Cover
Comença ara de franc page44-49.pdf
Summary
# Algemene principes van gezonde voeding en de link met algemene gezondheid
Dit onderwerp onderzoekt de fundamentele aspecten van gezonde voeding en de brede invloed ervan op diverse gezondheidsproblemen, beginnend vanaf jonge leeftijd, met speciale aandacht voor het belang van beweging in relatie tot voeding.
### 1.1 Voeding en gezondheid
De impact van voeding op de algemene gezondheid begint reeds vanaf jonge leeftijd. Ongezonde eetgewoonten zijn gelinkt aan een breed scala aan gezondheidsproblemen, waaronder type 2 diabetes, astma, leverziekten, beroertes, hart- en vaatziekten en kanker [1](#page=1).
#### 1.1.1 Invloed van vetten
Inname van verzadigde vetten en transvetzuren kan leiden tot het versmallen van arterieën, wat een risicofactor is voor coronaire arterieziekten [1](#page=1).
#### 1.1.2 Invloed van suiker
Overmatige suikerconsumptie heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de tandgezondheid (tandbederf), maar draagt ook bij aan het risico op diabetes, astma, artritis, migraine, osteoporose en nierziekten [1](#page=1).
### 1.2 De actieve voedingsdriehoek
De actieve voedingsdriehoek benadrukt dat beweging even belangrijk is als gezonde voeding. Een gebrek aan voldoende beweging wordt als ongezond beschouwd [1](#page=1).
### 1.3 Impact van voeding op de mondgezondheid
#### 1.3.1 Ontwikkeling cranio-faciale complex
De inname van specifieke nutriënten is cruciaal rondom de conceptie (peri-conceptueel). Een voorbeeld hiervan is foliumzuur, waarbij het regelmatig innemen van een multivitamine in de eerste drie maanden vóór en tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap belangrijk is [1](#page=1).
De voedingstoestand van de moeder tijdens de zwangerschap is bepalend voor de ontwikkeling van afwijkingen in het cranio-faciale complex. Kinderen die ondervoed zijn tijdens de zwangerschap en/of de eerste levensjaren hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van aandoeningen [1](#page=1).
---
# Impact van voeding op de ontwikkeling en gezondheid van het cranio-faciale complex en gebitselementen
Voeding speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van het cranio-faciale complex en de gebitselementen, met significante gevolgen voor de gezondheid vanaf de conceptie tot in de vroege levensfasen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 Ontwikkeling cranio-faciale complex
De inname van specifieke nutriënten is van groot belang rond de conceptie en gedurende de eerste maanden van de zwangerschap. Zo is foliumzuur essentieel gedurende de peri-conceptuele periode en de eerste drie maanden van de zwangerschap. De voedingsstatus van de moeder is bepalend voor het ontstaan van afwijkingen in het cranio-faciale complex. Kinderen die ondervoed zijn tijdens de zwangerschap en/of de eerste levensjaren, lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van aandoeningen van dit complex [1](#page=1).
### 2.2 Vorming van gebitselementen
Ondervoeding heeft eveneens een significante impact op de vorming van de gebitselementen. Een voorbeeld hiervan is te zien bij kinderen die in hun eerste levensmaanden (10-12 maanden) zwaar ondervoed waren; het tandglazuur dat in deze periode gevormd is, is dan ernstig aangetast, met plekken waar nauwelijks glazuur aanwezig is. Zodra de voeding geoptimaliseerd wordt, is het later gevormde glazuur echter weer normaal [2](#page=2).
Voor een goede vorming van gebitselementen is een adequate inname van proteïnen en de vitaminen A, B, C en D van belang. Chronische tekorten aan proteïnen komen frequent voor in regio's waar ondervoeding heerst. Adoptiekinderen die na adoptie een verbeterde voeding krijgen, vertonen een normalere ontwikkeling van het gebit [2](#page=2).
### 2.3 Orale infecties
Tekortkomingen in de voeding kunnen leiden tot verschillende orale infecties en complicaties:
* **Parodontale infecties:** Deze kunnen optreden als gevolg van een deficiënte voeding [2](#page=2).
* **Mucosale (slijmvlies) infecties:** Ook deze worden geassocieerd met ontoereikende voeding [2](#page=2).
* **Schimmelinfecties:** Zware tekorten door een eenzijdig dieet verhogen het risico op schimmelinfecties. Tandinfecties kunnen hierdoor zeer ernstige abcessen veroorzaken, die levensbedreigend kunnen zijn doordat de tong naar voren wordt geduwd en de ademhaling bemoeilijkt wordt. Dit wordt momenteel met name gezien bij vluchtelingen met een slechte algemene conditie [2](#page=2).
* **Scheurbuik:** Dit is een gevolg van een chronisch tekort aan vitamine C. Kenmerken zijn gemakkelijke fracturen, losse tanden en bloedend tandvlees (dat zeer opgezwollen is). James Lind ontdekte in 1753 dat de consumptie van meer fruit en groenten op lange zeereizen scheurbuik kon voorkomen of behandelen. Het meenemen van citrusvruchten op lange scheepsreizen bleek effectief om mensen te genezen die reeds ernstige symptomen vertoonden [2](#page=2).
---
# Impact van voeding op mondgezondheid: tandbederf en erosie
Dit deel focust op hoe voeding, met name suikers en zuren, tandbederf en erosie beïnvloedt, en bespreekt de rol van verschillende soorten suikers, hun hoeveelheid en frequentie, en andere factoren zoals beschermende voedingsstoffen [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 3.1 Rol van suiker: invloed op fysicochemie van biofilm
Suiker is de directe trigger voor het demineralisatie-remineralisatie mechanisme van tanden; zonder suiker komt dit proces niet op gang en wordt demineralisatie niet uitgelokt. De zuurstoot in de mond ontstaat door de toevoeging van suiker [3](#page=3).
### 3.2 Rol van suiker: type van suiker
Sucrose (saccharose), bestaande uit glucose en fructose, wordt beschouwd als de meest cariogene suiker en leidt tot tandbederf. Westerse landen halen ongeveer 25% van hun energie uit sucrose, wat verklaard wordt door de unieke combinatie van eigenschappen die het als smaakmaker biedt [3](#page=3).
#### 3.2.1 Eigenschappen van sucrose
Sucrose heeft eigenschappen die het moeilijk te vervangen maken, zoals het vermogen om bulk, structuur en textuur te geven aan producten (bv. koek, cake, snoep) door kristallisatie en caramelisatie. Het werkt ook als conserveermiddel in hoge concentraties (bv. jam) en wordt breed geaccepteerd als zoetstof en ingrediënt. De zoetkracht en zoetsensatie zijn daarentegen wel gemakkelijk te vervangen. Nadelen van sucrose zijn dat het calorieën bevat en cariogeen is [3](#page=3).
#### 3.2.2 Verschillende soorten suikers en koolhydraten
* **Monosachariden**: Bacteriën kunnen monosachariden metaboliseren, maar op een minder efficiënte manier; het is niet hun voorkeursbron en ze gebruiken het alleen wanneer sucrose niet beschikbaar is. Ze geven de voorkeur aan suikers die hen de meeste energie leveren. Voorbeelden zijn glucose, fructose, invertsuiker (glucose + fructose), galactose, rhamnose en xylose [3](#page=3).
* **Disachariden**: Dit zijn ook niet de voorkeurssuikers van bacteriën. Voorbeelden zijn maltose (glucose + glucose) en lactose (galactose + glucose) [3](#page=3).
* **Natuurlijke of toegevoegde suikers**: Zowel natuurlijke suikers die al in een product aanwezig zijn als suikers die aan een product worden toegevoegd, hebben hetzelfde cariogene potentieel [3](#page=3).
* **Zetmelen**: Zetmelen zijn cariogeen bij langdurige aanwezigheid in de mond, omdat ze worden afgebroken tot mono- en disachariden. Een voorbeeld hiervan zijn plakkerige cornflakes [3](#page=3).
* **Fruit**: De impact van fruit op tandgezondheid varieert afhankelijk van de vorm en consumptiewijze [3](#page=3).
* **Appel**: Bevat suiker, maar het kauwen stimuleert de speekselklieren, wat de impact beperkt [3](#page=3).
* **Appelmoes**: Is verwerkt, vereist geen kauwen en bevat vaak toegevoegde suiker, wat leidt tot een hogere impact [3](#page=3).
* **Banaan**: Rijk aan koolhydraten, zeer kleverig en vereist weinig kauwen, wat resulteert in een hogere impact [3](#page=3).
* **Gedroogde vruchten**: Zoals abrikozen en rozijnen, bevatten geconcentreerde suikers in het vruchtvlies. Hoewel gezonder dan snoep, hebben ze een aanzienlijk cariogeen vermogen [3](#page=3).
### 3.3 Rol van suiker: hoeveelheid en frequentie van suikerconsumptie
Naarmate de jaarlijkse suikerconsumptie per individu stijgt, neemt de incidentie van cariës toe. Het cariogene vermogen van één klontje suiker van 5 gram is niet hetzelfde als vijf klontjes van 1 gram gespreid over de tijd; de laatste is meer cariogeen. Het is beter om een grote hoeveelheid suiker in één keer te consumeren dan kleine hoeveelheden verspreid, bij voorkeur tijdens maaltijden wanneer de speekselproductie hoger is en andere voedingsmiddelen bufferend werken. Er is een significant verschil tussen meerdere zuurstoten of enkel bij hoofdmaaltijden, omdat de tand dan onvoldoende tijd heeft om te remineraliseren [4](#page=4).
### 3.4 Andere factoren die tandbederf beïnvloeden
Verschillende factoren hebben invloed op tandbederf:
* **Eigenschappen van het voedingsmiddel**:
* **Kleverigheid**: Producten zoals bonbons kunnen zich makkelijk in groeven nestelen [4](#page=4).
* **Vetgehalte**: Chocolade bevat veel vet en suiker. Een hoog vetgehalte kan de cariogeniteit verminderen, omdat vet een film vormt die bacteriën minder goed doordringen. Cacao (donkere chocolade) heeft ook een cariësremmend effect [4](#page=4).
* **Contacttijd**: Dranken lang in de mond houden of continu drinken uit een flesje (zoals bij kinderen) verhoogt de blootstelling [4](#page=4).
* **Beschermende voedingsstoffen**:
* **Fluoride**: Draagt bij aan mondgezondheid [4](#page=4).
* **Zuivel**: De meeste zuivelproducten bevatten calcium, dat remineralisatie bevordert, evenals caseïne en fosfaat [4](#page=4).
* **Koemelk (zuiver)**: Wordt als niet-cariogeen beschouwd vanwege de aanwezigheid van calcium, fosfaat en caseïne. Hoewel het lactose bevat (4,8g/100ml), is dit verwaarloosbaar ten opzichte van de beschermende stoffen. Koemelk kan zelfs cariostatisch (anti-cariogeen) werken, wat is aangetoond in experimenten met ratten [4](#page=4).
* **Flesvoeding**: De cariogeniteit van flesvoeding is minder onderzocht, maar kan wel degelijk cariogeen zijn, vooral na de doorbraak van tanden; nachtvoedingen dienen vermeden te worden [4](#page=4).
* **Sojaproducten**: Bevatten glucose en maltodextrines in plaats van lactose. Ze zijn niet geschikt voor continu gebruik, vooral 's nachts of tussen maaltijden door [4](#page=4).
* **Moedermelk**: Hoewel de beste voeding voor baby's, is het een minder goede vloeistof voor remineralisatie vanwege een lager mineraalgehalte (calcium, fosfaat) en een hogere lactoseconcentratie (7g/100ml). Er zijn controversiële rapporten over een verband met tandbederf bij langdurige (langer dan 12 maanden), ‘op vraag’ en nachtelijke borstvoeding [4](#page=4).
### 3.5 Cariogeen vermogen van voeding bepalen
Verschillende technieken worden gebruikt om het cariogene vermogen van voeding te bepalen:
* **pH-metingen in biofilm**:
* **Plaquestaal op elektrode plaatsen (in vitro)**: Onderzoek zonder speeksel [5](#page=5).
* **Microtouch pH-elektrode in tandplaque in situ plaatsen (in vivo)**: Met speeksel, maar de resultaten zijn niet veralgemeenbaar omdat tandplak varieert per persoon en plaats [5](#page=5).
* **pH-telemetrie**: Een pH-elektrode ingebouwd in een kroon of prothese, gedragen in de mond [5](#page=5).
* **Dierexperimenten**: Ratten geïnfecteerd met cariogene bacteriën krijgen een experimenteel dieet en een 'caries potential index' (CPI) wordt berekend, wat de verhouding is van het aantal laesies veroorzaakt door het geteste dieet ten opzichte van een referentieproduct (sucrose) [5](#page=5).
* **'In situ' caries modellen**: Protheses met glazuur- en/of dentinesamples worden door testpersonen in de mond gedragen [5](#page=5).
Het "Happy Tooth" logo geeft aan dat de zuurtegraad in de mond niet onder een pH-waarde van 5,7 zal dalen [5](#page=5).
### 4 Impact van voeding op mondgezondheid: erosie
Erosie is het oplossen van tandweefsels (glazuur, dentine, cementum) door zuren die niet van microbiële oorsprong zijn [5](#page=5).
#### 4.1 Rol van zuren
H+ ionen uit zure substanties kunnen tandweefsel aantasten dat niet bedekt is met tandplak. Zuren van externe oorsprong, met minder tandplak, leiden tot directer contact. De losgeweekte mineralen worden niet tegengehouden door de biofilm en spoelen weg naar het speekselcompartiment. Over het algemeen geldt dat hoe beter de mondhygiëne, hoe groter de kans op erosie. Zuren komen bijvoorbeeld voor in frisdranken (citroenzuur tot 3%), appelzuur en fosforzuur (cola), en pompelmoes bevat een zuur dat moeilijk te bufferen is door speeksel. Cariës daarentegen komt voor op plaatsen waar tandplak zich ophoopt, zoals in groeven, fissuren, interdentale ruimtes en langs de tandvleesrand. In de biofilm vormen en stapelen zuren zich uit suikers, weken mineralen los, maar houden deze ook gevangen voor herstel [5](#page=5).
---
# Voedingsgerelateerde problemen met repercussies op mondgezondheid
Voedingsgerelateerde problemen kunnen aanzienlijke negatieve effecten hebben op de mondgezondheid, variërend van algemene toestanden zoals ondervoeding en overvoeding tot specifieke aandoeningen zoals diabetes en eetstoornissen, met specifieke aandacht voor bepaalde groepen [6](#page=6).
### 6.1 Voedingstoestand
De voedingstoestand, zowel ondervoeding als overvoeding, heeft directe gevolgen voor de mondgezondheid.
#### 6.1.1 Ondervoeding
Ondervoeding komt vaak voor bij ouderen en langdurig ernstig zieken, mede door factoren als dementie, eenzaamheid, verlies van eetlust, en slik- en kauwproblemen. De gevolgen voor de mondgezondheid zijn onder andere een snellere ontwikkeling van gingivitis en parodontitis, en het sneller verliezen van gebitselementen. Tandheelkundige behandelingen worden technisch moeilijker vanwege beperkte mondopening, wangvet en positionering in de behandelstoel. Interventies zijn ook medisch risicovoller door reeds bestaande complicaties zoals hoge bloeddruk [6](#page=6).
#### 6.1.2 Overvoeding
Overvoeding wordt gekenmerkt door een verstoord voedingspatroon waarbij cliënten veel frequenter gedurende de dag eten. De specifieke mondgezondheidsrisico's bij overvoeding worden in de verstrekte tekst niet verder uitgewerkt dan de link met een verstoord voedingspatroon en frequenter eten [6](#page=6).
### 6.2 Algemene aandoeningen
Diverse algemene aandoeningen hebben een duidelijke weerslag op de mondgezondheid.
#### 6.2.1 Diabetes type 2
Diabetes type 2, ook wel ouderdomsdiabetes genoemd, is gerelateerd aan voeding en beïnvloedt de mondgezondheid [6](#page=6).
#### 6.2.2 Maagreflux (GERD)
Gastro-esofageale refluxziekte (GERD) kan leiden tot een branderig gevoel, met name 's ochtends. Bij braken wordt zuur met een lage pH (ongeveer 2) in de mond gebracht, wat een typisch patroon in de mond zelf kan veroorzaken. Bij jonge kinderen is de maagsfincter nog niet volledig ontwikkeld, wat, in combinatie met veel eten, druk op de sfincter kan veroorzaken en tot reflux kan leiden [6](#page=6).
### 6.3 Eetstoornissen
Eetstoornissen zijn verstoorde eetpatronen die vaak gepaard gaan met een laag zelfvertrouwen, een laag zelfbeeld, angst, depressie, onzekerheid, eenzaamheid en boosheid. Er zijn verschillende types eetstoornissen [6](#page=6):
* **Anorexia nervosa:** Gekenmerkt door een abnormaal laag lichaamsgewicht, vaak gepaard gaand met braken [6](#page=6).
* **Boulimia nervosa:** Patiënten hebben meestal een normaal gewicht en vertonen eetbuien gevolgd door zelfopgewekt braken of laxeren [6](#page=6).
* **Binge eating disorder (BED):** Hierbij is er sprake van overgewicht en het consumeren van grote hoeveelheden voedsel [6](#page=6).
* **Orthorexia nervosa:** Een obsessieve focus op gezond eten, wat kan leiden tot een eenzijdig en deficiënt voedingspatroon [6](#page=6).
### 6.4 Specifieke aandachtsgroepen
Bepaalde groepen in de bevolking hebben specifieke voedingsgewoonten die invloed kunnen hebben op hun mondgezondheid.
#### 6.4.1 Gezondheidsfreaks
Deze groep consumeert vaak veel rauwkost (met dressings), citrusvruchten, bessen en sapjes. Ook honing, dat door de hoge suikerinhoud zoet smaakt ondanks zijn zure eigenschappen, en gedroogde vruchten worden veelvuldig gebruikt [6](#page=6).
#### 6.4.2 Sporters
Sporters hebben frequente voedingsmomenten vanwege hun hoge caloriebehoefte en vochtinname. Sportdranken bevatten vaak suiker en zijn zuur. Bovendien kan de speekselproductie veranderen tijdens activiteiten. Sporters, met name in gewichtsklassen, hebben ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van eetstoornissen [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cranio-faciale complex | Het complex geheel van botten, spieren en zenuwen in het hoofd dat verantwoordelijk is voor de structuur van het gezicht en de schedel. De ontwikkeling ervan is sterk afhankelijk van nutriënteninname tijdens cruciale periodes. |
| Peri-conceptueel | De periode die de tijd vlak voor de conceptie, de conceptie zelf en de eerste maanden van de zwangerschap omvat. Voedingsinname in deze fase is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van de foetus. |
| Gebitselementen | De verschillende onderdelen van het gebit, zoals tanden en kiezen. De vorming en de kwaliteit van het glazuur van deze elementen kunnen beïnvloed worden door de voedingstoestand tijdens de ontwikkeling. |
| Tandglazuur | Het harde, beschermende buitenste laagje van de tanden, dat voornamelijk bestaat uit mineralen. Het wordt gevormd tijdens de vroege levensjaren en kan bij ondervoeding defecten vertonen. |
| Proteïnen | Essentiële bouwstoffen voor het lichaam die nodig zijn voor de aanmaak van cellen, weefsels en enzymen. Een tekort kan de vorming van tandglazuur negatief beïnvloeden. |
| Mucosale infecties | Infecties van de slijmvliezen, die bijvoorbeeld in de mondholte kunnen optreden. Deze kunnen verergeren bij een deficiënte voedingstoestand en een verzwakt immuunsysteem. |
| Scheurbuik | Een ziekte die wordt veroorzaakt door een chronisch tekort aan vitamine C. Symptomen zijn onder andere bloedingen, losse tanden en botbreuken. |
| Demineralisatie | Het proces waarbij mineralen, voornamelijk calcium en fosfaat, uit het tandglazuur worden verwijderd. Dit wordt vaak veroorzaakt door zuren die door bacteriën uit suikers worden geproduceerd. |
| Remineralisatie | Het proces waarbij mineralen, voornamelijk calcium en fosfaat, terugkeren naar het tandglazuur, waardoor het wordt versterkt. Speeksel speelt hierbij een belangrijke rol. |
| Cariogeen | Een stof of voedingsmiddel dat tandbederf kan veroorzaken, meestal door de productie van zuren door bacteriën. |
| Sucrose | Een disacharide, ook wel bekend als sacharose, die uit glucose en fructose bestaat. Het is een veelgebruikte suiker in voeding en is zeer cariogeen. |
| Biofilm | Een laag van micro-organismen, zoals bacteriën, die zich hechten aan oppervlakken, waaronder tanden. Tandplak is een voorbeeld van biofilm in de mond. |
| Frisdranken | Koolzuurhoudende dranken die vaak grote hoeveelheden suiker en zuren bevatten, zoals citroenzuur en fosforzuur, en daardoor erosie en tandbederf kunnen veroorzaken. |
| Erosie | Het oplossen van tandweefsels, zoals glazuur en dentine, door zuren die niet afkomstig zijn van bacteriële activiteit, maar van externe bronnen zoals voeding en dranken. |
| Mondcarcinomen | Kankergevallen die ontstaan in de mondholte. Alcohol en roken zijn belangrijke risicofactoren voor de ontwikkeling hiervan. |
| Gingivitis | Een ontsteking van het tandvlees, vaak veroorzaakt door onvoldoende mondhygiëne, die kan leiden tot parodontitis als het niet behandeld wordt. |
| Parodontitis | Een ernstige tandvleesontsteking die het bot en andere ondersteunende structuren van de tanden aantast, met potentieel verlies van tanden als gevolg. |
| Maagreflux (GERD) | Gastro-oesofageale refluxziekte, waarbij maagzuur terugstroomt naar de slokdarm, wat kan leiden tot zuurvorming in de mond en mogelijke schade aan tandweefsels. |
| Eetstoornissen | Psychische aandoeningen die gekenmerkt worden door een verstoorde relatie met eten, zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eating disorder, met diverse gevolgen voor de mondgezondheid. |