Cover
Comença ara de franc 1-2-pages-3.pdf
Summary
# Analyse van kwalitatieve interviews
Dit onderwerp behandelt de processen en uitdagingen die gepaard gaan met het analyseren van kwalitatieve interviewgegevens, met een focus op coderen en de onderliggende theoretische aannames.
### 1. Het coderen als analyseproces
De analyse van kwalitatieve interviewgegevens is een bron van angst en verwarring voor veel onderzoekers, met name studenten die voor het eerst onderzoek doen. Ondanks de centrale rol van analyse, wordt er in veel inleidende tekstboeken weinig of onduidelijk over gesproken. Er is algemene overeenstemming dat analyse een kwestie van "coderen" is [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1 Definities en benaderingen van coderen
Coderen wordt omschreven als het organiseren van fragmenten uit transcripten in categorieën, waarna gezocht wordt naar verbindende draden en patronen binnen categorieën en tussen categorieën, die vervolgens thema's genoemd kunnen worden. Ryan en Bernard definiëren coderen als het vinden van thema's, wat abstracte en vaak vage constructen zijn die onderzoekers identificeren voor, tijdens en na de dataverzameling. Charmaz stelt dat coderen het definiëren van acties of gebeurtenissen binnen de data omvat. Bogdan en Biklen beschrijven het ontwikkelen van een codesysteem als het zoeken naar regulariteiten, patronen en onderwerpen in de data, en het noteren van woorden en zinnen die deze vertegenwoordigen als codeer-categorieën. De verscheidenheid aan termen (categorieën, draden, patronen, thema's, regulariteiten, onderwerpen, constructen, acties, gebeurtenissen) kan verwarrend zijn voor beginners [2](#page=2).
De algemene aanpak omvat het lezen van transcripten en het ontwikkelen van een codesysteem, meestal "inductief" en zonder een voorafgaand theoretisch kader of conceptuele aannames. Dit focust vaak op wat gemeenschappelijk is aan verschillende interviews. Onderzoekers schrijven vaak dat hun codeer-categorieën "uit de data zijn voortgekomen". Vervolgens worden de transcripten doorzocht en wordt een categorie toegepast op alle gesproken materiaal. Het resultaat is een verzameling fragmenten met een of meer categorieën als label, waarna de resultatensectie deze categorieën weergeeft met citaten en een toelichting [2](#page=2).
#### 1.2 Thematische analyse en fenomenologie als coderingsbenaderingen
Verschillende benaderingen hebben de praktijk van analyse gedetailleerd uitgewerkt, waaronder thematische analyse (Boyatzis, 1998), empirische fenomenologie (Giorgi, 1985), interpretatieve fenomenologische analyse (Smith, 2004) en grounded theory (Glaser & Strauss, 1967; Strauss & Corbin, 1990) [2](#page=2).
### 2. Grounded theory en de processen van abstractie en generalisatie
Grounded theory, een populaire benadering, werd geïntroduceerd door Glaser en Strauss in 1967 met als doel de focus van sociaalwetenschappelijk onderzoek te verleggen van hypothese-testen naar theoriegeneratie. Het is een systematische manier om theorie te produceren uit empirische data, zonder dat men een "genie" hoeft te zijn. Grounded theory wordt beschouwd als een "inductieve methode" waarbij de onderzoeker algemene concepten ontwikkelt door abstractie uit empirische data, door "onderliggende uniformiteiten en diversiteiten naar voren te brengen" [3](#page=3).
#### 2.1 De vier stadia van analyse in grounded theory
De methode van grounded theory omvat een "constante vergelijkende methode" met vier stadia, die in de praktijk niet volledig gescheiden zijn. Dataverzameling, coderen en analyse gaan hand in hand, waardoor vragen die tijdens de analyse ontstaan, snel beantwoord kunnen worden door terug te keren naar het veld voor aanvullend onderzoek. Dit proces wordt "theoretische steekproeftrekking" genoemd [3](#page=3).
1. **Expliciet coderen**: Dit omvat het associëren van een of meerdere "categorieën" met elk "incident" in de data. Onderzoekers lezen het materiaal en "coderen elk incident in hun data in zoveel mogelijk analysecategorieën als mogelijk, naarmate categorieën ontstaan of naarmate er data ontstaat die past in een bestaande categorie". Een "conceptuele categorie" wordt verondersteld te "voortkomen" uit het bewijs en is een "relevante theoretische abstractie" uit de data. Een voorbeeld is de categorie "sociaal verlies" die voortkwam uit interviews met verpleegkundigen die zorgden voor stervende patiënten [3](#page=3) [4](#page=4).
* De basisregel van de constante vergelijkende methode is: "bij het coderen van een incident voor een categorie, vergelijk het met de voorgaande incidenten in dezelfde en verschillende groepen die in dezelfde categorie zijn gecodeerd". Dit proces stelt de analist in staat om een conceptuele categorie te identificeren en vervolgens de dimensies of eigenschappen ervan te definiëren [4](#page=4).
* Sommige categorieën worden "geabstraheerd" uit termen die door interviewees en informanten worden gebruikt ("in vivo" concepten), en andere worden "geconstrueerd" door de onderzoeker (dit zijn verklaringen). Bijvoorbeeld, de perceptie van een verpleegkundige van het sociale verlies van een stervende patiënt beïnvloedt hoe ze haar kalmte bewaart [4](#page=4).
2. **Integreren van categorieën**: Dit omvat het "integreren van categorieën en hun eigenschappen". Vergelijking verschuift naar een abstracter niveau om relaties tussen de conceptuele categorieën en hun eigenschappen vast te stellen [4](#page=4).
3. **Afbakenen van de theorie**: De theorie "verstevigt" naarmate er minder aanpassingen nodig zijn en concepten op hoger niveau worden gebruikt om de terminologie af te bakenen. Dit kan de reikwijdte van de theorie vergroten, zoals het generaliseren van de theorie van sociaal verlies naar de zorg voor alle patiënten door al het personeel. Categorieën worden "theoretisch verzadigd": nieuwe incidenten passen gemakkelijk in bestaande categorieën [4](#page=4).
4. **Schrijven van de theorie**: De theorie wordt beschreven in rapporten en publicaties. Memos voor elke categorie worden verzameld en samengevat, en bevatten "de inhoud achter de categorieën, die de hoofdthema's" van de geschreven theorie vormen. Een theorie is een "redelijk nauwkeurige verklaring van de bestudeerde zaken" die voorspelt en verklaart, en bedoeld is om generaliseerbaar te zijn [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.2 De rol van abstractie en generalisatie in coderen
Grounded theory is gebaseerd op abstractie en generalisatie. Het coderen deelt de data op in eenheden, verwijdert deze uit hun context, identificeert abstracte "categorieën", extraheert de "inhoud" van deze categorieën, en beschrijft deze inhoud in formele termen. Dit proces wordt door de auteurs Auerbach & Silverstein geïllustreerd met een voorbeeld over Haïtiaanse vaders, waarbij de woorden "ik hou van jou" worden geabstraheerd van hun context om een herhalend idee te identificeren: "Mijn vader zei nooit 'ik hou van jou'". De aanname is dat wat gemeenschappelijk is, algemeen is [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
> **Tip**: De nadruk op het abstraheren en generaliseren in grounded theory kan leiden tot het negeren van de specifieke context en nuance van individuele uitspraken. Dit is een cruciaal punt van kritiek op deze methode.
#### 2.3 Kritiek op de aannames van grounded theory
Het concept "incident" suggereert dat Glaser en Strauss geen onderscheid maken tussen een gebeurtenis en de beschrijving ervan. Ze gaan ervan uit dat de tekst van een interview een transparante weergave is van de "bestudeerde zaken", waardoor ze "door" het interview heen kunnen kijken naar de beschreven incidenten. Dit impliceert dat verbale beschrijvingen van incidenten bestudeerd kunnen worden zonder aandacht voor hun context. Fragmentatie is abstractie ten dienste van generalisatie [5](#page=5).
De poging om generaliseerbare kennis te verkrijgen door abstractie en generalisatie stuit op problemen met de betekenis van taal. Volgens Wittgenstein zijn veel concepten "polymorf" en vertonen ze "familiegelijkenissen". Het zoeken naar een universeel kenmerk dat gemeenschappelijk is voor alle exemplaren van een concept, leidt vaak tot niets. De betekenis van een woord ontleent zich aan het gebruik ervan in specifieke omstandigheden. Grounded theory, en met name Strauss en Corbin, gaan uit van een "naamgevingsmodel" van taal, waarbij woorden labels zijn voor concepten die objecten benoemen. Dit model, net als de "conduit-metafoor" van taal, wordt bekritiseerd door Wittgenstein. De analysepraktijk in grounded theory wordt beschreven als het "openen van de tekst om de gedachten, ideeën en betekenissen te ontsluiten die erin zijn opgenomen". Dit impliceert dat taal een conduit is en woorden containers [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 2.4 Het vervangen van de woorden van de interviewee
Een centraal onderdeel van de analyse is het vervangen van de oorspronkelijke woorden van de interviewee door een formele, abstracte en algemene beschrijving. Dit proces, dat ook "glossing" wordt genoemd, probeert "indexicale" (contextafhankelijke) expressies te vervangen door "non-indexicale" (objectieve) equivalenten. Garfinkel toonde aan dat dit een onmogelijke taak is, omdat de indexicaliteit van alledaagse taal inherent is aan betekenis en context. De aanname dat taal een simpele, directe en universele manier is om subjectieve ervaringen aan objectieve zaken te verbinden, wordt door deze kritiek ondermijnd [10](#page=10) [11](#page=11) [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip**: De nadruk op het elimineren van context en subjectiviteit in coderen kan leiden tot het verlies van de rijke, genuanceerde betekenis die in de specifieke woorden en context van de interviewee besloten ligt.
### 3. De problemen van coderen
De problemen geassocieerd met coderen zijn veelzijdig [12](#page=12):
* **Zoeken naar overeenkomsten**: Dit verliest de stem van het individu en gaat ervan uit dat woorden concepten definiëren en dat wat gemeenschappelijk is, algemeen is [12](#page=12).
* **Opsplitsen in delen en context verwijderen (fragmentatie)**: Dit vernietigt de onderlinge verbanden in een transcript, gaat ervan uit dat abstractie subjectieve ervaring vervangt door objectieve kennis, en beschouwt woorden als slechts voorbeelden van concepten [12](#page=12).
* **Extraheren van de inhoud en herformuleren in objectieve taal**: Dit gaat ervan uit dat taal een conduit is en woorden namen zijn, met een enkele, vaste betekenis. Het verhult de invloed van de onderzoeker [12](#page=12).
* **Het schrijven van de theorie met non-indexicale taal**: Dit is een onmogelijke taak die indexicaliteit als een probleem behandelt en de deelnemers "ontvolkt" [12](#page=12).
#### 3.1 Tacit understanding en de paradox van objectiviteit
De analysepraktijk, inclusief coderen, is sterk afhankelijk van "tacit understanding" of impliciet begrip van de onderzoeker. Onderzoekers gebruiken hun eigen kennis van taal en de sociale context om data te interpreteren en te coderen, zelfs wanneer ze proberen objectief te zijn. Dit creëert een paradox: kwalitatieve onderzoekers proberen toegang te krijgen tot de subjectiviteit van anderen, terwijl ze tegelijkertijd worstelen om hun eigen subjectiviteit te overwinnen om objectieve kennis te claimen. De zoektocht naar objectiviteit door middel van het elimineren van de "persoonlijke" elementen van kennis zou in feite de vernietiging van kennis zijn [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [18](#page=18).
#### 3.2 Alternatieve perspectieven op interpretatie
Hermeneutiek, de theorie van interpretatie, wordt voorgesteld als een manier om anders na te denken over hoe een onderzoeker begrijpt wat er in een interview wordt gezegd. Het idee van universaliteit in de betekenis van woorden wordt bekritiseerd ten gunste van een begrip van taal als een "medium van praktische activiteit". De conclusie is dat coderen, ondanks de belofte van objectiviteit, een onmogelijke taak is die inherent gebonden is aan interpretatie en de subjectiviteit van de onderzoeker [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [21](#page=21).
---
# Grounded theory als analysemethode
Grounded theory is een veelgebruikte benadering voor de analyse van kwalitatieve data die zich richt op de systematische generatie van theorie uit empirische gegevens [3](#page=3) .
### 2.1 Principes van Grounded Theory
Grounded theory, geïntroduceerd door Barney Glaser en Anselm Strauss in 1967 beoogt de focus van sociaalwetenschappelijk onderzoek te verleggen van hypothesetesten naar de ontdekking en generatie van theorie uit data. Het is een inductieve methode waarbij algemene concepten worden ontwikkeld door abstractie uit empirische data, met als doel onderliggende uniformiteiten en diversiteiten te ontdekken [3](#page=3) .
#### 2.1.1 De Constant Vergelijkende Methode
Centraal in grounded theory staat de "constant comparative method of qualitative analysis". Deze methode kent vier stadia die in de praktijk niet strikt gescheiden zijn, aangezien dataverzameling, codering en analyse hand in hand gaan [3](#page=3) .
* **Expliciet coderen**: Dit is de eerste fase waarin data wordt gecodeerd door "incidenten" (eenheden van data) te associëren met een of meer "categorieën". De onderzoeker codeert elk incident zo veel mogelijk in categorieën die uit de data zelf "emergeren" of die passen in bestaande categorieën. Een "conceptuele categorie" is een theoretische abstractie die uit de data wordt gegenereerd. De basisregel is om een gecodeerd incident te vergelijken met eerdere incidenten in dezelfde of verschillende groepen die in dezelfde categorie zijn gecodeerd. Dit proces stelt de analist in staat een conceptuele categorie te identificeren en vervolgens de dimensies of eigenschappen ervan te definiëren [3](#page=3) [4](#page=4) .
* **In vivo concepten**: Categorieën die zijn geabstraheerd uit de termen die door interviewees worden gebruikt [4](#page=4).
* **Geconstrueerde categorieën**: Categorieën die door de onderzoeker zijn gecreëerd en dienen als verklaringen [4](#page=4).
* **Integreren van categorieën en hun eigenschappen**: In dit stadium verschuift de vergelijking naar een hoger abstractieniveau om relaties tussen conceptuele categorieën en hun eigenschappen vast te stellen. Het doel is om de theorie te integreren tot een "verenigd geheel" [4](#page=4).
* **Afbakenen van de theorie**: De theorie wordt "gestold" wanneer er minder modificaties nodig zijn en er wordt gebruik gemaakt van concepten op hoger niveau om de terminologie af te bakenen. Dit kan de reikwijdte van de theorie vergroten, bijvoorbeeld door generalisatie naar alle patiënten en alle personeelsleden in plaats van alleen stervende patiënten en verpleegkundigen. Categorieën worden "theoretisch verzadigd" wanneer nieuwe incidenten gemakkelijk passen en alleen nog codering vereisen als ze iets nieuws toevoegen aan de theorie [4](#page=4).
* **Schrijven van de theorie**: De theorie wordt beschreven in rapporten en publicaties. Memos per categorie worden verzameld en samengevat; deze bevatten de "inhoud achter de categorieën" en vormen de hoofdthema's van de geschreven theorie [4](#page=4).
#### 2.1.2 Abstractie en Generalisatie
De kern van grounded theory, net als bij andere coderingsbenaderingen, ligt in de praktijken van abstractie en generalisatie [3](#page=3) [5](#page=5) [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Abstractie**: Het proces van het verdelen van data (zoals een interviewtranscript) in afzonderlijke eenheden ("incidenten"), het loskoppelen van deze eenheden van hun context, en het identificeren van abstracte en algemene concepten of categorieën. Dit houdt in dat de inhoud van deze categorieën wordt geëxtraheerd [3](#page=3) [5](#page=5) [7](#page=7).
* **Generalisatie**: Het vinden van wat gemeenschappelijk is tussen deze geabstraheerde eenheden of categorieën. Dit leidt tot het definiëren van eigenschappen en soorten die aan elkaar gerelateerd zijn, resulterend in theorieën met "gegeneraliseerde relaties" [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.1.3 Concepten en Categorieën
In grounded theory worden woorden, objecten, gebeurtenissen en mensen gezien als voorbeelden van meer algemene categorieën of concepten. De interesse ligt bij de categorie ("stoelen" in het algemeen) in plaats van bij specifieke instanties. Dit vereist een manier van kijken waarbij dingen eigenschappen of kenmerken hebben, en categorieën van dingen gemeenschappelijke kenmerken delen [8](#page=8).
* **In vivo concepten** zijn termen die door de geïnterviewden worden gebruikt om processen en gedragingen te benoemen [4](#page=4).
* **Geconstrueerde concepten** zijn concepten die door de onderzoeker worden ontwikkeld en dienen als verklaringen. Bijvoorbeeld, "sociaal verlies" (geconstrueerd) kan het gedrag van een verpleegkundige beïnvloeden (in vivo concept "composure") [4](#page=4).
#### 2.1.4 De Rol van Memos
Tijdens de analyse schrijft de onderzoeker aantekeningen, "memos", over de categorieën en hun toepassing op de data. Deze memos worden als zeer belangrijk beschouwd, omdat ze "de inhoud achter de categorieën" bevatten en de basis vormen voor de geschreven theorie [4](#page=4).
#### 2.1.5 Theorie in Grounded Theory
Voor Glaser en Strauss is een theorie "een redelijk accurate weergave van de bestudeerde zaken". Deze theorie kan formeel (een set proposities) of informeel (een narratief) zijn. Het kan gaan om "formele theorie" (over een conceptueel onderzoeksgebied zoals formele organisatie) of "substantiële theorie" (over een specifiek praktisch onderwerp zoals patiëntenzorg). Een theorie voorspelt en verklaart, en is bedoeld om generaliseerbaar te zijn. Het doel is niet om één allesomvattende causale theorie te genereren, maar om "vele categorieën, eigenschappen en hypothesen over algemene problemen te genereren en plausibel voor te stellen" [4](#page=4).
### 2.2 Kritiek op Grounded Theory en Coderingspraktijken
Ondanks de populariteit van grounded theory, zijn er kritische kanttekeningen bij de onderliggende aannames en praktijken.
#### 2.2.1 De Conduit Metafoor en de "Naming" Benadering van Taal
Grounded theory gaat uit van een model van taal waarin woorden labels zijn voor concepten, die op hun beurt objecten benoemen. Dit is vergelijkbaar met de "conduit metafoor", waarbij gedachten en ideeën "in" woorden worden geplaatst en van spreker naar toehoorder worden overgebracht. Deze benadering, die teruggaat tot Augustinus, wordt bekritiseerd door filosofen zoals Wittgenstein, die stelt dat de betekenis van een woord voortkomt uit het gebruik ervan in specifieke omstandigheden, niet uit een vastomlijnd object dat het benoemt [20](#page=20) [6](#page=6) [7](#page=7) [9](#page=9).
> **Tip:** De kritiek op de "naming" benadering van taal benadrukt dat de betekenis van woorden contextueel is en niet losgekoppeld kan worden van het gebruik ervan. Dit heeft implicaties voor hoe we data interpreteren.
#### 2.2.2 Abstractie en Generalisatie ten koste van Context en Subjectiviteit
De nadruk op abstractie en generalisatie in grounded theory leidt tot het loskoppelen van data-eenheden van hun oorspronkelijke context. Dit proces kan de "stem" van het individu verliezen en de diversiteit en context van deelnemers negeren. Het resulteert vaak in een vervanging van de woorden van de geïnterviewde door de formele taal van de onderzoeker [10](#page=10) [12](#page=12) [16](#page=16) [19](#page=19) [3](#page=3) [5](#page=5) [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 2.2.3 De Onmogelijke Taak van het Elimineren van Indexicaliteit
Grounded theory probeert, net als veel andere analysemethoden, "indexicale" (contextafhankelijke) uitdrukkingen te vervangen door niet-indexicale (objectieve) equivalenten. Harold Garfinkel toonde echter aan dat deze taak, namelijk het volledig uitschrijven van alle impliciete kennis die nodig is om gesproken taal te begrijpen, onmogelijk is [10](#page=10) [11](#page=11) [13](#page=13) [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** Een student moest een gesprek transcriberen en "glossen" (uitleggen wat er werkelijk werd bedoeld). De studenten gaven aan dat dit een onmogelijke taak was omdat de context en de gedeelde achtergrondkennis essentieel zijn voor betekenis [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 2.2.4 De Rol van Tacit Understanding en Praktisch Redeneren
Ondanks de intentie om objectieve kennis te genereren, is coderen onlosmakelijk verbonden met het "taciete begrip" (impliciete kennis) van de onderzoeker. Coders gebruiken hun alledaagse competenties en hun begrip van de sociale context om de data te interpreteren, zelfs als dit niet expliciet wordt gemaakt. Het idee dat coderen objectiviteit biedt door het volgen van strikte procedures wordt in twijfel getrokken, omdat deze procedures zelf al voortkomen uit een reeds bestaand begrip [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [18](#page=18).
#### 2.2.5 De Paradox van Subjectiviteit en Objectiviteit
Kwalitatieve onderzoekers streven ernaar de subjectiviteit van de onderzochten te begrijpen, maar voelen tegelijkertijd de noodzaak om hun eigen subjectiviteit te elimineren om tot objectieve kennis te komen. Dit creëert een paradox: hoe kan een individu, met zijn eigen subjectiviteit, tot objectieve kennis komen?. Pogingen om "vooringenomenheden te buiten te sluiten" of "reflexiviteit" toe te passen, compenseren niet noodzakelijk voor de inherente subjectiviteit in het proces [13](#page=13) [21](#page=21) [7](#page=7).
#### 2.2.6 Grounded Theory en Kwantitatieve Data
Het is opvallend dat een significant deel van "The Discovery of Grounded Theory" gaat over kwantitatieve data. Glaser en Strauss stelden dat er geen fundamenteel conflict is tussen kwalitatieve en kwantitatieve methoden, en dat categorieën en eigenschappen net zo goed kunnen ontstaan uit kwantitatieve data als uit kwalitatieve data. Dit suggereert dat de onderliggende visie op kennis en realiteit in grounded theory niet verschilt van die van de traditionele empirisch-analytische wetenschap [5](#page=5).
> **Aandachtspunt:** De aanname dat data transparante representaties zijn van de bestudeerde zaken, waar men "doorheen kan kijken", is een kernpunt in de kritiek op de ontologische en epistemologische grondslagen van grounded theory [5](#page=5).
### 2.3 Samenvatting van de Problemen met Coderen
De stappen in het coderingsproces van grounded theory leiden tot diverse problemen [12](#page=12) [16](#page=16):
| Stap in Coderen | Problemen |
| :---------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Zoeken naar gemeenschappelijkheden. | Verliest de stem van het individu. Gaat ervan uit dat woorden concepten definiëren. Gaat ervan uit dat wat gemeenschappelijk is, algemeen is. |
| Delen in fragmenten. Context weglaten. | Vernietigt de verbanden in een transcript. Gaat ervan uit dat abstractie subjectieve ervaring vervangt door objectieve kennis. Gaat ervan uit dat woorden slechts voorbeelden van concepten zijn. |
| Extrageren van inhoud per eenheid. | Gaat ervan uit dat taal een doorgeefluik is en dat woorden containers zijn. Gaat ervan uit dat woorden namen zijn. Gaat ervan uit dat er één vaste betekenis is. Verbergt de invloed van de onderzoeker. |
| Herschrijven in objectieve taal. | Voert een onmogelijke taak uit. Behandelt indexicaliteit als een probleem dat geëlimineerd moet worden. Ontmenselijkt de deelnemers. |
De nadruk op coderen weerspiegelt de angst en verwarring die veel kwalitatieve onderzoekers voelen over de relatie tussen onderzoeker en participant, en tussen subjectiviteit en objectiviteit. Het streven naar objectieve kennis door middel van abstractie en generalisatie wordt gezien als een poging om de paradox van subjectiviteit te ontwijken, maar dit proces is inherent problematisch en kan leiden tot het verliezen van de rijkdom van de originele data [13](#page=13).
---
# Thick description en interpretatieve theorie van cultuur
Dit onderwerp onderzoekt het concept van 'thick description' (dichte beschrijving) zoals uiteengezet door Clifford Geertz en de implicaties ervan voor het begrijpen van cultuur als een systeem van betekenis [54](#page=54) [56](#page=56).
### 3.1 Het concept cultuur: Een semiotische benadering
Geertz definieert cultuur als een web van betekenissen waarin de mens is opgehangen. Dit impliceert dat de analyse van cultuur geen experimentele wetenschap is die naar wetten zoekt, maar een interpretatieve wetenschap die op zoek is naar betekenis. Het gaat om het ontrafelen van de betekenisstructuren die menselijk gedrag vormgeven [65](#page=65) [66](#page=66) [69](#page=69).
#### 3.1.1 Kritiek op traditionele opvattingen van cultuur
Geertz bekritiseert eerdere, bredere definities van cultuur, zoals die van E.B. Tylor ("het meest complexe geheel") die volgens hem meer verduistert dan onthult. Hij wijst ook op het theoretische moeras dat ontstaat uit een eclectische aanpak, zoals die van Clyde Kluckhohn met zijn vele definities van cultuur [65](#page=65).
#### 3.1.2 De semiotische invalshoek
Het concept van cultuur dat Geertz aanhangt, is wezenlijk semiotisch. Hij ziet cultuur als de door de mens zelf gesponnen 'webben van significantie'. Dit betekent dat de analyse van cultuur gericht is op het construeren van sociale uitingen, die op het eerste gezicht raadselachtig kunnen zijn [65](#page=65) [66](#page=66).
### 3.2 Dikke beschrijving als etnografische methode
De kern van de antropologische praktijk, en daarmee van de manier waarop cultuur bestudeerd wordt, is etnografie. Geertz stelt dat etnografie een "dikke beschrijving" inhoudt, een term ontleend aan Gilbert Ryle [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 3.2.1 De betekenis van "dikke beschrijving"
Ryle's concept van "dikke beschrijving" wordt geïllustreerd met het voorbeeld van oogknipperen: een simpele oogbeweging (dunne beschrijving) kan een onvrijwillige spasme zijn of een bewuste, betekenisvolle signaal (dikke beschrijving). Een "dikke beschrijving" onthult de gelaagde betekenissen en implicaties achter gedrag. Het is niet simpelweg het registreren van feiten, maar het interpreteren van de betekenissen die deze feiten dragen binnen een sociaal en cultureel kader [67](#page=67) [68](#page=68).
> **Tip:** Denk aan het verschil tussen observeren dat iemand zijn ooglid samentrekt en begrijpen *waarom* hij dat doet: is het een knipoog, een imitatie van een knipoog, of iets anders? De etnografie richt zich op het laatste.
#### 3.2.2 Etnografie als interpretatie van interpretaties
Geertz benadrukt dat etnografische data in feite "eigen constructies van andermans constructies van wat zij en hun landgenoten van plan zijn" zijn. Dit betekent dat antropologen beginnen met hun eigen interpretaties van wat informanten doen of denken te doen, en deze vervolgens systematiseren. Antropologisch schrijven wordt hierdoor een vorm van interpretatie, een "fictie" in de zin van "iets gemaakt" [69](#page=69) [76](#page=76).
#### 3.2.3 Cultuur is publiek en betekenisvol
Cultuur is publiek omdat betekenis publiek is. Het bevindt zich niet in het hoofd van een individu, maar is een publiek, sociaal gevestigde structuur van betekenis. Het is niet belangrijk om te vragen of cultuur "subjectief" of "objectief" is, maar wat de betekenis ervan is [71](#page=71) [73](#page=73).
> **Voorbeeld:** Een Beethovenkwartet is niet simpelweg de bladmuziek, de vaardigheden om het te spelen, of de kennis van de uitvoerders. Het is een muzikaal werk, een betekenisvolle structuur van geluid die publiek toegankelijk is.
#### 3.2.4 Kritiek op behaviorisme en cognitivisme
Geertz bekritiseert het behaviorisme, dat gedrag reduceert tot observeerbare gebeurtenissen, en het cognitivisme, dat cultuur ziet als psychologische structuren in het hoofd van mensen. Hij stelt dat deze benaderingen de culturele realiteit te kort doen door deze te simplificeren [71](#page=71) [73](#page=73).
### 3.3 De rol van interpretatie in antropologisch onderzoek
Het doel van de antropologie, gezien door de lens van "dikke beschrijving", is de vergroting van het universum van menselijke discourse. Het gaat om het "converseren" met de ander, niet om het "native worden" [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 3.3.1 "Actor-oriented descriptions"
Beschrijvingen vanuit het perspectief van de actor ("actor-oriented descriptions") betekenen dat antropologische formuleringen worden gegoten in termen van de constructies die de insiders zelf toepassen op hun ervaringen. Dit betekent echter niet dat de beschrijvingen zelf deel uitmaken van de cultuur die beschreven wordt; ze zijn antropologisch van aard [76](#page=76).
#### 3.3.2 Validatie van etnografische beschrijvingen
De geldigheid van een etnografische beschrijving wordt niet gemeten aan de hand van een hoeveelheid ongeïnterpreteerde data, maar aan de mate waarin de beschrijving "verheldering verschaft over wat er op dergelijke plaatsen gebeurt" en "de verwarring reduceert". Het gaat om de "kracht van de wetenschappelijke verbeelding om ons in contact te brengen met de levens van vreemden" [76](#page=76) [77](#page=77).
> **Tip:** In plaats van te zoeken naar absolute waarheid, richt de "dikke beschrijving" zich op het vergroten van het begrip en het verminderen van de puzzel.
#### 3.3.3 Cultuur als context voor betekenis
Cultuur is geen kracht die causale attributie toelaat, maar een context waarin gebeurtenissen betekenisvol (dus dik) beschreven kunnen worden. Het begrijpen van een cultuur onthult de normaliteit van een volk zonder hun particulariteit te reduceren [75](#page=75).
### 3.4 De aard van culturele theorievorming
Geertz stelt dat interpretatieve benaderingen van cultuur vaak weerstand bieden aan conceptuele articulatie en beoordeling. Culturele theorie moet dichter bij de "grond" blijven dan in meer abstracte wetenschappen [85](#page=85).
#### 3.4.1 De spanning tussen beschrijving en theorie
De spanning tussen de noodzaak om een onbekende wereld van symbolische actie te doorgronden en de eisen van theoretische vooruitgang is inherent aan culturele theorievorming. De algemeenheid van culturele theorie ontstaat uit de delicatesse van de onderscheidingen, niet uit de breedte van abstracties [86](#page=86).
#### 3.4.2 De "klinische" aard van culturele theorie
Culturele theorie is niet strikt voorspellend. Ze is gericht op het genereren van interpretaties van reeds bestaande zaken. De theoretische kaders moeten echter wel bestand zijn tegen toekomstige sociale fenomenen. Kennis van cultuur groeit in "spurts" in plaats van als een cumulatieve reeks bevindingen [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 3.4.3 "Generaliseren binnen gevallen"
Het generaliseren binnen gevallen, vergelijkbaar met klinische inferentie in de geneeskunde, is kenmerkend voor culturele theorie. Het doel is niet het subsumeren onder een heersende wet, maar het plaatsen van symbolische acts binnen een begrijpelijk kader, oftewel "diagnostiek" [87](#page=87).
> **Voorbeeld:** Een arts die symptomen analyseert om een diagnose te stellen, vergelijkbaar met een antropoloog die symbolische acties interpreteert om de betekenis binnen een cultuur te achterhalen.
### 3.5 De beperkingen en uitdagingen van de interpretatieve benadering
Interpretatieve antropologie is een wetenschap die minder vooruitgang boekt door consensus, maar meer door een verfijning van het debat. De analyse van symbolische vormen moet nauw verbonden blijven met concrete sociale gebeurtenissen [90](#page=90) [91](#page=91).
#### 3.5.1 Micropraktijk en brede interpretaties
Antropologen benaderen brede interpretaties en analyses vaak vanuit een diepgaande kennis van zeer kleine zaken ("micropraktijk"). De uitdaging ligt in het overbruggen van de kloof tussen deze gedetailleerde etnografische observaties en grootschalige culturele conclusies, zonder terug te vallen op simplistische modellen zoals het "microkosmische" model of het "natuurlijke experiment" [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83).
#### 3.5.2 De culturele analyse als "inscriptie"
Etnografen "inscriberen" sociale discourse; ze schrijven het op, waardoor het van een vluchtig moment een account wordt dat opnieuw geraadpleegd kan worden. Dit proces van "schrijven" is essentieel voor het vastleggen van de "gezegde" van de taalhandeling, de betekenis van de spreekgebeurtenis, niet de gebeurtenis zelf [80](#page=80).
#### 3.5.3 De continuïteit van het debat
Culturele analyse is intrinsiek onvolledig en hoe dieper het gaat, hoe minder compleet het wordt. Het is een wetenschap waarbij de meest treffende uitspraken vaak het meest fragiel zijn gebaseerd. Het zich committeren aan een semiotisch concept van cultuur en een interpretatieve benadering betekent zich committeren aan een visie op etnografische beweringen als "essentieel betwistbaar" [90](#page=90).
> **Voorbeeld:** Een beschrijving van een schaaproof, de teruggave ervan, en de politieke inbeslagname ervan, is een sociaal discours dat, ook al is het gevoerd in meerdere talen, nog steeds bestudeerd kan worden dankzij de etnografische inscriptie [79](#page=79).
De centrale claim is dat het begrijpen van cultuur vraagt om een "dikke beschrijving" die de gelaagde betekenissen achter menselijk gedrag blootlegt, en dat de analyse hiervan een interpretatieve onderneming is die het universum van menselijke discourse vergroot [77](#page=77).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectieve studie van subjectiviteit | Het onderzoeken van subjectieve ervaringen en inzichten op een systematische en detachere manier, waarbij de nadruk ligt op het verkrijgen van objectieve kennis uit subjectieve data. |
| Kwalitatief onderzoekinterview | Een gespreksvorm waarbij de onderzoeker diepgaande informatie verzamelt over de ervaringen, perspectieven en betekenissen van deelnemers, met het doel complexe sociale fenomenen te begrijpen. |
| Coderen | Het proces van het toekennen van labels of categorieën aan delen van tekst of data om patronen, thema's en concepten te identificeren die ten grondslag liggen aan de verzamelde informatie. |
| Grounded theory | Een inductieve onderzoeksbenadering die streeft naar het ontwikkelen van theorieën die direct gegrond zijn in empirische data, waarbij analyse en dataverzameling hand in hand gaan. |
| Constant comparative method | Een kernelement van grounded theory waarbij data, categorieën en eigenschappen voortdurend met elkaar worden vergeleken om concepten te ontwikkelen en de theorie te verfijnen. |
| Abstractie | Het proces van het identificeren van gemeenschappelijke kenmerken en eigenschappen binnen discrete eenheden van data, om zo algemene concepten of categorieën te vormen. |
| Generalisatie | Het proces van het uitbreiden van bevindingen van specifieke gevallen naar bredere patronen, concepten of theorieën, gebaseerd op de geabstraheerde elementen. |
| 'In vivo' concepten | Categorieën of termen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de taal van de interviewde personen, en die de processen en gedragingen die verklaard moeten worden, direct labelen. |
| Memos | Aantekeningen die onderzoekers maken tijdens het analyseproces om hun ideeën, gedachten en interpretaties over categorieën en hun relaties vast te leggen, die later de basis vormen voor de theorie. |
| Delimiteren | Het proces binnen grounded theory waarbij de theorie wordt verfijnd en afgebakend door te focussen op de meest essentiële concepten en hun onderlinge relaties, om zo de reikwijdte van de theorie te vergroten. |
| Theoretische saturatie | Het punt waarop nieuwe data of incidenten die worden verzameld, geen nieuwe informatie of inzichten meer toevoegen aan de bestaande categorieën en theorie, wat aangeeft dat de analyse is voltooid. |
| 'Taalspel' (language game) | Een concept van Wittgenstein dat verwijst naar hoe woorden betekenis krijgen door hun gebruik in specifieke contexten en activiteiten, waarbij de betekenis niet vastligt maar voortkomt uit de praktijk. |
| Indexicaliteit | De eigenschap van taal waarbij de betekenis van woorden en uitingen afhankelijk is van de context waarin ze worden gebruikt, zoals de spreker, plaats en tijd. |
| Non-indexicale expressies | Taaluitingen die zelfstandig te begrijpen zijn, zonder directe afhankelijkheid van de specifieke context waarin ze zijn voortgebracht; dit staat tegenover indexicale uitingen. |
| Dichte beschrijving (Thick description) | Een antropologisch concept van Clifford Geertz dat verwijst naar het gedetailleerd beschrijven en interpreteren van sociale handelingen, met aandacht voor de gelaagde structuren van betekenis en context. |
| Betekeniswebben | Metafoor van Geertz die cultuur beschrijft als complexe netwerken van symbolen en betekenissen die door mensen zelf worden gecreëerd en waarin zij leven en handelen. |
| Interpretatieve wetenschap | Een benadering van wetenschappelijk onderzoek die zich richt op het begrijpen van de betekenis achter sociale handelingen en culturele uitingen, in plaats van het zoeken naar universele wetmatigheden. |
| Actor-georiënteerde beschrijvingen | Beschrijvingen van culturele fenomenen die proberen de betekenissen en interpretaties van de betrokkenen zelf weer te geven, vanuit hun perspectief en constructies. |
| Semiotisch concept van cultuur | De opvatting dat cultuur een systeem van tekens en betekenissen is, en dat de analyse daarvan een interpretatieve zoektocht naar betekenis is. |
| Verstehen | Een term uit de sociologie en filosofie die verwijst naar het begrijpen van de subjectieve betekenis die actoren aan hun handelingen toekennen. |
| Hermeneutiek | De theorie van interpretatie, oorspronkelijk gericht op het begrijpen van teksten, maar later uitgebreid naar de interpretatie van alle vormen van menselijke expressie en betekenis. |
| Ontologische compliciteit | Een concept dat suggereert dat het begrijpen van een tekst of een vorm van leven een proces is waarbij de lezer of onderzoeker in een gedeelde relatie komt te staan met de inhoud of de wereld die wordt beschreven. |