Cover
Comença ara de franc Neonatologie 2025.pptx
Summary
# Voeding van de neonaat
Dit studiemateriaal biedt een uitgebreide samenvatting van de voeding van de neonaat, waarbij de nadruk ligt op de superioriteit van borstvoeding, de samenstelling en wettelijke aspecten van kunstvoeding, en de praktische bereiding en hoeveelheden van flesvoeding.
## 1. Voeding
### 1.1 Introductie en superioriteit van borstvoeding
Borstvoeding wordt beschouwd als de gouden standaard voor de voeding van pasgeborenen. De belangrijkste redenen voor deze superioriteit zijn:
* **Aangepaste samenstelling:** Moedermelk is qua samenstelling perfect afgestemd op de behoeften van de neonaat, wat ook geldt voor de samenstelling die constant verandert tijdens de lactatieperiode (eerste dagen vs. weken, ochtend vs. avond). Koemelk daarentegen is, onbewerkt, nutritioneel ongeschikt voor een zuigeling vanwege een te hoog eiwit- en mineralengehalte (zoals natrium) en een te laag lactosegehalte. De socio-economische reden voor het gebruik van koemelk als basis voor zuigelingenmelk is de ruime beschikbaarheid.
* **Immunologische voordelen:** Moedermelk bevat antistoffen en andere immuunfactoren die de baby beschermen tegen infecties.
* **Emotionele en relationele aspecten:** Borstvoeding bevordert de binding (bonding) tussen moeder en kind.
Kunstvoeding is onderhevig aan trends en ouders zijn vaak beïnvloedbaar door aantrekkelijke verpakkingen en slogans.
### 1.2 Wettelijke bepalingen over samenstelling van kunstvoeding
Wettelijke bepalingen reguleren de samenstelling van zuigelingenvoeding:
* **Volledige zuigelingenmelk:** Geschikt van geboorte tot 6 maanden.
* **Opvolgvoeding:** Geschikt van 6 maanden tot 12 maanden.
### 1.3 Borstvoeding: aanbevelingen en stellingen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beveelt het volgende aan met betrekking tot borstvoeding:
* **Exclusieve borstvoeding:** Gedurende de eerste 4 tot 6 maanden.
* **Bijvoeding:** Het geven van (suiker)water of kunstvoeding tijdens de eerste levensdagen wordt afgeraden. Indien de baby dorst heeft, kan een extra borstvoeding aangeboden worden.
* **Vaste voeding:** Na 6 maanden dient borstvoeding gecombineerd te worden met vaste voeding, die gestart kan worden vanaf 4 maanden.
Enkele belangrijke stellingen over moedermelk:
* **Glutenintroductie:** Gluten worden bij voorkeur geleidelijk opgestart vanaf 4 maanden en voor 12 maanden, bij voorkeur terwijl de baby nog borstvoeding krijgt. Dit kan de incidentie van coeliakie, diabetes type 1 en tarweallergie verminderen.
* **Roken:** Roken is geen contra-indicatie voor borstvoeding, hoewel blootstelling aan rook door jonge kinderen wel vermeden moet worden.
* **Medicatie:** Het gebruik van medicatie door de moeder moet individueel worden beoordeeld op mogelijke effecten voor het kind.
### 1.4 Contra-indicaties voor borstvoeding
Absolute contra-indicaties voor borstvoeding zijn onder andere:
* HIV-positiviteit
* Actieve tuberculose (totdat de moeder niet meer besmettelijk is)
* Acute CMV-infectie bij de moeder indien borstvoeding wordt gegeven aan een prematuur (<1500 gram)
* Gebruik van radioactieve producten
* Druggebruik (cocaine, heroïne, marihuana)
* Ernstig alcoholisme
* Bepaalde medicatie (vereist individuele afweging)
Relatieve contra-indicaties of situaties die specifieke aandacht vereisen:
* **Herpes simplex laesies op de borst:** Direct contact vermijden, kan doorgaan met de niet-aangetaste borst onder strikte handhygiëne.
* **Genitale of orale herpes:** Handhygiëne en dragen van een masker.
### 1.5 Voordelen van borstvoeding
**Voordelen voor het kind:**
* Minder infecties (gastro-intestinale, otitis media, respiratoire, urinewegen, bacteriële meningitis, sepsis bij prematuren).
* Verminderd risico op wiegendood (SIDS).
* Mogelijk verminderd risico op later overgewicht en obesitas, in positieve relatie tot de duur van de lactatieperiode. Dit wordt toegeschreven aan beschermende stoffen in moedermelk, een lager eiwitgehalte en de zelfregulerende voedingsmechanismen bij voeden op verzoek.
**Voordelen voor de moeder:**
* Verminderde postpartum-bloedingen en snellere involutie van de uterus (door oxytocine).
* Verminderd menstrueel bloedverlies en gedeeltelijke anticonceptie (lactatieamenorroe).
* Mogelijk sneller terugkeer naar pre-zwangerschapsgewicht.
* Lager risico op premenopauzale borstkanker.
* Verminderd risico op ovariumkanker.
* Verminderd risico op diabetes mellitus type 2.
* Verminderde kans op heupfracturen en osteoporose in de postmenopauze.
* Positieve psychologische effecten zoals optimale moeder-kindbinding en versterking van het zelfvertrouwen bij geslaagde borstvoeding.
### 1.6 Zuigelingenvoeding (kunstvoeding)
#### 1.6.1 Water voor bereiding
* **Flessenwater:** Mineraalarm, niet-bruisend flessenwater ("geschikt voor bereiding van zuigelingenmelk") heeft de voorkeur. Flessenwater mag niet gekookt worden. Een geopende fles water mag maximaal 24 uur in de koelkast bewaard worden. Gebruik geen water uit "gekoelde fonteinen".
* **Leidingwater:** Bruikbaar mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt:
* Zo laag mogelijk nitraat- en natriumgehalte. Maximaal 25 mg nitraat per liter water is veilig voor baby's.
* Ontluchtingstijd respecteren (water laten stromen alvorens op te vangen).
* Niet uit loden leidingen.
* Geen rechtstreekse verbinding met circuits voor ander water.
* Alleen koud water rechtstreeks uit de kraan gebruiken.
* Kraan en omgeving goed onderhouden.
* Niet koken, geen ontsmettingsmiddelen toevoegen.
* Niet filteren of ontharden.
* **Putwater:** Wordt **niet** aanbevolen.
#### 1.6.2 Fles en toebehoren
* Verschillende types flessen zijn beschikbaar.
* Flessen en toebehoren moeten voor het eerste gebruik gesteriliseerd worden.
* De voeding kan toegediend worden op ongeveer 37°C (lichaamstemperatuur) of op kamertemperatuur (ongeveer 20°C). Lauwe of koude melk is acceptabel, maar niet té koud.
#### 1.6.3 Melkpoeder: samenstelling en types
De samenstelling van melkpoeder is wettelijk vastgelegd. Voorkeur gaat uit naar:
* Zo laag mogelijk eiwitgehalte.
* Toevoeging van langeketen vetzuren.
* Toevoeging van prebiotica/HMO (humane melk oligosachariden) en/of probiotica. Deze hebben als doel de ontwikkeling van een evenwichtig darmmicrobioom en immuunsysteem te stimuleren.
* **Prebiotica:** Vezels die het microbioom beïnvloeden.
* **Probiotica:** Goede bacteriën.
* **HMO's:** Korte suikerketens die de gezonde ontwikkeling van de baby kunnen stimuleren en beschermen tegen infecties.
Verschillende types melkpoeders:
* **Gewone startvoeding:** Op basis van koemelkeiwit, aangepast qua suikers, mineralen en vetgehalte. Bruikbaar voor de meeste pasgeborenen.
* **Partieel hydrolysaat:** Eiwitten zijn gedeeltelijk afgebroken. Wordt soms gebruikt om risico op atopie en KMEA (koemelkallergie) te verminderen, maar de effectiviteit hiervan is wetenschappelijk onderwerp van discussie.
* **Semi-elementaire voeding:** Eiwitten zijn extensief gehydrolyseerd. Kan lactosevrij zijn en wordt gebruikt voor de behandeling van KMEA. Terugbetaald onder strenge voorwaarden.
* **Andere voedingen:** Anti-regurgitatie voedingen en comfortvoedingen bij verteringsongemakken. Extra-verzadiging voedingen missen wetenschappelijke evidentie.
#### 1.6.4 Bereiding van de fles
* **Maatvoering:** Gebruik **nooit** het maatje van een ander melkmerk, aangezien de korrelgrootte kan verschillen.
* **Verhouding:** De standaardverhouding is 1 maatschepje melkpoeder per 30 ml water. Een afgestreken maatschepje is essentieel.
* Te veel maatschepjes: melk te geconcentreerd, belast de spijsvertering en nieren, kan verstopping veroorzaken.
* Te weinig maatschepjes: melk te waterig, onvoldoende voedingsstoffen voor groei.
* **Graanvlokken:** Voeg geen meel of graanvlokken toe aan voedingen voor baby's jonger dan 4 maanden.
* **Procedure:**
1. Giet het nodige water in de fles (kamertemperatuur of opgewarmd tot 37-40°C).
2. Voeg het aangewezen aantal maatschepjes toe.
3. Sluit de fles af (zonder de speen aan te raken).
4. Rol de fles tussen de handen en schud tot alles is opgelost (niet te hevig schudden om luchtbellen te voorkomen).
5. Controleer de temperatuur van de melk (binnenkant pols) indien opgewarmd.
6. Maak de melk **altijd vlak voor de voeding klaar**. Melk is een voedingsbodem voor bacteriën.
7. Klaargemaakte melk mag maximaal 24 uur in de koelkast bewaard worden. Laat klaargemaakte melk uit de koelkast niet vanzelf tot kamertemperatuur komen.
8. Warm de flesvoeding niet opnieuw op, behalve tijdens dezelfde maaltijd als de melk koud is geworden.
9. Bewaar nooit restjes, gooi ze na de voeding weg.
10. **Speciaal voor voedingen met probiotica:** Warm het water eerst op tot 37-40°C alvorens het poeder toe te voegen, aangezien probiotica niet bestand zijn tegen hoge temperaturen.
#### 1.6.5 Hoeveelheden
De benodigde hoeveelheid voeding per kilogram lichaamsgewicht is als volgt:
* **Dag van de geboorte (dag 0):** 40 ml per kg
* **Dag 1:** 60 ml per kg
* **Dag 2:** 80 ml per kg
* **Dag 3:** 100 ml per kg
* **Dag 4:** 120 ml per kg
* **Dag 5:** 140 ml per kg
* **Nadien:** Baby's drinken naar behoefte, meestal tussen 150 en 200 ml per kg per dag.
Het aantal voedingen per dag is afhankelijk van het gewicht:
* **Baby's < 2,4 kg:** 8 voedingen per dag
* **Baby's tussen 2,4 kg en 3 kg:** 7 voedingen per dag
* **Baby's > 3 kg:** 6 voedingen per dag
### 1.7 Vaste voeding
* Vanaf 6 maanden is de ijzerbehoefte hoog, waardoor vaste voeding noodzakelijk is.
* Rond 4-6 maanden is de baby motorisch klaar om eten van een lepel af te happen.
* Bij de introductie van vaste voeding is het belangrijk om rekening te houden met het honger- en verzadigingsgevoel van de baby.
* Bouw vaste voeding rustig op in kleine stapjes.
* Introductie van voeding met sporen van gluten, ei en pinda (vlees vanaf 6 maanden).
* Bij familiale belasting van allergieën, overleg met de kinderarts.
---
# Warmtehuishouding en temperatuurregulatie
Dit gedeelte behandelt de mechanismen van warmteproductie en -verlies bij pasgeborenen, de gevolgen van hypothermie en hyperthermie, en preventieve maatregelen om een optimale temperatuur te handhaven.
### 8.1 Belang van temperatuurregulatie
In utero is de temperatuur constant dankzij het vruchtwater. Na de geboorte wordt de temperatuurregulatie van de pasgeborene uitgedaagd door de externe omgeving. Afkoeling kan leiden tot koude stress, wat de ademhaling kan stimuleren, maar ook tot ernstige complicaties zoals:
* Verhoogde zuurstofbehoefte
* Metabole acidose (verzuring van het bloed door overmaat aan CO2)
* Hypoglycemie (lage bloedsuikerspiegel)
* Apneu (ademstilstand)
* Bradycardie (trage hartslag)
* Longbloeding
De warmteproductie van een pasgeborene is relatief laag ten opzichte van het warmteverlies door een groot lichaamsoppervlak. In een omgeving van 20-25°C kan de huidtemperatuur met 0,3°C per minuut dalen en de kerntemperatuur met 0,1°C per minuut. Afkoeling vermindert significant de overlevingskans.
### 8.2 Mechanismen van warmteproductie
De pasgeborene kan warmte produceren door:
* **Vasoconstrictie:** Vernauwing van bloedvaten in de huid, wat resulteert in een bleke huid.
* **Foetale houding:** De foetushouding vermindert het lichaamsoppervlak dat aan de omgeving is blootgesteld.
* **Isolatie door bruin vet:** Pasgeborenen beschikken over een speciaal type vetweefsel (bruin vet) dat thermogenese (warmteproductie) mogelijk maakt.
* **Verhogen van de stofwisseling:** Dit vereist extra zuurstof.
### 8.3 Oorzaken van thermolabiliteit bij pasgeborenen
Pasgeborenen zijn thermolabiel (ongevoelig voor temperatuurschommelingen) om verschillende redenen:
* **Relatief groot lichaamsoppervlak:** De huidoppervlakte is groot ten opzichte van het lichaamsgewicht, wat leidt tot meer warmteverlies.
* **Weinig subcutaan vetweefsel:** Dit vermindert de isolatie.
* **Meer doorlaatbare huid:** Draagt bij aan verhoogd warmteverlies door straling.
* **Vochtige huid:** Verdamping van vocht op de huid is een belangrijke oorzaak van warmteverlies. Snelle verdamping na de geboorte (bv. van vruchtwater) leidt tot aanzienlijk warmteverlies.
### 8.4 Vier mechanismen van afkoeling
Er zijn vier belangrijke mechanismen waardoor pasgeborenen warmte verliezen:
1. **Straling (radiatie):** Warmteverlies van een warm voorwerp naar een kouder voorwerp in de omgeving, zonder direct contact. Dit is goed voor ongeveer 60% van het totale warmteverlies.
* **Preventie:** Toedekken met een doek of metaalfolie, gebruik van een stralingslamp.
2. **Verdamping (evaporatie):** Warmteverlies door verdamping van water op de huid (vruchtwater, badwater, urine, zweet). Dit is verantwoordelijk voor circa 25% van het warmteverlies.
* **Preventie:** Zo snel mogelijk na de geboorte afdrogen.
3. **Stroming (convectie):** Warmteverlies aan een luchtstroming. Dit kan optreden als de pasgeborene wordt blootgesteld aan koude lucht, bijvoorbeeld door tocht.
* **Preventie:** De huid afschermen van luchtstromen, ventilatie uitschakelen in de directe omgeving van de baby.
4. **Geleiding (conductie):** Warmteverlies door direct contact met een koud voorwerp of een koude vloeistof.
* **Preventie:** Gebruik maken van warme oppervlakken en warme doeken.
### 8.5 Gevolgen van hypothermie
Hypothermie (onderkoeling) kan leiden tot:
* **Verminderde perifere doorbloeding:** Weefsels krijgen minder zuurstof.
* **Verhoogd energieverbruik:** Het lichaam moet extra energie gebruiken om warmte te produceren.
* **Verhoogde zuurstofnood:** Door de verhoogde stofwisseling en de beperkte doorbloeding.
* **Hypoglycemie:** Glucoseverbranding leidt tot een daling van de bloedsuikerspiegel.
* **Metabole acidose:** Vetverbranding in afwezigheid van voldoende zuurstof veroorzaakt verzuring van het bloed.
### 8.6 Preventie van warmteverlies
Om warmteverlies te voorkomen, zijn de volgende maatregelen essentieel:
* Zorg voor een comfortabele omgevingstemperatuur.
* Voorkom tocht en directe blootstelling aan koude luchtstromen.
* Droog de baby onmiddellijk na de geboorte grondig af.
* Bedek de baby met warme dekens of een muts om warmteverlies via straling en verdamping te minimaliseren.
* Vermijd direct contact met koude oppervlakken.
* Houd de huid van de baby droog.
* Monitor de temperatuur van de pasgeborene regelmatig.
### 8.7 Gevolgen van hyperthermie
Hyperthermie (oververhitting) is eveneens schadelijk. Oorzaken kunnen zijn:
* Te veel kleding of dekens.
* Langdurig 'skinnen' (huid-op-huid contact) in een te warme omgeving.
* Te warme kamertemperatuur.
* "Dorstkoorts", wat kan optreden bij onvoldoende vochtinname.
* **Cave:** Een verhoogde temperatuur kan ook een teken zijn van een infectie (sepsis).
### 8.8 Alarmerende symptomen bij warmtehuishouding
* **Niet normaal:**
* Temperatuur onder 36,5°C (hypothermie)
* Temperatuur boven 37,5°C (hyperthermie)
* Koorts bij baby's jonger dan 3 maanden is per definitie een alarmsignaal (>38°C) en vereist medisch advies.
### 8.9 Temperatuurmeting
* **Normaal:** De rectale temperatuur dient tussen 36,5°C en 37,5°C te liggen. Infraroodthermostatie wordt ook gebruikt en de temperatuur wordt idealiter tussen 36,5°C en 37,5°C gehouden.
### 8.10 Interventie bij afwijkende temperaturen
* **Bij onderkoeling:**
* Zorg voor voldoende kleding en dekens.
* Vermijd langdurige blootstelling aan de koude omgeving.
* Gebruik een warme omgeving.
* **Cave:** Onderkoeling kan een teken zijn van sepsis.
* **Bij oververhitting:**
* Verwijder overtollige kleding of dekens.
* Zorg voor een koelere omgeving.
* Bied extra vocht aan indien de oververhitting door dorst wordt veroorzaakt.
* **Cave:** Oververhitting kan een teken zijn van infectie.
---
# Alarmerende signalen bij de neonaat
Dit onderwerp behandelt de normale fysiologische parameters bij pasgeborenen en identificeert alarmerende symptomen met betrekking tot ademhaling, circulatie, spijsvertering, urinewegen, warmtehuishouding, huidskleur en neurologische status.
### 3.1 Normale fysiologische parameters bij de neonaat
Voordat alarmerende signalen besproken kunnen worden, is het cruciaal om de normale parameters te kennen:
* **Ademhaling:** 30-60 ademhalingen per minuut.
* **Polsfrequentie:** 120-160 slagen per minuut.
* **Temperatuur (rectaal):** 36,5°C tot 37,5°C.
### 3.2 Risicofactoren voor alarmerende signalen
Bepaalde factoren kunnen de neonaat gevoeliger maken voor problemen en een verhoogd risico op infecties met zich meebrengen. Dit omvat:
* Intra-uteriene groeiretardatie (IUGR).
* Slechte start (lage APGAR-score).
* Laattijdige meconiumlozing.
### 3.3 Alarmerende symptomen per orgaansysteem
#### 3.3.1 Ademhaling
**Normaal:**
* Comfortabele indruk.
* Periodiek ademen gedurende enkele minuten, met afwisselend normale en snelle ademhalingen (tachypnoe) en/of korte ademhalingspauzes, vooral tijdens het in slaap vallen.
* Sporadisch luidruchtig ademen is acceptabel, maar stridor in rust is een alarmsignaal.
**Gevoeligheid voor respiratoir falen bij neonaten:**
* Gevoeligheid voor infecties door gebrek aan verworven immuniteit.
* Nauwere luchtwegen die gevoeliger zijn voor obstructie door oedeem of secreties.
* Een compliantere borstkas, wat leidt tot minder efficiënte ademhaling en meer thoraxintrekkingen bij verhoogde ademarbeid.
* Het diafragma is de belangrijkste ademhalingsspier; hulpademhalingsspieren dragen weinig bij, wat leidt tot snellere uitputting.
* Paradoxale inhibitie van de ademhalingsdrive, waardoor infecties zich kunnen presenteren met apneu of hypoventilatie in plaats van verhoogde ademarbeid.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Kreunen:** Een "steunende ademhaling" waarbij de baby tegen een gesloten stemspleet ademt om de luchtdruk te verhogen en de longblaasjes open te houden. Dit kan wijzen op Transiënte Tachypnee van de Neonaat (TTN) of Respiratoir Distress Syndroom (RDS).
* **Tirage:** Intrekkingen van de borstkas tijdens de inademing (subcostaal, suprasternal, of sternal), wat duidt op moeilijke ademhaling en gebruik van hulpademhalingsspieren.
* **Tachypnoe:** Versnelde ademhaling (meer dan 60 ademhalingen per minuut), wat kan wijzen op een verhoogd metabolisme door koorts, infectie, hartafwijking, etc.
* **Neusvleugelen:** Het openen van de neusvleugels tijdens inspiratie, wat een teken is van moeizame ademhaling en gebruik van hulpademhalingsspieren.
* **Apneu:** Een adempauze. Tot 10 seconden kan normaal zijn; boven de 20 seconden is alarmerend.
* **Stridor:** Een hoogfrequent, ruw geluid hoorbaar tijdens de inademing, veroorzaakt door obstructie van de bovenste luchtwegen (strottenhoofd of luchtpijp). Kan wijzen op een slap strottenhoofd of stembandparese.
#### 3.3.2 Circulatie
**Normaal:**
* Comfortabele indruk.
* Regelmatig ritme.
* Polsfrequentie tussen 100-180 slagen per minuut.
* Capillaire refill time (CRT) kleiner dan 2 seconden (gemeten op het sternum).
**Afwijkende tekenen:**
* Oncomfortabele indruk, kreunen.
* Bleek-gebloemde huid (cutis marmorata) of cyanose.
* Onregelmatig ritme.
* Hartslag kleiner dan 100 of groter dan 180 slagen per minuut.
* Capillaire refill time groter dan 2 seconden (gemeten op het sternum).
**Specifieke afwijkingen:**
* **Kreunen:** Kan overlappen met ademhalingsproblemen en duidt op een wederzijdse invloed.
* **Huid:**
* **Bleekheid:** Niet normaal, kan wijzen op asfyxie, anemie, shock, of een open ductus arteriosus.
* **Gebloemde huid (cutis marmorata):** Kan normaal zijn bij kou, maar ook wijzen op ondervulling, shock, of sepsis.
* **Cyanose:** Centraal (onvoldoende zuurstof) of perifeer (kan door kou komen, wees alert op onderkoeling). Acrocyanose is normaal.
* **Capillaire refill time:** Een CRT langer dan 2 seconden is niet normaal en wijst op circulatoir falen, vaak veroorzaakt door infectie.
#### 3.3.3 Spijsvertering
**Normaal:**
* Goede zuigreflex.
* Af en toe wat braken is acceptabel.
* Meconiumlozing binnen de eerste 24 uur.
* Goede gewichtsevolutie.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Geen meconium binnen de eerste 24 uur:** Dit kan wijzen op een vertraagde darmtransit of een aanlegstoornis in het gastro-intestinale systeem (ileum, colon, rectum, aars). Mogelijke oorzaken zijn:
* Aanlegstoornissen (atresie) van de dunne darm (duodenale atresie, malrotatie en volvulus, jejunoileale atresie).
* Aanlegstoornissen (atresie) van de dikke darm.
* Anale atresie.
* Meconium ileus en meconium peritonitis (vaak bij taaislijmziekte).
* Ziekte van Hirschsprung.
* **Braken:** Alarmerend bij:
* **Galbraken:** Wijst op een obstructie in het hogere deel van de maagdarmtractus (bv. duodenumatresie, malrotatie).
* **Bloedbraken:** Kan veroorzaakt worden door geboorte, borstvoeding, stressulcera of de hemorrhagic disease of the newborn.
* **Projectielbraken:** Kenmerkend voor duodenale obstructie (bv. duodenale atresie, pylorusstenose).
* **Braken bij een zieke zuigeling:** Kan wijzen op infectie, necrotiserende enterocolitis, metabole afwijking, of slokdarmatresie.
* **Constipatie:** Kan wijzen op hypothyreoïdie, de ziekte van Hirschsprung. Bij borstvoeding kan een stoelgang eens per week normaal zijn.
#### 3.3.4 Urinewegen
**Normaal:**
* Diurese binnen de eerste 24 uur na de geboorte.
* Normale urinestraal.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Vertraagde diurese:** Kan veroorzaakt worden door:
* **Pre-renaal:** Dehydratatie, septische shock, hartfalen.
* **Renaal:** Infectie thv de nier, medicatie, intoxicatie, aangeboren afwijking.
* **Post-renaal:** Obstructie van de urinewegen (bv. urethrakleppen met slechte straal, vesico-ureterale reflux, ureterale obstructie, urethrastenose).
#### 3.3.5 Warmtehuishouding
**Normaal:**
* Comfortabele indruk.
* Temperatuur (infrarood gemeten) tussen 36,5°C en 37,5°C.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Temperatuur < 36,5°C (hypothermie):** Kan duiden op te weinig kleding, te lang blootgesteld, te koude omgeving, of een teken van sepsis.
* **Temperatuur > 37,5°C (hyperthermie/koorts):** Bij een baby jonger dan 3 maanden en een temperatuur van meer dan 38°C is medisch advies vereist. Oorzaken kunnen zijn: te veel kleding, langdurig "skinnen" (huid-op-huid contact), te warme kamertemperatuur, "dorstkoorts", of een infectie.
**Mechanismen van warmteverlies:**
* **Straling (radiatie):** Warmteverlies aan een kouder object in de omgeving zonder direct contact (ca. 60%). Preventie: toedekken, stralingslamp.
* **Verdamping (evaporatie):** Warmteverlies door verdamping van vocht op de huid (ca. 25%). Preventie: zo snel mogelijk afdrogen.
* **Stroming (convectie):** Warmteverlies aan luchtstroming. Preventie: huid afschermen van luchtstromen.
* **Geleiding (conductie):** Warmteverlies door direct contact met een koud object of vloeistof. Preventie: warme oppervlakken en doeken gebruiken.
**Gevolgen van hypothermie:**
* Verminderde perifere doorbloeding, met verminderde zuurstoftoevoer naar weefsels.
* Verhoogd energieverbruik en zuurstofnood.
* Hypoglycemie door glucoseverbranding.
* Metabole acidose door vetverbranding in afwezigheid van voldoende zuurstof.
#### 3.3.6 Huidskleur
**Normaal:**
* Mooi roze kleur.
* Frisse handen en voeten.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Bleek-gebloemde huid (cutis marmorata):** Kan duiden op sepsis, anemie, of koude.
* **Cyanose:** Nooit normaal, zelfs niet bij huilen. Acrocyanose (blauwverkleuring van handen en voeten) is wel normaal.
* **Petechiën:** Kleine, puntvormige bloedinkjes. Oorzaken: infectie/sepsis, neonatale allo-immune trombopenie, congenitale trombopenie. **Tip:** Controleer of ze wegdrukbaar zijn met een glas.
* **Icterus (geelzucht):** Indicatie van hyperbilirubinemie (te hoge concentratie bilirubine).
* **Ongeconjugeerd bilirubine:**
* Oplosbaar in vet, toxisch voor het CZS. Bindt aan albumine. Als albumine verzadigd is, kan vrij bilirubine het CZS bereiken.
* Oorzaken: Fysiologisch, borstvoeding, hemolyse (bv. ABO-incompatibiliteit), bloeding, infectie, Crigler-Najjar syndroom, Gilbert syndroom.
* **Cave:** Onset binnen 24 uur na geboorte is altijd pathologisch!
* **Geconjugeerd bilirubine:**
* Oplosbaar in water, niet neurotoxisch. Uitgescheiden via gal en urine/stoelgang.
* **NOOIT fysiologisch.** Wijst op een ernstige onderliggende pathologie zoals cholestase, hepatocellulaire schade, CMV, TORCH-infecties, neonatale hepatitis, sepsis, metabole stoornissen, of biliaire atresie.
#### 3.3.7 Neurologische status
**Normaal:**
* Comfortabele indruk.
* Fontanel op niveau met de schedel.
**Niet normaal (alarmerende symptomen):**
* **Bomberende fontanel of andere zwellingen:**
* Bomberende fontanel kan wijzen op meningitis of verhoogde intracraniële druk.
* Andere zwellingen:
* *Caput succedaneum:* Zwelling van zacht weefsel op het deel van de schedel dat het eerst geboren is; verdwijnt binnen 1-2 dagen.
* *Cefaal hematoom:* Zwelling door bloeding tussen bot en botvlies, begrensd door schedelnaden; verdwijnt na ca. 6 weken.
* *Subgaleaal hematoom:* Levensbedreigende bloeding tussen peesblad en botvlies; loopt over schedelnaden heen.
* **Afwijkende tonus/reflexen:**
* **Hypotonie (slappe spieren):** Kan wijzen op hypoglycemie, asfyxie (hypoxisch-ischemische encephalopathie - HIE), kernicterus, spieraandoeningen, metabole aandoeningen, syndromen (bv. Trisomie 21, Prader-Willi). De Thompson score kan gebruikt worden om HIE te gradueren.
* **Hypertonie (spierspanning):** Kan wijzen op epilepsie, HIE, hersenbloeding, centrale infecties.
> **Tip:** Bij het beoordelen van de neurologische status is het belangrijk om de algemene indruk, tonus, reflexen en de fontanel in ogenschouw te nemen.
### 3.4 Belang van de alarmerende signalen
Het tijdig herkennen van deze alarmerende signalen is van vitaal belang voor de neonatale zorg. Een snelle interventie kan de prognose aanzienlijk verbeteren en ernstige complicaties voorkomen. Een goede kennis van zowel de normale als de abnormale parameters is essentieel voor elke zorgverlener die met pasgeborenen werkt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Borstvoeding | De voeding van een zuigeling met melk afkomstig van de menselijke borst, beschouwd als de gouden standaard vanwege de aangepaste samenstelling, immunologische voordelen en emotionele aspecten. |
| Kunstvoeding | Een alternatief voor moedermelk, meestal op basis van koemelk of soja, dat is aangepast om te voldoen aan de nutritionele behoeften van zuigelingen, maar minder immunologische voordelen biedt dan borstvoeding. |
| Volledige zuigelingenmelk | Een type kunstvoeding dat vanaf de geboorte tot ongeveer 6 maanden geschikt is als enige voedingsbron voor een zuigeling. |
| Opvolgvoeding | Een type kunstvoeding dat bedoeld is voor zuigelingen vanaf 6 maanden tot 12 maanden, ter aanvulling op vaste voeding. |
| Moedermelk | De natuurlijke voeding geproduceerd door de menselijke borst, die dynamisch van samenstelling verandert en essentiële voedingsstoffen, antilichamen en groeifactoren bevat die cruciaal zijn voor de ontwikkeling en immuniteit van de baby. |
| Koemelk | Melk afkomstig van koeien, die, indien onbewerkt, ongeschikt is als directe voeding voor zuigelingen vanwege een onevenwichtige verhouding aan eiwitten, mineralen en suikers. |
| Tropen van de neonaat (TTN) | Een tijdelijke ademhalingsprobleem bij pasgeborenen, gekenmerkt door snelle ademhaling, veroorzaakt door vertraagde klaring van vocht in de longen na de geboorte, meestal spontaan oplossend binnen enkele dagen. |
| Respiratoir distress syndroom (RDS) | Een longaandoening die vaker voorkomt bij prematuren, veroorzaakt door een tekort aan surfactant, wat leidt tot instorting van de longblaasjes en bemoeilijke ademhaling. |
| Surfactant | Een stof die door de longen wordt geproduceerd en de oppervlaktespanning in de longblaasjes verlaagt, waardoor deze open blijven en ademhaling efficiënter wordt. |
| Tirage | Intrekkingen van de borstkas tijdens de inademhaling, wat wijst op moeizame ademhaling en gebruik van hulpademhalingsspieren. |
| Tachypnee | Een te snelle ademhaling, gedefinieerd als meer dan 60 ademhalingen per minuut bij een neonaat, wat kan duiden op een verhoogd metabolisme of andere onderliggende problemen. |
| Apneu | Een periode waarin de ademhaling volledig stilstaat. Bij pasgeborenen kan een korte apneu van maximaal 10 seconden normaal zijn, maar langere periodes zijn alarmerend. |
| Stridor | Een hoogfrequent, ruw geluid dat hoorbaar is tijdens de inademhaling, veroorzaakt door obstructie van de bovenste luchtwegen zoals het strottenhoofd of de luchtpijp. |
| Capillaire refill time (CRT) | De tijd die nodig is voor de huid om terug te keren naar zijn normale kleur na erop te hebben gedrukt. Een CRT van meer dan 2 seconden kan wijzen op circulatieproblemen. |
| Meconium | De eerste ontlasting van een pasgeborene, bestaande uit ingeslikt vruchtwater, afgestorven darmcellen, lanugoharen, vernix, darmsappen en galvocht. |
| Galbraken | Braken van gal, wat kan duiden op een obstructie in het hogere deel van het maag-darmkanaal, zoals een duodenumatresie of malrotatie. |
| Icterus (geelzucht) | Een geelverkleuring van de huid en het oogwit, veroorzaakt door een te hoge concentratie bilirubine in het bloed. Kan fysiologisch of pathologisch zijn. |
| Hyperbilirubinemie | Een te hoge concentratie bilirubine in het bloed. |
| Ongeconjugeerd bilirubine | Bilirubine dat niet is omgezet in een oplosbare vorm. Het kan toxisch zijn voor het centrale zenuwstelsel als het albumine bindt. |
| Geconjugeerd bilirubine | Bilirubine dat in de lever is omgezet in een wateroplosbare vorm en wordt uitgescheiden via de gal en ontlasting. |
| Fontanel | De zachte, voelbare openingen op de schedel van een baby, waar de botplaten nog niet zijn vergroeid. |
| Bomberende fontanel | Een uitpuilende fontanel, wat kan wijzen op verhoogde intracraniële druk of meningitis. |
| Hypotonie | Een verminderde spierspanning, wat kan duiden op diverse aandoeningen zoals hypoglycemie, asfyxie of bepaalde syndromen. |
| Hypertonie | Verhoogde spierspanning, wat kan wijzen op aandoeningen zoals epilepsie, hypoxisch-ischemische encefalopathie of hersenbloedingen. |
| Sepsis | Een levensbedreigende reactie van het lichaam op een infectie, waarbij de infectie zich door het lichaam verspreidt en orgaandysfunctie veroorzaakt. |
| Asfyxie | Een zuurstoftekort tijdens de geboorte, wat kan leiden tot hypoxisch-ischemische encefalopathie (HIE). |
| Kernicterus | Een ernstige vorm van hersenschade veroorzaakt door extreem hoge niveaus van ongeconjugeerd bilirubine die het centrale zenuwstelsel bereiken. |