Cover
Comença ara de franc Hoofdstuk 6.pdf
Summary
# Nieuwe media, nieuwe theorieën en maatschappelijke veranderingen
Dit onderwerp onderzoekt hoe bestaande sociaalwetenschappelijke theorieën omgaan met nieuwe media en communicatietechnologieën, en benadrukt de complexe wisselwerking tussen technologie en samenleving, waarbij utopische en dystopische visies worden vermeden [3](#page=3).
### 1.1 De uitdaging van het analyseren van nieuwe media
De snelle ontwikkeling van media en nieuwe communicatietechnologieën roept de vraag op of bestaande sociaalwetenschappelijke theorieën en methoden, die grotendeels uit het analoge tijdperk stammen, nog steeds geschikt zijn voor het analyseren van deze nieuwe fenomenen. Het is echter niet zo dat deze theorieën gedoemd zijn tot vergetelheid, aangezien media en communicatie onlosmakelijk verbonden zijn met maatschappelijke processen die trager veranderen. Technologisch- en maatschappijdeterministische verklaringen zijn waarschijnlijk onvoldoende om de complexe wisselwerking tussen media en de bredere samenleving te analyseren. Complexiteit, nuance en een historisch perspectief zijn cruciaal bij het onderzoek naar (nieuwe) media. Analyses die de complexe relatie tussen media/ICT en maatschappelijke evoluties negeren, leiden vaak tot utopische "boom-visies" of dystopische "doom-visies". Utopische visies voorspellen een technologische toekomst met minder werk en meer vrijheid, terwijl dystopische visies waarschuwen voor toenemende controle en beperking van de handelingsvrijheid door (nieuwe) media [3](#page=3).
### 1.2 Evolutie versus revolutie in mediatheorieën
Een gerelateerd onderscheid in hoe men nadenkt over de impact van media en technologie op de samenleving is dat van evolutie versus revolutie. De evolutievisie ziet nieuwe media als een onderdeel van de kapitalistische dynamiek, waarbij traditionele structuren en machtsposities grotendeels gehandhaafd blijven ondanks technologische veranderingen. De revolutievisie daarentegen spreekt over radicale wijzigingen en nieuwe breuklijnen, waarbij de wereld na de informatie- en communicatietechnologierevolutie fundamenteel anders is [3](#page=3).
### 1.3 Mediumgeoriënteerde benaderingen en historische amnesie
Dit hoofdstuk kijkt eerst naar auteurs die zich richten op de rol van media in maatschappelijke ontwikkeling. Deze mediumgeoriënteerde benaderingen hebben na de institutionalisering van de communicatiewetenschappen interessante ideeën opgeleverd om de rol van media te problematiseren. Ze zijn ook nuttig voor het tweede deel van het hoofdstuk, dat focust op theoretische benaderingen van wat we nu als nieuwe media beschouwen. Een terugblik op eerdere benaderingen kan helpen een zekere historische amnesie te vermijden bij het schrijven over nieuwe media. Bij de introductie van elk nieuw medium, zoals radio, televisie of het internet, wordt er zowel utopisch als dystopisch gereageerd op de mogelijke impact. Inzichten uit het verleden zijn daarom waardevol voor hedendaagse analyses. Een terugkerend probleem bij de rol van media ten opzichte van de samenleving is technologisch determinisme [4](#page=4).
### 1.4 Het analyseren van nieuwe communicatietechnologieën: een niemandsland?
McQuail stelde al in 1987 de vraag of nieuwe communicatietechnologieën geen niemandsland voor communicatieonderzoekers creëren. Er zijn twee belangrijke hindernissen: het is moeilijk om iets over de toekomst te leren door de huidige vormen te bestuderen, en het studieobject is complex en veelzijdig. Burgelman identificeert vier axioma's voor niet-technisch onderzoek naar nieuwe media [5](#page=5):
1. **Technologische en maatschappelijke evolutie zijn vaak in discrepantie met elkaar**. De maatschappelijke impact van media wordt pas veel later voelbaar en wordt mede gevormd door de specifieke sociale en historische context. Een voorbeeld hiervan is fotografie, dat technisch al vroeg mogelijk was maar pas veel later wijdverspreid raakte voor andere toepassingen dan portretten [5](#page=5).
2. **Wat technologisch kan, zal daarom niet per se gebeuren, hoewel dit vaak wordt verondersteld**. De geschiedenis kent veel nieuwe media die nooit doorbraken, zoals een GPS-halsband voor honden, quadrafonisch geluid, of 3D-televisie. Technologisch is veel mogelijk, maar de succesfactoren zijn afhankelijk van diverse randvoorwaarden [5](#page=5) [6](#page=6).
3. **Er zijn veel belangrijke niet-technologische aspecten die de succesfactoren van communicatietechnologieën bepalen**. Mediagebruik wordt zelden enkel bepaald door de technologie zelf. Naast technische aspecten zijn gebruikersbehoeften (praktisch nut, esthetiek), economische aspecten (prijs), en inhoudelijk-culturele kenmerken (kwaliteit van programma's) cruciaal. Digitale televisie brak bijvoorbeeld pas door nadat de prijs daalde, de apparaten handzamer werden, en er programma's van digitale kwaliteit beschikbaar kwamen [6](#page=6).
4. **Communicatietechnologische trends kunnen slechts beperkt voorspeld worden**. Technologische innovaties zijn onvoorspelbaar omdat ze afhangen van de sociale context, machtsuitoefening en toeval. Vaak vervangen technologieën elkaar niet, maar ontwikkelen ze zich verder en passen ze zich aan een nieuwe context aan. Het voorbeeld van "Video Killed the Radio Star" illustreert dat beide media bleven bestaan [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.4.1 Relevantie voor het onderwijs
Deze lessen zijn ook relevant voor nieuwe media in een onderwijscontext. Hoewel studeren op afstand met behulp van technologie al langer mogelijk is, blijven fysieke bijeenkomsten in de aula bestaan. De redenen hiervoor zijn waarschijnlijk niet puur technologisch en dragen bij aan continuïteit in het hoger onderwijs. De COVID-19-crisis toonde aan dat de switch naar digitaal onderwijs mogelijk was, maar ook dat velen fysieke lessen verkiezen. Het is waarschijnlijk dat er vele niet-technische redenen zijn die bijdragen aan de voorkeur voor continuïteit in het hoger onderwijs, en dat uitsluitend online onderwijs en examens niet door iedereen met enthousiasme worden ontvangen [7](#page=7).
> **Tip:** Bij het analyseren van nieuwe media is het cruciaal om zowel de technologische mogelijkheden als de maatschappelijke context, gebruikersbehoeften en economische factoren mee te nemen. Vermijd zowel technologisch determinisme als een louter utopische of dystopische blik.
> **Voorbeeld:** De introductie van de smartphone was technologisch mogelijk in de vroege jaren 2000, maar de brede maatschappelijke adoptie en de transformatie van communicatie, werk en sociale interactie duurden nog vele jaren, beïnvloed door factoren als prijsdaling, de ontwikkeling van apps en de veranderende sociale normen rondom altijd-online-zijn.
---
# Diffusie van technologische innovaties
Deze sectie behandelt de theorie van Everett Rogers over de acceptatie en verspreiding van innovaties binnen een gemeenschap, waarbij adopter-categorieën, kenmerken van innovaties en het adoptieproces worden geanalyseerd, inclusief kritiek op de theorie [8](#page=8).
### 2.1 Het concept van diffusie
Diffusie van innovaties beschrijft het proces waarmee een innovatie wordt verspreid via specifieke communicatiekanalen, over een bepaalde tijdsperiode, naar leden van een sociale gemeenschap. Rogers zag diffusie als een unieke vorm van communicatie, 'a special type of communication, in that the messages are concerned with new ideas'. Het proces begint traag, kent een snelle groei tijdens de 'take-off'-fase, en vertraagt weer bij verzadiging, wat resulteert in een S-curve. De snelheid van dit proces wordt bepaald door de kenmerken van de populatie, de innovatie zelf en de fasen van het adoptieproces [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Denk bij het begrijpen van de S-curve aan de introductie van nieuwe technologieën zoals smartphones of elektrische auto's; de adoptie verloopt in golven [8](#page=8).
### 2.2 Adopter-categorieën
Rogers onderscheidt verschillende adopter-categorieën, gebaseerd op sociaal-psychologische kenmerken, sociaaleconomische status en communicatiegedrag [9](#page=9):
* **Innovators:** Personen met een hoge financiële status, bereid risico's te nemen, kosmopolitisch en actieve informatiezoekers die interpersoonlijke netwerken intensief gebruiken [9](#page=9).
* **Early adopters:** Beter geïntegreerd in de lokale gemeenschap, streven naar respect van peers en fungeren vaak als opinieleiders [9](#page=9).
* **Early majority:** Een grote groep die wacht tot de innovatie is ingeburgerd bij opinieleiders voordat ze zelf adopteren; hier vindt de doorbraak van een innovatie plaats [9](#page=9).
* **Late majority:** Staan initieel sceptisch en weigerachtig tegenover de innovatie, vaak deels door een lagere en onzekere financiële status, en hebben prikkels nodig zoals promoties of subsidies om te adopteren [9](#page=9).
* **Laggards:** Zeer conservatief en wantrouwig tegenover vernieuwing, zelfs als deze al door de meerderheid is aanvaard, en consumeren weinig media [9](#page=9).
Figuur 6.2 toont de verdeling van deze categorieën bij een geslaagd diffusieproces: Innovators (ongeveer 2.5%), Early adopters (ongeveer 13.5%), Early majority (ongeveer 34%), Late majority (ongeveer 34%) en Laggards (ongeveer 16%) [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Observeer de acceptatie van drones of VR-headsets. Wie koopt deze technologieën als eerste, en wie wacht tot het algemeen goed geaccepteerd is [9](#page=9)?
### 2.3 Kenmerken van de innovatie
De kenmerken van de innovatie zelf beïnvloeden de snelheid van het diffusieproces. Rogers identificeert de volgende factoren [10](#page=10):
* **Relatieve meerwaarde:** De mate waarin een innovatie als beter wordt beschouwd dan het voorgaande [10](#page=10).
* **Compatibiliteit:** De mate waarin de innovatie overeenstemt met bestaande waarden en behoeften van een sociaal systeem [10](#page=10).
* **Complexiteit:** De mate waarin een innovatie gemakkelijk of moeilijk te begrijpen is [10](#page=10).
* **Testbaarheid:** Of de innovatie vooraf getest kan worden [10](#page=10).
* **Visibiliteit:** De mate waarin de status van de innovatie getoond kan worden aan anderen [10](#page=10).
Daarnaast voegde Rogers twee elementen toe specifiek voor nieuwe informatie- en communicatietechnologieën [10](#page=10):
* **Reinvention:** De mate waarin een innovatie door een gebruiker wordt gewijzigd of aangepast [10](#page=10).
* **Kritische massa:** Het fenomeen waarbij elke nieuwe adopter de meerwaarde van het totale systeem verhoogt. Dit is vergelijkbaar met het concept van netwerkeffecten, zoals de Wet van Metcalfe [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Airbnb is een innovatie die baat heeft bij een kritische massa. Hoe meer aanbieders, hoe meer keuze voor consumenten, wat het platform aantrekkelijker maakt voor iedereen [10](#page=10).
### 2.4 Fasen van het adoptieproces
Rogers onderscheidt vijf fasen in het acceptatieproces van een innovatie [11](#page=11):
1. **Bewustwording (awareness):** Kennisnemen van de innovatie [11](#page=11).
2. **Interesse (interest):** Het erkennen van het belang en tonen van interesse [11](#page=11).
3. **Testen (trial):** Het testen en experimenteren met de innovatie [11](#page=11).
4. **Beslissing (decision):** Het beslissen over het al dan niet aanvaarden van de innovatie [11](#page=11).
5. **Adoptie (adoption):** De eigenlijke acceptatie van de innovatie [11](#page=11).
### 2.5 Kritiek op de theorie
Ondanks de brede toepasbaarheid van Rogers' theorie, heeft deze ook kritiek ontvangen. Belangrijke punten van kritiek zijn [11](#page=11):
* **Lineair-mechanistische opvatting:** De theorie gaat uit van een opeenvolging van fasen, wat de complexiteit en dynamiek van het innovatieproces negeert [11](#page=11).
* **Focus op geslaagde innovaties:** Het model biedt weinig verklaringen voor niet-geslaagde innovatieprocessen [11](#page=11).
* **Elitair karakter:** De theorie start vanuit het idee dat diffusie wordt geïnitieerd door een maatschappelijke elite [11](#page=11).
De theorie kan ook wijzen op het gevaar van technologisch determinisme, het geloof dat technologische veranderingen een eigen logica volgen en sociale verandering sturen, onafhankelijk van menselijke wil. Het is cruciaal om technologische ontwikkeling te zien in wisselwerking met maatschappelijke krachten, maar ook om tegengestelde benaderingen zoals gebruikersdeterminisme of maatschappijcentrisme te vermijden, aangezien media ook autonomie hebben ten opzichte van maatschappelijke actoren [11](#page=11).
---
# Mediumtechnologische benaderingen
Dit onderwerp analyseert theorieën die de dominante communicatietechnologie als sleutelelement zien voor het begrijpen van maatschappelijke veranderingen.
### 3.1 Het deterministische uitgangspunt van mediumtheorieën
Mediumdeterministische theorieën stellen dat de dominante communicatietechnologie in een bepaalde periode cruciaal is voor het begrijpen van de maatschappelijke structuur en veranderingen. De nadruk ligt hierbij niet op de inhoud van communicatie, maar op de technologische wijze van overdracht en de maatschappelijke implicaties hiervan. Elke technologie heeft een inherente 'bias' ten aanzien van bepaalde communicatievormen, -inhouden en -gebruiken [12](#page=12).
#### 3.1.1 De Toronto School: Innis en McLuhan
De Toronto School, vertegenwoordigd door Harold Innis en Marshall McLuhan, is een belangrijke stroming binnen de mediumdeterministische benaderingen.
##### 3.1.1.1 Harold Innis en de 'bias of communication'
Harold Innis onderzocht de relatie tussen communicatiemedia en de vorm van sociale structuren. Hij stelde dat het monopoliseren van de productie en distributie van kennis door bepaalde groepen essentieel is voor maatschappelijke organisatie en het beheersen van tijd en ruimte [12](#page=12).
* **Onderscheid orale en schriftculturen**:
* **Orale culturen**: Beperkt door face-to-face communicatie, kleinere schaal, kennisoverdracht via spraak van generatie op generatie. Kenmerken: stabiliteit, traditie, hiërarchie, gemeenschapsgericht [13](#page=13).
* **Schriftculturen**: Mogelijkheden tot coördinatie en controle over tijd en ruimte. Informatie kan worden doorgegeven en bewaard [13](#page=13).
* **De rol van materiaal in media**:
* **Tijdsbindende media** (bv. klei, steen, perkament): Duurzaam, bevorderen de ontwikkeling van architectuur en beeldhouwkunst, en ondersteunen decentralisatie en hiërarchische instituties. Ze zijn eerder aanwezig in orale culturen en steunen religieuze macht [13](#page=13).
* **Ruimtebindende media** (bv. papyrus, papier, krant, radio, televisie): Minder duurzaam, lichter, geschikt voor brede administratie en handel, en ondersteunen centralisatie en minder hiërarchische overheidssystemen. Ze zijn gericht op behoud of uitbreiding van ruimte en geassocieerd met verandering, secularisering en controle over uitgestrekte gebieden. Ruimtebindende technologieën ondersteunen veeleer politieke macht [13](#page=13).
* **Bias of communication**: Elk medium vervormt op termijn de sociale structuur waarin het gebruikt wordt in een mogelijk verschillende richting. De complexe verhouding tussen tijds- en ruimtebindende media bepaalt hoe de omringende sociale structuur wordt beïnvloed en verandert. Onevenwicht in deze verhouding kan maatschappelijke ontwikkeling vertragen, maar nieuwe communicatievormen kunnen dit herstellen, vaak gepaard gaand met ondermijning van heersende machtsstructuren [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Historische voorbeelden**:
* **Griekse rijk**: Meer oraal, met schrift als ondersteuning voor discussie en argumentatie, kenmerkend voor kracht en vitaliteit [14](#page=14).
* **Romeinse rijk**: Gevestigd op schrift, cruciaal voor centralisatie van het keizerlijke gezag over een uitgestrekt gebied. Schrift diende voor wetgeving, administratie, militaire communicatie en controle over grote gebieden [14](#page=14).
* **Kritiek op de drukpers**: Innis was kritisch op de drukpers, omdat deze massa's kon manipuleren en bijdroeg aan nationalisme en de wereldoorlogen. Hij had een voorkeur voor orale culturen met discussie en dialoog. Neil Postman deelt een vergelijkbaar argument wat betreft de dominantie van televisie in de jaren tachtig, waarbij passief entertainment ten koste gaat van rationeel publiek debat [15](#page=15).
##### 3.1.1.2 Marshall McLuhan en 'the medium is the message'
Marshall McLuhan, een leerling van Innis, breidde de analyse van media uit naar de impact ervan op het dagelijkse leven van individuen [16](#page=16).
* **Media als extensies van de mens**: McLuhan zag media als verlengstukken van zintuigen of lichaamsdelen, die menselijke vaardigheden versterken [16](#page=16).
* Voorbeelden: Bril (zicht), telefoon (oor), wiel (voet/beweging) [16](#page=16).
* **Overstimulering en irritatie**: De versterking van zintuigen kan leiden tot overstimulering, irritatie en de ontwikkeling van nieuwe media om deze te verhelpen. Dit kan ook leiden tot het verzwakken van andere zintuigen [16](#page=16).
* **Brede definitie van media**: McLuhan's definitie van media is breed en omvat alle door mensen gemaakte artefacten, zowel materieel als immaterieel. Denk hierbij aan kleding als extensie van de huid [16](#page=16) [17](#page=17).
* **The medium is the message**: De vorm van het medium zelf is belangrijker dan de inhoud die het overbrengt. Het medium draagt betekenis over, niet de boodschap [17](#page=17).
* **Voorbeeld elektrisch licht**: Heeft op zichzelf geen inhoud, maar creëert mogelijkheden (bv. langer doorwerken, verlichte wegen) die sociale en culturele gevolgen hebben. Het is 'pure information' en 'a medium without a message' [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Impact op ervaringswereld**: Media beïnvloeden hoe we de wereld ervaren, niet zozeer de specifieke inhoud. De vorm van het medium bepaalt wat het teweegbrengt [18](#page=18).
* **Media werken masserend**: Media leiden tot verandering op individueel niveau (verlenging van zintuigen) en maatschappelijk niveau (beïnvloeding van cultuur en wereldbeelden). Dit kan leiden tot 'the medium is the massage' [18](#page=18).
* **Hot en cool media**: McLuhan onderscheidde media op basis van hun informatieoverdracht en de vereiste participatie van de gebruiker [18](#page=18).
* **Hete media**: Verlengen één zintuig, dragen precieze (high definition) informatie over, vereisen weinig betrokkenheid. Voorbeelden: boeken, radio, films, lezingen [18](#page=18).
* **Koele media**: Spreken meerdere zintuigen aan, dragen minder gedefinieerde (low definition) informatie over, vereisen hoge participatie. Voorbeelden: televisie, telegraaf, cartoons, workshops [18](#page=18).
> **Tip:** De classificatie als 'heet' of 'koel' is relatief en hangt af van de verhouding tot andere media [19](#page=19).
* **Veranderende mediaconstellaties en maatschappelijke cesuren**: De onderlinge relaties tussen media vormen een strijdtoneel dat leidt tot maatschappelijke veranderingen. McLuhan beschrijft een lineaire progressie, van een tribale fase (spraak, gehoor) naar een literaire fase (geschreven woord, zicht, door fonetisch schrift en boekdrukkunst), en vervolgens naar een neotribale fase (elektronische technologieën, gehoor, tastzin) [19](#page=19).
* **Print versus elektronische media**:
* **Printmedia**: Geassocieerd met het oog, visualiteit, lineariteit, logisch denken, rationaliteit, individualisme, onthechting, scheiding en dataclassificatie. Ze leiden tot een uniformere, gestructureerdere en meer individueel gerichte samenleving [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Elektronische media**: Geassocieerd met het oor, de tastzin, simultaniteit, interconnectie, emotionele respons, mythe, gemeenschap, betrokkenheid en patroonherkenning. Ze stimuleren groepactiviteit, emoties, gemeenschappelijkheid en rituele media-ervaringen [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Hertribalisering en de global village**: Elektronische media leiden tot een proces van hertribalisering, waarbij de wereld transformeert tot een 'global village'. Elektronische media overbruggen tijd en ruimte, integreren de wereld in één systeem en leiden tot hernieuwde premoderne communicatie en directe relaties op wereldschaal. Dit leidt tot dramatische veranderingen in sociale interdependentie, persoonlijk leven en instituties [21](#page=21).
> **Voorbeeld**: McLuhan zag in de opkomst van elektronische media meer mogelijkheden voor dialoog, discussie, complex denken en innovatie dan in het lineaire, hiërarchische printtijdperk [22](#page=22).
* **Joshua Meyrowitz**: Een andere theoreticus die cultureel-maatschappelijke veranderingen door de mediaconstellatie bestudeerde. Hij benadrukte hoe elektronische media grenzen overschrijden, zoals het onderscheid tussen private (backstage) en publieke (onstage) levens. Televisie kan bijvoorbeeld alle aspecten van sociale ervaring tonen aan iedereen [22](#page=22).
### 3.2 Kritiek en relevantie
Mediumtechnologische benaderingen worden bekritiseerd om hun technologisch determinisme. Echter, ze belichten de cruciale rol van media in maatschappelijke organisatie en het dagelijkse leven, en benadrukken dat media en technologie niet neutraal zijn. Ze bieden een historisch en langetermijnperspectief op de ontwikkeling van communicatie en de relatie ervan tot de samenleving. Stellingen van Innis en McLuhan, hoewel soms simplistisch voorgesteld, vinden weerklank in latere werken over de snel veranderende mediaomgeving [22](#page=22) [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Achromatopsie | Een zeldzame aandoening waarbij de patiënt geen kleuren kan waarnemen en de wereld in grijstinten ziet. Mensen met achromatopsie kunnen vaak ook moeite hebben met scherp zien en gevoelig zijn voor licht. |
| Cyborg | Een wezen dat bestaat uit zowel organische als kunstmatige delen. In de context van het document verwijst het naar Neil Harbisson die een implantaat heeft dat zijn zintuigen uitbreidt, waardoor hij technologie niet draagt, maar er deel van is. |
| Technologisch determinisme | De opvatting dat technologische veranderingen een eigen logica volgen en de primaire drijvende kracht zijn achter maatschappelijke, culturele en historische veranderingen. De menselijke wil speelt hierin een ondergeschikte rol. |
| Utopische visies | Een optimistische kijk op de toekomst die de mogelijke positieve en transformerende effecten van technologie en nieuwe media benadrukt, vaak met de belofte van een betere samenleving. |
| Dystopische visies | Een pessimistische kijk op de toekomst die de mogelijke negatieve en controlerende effecten van technologie en nieuwe media benadrukt, vaak met de angst voor beperking van vrijheid en toenemende controle. |
| Diffusie van innovaties | Het proces waarbij een innovatie (een idee, praktijk of object) wordt verspreid via communicatiekanalen over tijd onder de leden van een sociaal systeem. Everett Rogers heeft hier een invloedrijke theorie over ontwikkeld. |
| Adopter-categorieën | Een classificatie van individuen binnen een sociaal systeem op basis van hun tempo van acceptatie van een innovatie. Rogers onderscheidt innovators, early adopters, early majority, late majority en laggards. |
| Relative advantage | Het voordeel dat een innovatie biedt ten opzichte van de bestaande alternatieven. Een hogere relatieve meerwaarde leidt doorgaans tot een snellere adoptie van de innovatie. |
| Compatibility | De mate waarin een innovatie verenigbaar is met de bestaande waarden, ervaringen en behoeften van potentiële gebruikers. Innovaties die goed aansluiten bij bestaande structuren worden sneller geaccepteerd. |
| Complexity | De mate waarin een innovatie gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken is. Een hoge complexiteit kan een barrière vormen voor de adoptie, terwijl eenvoudige innovaties sneller worden aangenomen. |
| Testability | De mogelijkheid om een innovatie uit te proberen en te testen voordat deze volledig wordt geadopteerd. Innovaties die getest kunnen worden, wekken minder scepsis op en worden daardoor sneller geaccepteerd. |
| Visibility | De mate waarin de resultaten of voordelen van een innovatie zichtbaar zijn voor anderen. Zichtbare innovaties kunnen de adoptie bevorderen door sociale invloed en het creëren van een trend. |
| Reinvention | Het proces waarbij een innovatie door gebruikers wordt aangepast, gewijzigd of opnieuw wordt uitgevonden om beter aan te sluiten bij hun eigen behoeften en contexten, vaak resulterend in onvoorziene toepassingen. |
| Critical mass | Het aantal gebruikers of de drempelwaarde die nodig is voor een netwerkeffect of een bepaald fenomeen om zichzelf in stand te houden of te groeien. Voorbij de kritische massa wordt de innovatie zelfonderhoudend. |
| Medium determinisme | De theoretische benadering die stelt dat de dominante communicatietechnologie een doorslaggevende rol speelt in het vormgeven van de maatschappelijke structuur, cultuur en veranderingen. De vorm van het medium is belangrijker dan de inhoud. |
| Bias of communication | Het concept van Harold Innis dat stelt dat elk communicatiemedium een inherente neiging (bias) heeft die bepaalde aspecten van communicatie bevoordeelt en andere benadeelt, wat invloed heeft op de sociale structuur en de controle over tijd en ruimte. |
| Time-biased media | Media die duurzaam zijn en de nadruk leggen op het behoud van informatie over lange perioden, zoals steen of perkament. Deze media bevorderen traditie en stabiliteit, en zijn vaak verbonden met religieuze macht. |
| Space-biased media | Media die licht en vluchtig zijn en de nadruk leggen op de verspreiding van informatie over grote afstanden, zoals papyrus of papier. Deze media bevorderen verandering, centralisatie en politieke macht. |
| The medium is the message | Een centraal concept van Marshall McLuhan, dat stelt dat de vorm en structuur van een medium zelf de belangrijkste betekenis draagt en de grootste impact heeft op individuen en de samenleving, ongeacht de specifieke inhoud die via het medium wordt overgebracht. |
| Hot media | Media die een hoge definitie hebben en weinig participatie van de gebruiker vereisen, zoals boeken of radio. Ze leveren gedetailleerde informatie en spreken één zintuig sterk aan. |
| Cool media | Media die een lage definitie hebben en een hoge mate van participatie van de gebruiker vereisen, zoals televisie of cartoons. Ze spreken meerdere zintuigen aan en stimuleren de gebruiker tot interpretatie en invulling. |
| Global village | Een concept van Marshall McLuhan dat verwijst naar de wereldwijde interconnectiviteit die wordt gecreëerd door elektronische media. Deze media overbruggen tijd en ruimte, waardoor de wereld een kleinere, meer geïntegreerde gemeenschap wordt. |