Cover
Comença ara de franc 3 - visuele perceptie.pptx
Summary
# Inleiding tot visuele perceptie en de stadia ervan
Visuele perceptie is een complex proces dat kan worden opgedeeld in verschillende niveaus van verwerking, variërend van elementaire sensaties tot de herkenning van complexe objecten en scènes.
### 1.1 De niveaus van visuele verwerking: low, mid en high vision
Visuele perceptie wordt vaak ingedeeld in drie hiërarchische niveaus:
* **Low-level vision:** Dit verwijst naar de processen die plaatsvinden in de retina en de primaire visuele cortex (V1). Deze processen behandelen basale visuele informatie zoals beweging en kleur. Een bekend fenomeen hierbij is het "motion aftereffect" (bewegingseffect na uitdoving).
* **Mid-level vision:** Dit niveau, dat de hersengebieden V2 en V3 omvat, integreert en groepeert de basale informatie om meer gestructureerde waarnemingen te vormen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen figuur en achtergrond, en wordt diepte-informatie verwerkt. Ook het groeperen van elementen die tot hetzelfde object behoren, valt onder mid-level vision.
* **High-level vision:** Dit omvat de meest complexe visuele processen, zoals het herkennen van specifieke objecten, gezichten en complete scènes. Dit niveau is sterk verbonden met geheugenprocessen. Een voorbeeld van een stoornis op dit niveau is prosopagnosie, het onvermogen om gezichten te herkennen.
### 1.2 Sensaties versus perceptie
Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen sensaties en perceptie:
* **Sensaties (gewaarwordingen):** Dit is het proces waarbij energie (zoals licht) door receptoren (de ogen) wordt opgevangen. Deze energie wordt getransduceerd naar neuronale signalen die via tussenstations zoals de thalamus naar de visuele cortex worden gestuurd. Sensaties zijn de ruwe, onbewerkte input van onze zintuigen.
* **Perceptie (waarneming):** Dit is de interpretatie van deze sensaties. Het is het resultaat van actieve mentale processen die de sensorische input organiseren en betekenis geven. Perceptie streeft naar de meest aannemelijke interpretatie van de input, een principe dat bekend staat als het "likelihood principle". Zoals Salvatore Dali stelde: "Zien is denken". Waarneming is dus een actief, constructief proces.
> **Tip:** Onthoud dat onze visuele sensaties vaak onvolledig zijn en voortdurend veranderen door onder andere oogbewegingen en de noodzaak om 2D-beelden om te zetten naar 3D-waarneming.
### 1.3 Perceptuele constanties
Ons visueel systeem streeft naar perceptuele constanties (of invarianten). Dit betekent dat we objecten in de buitenwereld als stabiel en onveranderlijk waarnemen, ondanks dat het beeld op ons netvlies continu verandert door variaties in afstand, gezichtshoek en belichting. Belangrijke voorbeelden van perceptuele constanties zijn:
* **Vormconstantie:** Een object wordt als dezelfde vorm waargenomen, ongeacht de hoek waaruit we het bekijken.
* **Helderheidconstantie:** De waargenomen helderheid van een object blijft gelijk, ondanks veranderingen in de belichting.
* **Grootteconstantie:** Een object wordt als even groot waargenomen, zelfs als de afstand verandert en het beeld op het netvlies kleiner of groter wordt.
### 1.4 Visuele stoornissen en illusies als venster op perceptie
Visuele stoornissen en illusies bieden waardevolle inzichten in de werking van ons visueel systeem:
* **Visuele agnosie:** Problemen met het herkennen van objecten, waarbij de sensaties intact zijn maar de interpretatie en herkenning falen. Dit kan domeinspecifiek zijn (bv. problemen met het herkennen van dieren).
* **Hemineglect:** Een stoornis, vaak na beschadiging van de pariëtale cortex, waarbij een deel van het visuele veld genegeerd wordt.
* **Visuele illusies:** Deze treden op wanneer de waarneming niet overeenkomt met de fysieke realiteit. Illusies kunnen ontstaan op verschillende niveaus van verwerking:
* **Illusies op receptorniveau:** Zoals kleurnabeelden of de Hermann grid, die worden verklaard door fysiologische processen zoals laterale inhibitie.
* **Illusies op hersenniveau:** Deze zijn het gevolg van de interpretatieve processen in de hersenen, zoals de Ponzo illusie, die de interactie tussen verschillende niveaus van visuele verwerking illustreert.
### 1.5 Perceptuele organisatie en Gestaltpsychologie
Een fundamentele uitdaging in perceptie is perceptuele organisatie: het bepalen welke sensorische elementen bij elkaar horen en welk object ze vormen. De Gestaltpsychologie, opgekomen in Duitsland, heeft hier baanbrekend werk verricht.
* **Kernprincipe:** Het geheel is meer dan de som van de delen.
* **Law of Prägnanz:** Dit centrale principe stelt dat we de meest eenvoudige en stabiele organisatie van de omgeving waarnemen.
* **Gestaltwetten:** Deze wetten beschrijven hoe elementen worden gegroepeerd:
* **Gelijkheid:** Gelijke elementen worden gegroepeerd.
* **Nabijheid:** Elementen die dicht bij elkaar staan, worden gegroepeerd.
* **Geslotenheid:** Onvolledige figuren worden als volledig waargenomen.
* **Goede voortzetting:** Lijnen worden zo waargenomen dat ze de meest vloeiende, continue vorm maken.
* **Figuur-achtergrondscheiding:** Perceptuele organisatie leidt tot het onderscheiden van een figuur (het object van focus) en een achtergrond. Ambigue figuren, zoals de Rubinvaas, tonen aan dat deze scheiding soms problematisch kan zijn.
### 1.6 Patroonherkenning (high-level vision)
Na perceptuele organisatie volgt patroonherkenning, waarbij de waargenomen patronen worden geïdentificeerd door ze te vergelijken met opgeslagen informatie in het geheugen. Twee belangrijke principes voor patroonherkenning zijn:
* **Template matching:** Men beschikt over 'templates' (sjabloonachtige representaties) van alle mogelijke objecten en vergelijkt de input hiermee. Dit model is echter onrealistisch vanwege de enorme variëteit aan stimuli.
* **Kenmerkenherkenning:** Objecten worden herkend op basis van een set van specifieke kenmerken. Dit model is flexibeler en kan de diversiteit aan stimuli beter verklaren. Bijvoorbeeld, de letter 'E' wordt herkend door een verticale streep en drie horizontale streepjes. Onderzoek met "visual search" studies en de ontdekking van kenmerkdetectoren in de hersenen ondersteunen dit principe.
> **Example:** Biederman's "Recognition by Components" (RBC) theorie is een voorbeeld van kenmerkenherkenning. Het stelt dat objecten worden opgedeeld in basale 3D-vormen genaamd 'geons' (zoals cilinders, blokken, piramides). De herkenning van objecten is gebaseerd op de combinatie van deze geons.
Kritiek op de RBC-theorie richt zich op het gebrek aan top-down invloeden en de moeilijkheid om sterk gelijkende objecten te onderscheiden. Recente inzichten suggereren dat objectherkenning een flexibel proces is dat zowel viewpoint-invariant (onafhankelijk van het gezichtspunt) als viewpoint-afhankelijk kan zijn.
### 1.7 Top-down processen en de interactie tussen perceptie en actie
Naast bottom-up processen (gestuurd door sensorische input) spelen top-down processen een cruciale rol. Wat we waarnemen wordt mede gestuurd door onze eerdere kennis, verwachtingen en ervaringen.
* **Top-down invloed:** Demonstraties met ambigue figuren, zoals een figuur die zowel als een 'H' als een 'A' kan worden waargenomen afhankelijk van de context (bijvoorbeeld in een woord), illustreren dit. Het woordsuperioriteitseffect is een ander voorbeeld.
* **Perceptie en actie:** Milner en Goodale stelden dat er twee visuele systemen zijn: het "wat"-systeem (voor objectidentificatie) en het "waar"-systeem (voor ruimtelijke lokalisatie en actie). Illusies zoals de Müller-Lyer illusie demonstreren dat verbale rapportage (wat-systeem) anders kan zijn dan de directe aanwijzing (waar-systeem), wat de interactie tussen deze systemen aantoont.
* **Ideomotor theory en common coding:** Deze theorieën suggereren een nauwe relatie tussen perceptie en actie. Het "common coding" principe postuleert dat er gemeenschappelijke neurale codes zijn voor perceptie en actie. Spiegelneuronen, die actief zijn bij zowel het waarnemen als het uitvoeren van een handeling, zijn een belangrijk bewijs hiervoor.
* **Embodied cognition:** Dit concept benadrukt dat cognitie niet alleen in het brein plaatsvindt, maar ook wordt gevormd door de interactie van het lichaam met de omgeving en door lichaamssensaties.
### 1.8 Beperkingen van onze waarneming: aandacht en onbewuste perceptie
Hoewel onze waarneming snel en accuraat is, kent het ook beperkingen:
* **Selectieve aandacht:** We kunnen niet alle informatie verwerken. Aandacht is een selectief proces dat ons helpt details te verwerken, maar er ook voor zorgt dat we bepaalde dingen missen.
* **Inattentional blindness:** Het missen van duidelijke objecten wanneer de aandacht elders is gericht.
* **Change blindness:** Het niet opmerken van significante veranderingen in een scène, vooral wanneer de verandering gepaard gaat met een korte onderbreking of visuele afleiding.
> **Tip:** Factoren die change blindness beïnvloeden, zijn het belang van het gemanipuleerde object, instructies van de onderzoeker, en de plaats waar de aandacht (gemeten via oogbewegingen) op gericht was.
* **Subliminale perceptie:** Stimuli die onder de bewuste waarnemingsdrempel worden aangeboden, kunnen toch verwerkt worden. Hoewel er mythes bestaan over de kracht van subliminale reclame, toont onderzoek aan dat subliminale effecten bestaan, maar vaak klein, kortdurend en afhankelijk van aandacht zijn. Ze beïnvloeden eerder de prioriteit van bestaande doelen dan dat ze nieuwe doelen creëren.
* **Blindsight:** Een fenomeen waarbij patiënten met schade aan de primaire visuele cortex (V1) geen bewustzijn hebben van visuele stimuli in een deel van hun gezichtsveld, maar toch nog perceptuele taken kunnen uitvoeren (bv. de locatie van objecten correct "gokken"). Dit suggereert dat er onbewuste perceptiekanalen bestaan.
Onbewuste informatieverwerking vindt plaats in parallelle modules met lokale connecties, terwijl bewuste verwerking informatie uit verschillende modules integreert via lange connecties, waarvoor aandacht nodig is.
---
# Perceptuele organisatie en patroonherkenning
Dit deel verkent de principes van perceptuele organisatie, zoals de Gestaltpsychologie en groeperingswetten, en onderzoekt methoden voor patroonherkenning zoals template matching en kenmerkherkenning.
### 2.1 De uitdaging van perceptuele organisatie
Visuele perceptie wordt geconfronteerd met de fundamentele uitdaging om te bepalen welke individuele sensaties of delen van de visuele input bij elkaar horen om een coherent object of scène te vormen. Dit proces staat bekend als perceptuele organisatie.
#### 2.1.1 Gestaltpsychologie
De Gestaltpsychologie, een stroming die vanaf 1930 in Duitsland ontstond, richtte zich op de principes van perceptuele organisatie. Deze stroming was een reactie op het structuralisme, dat alles probeerde op te splitsen in de kleinst mogelijke bestanddelen. De Gestaltpsychologie stelt dat het geheel meer is dan de som van de delen.
* **Wet van Prägnanz (of de wet van de goede vorm):** Dit centrale principe stelt dat we de omgeving waarnemen op de meest eenvoudige en georganiseerde manier die mogelijk is. De hersenen hebben een voorkeur voor eenvoud, symmetrie en regelmaat.
#### 2.1.2 Groeperingswetten
Om tot een eenvoudige en georganiseerde waarneming te komen, maken onze hersenen gebruik van verschillende groeperingswetten:
* **Wet van gelijkheid:** Elementen die op elkaar lijken (qua vorm, kleur, grootte) worden als bij elkaar horend waargenomen.
* **Wet van nabijheid:** Elementen die dicht bij elkaar staan, worden gegroepeerd.
* **Wet van geslotenheid:** Gaten in een figuur worden aangevuld, zodat de figuur als gesloten wordt waargenomen.
* **Wet van goede voortzetting:** Elementen die een vloeiende lijn of curve lijken te vormen, worden als één geheel gezien, zelfs als ze onderbroken worden.
* **Gemeenschappelijke lot (common fate):** Objecten die dezelfde beweging vertonen, worden als een groep waargenomen.
* **Figuur-achtergrondscheiding:** De visuele wereld wordt onderverdeeld in een figuur (het object van focus) en een achtergrond. Dit kan leiden tot ambiguïteit bij figuren zoals de Rubin-vaas, waar figuur en achtergrond verwisselbaar kunnen zijn.
> **Tip:** De groeperingswetten zijn heuristieken; ze helpen ons de wereld snel en efficiënt te interpreteren, maar kunnen ook leiden tot visuele illusies wanneer ze verkeerd worden toegepast.
### 2.2 Patroonherkenning
Nadat perceptuele organisatie elementen heeft gegroepeerd tot figuren, vindt patroonherkenning plaats. Dit omvat het identificeren van deze figuren door ze te vergelijken met informatie die is opgeslagen in het geheugen. Dit proces vereist flexibiliteit om variaties in stimuli te kunnen herkennen.
#### 2.2.1 Template matching
Bij deze benadering gaat men ervan uit dat we beschikken over "templates" of sjablonen van alle mogelijke figuren en patronen die we kunnen tegenkomen. De input wordt vergeleken met deze templates, en bij overeenkomst treedt herkenning op.
* **Problemen:** Deze theorie is niet erg realistisch, omdat het vereist dat we een template hebben voor elke mogelijke variatie van een object. Oplossingen zoals het normaliseren van templates (creëren van een "gemiddelde" template) of het gebruik van meerdere templates per figuur, bieden slechts gedeeltelijke oplossingen. Flexibiliteit is een uitdaging voor deze theorieën.
#### 2.2.2 Kenmerkenherkenning
Kenmerkenherkenning gaat ervan uit dat patronen bestaan uit een verzameling specifieke kenmerken. De herkenning vindt plaats door het detecteren en combineren van deze kenmerken.
* **Voordelen:** Dit model lost het probleem van de diversiteit van stimuli op, omdat alleen specifieke kenmerken van belang zijn. Bijvoorbeeld, de letter 'E' wordt herkend door een verticale streep en drie horizontale streepjes.
* **Evidentie vanuit visuele zoekstudies:** Studies waarbij men een specifieke letter moet detecteren (bv. de letter 'Z' te midden van andere letters) tonen aan dat het sneller gaat wanneer de gezochte letter meer onderscheidende kenmerken heeft of wanneer de omringende letters meer verschillen.
* **Neuro-evidentie:** Onderzoek van Hubel en Wiesel suggereert het bestaan van kenmerkdetectoren in onze hersenen, neuronen die reageren op specifieke visuele kenmerken zoals oriëntatie of beweging.
##### 2.2.2.1 Recognition by Components (RBC) theorie
Een bekend voorbeeld van een kenmerkherkenningstheorie is Biederman's "Recognition by Components" (RBC) theorie.
* **Principe:** Deze theorie stelt dat we objecten herkennen door eerst randen te detecteren en deze te groeperen tot simpele driedimensionale vormen, genaamd "geons" (bv. buis, blok, piramide, bol). Hoe meer geons van een object waarneembaar zijn, hoe sneller de herkenning.
* **Voorspellingen:** Minder snelle herkenning wordt voorspeld wanneer informatie over de rondingen of holle/bolle delen van een object ontbreekt.
* **Kritiek:** De RBC-theorie heeft moeite met het onderscheiden van objecten die sterk op elkaar lijken (bv. peer en appel) en houdt onvoldoende rekening met top-down processen (de invloed van eerdere kennis en verwachtingen) bij moeilijke herkenningstaken. Recente inzichten suggereren dat objectherkenning flexibel is en deels viewpoin-invariant (onafhankelijk van het gezichtspunt) kan zijn voor eenvoudige discriminaties, maar viewpoin-afhankelijk voor complexere identificaties.
#### 2.2.3 Top-down processen in patroonherkenning
Naast bottom-up processen (vanuit de stimulus) spelen ook top-down processen een cruciale rol bij patroonherkenning. Dit betekent dat eerdere kennis, ervaringen en verwachtingen onze waarneming mede sturen.
* **Demonstratie:** Ambiguïteit in een stimulus, zoals een letter die als 'H' of 'A' kan worden gezien, kan worden opgelost door de context van de omliggende letters. Het woordsuperioriteitseffect, waarbij letters sneller herkend worden in een woord dan geïsoleerd, is hiervan een voorbeeld.
> **Tip:** Top-down processen zijn essentieel wanneer herkenning moeilijk is of wanneer de visuele input onvolledig is. Ze helpen ons om snel een "gist" van een scène te krijgen en helpen ons bij het interpreteren van ambiguïteit.
---
# Interactie tussen perceptie en actie
Dit onderwerp onderzoekt de nauwe relatie tussen visuele perceptie en de daaruit voortvloeiende acties, met een focus op theorieën die deze interactie verklaren.
### 3.1 Twee visuele systemen: het "wat" en "waar" pad
Een cruciaal inzicht in de visuele verwerking komt van Milner en Goodale, die twee gescheiden, maar interactieve visuele systemen voorstellen:
* **Het "wat" pad (ventrale stroom):** Dit pad is primair verantwoordelijk voor de **identificatie van objecten**. Het bepaalt *wat* we zien.
* **Het "waar" pad (dorsale stroom):** Dit pad is gericht op de **ruimtelijke lokalisatie van objecten** en onze positie ten opzichte daarvan. Het bepaalt *waar* objecten zich bevinden en hoe we met ze kunnen interageren.
> **Tip:** De Müller-Lyer illusie is een belangrijk voorbeeld dat de interactie tussen deze twee paden illustreert. Hoewel de subjectieve perceptie van lengte wordt beïnvloed door de illusie, kan het aanwijzen (een actie) van de lijnen accurate metingen uitvoeren, wat suggereert dat het "waar" systeem minder gevoelig is voor bepaalde visuele vertekeningen.
### 3.2 Ideomotorische theorie
De ideomotorische theorie, met filosofische wortels, stelt dat het denken aan de **resultaten van een actie** direct kan leiden tot het produceren van die actie. Dit principe, bekend als het ideomotorische effect, impliceert een directe koppeling tussen mentale representaties van gewenste uitkomsten en de motorische commando's die nodig zijn om deze te bereiken.
* **Historische context:** Hoewel genegeerd door behavioristen, werd de ideomotorische theorie verkend door denkers als William James.
* **Vernieuwde interesse:** Door de ontwikkeling van nauwkeurige methoden voor het meten van motorische activiteit, is er hernieuwde interesse in dit concept, zoals onderzocht in recent onderzoek naar bewegingen zoals traplopen.
### 3.3 Common coding theorie
De common coding theorie, voorgesteld door onder andere Prinz en Hommel, suggereert dat er **gemeenschappelijke neurale codes** bestaan voor perceptie en actie. Dit betekent dat dezelfde neurale mechanismen betrokken zijn bij zowel het waarnemen van een gebeurtenis als bij het uitvoeren van een bijbehorende actie.
* **Spiegelneuronen:** Een sleutelconcept binnen de common coding theorie zijn spiegelneuronen. Deze neuronen vuren zowel wanneer een individu een actie uitvoert als wanneer het dezelfde actie bij een ander observeert.
* **Ontdekking:** Ontdekt in de frontale kwab (premotorische cortex) bij apenonderzoek.
* **Functies:** Spiegelneuronen bieden een verklaring voor:
* Het makkelijk begrijpen van anderen (synchrone activiteit bij luisteren en zelf spreken).
* Het vermogen tot imitatie, zelfs bij onbewust gedrag (zoals geeuwen).
* Mogelijke verbanden met empathie en het gebrek daaraan bij autisme.
> **Tip:** Denk bij spiegelneuronen aan het idee dat we, wanneer we iemand een actie zien uitvoeren, intern een soortgelijke motorische respons simuleren.
### 3.4 Embodied cognition
De theorie van embodied cognition, en varianten zoals situated cognition, stelt dat **cognitie niet beperkt is tot het brein alleen, maar actief wordt gevormd door het lichaam en de interactie met de omgeving**. In tegenstelling tot traditionele cognitieve wetenschap die het brein ziet als een computer, benadrukt embodied cognition de rol van lichaamssensaties en acties in het tot stand komen van onze cognitieve processen.
* **Kernidee:** Cognitie is "ingebed" in het lichaam en de acties die we uitvoeren.
* **Voorbeeld:** De perceptie van de steilheid van een heuvel kan worden beïnvloed door de fysieke inspanning die nodig was om deze op te lopen (bijvoorbeeld met een zware rugzak). Dit suggereert dat de lichamelijke ervaring direct invloed heeft op de perceptie.
> **Voorbeeld:** Het uitvoeren van wiskundige berekeningen door middel van vinger tellen illustreert hoe fysieke acties kunnen bijdragen aan cognitieve processen, vooral tijdens de ontwikkeling.
### 3.5 Interactie en beperkingen
De interactie tussen perceptie en actie is een continu proces. Hoewel onze visuele waarneming over het algemeen snel en accuraat is, zijn er gevallen waarin deze wordt beïnvloed door illusies of beperkingen in aandacht.
* **Visuele illusies:** Illusies zoals de Müller-Lyer illusie tonen aan dat onze perceptie niet altijd een exacte weergave van de fysieke realiteit is. Ze onthullen de interpretatieve aard van perceptie.
* **Aandacht en selectie:** De verwerking van details is complex en vereist selectie door middel van aandacht. Dit kan leiden tot:
* **Inattentional blindness:** Het missen van duidelijk zichtbare objecten omdat de aandacht elders gericht is.
* **Change blindness:** Het niet waarnemen van significante veranderingen in een scène, vooral wanneer deze kort na elkaar worden getoond of wanneer de aandacht niet specifiek op de verandering is gericht.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat ons visuele systeem continu interpretaties uitvoert en constanties nastreeft (zoals vorm-, helderheids- en grootteconstantie) om een stabiele waarneming van de wereld te behouden, ondanks variaties in de input.
* **Subliminale perceptie:** Stimuli die onder de drempel van bewuste waarneming worden aangeboden, kunnen nog steeds verwerkt worden en gedrag beïnvloeden. Hoewel er mythes bestaan over de kracht van subliminale reclame, toont laboratoriumonderzoek aan dat deze effecten subtiel zijn, vaak afhankelijk zijn van de aandacht van de proefpersoon, en van korte duur zijn. Consensus is dat subliminale perceptie bestaande doelen kan versterken, maar geen nieuwe doelen kan creëren.
* **Blindsight:** Patiënten met blindsight, als gevolg van beschadiging aan de visuele cortex (V1), kunnen visuele informatie verwerken en erop reageren zonder zich ervan bewust te zijn. Dit illustreert een vorm van onbewuste perceptie die weliswaar impact heeft op gedrag, maar waar de bewuste ervaring ontbreekt.
> **Voorbeeld:** In het geval van blindsight kan een patiënt, hoewel hij beweert niets te zien in een bepaald deel van zijn gezichtsveld, toch de locatie van objecten in dat veld correct "gokken". Dit wijst op een functionerende, zij het onbewuste, visuele verwerking.
---
# Beperkingen van waarneming en onbewuste perceptie
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de inherente beperkingen van onze visuele waarneming, evenals de fascinerende wereld van subliminale perceptie en blindsight.
### 4.1 Beperkingen van visuele waarneming
Onze visuele waarneming, hoewel doorgaans efficiënt, kent significante beperkingen die leiden tot misinterpretaties en het missen van informatie. De interpretatie van de omgeving, of de "gist of a scene", gebeurt snel en lijkt evident, maar de verwerking van details is complexer en vereist selectie door middel van aandacht. Deze selectieprocessen introduceren echter de mogelijkheid dat we bepaalde zaken niet zien.
#### 4.1.1 Inattentional Blindness
Inattentional blindness treedt op wanneer we een duidelijk zichtbaar object missen omdat onze aandacht niet op dat object gericht is. Dit fenomeen benadrukt dat waarneming niet simpelweg een passieve registratie is van visuele input, maar een actief proces waarbij selectie en aandacht cruciaal zijn.
> **Tip:** Inattentional blindness toont aan hoe selectief onze aandacht is. Wat we niet actief observeren, kan simpelweg niet waargenomen worden, zelfs als het direct voor ons is.
#### 4.1.2 Change Blindness
Change blindness is het verschijnsel waarbij substantiële veranderingen in een visuele scène niet worden waargenomen wanneer deze veranderingen kort na elkaar worden getoond, vaak onderbroken door een korte visuele verstoring. Dit illustreert dat ons visuele systeem niet voortdurend elk detail van de omgeving monitort.
**Factoren die change blindness beïnvloeden:**
* **Belang van het gemanipuleerde object:** Veranderingen aan objecten die van belang zijn voor de waarnemer, worden sneller gedetecteerd.
* **Instructies:** Specifieke instructies om te letten op veranderingen ("Er zal iets veranderen") leiden tot snellere detectie in vergelijking met een incidentele opstelling.
* **Plaats van aandacht:** Als onze oogbewegingen net voor de verandering op een specifiek punt landen, is de detectie van die verandering sneller.
> **Example:** Stel je voor dat je een straatbeeld bekijkt en na een korte onderbreking (bijvoorbeeld een voorbijrijdende auto) merk je niet op dat een verkeerslicht van kleur is veranderd. Dit is een voorbeeld van change blindness.
### 4.2 Subliminale perceptie
Subliminale perceptie verwijst naar het verwerken van stimuli die onder de drempel van bewuste waarneming aanbieden ('sub-limen' betekent onder de drempel). Dit domein is omgeven door mythes, maar wetenschappelijk onderzoek heeft de grenzen van deze perceptie blootgelegd.
#### 4.2.1 Mythes rond subliminale perceptie
* **Mythe 1: Subliminale reclame beïnvloedt consumentengedrag significant.** De claims van James Vicary in 1957, die beweerde dat het kortstondig tonen van "drink coca-cola" en "eet popcorn" in bioscopen de consumptie deed stijgen, zijn later ingetrokken en als verzonnen verklaard. Tot op heden is er geen wetenschappelijk bewijs voor subliminale priming van consumentengedrag.
* **Mythe 2: Zelfhulpcassettes met subliminale boodschappen verbeteren gedrag.** Onderzoek heeft aangetoond dat de waargenomen effecten van dergelijke cassettes voornamelijk toe te schrijven zijn aan het placebo-effect, en niet aan de subliminale boodschappen zelf.
#### 4.2.2 Subliminale perceptie in het laboratorium
Wetenschappelijk onderzoek in gecontroleerde laboratoriumomstandigheden toont aan dat:
* Subliminale effecten bestaan voornamelijk wanneer de proefpersoon aandacht richt op de stimulus.
* Subliminale effecten zijn vergelijkbaar met supraliminale effecten, maar kleiner in omvang.
* De effecten van subliminale stimuli zijn kortdurend, wat betekent dat ze niet geschikt zijn als basis voor therapieën. In plaats daarvan kunnen ze bestaande doelen tijdelijk belangrijker maken.
#### 4.2.3 Consensus over subliminale perceptie
Er is consensus dat subliminale perceptie bestaat, maar de impact ervan op gedrag is beperkt en voornamelijk gericht op het versterken van reeds bestaande doelen op een tijdelijke basis. Het past binnen het idee van globale werkruimte-modellen, waar onbewuste informatieverwerking in verschillende modules parallel verloopt, terwijl bewuste verwerking integratie vereist en meer hersenactiviteit genereert, wat aandacht vereist.
### 4.3 Blindsight
Blindsight is een fenomeen dat optreedt bij patiënten met hersentrauma, met name beschadiging van de visuele cortex (V1). Deze patiënten kunnen bewust niets zien in een deel van hun visuele veld, maar vertonen toch perceptuele vaardigheden in dat blinde veld.
> **Example:** Een patiënt met blindsight kan zeggen dat hij een object niet ziet in zijn rechter visuele veld, maar "gokt" vervolgens correct de locatie van dat object wanneer hij ernaar gevraagd wordt. Dit suggereert dat visuele informatie wel wordt verwerkt, maar niet bewust wordt ervaren.
Blindsight illustreert dat perceptie buiten ons bewuste weten kan plaatsvinden, met een impact op gedrag die echter beperkt is. Het sluit aan bij modellen van parallelle verwerking in gespecialiseerde modules, waarbij bewuste waarneming integratie vereist.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Visuele perceptie | Het proces waarbij hersenen visuele informatie uit de ogen interpreteren om de omgeving waar te nemen en te begrijpen. |
| Sensaties | De ruwe, ongeïnterpreteerde input die wordt ontvangen door de zintuigen, zoals licht dat op het netvlies valt. |
| Transductie | Het proces waarbij energievormen, zoals lichtenergie, worden omgezet in elektrische signalen die door het zenuwstelsel kunnen worden verwerkt. |
| Visuele cortex | Het deel van de hersenschors, gelegen in de occipitale kwab, dat verantwoordelijk is voor de verwerking van visuele informatie. |
| Perceptie | De actieve interpretatie van sensaties, waarbij betekenis wordt toegekend aan de binnenkomende visuele informatie. |
| Likelyhood principe | Een principe dat stelt dat we de meest waarschijnlijke interpretatie van de input waarnemen, gebaseerd op eerdere ervaringen en kennis. |
| Perceptuele constanties | Het vermogen om objecten als stabiel en onveranderlijk waar te nemen, ondanks veranderingen in de sensorische input (bijv. afstand, gezichtshoek). |
| Vormconstantie | Het vermogen om de vorm van een object als constant waar te nemen, zelfs wanneer het beeld op het netvlies verandert. |
| Grootteconstantie | Het vermogen om de grootte van een object als constant waar te nemen, ongeacht de afstand tot de waarnemer. |
| Visuele illusies | Perceptuele fouten of misinterpretaties die optreden wanneer de visuele input misleidend is of de perceptuele mechanismen verkeerd worden geactiveerd. |
| Visuele agnosie | Een stoornis waarbij iemand moeite heeft met het herkennen van voorwerpen, gezichten of plaatsen, ondanks intacte visuele sensaties. |
| Hemineglect | Een neurologische aandoening, meestal na schade aan de pariëtale cortex, waarbij een deel van het visuele veld wordt genegeerd. |
| Perceptuele organisatie | Het proces waarbij de hersenen losse sensorische elementen groeperen tot betekenisvolle gehelen of objecten. |
| Gestaltpsychologie | Een psychologische stroming die de nadruk legt op het waarnemen van het geheel in plaats van de som van de delen, en principes zoals de wet van Prägnanz formuleert. |
| Wet van Prägnanz | Het principe dat stelt dat we de meest eenvoudige, stabiele en complete organisatie van de omgeving waarnemen. |
| Figuur-achtergrondscheiding | Het perceptuele proces waarbij een object (figuur) wordt onderscheiden van zijn omgeving (achtergrond). |
| Template matching | Een patroonherkenningsmodel waarbij de input wordt vergeleken met opgeslagen "templates" van bekende objecten. |
| Kenmerkenherkenning | Een patroonherkenningsmodel dat objecten identificeert op basis van hun specifieke kenmerken (bijv. lijnen, hoeken, krommingen). |
| Geons | Simpele, driedimensionale vormen (zoals buizen, blokken, kegels) die worden gebruikt als bouwstenen in Biederman's Recognition by Components (RBC) theorie voor objectherkenning. |
| Top-down processen | Perceptuele processen die worden gestuurd door hogere cognitieve functies zoals kennis, verwachtingen en aandacht. |
| Bottom-up processen | Perceptuele processen die worden gestuurd door de sensorische input uit de omgeving. |
| Ambigue letter | Een figuur of symbool dat op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd, afhankelijk van de context of de aandacht. |
| Woordsuperioriteitseffect | Het fenomeen waarbij letters sneller worden herkend binnen een woord dan wanneer ze geïsoleerd worden aangeboden. |
| Müller-Lyer illusie | Een visuele illusie waarbij twee even lange lijnen verschillend lang lijken door de richting van de pijltjes aan de uiteinden. |
| What-where pathway | Twee hiërarchische visuele verwerkingsroutes in de hersenen: de 'wat'-route voor objectidentificatie en de 'waar'-route voor ruimtelijke lokalisatie. |
| Ideomotor theory | Een theorie die stelt dat het denken aan het resultaat van een actie het optreden van die actie kan opwekken. |
| Common coding | Een theorie die stelt dat perceptie en actie gemeenschappelijke representaties delen in het brein. |
| Spiegelneuronen | Neuronen die zowel actief zijn wanneer een individu een actie uitvoert als wanneer hij of zij dezelfde actie bij een ander observeert. |
| Embodied cognition | Een theoretisch kader dat stelt dat cognitie sterk wordt beïnvloed door de fysieke interactie van het lichaam met de omgeving. |
| Inattentional blindness | Het fenomeen waarbij men een duidelijk zichtbaar object mist omdat de aandacht niet op dat object is gericht. |
| Change blindness | Het fenomeen waarbij significante veranderingen in een visuele scène niet worden opgemerkt, vooral wanneer de aandacht afgeleid is. |
| Subliminale perceptie | Perceptie van stimuli die onder de drempel van bewustzijn liggen. |
| Blindsight | Een neurologisch fenomeen waarbij patiënten met schade aan de visuele cortex bepaalde visuele informatie kunnen verwerken zonder zich daarvan bewust te zijn. |
| Global workspace theory | Een theorie die stelt dat bewustzijn ontstaat wanneer informatie wordt verspreid naar een "globale werkruimte" in de hersenen, waar het toegankelijk is voor verschillende cognitieve modules. |