijn of haar eigen rol in het onderzoeksproces. Dit is cruciaal voor zowel de kwaliteit van kwalitatief onderzoek als voor de ethische aspecten ervan.
### 2.2 Reflexiviteit in de onderzoekspraktijk
#### 2.2.1 Veldnota's en documentatie
Het bijhouden van veldnota's gedurende het onderzoeksproces is van grote waarde. Deze nota's ondersteunen bij:
* Het in kaart brengen van de eigen rol als onderzoeker.
* Het noteren van ethische aspecten van het onderzoek.
* Het documenteren van ethische dilemma's (situationele en relationele ethiek).
* Het registreren van gebeurtenissen gerelateerd aan privacy.
* Het vastleggen van zaken met betrekking tot informed consent.
* Het noteren van aspecten van machtsverhoudingen (power dynamics).
* Het documenteren van observaties.
Klassiek worden deze nota's geschreven, maar ze kunnen ook in andere vormen worden vastgelegd, zoals voice memo's of schetsen.
#### 2.2.2 Relatie tussen reflexiviteit en ethiek
Reflexiviteit is nauw verbonden met de ethische dimensies van kwalitatief onderzoek, met name met situationele en relationele ethiek.
##### 2.2.2.1 Situationele ethiek
Situationele ethiek erkent de ethische dimensies van de gewone, alledaagse onderzoekspraktijk. Een reflexieve onderzoeker is gevoelig voor "ethisch belangrijke momenten" en kan adequaat reageren op dilemma's die zich voordoen. Dit vereist "ongoing" reflexiviteit.
##### 2.2.2.2 Relationele ethiek
Relationele ethiek focust op de ethisch correcte, respectvolle en waardige relatie tussen de onderzoeker en zijn of haar respondenten. Dit gaat verder dan specifieke ethische momenten en impliceert een voortdurende en intensieve interactie. Het concept van "proces-informed-consent" valt hieronder, waarbij tijdens het onderzoeksproces continu opnieuw toestemming wordt gevraagd voor deelname.
> **Voorbeeld:** Bij relationele ethiek wordt de vraag gesteld: "Je kunt vriendelijk zijn, maar kun je een vriend zijn?" Dit benadrukt de diepgang van de interpersoonlijke relatie die in kwalitatief onderzoek kan ontstaan.
### 2.3 Kennisconstructie door de onderzoeker
Reflexiviteit helpt de onderzoeker te begrijpen hoe hij of zij kennis construeert vanuit het onderzoeksproces. Dit omvat het kritisch evalueren van de invloed van factoren zoals de eigen achtergrond, waarden en methodologische keuzes op de verzamelde data en de daaruit voortvloeiende interpretaties en conclusies. Het doel is om de subjectiviteit die inherent is aan kwalitatief onderzoek te erkennen en te beheren, in plaats van deze te negeren.
> **Tip:** Het documenteren van deze reflecties in een onderzoekslogboek kan helpen om het proces van kennisconstructie transparant en traceerbaar te maken.
---
# Paradigma’s in kwalitatief onderzoek
Dit onderdeel bespreekt de fundamentele wereldbeelden (paradigma's) die kwalitatief onderzoek sturen, met specifieke aandacht voor ontologie, epistemologie en methodologie, en legt een nadruk op het constructivisme/interpretativisme.
### 3.1 De componenten van een paradigma
Een paradigma, ook wel een 'worldview' genoemd, omvat de gedeelde overtuigingen van een onderzoeker en de betrokkenen over de aard van de realiteit en de kennis die nodig is voor wetenschappelijk onderzoek. Deze overtuigingen bepalen het type onderzoek dat zal worden uitgevoerd. Paradigma's worden geanalyseerd aan de hand van drie kernvragen:
* **Ontologie:** Wat is de aard van de realiteit? Hoe ziet deze eruit en bestaat deze onafhankelijk van de mens?
* **Epistemologie:** Hoe is kennis over de realiteit mogelijk? Wat is de relatie tussen de onderzoeker en de realiteit (het te onderzoeken onderwerp)?
* **Methodologie:** Hoe kan kennis worden vergaard over het onderwerp dat bestudeerd wordt? Hoe kan de onderzoeker iets te weten komen over wat hij/zij denkt dat kenbaar is?
Deze drie componenten bepalen het onderzoeksperspectief en het onderzoeksdesign.
#### 3.1.1 Ontologie
Ontologie komt van het Griekse 'zijn' en is de filosofische studie van wat bestaat en wat echt is. In de context van onderzoek gaat het om de vraag wat de aard van de realiteit is en hoe deze eruitziet.
* **Realistisch perspectief:** De realiteit wordt gezien als concreet, objectief en bestaand onafhankelijk van de mens. De realiteit staat los van de context, verandert niet en is onafhankelijk van het onderzoeksproces. Dit perspectief leidt tot de wens naar objectieve metingen en veralgemeenbaarheid.
* **Relativistisch perspectief:** De realiteit krijgt vorm door interactie met respondenten. Cultuur, tijd en taal beïnvloeden de realiteit. Er bestaan meerdere versies van de realiteit, geen absolute externe realiteit, en deze is afhankelijk van de context en ervaringen van individuen. De wereld wordt gezien als een menselijke constructie.
#### 3.1.2 Epistemologie
Epistemologie, de 'leer van de kennis', bestudeert de mogelijkheden en beperkingen van wat we als mens kunnen kennen. Het vraagt naar de basis van iemands kennis en hoe kennis over de realiteit mogelijk is.
* **Objectief perspectief:** Kennis kan objectief geobserveerd en bestudeerd worden, zonder invloed van de onderzoeker op de data. Dit perspectief streeft naar generaliseerbaarheid. Dit sluit aan bij een realistisch ontologisch perspectief.
* **Subjectief perspectief:** Kennis is altijd subjectief en wordt opgebouwd door interactie met het onderwerp. Een 'in-depth understanding' wordt nagestreefd, waarbij de mogelijke invloed van de onderzoeker op de opgedane kennis wordt erkend. Het begrijpen van de context is essentieel. Dit sluit aan bij een relativistisch ontologisch perspectief.
Kwalitatieve onderzoekers maken hun waarden bekend en reflecteren over hun eigen positie in het onderzoek en hoe dit de dataverzameling en -analyse kan beïnvloeden.
#### 3.1.3 Methodologie
Methodologie is de studie, beschrijving, verklaring en rechtvaardiging van onderzoeksmethoden, en niet de methoden zelf. Methoden zijn de procedures, tools en technieken voor het vergaren van bewijs. De keuze voor de methodologie vloeit voort uit de ontologische en epistemologische aannames en bepaalt of het onderzoek kwantitatief of kwalitatief van aard zal zijn.
### 3.2 Verschillende paradigma's en hun relatie tot onderzoek
Traditioneel worden positivisme en constructivisme/interpretivisme als tegenpolen gezien:
* **Positivisme:** Meestal geassocieerd met kwantitatief onderzoek, maakt gebruik van controleerbare en repliceerbare methoden. Het streeft naar objectiviteit en generaliseerbaarheid, wat overeenkomt met een realistisch ontologisch en objectief epistemologisch perspectief.
* **Constructivisme/Interpretivisme:** Meestal geassocieerd met kwalitatief onderzoek, streeft naar een contextgebonden begrip van een fenomeen. Het vergroot het bewustzijn over hoe mensen de realiteit ervaren en beleven, en creëert een dialoog tussen onderzoeker en respondent. Dit komt overeen met een relativistisch ontologisch en subjectief epistemologisch perspectief.
#### 3.2.1 Constructivisme (interpretatief paradigma)
Het constructivisme gaat ervan uit dat individuen de wereld waarin ze leven en werken proberen te begrijpen. De betekenis die zij aan hun ervaringen geven, is contextgebonden, vaak veranderlijk en complex. Het doel van constructivistisch onderzoek is om de visie van de deelnemer op de situatie zo veel mogelijk te onderzoeken.
* **Ontologie (Constructivisme):** Er bestaat niet één realiteit. Ieder individu creëert zijn eigen realiteit en heeft een eigen visie, wat leidt tot verschillende interpretaties. Er is geen ultieme waarheid.
* **Epistemologie (Constructivisme):** De onderzoeker en het onderzoeksobject zijn verbonden. Kennis wordt opgebouwd tijdens het onderzoek, vooral door de onderzoeker die zich inleeft in de wereld van de respondent. Het gaat om het verstaan van de unieke visie van een persoon.
* **Methodologie (Constructivisme):** Onderzoeker en respondent zijn in dialoog, niet in debat. Er is een continue interactie tussen onderzoeker en onderzoeksobject, wat leidt tot een interpretatieve en inductieve benadering. Onderzoeksdesigns die diepteonderzoek toelaten, zoals fenomenologie of bepaalde stromingen binnen grounded theory, passen hierbij.
> **Tip:** Het constructivisme benadrukt dat kennis niet passief wordt ontvangen, maar actief wordt geconstrueerd door individuen in interactie met hun omgeving en met anderen.
### 3.3 Onderzoeksdesigns binnen kwalitatief onderzoek
Binnen het kwalitatief onderzoek bestaan verschillende designs die elk hun eigen focus en methodologische aanpak hebben, vaak geworteld in specifieke paradigma's:
#### 3.3.1 Descriptief kwalitatief onderzoek
Dit type onderzoek levert een omvattende beschrijving van een fenomeen in een specifieke context. Het analyseert patronen en thema's uit narratieve inhoud en is nuttig om het 'hoe', 'wat' en 'waar' van gebeurtenissen te onderzoeken, met een interpretatieve insteek.
* **Toepassing:** Heldere beschrijving van fenomenen, focus op gebeurtenissen, processen, en evaluaties in het dagelijks leven. Wordt gebruikt om interventies te verfijnen, te evalueren of de ontvangst ervan te bevragen.
#### 3.3.2 Fenomenologie
Geïnspireerd door Edmund Husserl, bestudeert fenomenologisch onderzoek de doorleefde ervaringen van individuen om tot een begrip te komen van de betekenis die zij aan een fenomeen geven door middel van hun eigen perceptie. Dit is verbonden met de specifieke leefwereld en context van de beleving.
* **Stromingen:** Descriptieve fenomenologie en interpretatieve fenomenologie.
* **Focus:** Niet alleen wat mensen doen, maar vooral de betekenis die zij daaraan geven.
> **Example:** De vraag "Hoe voelt het als jonge vrouw om te leven met borstkanker?" verkent de ervaren betekenis van de aandoening in connectie met de omgeving van de persoon.
#### 3.3.3 Grounded theory
Ontwikkeld door Glaser en Strauss, is grounded theory gericht op theorieconstructie op basis van data. Het bestudeert sociale processen in een context om een verklarende theorie op te bouwen, met de nadruk op het gedrag van mensen en de relaties tussen concepten.
* **Kernprincipes:**
* **Theoretische steekproeftrekking:** Dataverzameling en -analyse verlopen simultaan om de theorie gaandeweg te verfijnen en tegronden in de data.
* **Constante vergelijkende methode en iteratief proces:** Een cyclisch proces van dataverzameling en -analyse om te controleren of de theorie nog steeds gefundeerd is in de empirische data.
* **Coderen:** Open coderen (dicht bij de tekst), axiaal coderen (ordenen van codes, identificeren van een centraal fenomeen) en selectief coderen (verhaal schrijven dat categorieën verbindt).
* **Memoing:** Het documenteren van ideeën, reflecties, gevoelens en interpretaties van de onderzoeker tijdens het gehele proces.
> **Example:** Een studie die obstakels onderzoekt voor laagopgeleide Vlaamse vrouwen om deel te nemen aan borstkankerscreening, met als doel een theorie hierover op te bouwen.
#### 3.3.4 Case study
Een case study onderzoekt in de diepte een actueel fenomeen (de case of cases) in hun real-life context met behulp van diverse dataverzamelingstechnieken. Het levert rijke informatie op, kan kwalitatieve en kwantitatieve data bevatten, en onderzoekt een enkele case of meerdere cases.
* **Kenmerken:** Casussen kunnen uniek, extreem of typisch zijn, en kunnen longitudinaal worden onderzocht. Een case kan een individu, groep of gebeurtenis zijn.
* **Toepassing:** Exploratie van nog niet grondig bestudeerde fenomenen, formuleren van nieuwe hypothesen, diepgaande analyse van gedragingen vanuit verschillende perspectieven.
* **Beperking:** Veralgemening van de resultaten kan lastig zijn. Transparantie in de selectie van cases is cruciaal.
> **Example:** Een onderzoek naar de ervaringen van verpleegkundigen met zelfzorg en zelfcompassie en de relatie daarvan met compassionele zorg voor patiënten, waarbij verschillende factoren die deze processen beïnvloeden worden onderzocht.
#### 3.3.5 Etnografie
Dit design richt zich op de systematische beschrijving en interpretatie van de cultuur van een groep of gemeenschap. De onderzoeker duikt in de leefwereld van de groep om hun gebruiken, waarden en sociale structuren te begrijpen vanuit het perspectief van de insider.
#### 3.3.6 Actieonderzoek
Actieonderzoek is een cyclisch proces waarbij onderzoekers en praktijkmensen samenwerken om een probleem in de praktijk op te lossen en tegelijkertijd kennis te genereren. Het is zowel een onderzoeksmethode als een interventiestrategie gericht op verandering en verbetering.
---
# Onderzoeksdesigns in kwalitatief onderzoek
Dit hoofdstuk introduceert en beschrijft verschillende onderzoeksdesigns die binnen kwalitatief onderzoek gebruikt worden, waaronder descriptief kwalitatief onderzoek, fenomenologie, grounded theory, case study en etnografie, en belicht hun specifieke kenmerken en toepassingen.
## 4.1 Descriptief kwalitatief onderzoek
Een descriptief kwalitatief onderzoek heeft als doel een omvattende beschrijving te geven van een fenomeen binnen een specifieke context. De analyse richt zich op patronen en thema's die voortkomen uit narratieve inhoud. Dit type onderzoek is met name nuttig wanneer men de 'hoe', 'wat' en 'waar' van gebeurtenissen wil onderzoeken, waarbij interpretatie een rol speelt.
> **Tip:** Descriptief kwalitatief onderzoek is meer dan louter beschrijven; het omvat ook analyse en interpretatie van data.
### 4.1.1 Toepassingen van descriptief kwalitatief onderzoek
* **Verfijnen van interventies:** Voorafgaand aan een grotere studie kunnen interventies verfijnd worden.
* **Evalueren van interventies:** Gedurende een studie kan dit design gebruikt worden om interventies te evalueren en ervaringen van deelnemers te bevragen (wat werkte, wat niet).
* **Ontvangen van resultaten:** Na een studie of interventie kan onderzocht worden hoe de resultaten werden ontvangen door verschillende belanghebbenden.
## 4.2 Fenomenologie
Fenomenologisch onderzoek, met Edmund Husserl als grondlegger, bestudeert de doorleefde ervaringen van individuen om inzicht te verkrijgen in de betekenis die zij aan een fenomeen geven door middel van hun eigen perceptie. De focus ligt op de specifieke, individuele leefwereld en de context van de beleving. Het gaat niet alleen om wat mensen doen, maar vooral om de betekenis die zij daaraan geven.
> **Tip:** Fenomenologie exploreert de 'essentie' van een ervaring, de subjectieve beleving en de betekenis die eraan wordt toegekend.
### 4.2.1 Stromingen binnen fenomenologie
Er worden twee belangrijke stromingen onderscheiden:
* **Descriptief:** Gericht op een gedetailleerde beschrijving van de ervaring, zoals beoefend door Husserl en Giorgi.
* **Interpretatief:** Meer gericht op de interpretatie van de ervaring, zoals ontwikkeld door Heidegger.
### 4.2.2 Kenmerken van fenomenologisch onderzoek
* **Betekenisgeving:** Onderzoekers kijken naar de betekenis die individuen toekennen aan hun ervaringen.
* **Subjectieve ervaring:** De nadruk ligt op de persoonlijke, subjectieve beleving van het fenomeen.
* **Contextafhankelijkheid:** De beleving is nauw verbonden met de specifieke leefomgeving en context.
## 4.3 Grounded theory
Grounded theory, ontwikkeld door Barney Glaser en Anselm Strauss, is gericht op het construeren van theorie op basis van data. Het doel is het bestuderen van sociale processen binnen een bepaalde context om een verklarende theorie te ontwikkelen. De focus ligt op het gedrag van mensen en de relaties tussen concepten die variatie in gedrag verklaren. Dit proces houdt de onderzoeker dicht bij de 'reële wereld' om de resultaten te funderen in de sociale wereld van de bestudeerde personen.
> **Tip:** Grounded theory is een inductieve benadering waarbij de theorie voortkomt uit de data, en niet andersom.
### 4.3.1 Methoden binnen Grounded Theory
* **Theoretische steekproeftrekking:** Dataverzameling en analyse verlopen simultaan. De steekproef ontstaat flexibel gaandeweg het onderzoek. Men begint met een doelgericht staal van typische casussen, waarna een theoretisch staal wordt opgebouwd om concepten te verfijnen en kenniskloven te dichten.
* **Constante vergelijkende methode en iteratief proces:** Een cyclisch proces van dataverzameling en analyse, waarbij de theorievorming continu getoetst wordt aan de empirische data.
* **Coderen:**
* **Open coderen:** Dicht bij de tekst coderen.
* **Axiaal coderen:** Open codes op een nieuwe manier ordenen met de identificatie van een centraal fenomeen, vaak visueel weergegeven in een logisch diagram.
* **Selectief coderen:** Het schrijven van het verhaal dat de categorieën verbindt.
* **Memoing:** Het noteren van ideeën, gedachten en interpretaties tijdens het gehele onderzoeksproces. Memo's documenteren de historiek van de steekproefopbouw, het coderen en de relaties tussen codes.
> **Example:** Een onderzoek naar de obstakels die laagopgeleide Vlaamse vrouwen ervaren bij het deelnemen aan borstkankerscreening zou een passende toepassing zijn voor grounded theory.
## 4.4 Case study (Casestudy)
Een case study onderzoekt in de diepte een actueel fenomeen (de 'case' of 'cases') binnen de real-life context door middel van een veelheid aan dataverzamelings-technieken. Dit levert een rijke hoeveelheid aan informatie op, die zowel kwalitatief als kwantitatief kan zijn. Een case kan een individu, groep, gebeurtenis, of een organisatie zijn.
> **Tip:** Case studies bieden een diepgaande analyse van een specifiek fenomeen, maar de generaliseerbaarheid van de resultaten kan een beperking zijn.
### 4.4.1 Kenmerken en toepassingen van case studies
* **Exploratief:** Kan gebruikt worden om een fenomeen dat nog niet grondig bestudeerd is te exploreren, met als doel het formuleren van nieuwe hypothesen.
* **Diepgaande analyse:** Maakt een grondige analyse mogelijk vanuit verschillende perspectieven en met diverse dataverzamelings-technieken.
* **Verklaren van handelingen:** Helpt bij het nagaan waarom mensen bepaalde handelingen stellen.
* **Transparantie:** Het is belangrijk om transparant te zijn over de selectie van cases.
* **Sterktes:** Zeer diepgaande interviews, observaties en analyse.
* **Beperking:** Generaliseerbaarheid van de resultaten.
> **Example:** Een studie die de ervaringen van verpleegkundigen met zelfzorg en zelfcompassie onderzoekt en hoe dit zich verhoudt tot compassievolle zorg voor patiënten, is een voorbeeld van een case study. Een ander voorbeeld is de analyse van de impact van sociale context op een participatief peer education programma gericht op jongeren in Zuid-Afrika.
## 4.5 Etnografie
Etnografie is een kwalitatief onderzoeksdesign dat zich richt op het systematisch beschrijven en interpreteren van de cultuur en het sociale gedrag van een specifieke groep of gemeenschap. Onderzoekers duiken als het ware in de leefwereld van de bestudeerde groep, vaak door middel van langdurige participatieve observatie en diepte-interviews. Het doel is een gedetailleerd beeld te krijgen van de sociale patronen, waarden, overtuigingen en praktijken van de groep vanuit het perspectief van de leden zelf.
> **Tip:** Etnografie vereist een langdurige en intensieve betrokkenheid van de onderzoeker binnen de bestudeerde gemeenschap om een diepgaand cultureel begrip te ontwikkelen.
### 4.5.1 Kenmerken van etnografie
* **Culturele focus:** Centraal staat het beschrijven en begrijpen van cultuur en sociale patronen.
* **Participatieve observatie:** De onderzoeker neemt deel aan het dagelijks leven van de bestudeerde groep.
* **Holistisch perspectief:** Streeft naar een alomvattend begrip van de sociale realiteit van de groep.
* **Inductieve benadering:** Theorieën en inzichten ontstaan vanuit de data, niet vanuit vooraf bepaalde hypotheses.
* **Oog voor detail:** Aandacht voor de subtiele nuances van gedrag, taal en sociale interactie.
> **Example:** Een antropoloog die een jaar bij een inheemse stam woont om hun rituelen, sociale structuren en wereldbeelden te bestuderen, verricht etnografisch onderzoek.
## 4.6 Overige onderzoeksdesigns (kort vermeld)
* **Actieonderzoek:** Een vorm van onderzoek die gericht is op het oplossen van praktische problemen in een specifieke context, waarbij de onderzoeker samenwerkt met de betrokkenen om verandering te bewerkstelligen. Dit design is vaak cyclisch van aard: plan, actie, observatie, reflectie.
---
### Voorbereiding op Examens
* **Computer examen:** Het kwalitatieve deel van het examen duurt één uur en bestaat uit drie vragen.
* Eén hoofdvraag, bijvoorbeeld het coderen van een tekst, het beoordelen van de kwaliteit van een interview, of het analyseren van een Engelstalig artikel.
* Twee bijkomende vragen, die bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op het samenstellen van een onderzoeksstaal aan de hand van een casus, een theoretische vraag, of het toelichten van begrippen.
* **Studie informatiefiche:** Raadpleeg de studie informatiefiche voor specifieke details over het examen en de cursusinhoud.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ethiek in kwalitatief onderzoek | Dit verwijst naar de morele principes en richtlijnen die het gedrag van onderzoekers sturen bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek, met speciale aandacht voor de bescherming van deelnemers en de integriteit van het onderzoeksproces. |
| Procedurele ethiek | Deze vorm van ethiek richt zich op de formele procedures en protocollen die gevolgd moeten worden, zoals goedkeuring door een ethische commissie, om ethisch verantwoord onderzoek te garanderen. |
| Situationele ethiek | Dit betreft de alledaagse ethische kwesties en dilemma’s die zich voordoen tijdens het uitvoeren van onderzoek in de praktijk, waarbij continue reflexiviteit van de onderzoeker vereist is. |
| Relationele ethiek | Deze ethiek focust op de ethisch correcte, respectvolle en waardige relatie tussen de onderzoeker en de respondent, waarbij er sprake is van voortdurende en intensieve interactie en wederzijds respect. |
| Proces-informed-consent | Een vorm van informed consent waarbij toestemming niet eenmalig wordt verkregen, maar gedurende het gehele onderzoeksproces opnieuw wordt bevraagd en geëvalueerd, wat continuïteit in de vrijwilligheid van deelname waarborgt. |
| Reflexiviteit | Reflexiviteit is het proces waarbij een onderzoeker kritisch reflecteert op zijn/haar eigen identiteit, positie, perspectieven, vooroordelen en de invloed daarvan op het onderzoeksproces, de dataverzameling en de analyse. |
| Veldnota’s | Dit zijn documenten die onderzoekers tijdens hun veldwerk maken om observaties, ethische aspecten, dilemma’s, interacties en reflecties te noteren, wat helpt bij het in kaart brengen van de eigen rol en het waarborgen van de onderzoekskwaliteit. |
| Paradigma | Een paradigma, ook wel een "worldview" genoemd, is een set van gedeelde overtuigingen, aannames en waarden die de manier waarop onderzoekers naar de realiteit en kennis kijken, bepalen en sturen. |
| Ontologie | Ontologie is de filosofische studie die zich bezighoudt met de aard van het bestaan en de realiteit; in onderzoeksvraagstukken gaat het om de vraag "Wat is de aard van de realiteit?" en of deze losstaat van de mens of een sociale constructie is. |
| Epistemologie | Epistemologie is de filosofische studie van kennis, die zich bezighoudt met hoe we kennis vergaren en wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van wat we als mens kunnen kennen; in onderzoek gaat het om de relatie tussen onderzoeker en de te bestuderen realiteit. |
| Methodologie | Methodologie is de systematische studie van methoden, inclusief de beschrijving, verklaring en rechtvaardiging van onderzoeksbenaderingen, die de strategieën en procedures voor het vergaren van kennis omvat. |
| Descriptief kwalitatief onderzoek | Dit onderzoeksdesign is gericht op het geven van een omvattende beschrijving van een fenomeen binnen een specifieke context, waarbij patronen en thema’s uit narratieve data worden geanalyseerd en geïnterpreteerd. |
| Fenomenologie | Fenomenologie bestudeert de doorleefde ervaringen van individuen om inzicht te krijgen in de betekenis die zij geven aan een fenomeen, geplaatst binnen hun specifieke leefwereld en perceptie, met focus op de subjectieve ervaring. |
| Grounded theory | Grounded theory is een onderzoeksmethodologie die erop gericht is een verklarende theorie te construeren die gefundeerd is in de data, waarbij sociale processen en het gedrag van mensen binnen een fenomeen worden bestudeerd door middel van constante vergelijking en theoretische steekproeftrekking. |
| Case study (Case studie) | Een case study onderzoekt een actueel fenomeen (de case) diepgaand binnen zijn real-life context, waarbij een veelheid aan dataverzamelingstechnieken wordt gebruikt om een rijk en gedetailleerd begrip te verkrijgen, hoewel generaliseerbaarheid beperkt kan zijn. |
| Etnografie | Etnografie is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij onderzoekers de cultuur, het sociale gedrag en de gebruiken van een specifieke groep of gemeenschap bestuderen door middel van langdurige participatieve observatie en onderdompeling in hun natuurlijke omgeving. |