Cover
Comença ara de franc neonatologie 2025 - deel2.pptx
Summary
# Neonatale screening
Neonatale screening is een essentieel proces voor de vroege opsporing van aangeboren aandoeningen bij pasgeborenen, met als doel ernstige handicaps of overlijden te voorkomen door tijdige diagnose en behandeling.
## 1. Neonatale screening
### 1.1 Wat is neonatale screening en waarom wordt het uitgevoerd?
Neonatale screening, ook wel bekend als de hielprik, is een test die bij alle pasgeborenen wordt uitgevoerd. Het primaire doel is het vroegtijdig opsporen van aangeboren aandoeningen. Door deze aandoeningen vroegtijdig te diagnosticeren en te behandelen, kunnen ernstige handicaps, chronische aandoeningen of overlijden worden voorkomen.
#### 1.1.1 Criteria voor screening
Een aandoening komt in aanmerking voor neonatale screening indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
* **Vroege klinische diagnose is onmogelijk:** Dit geldt met name voor asymptomatische aandoeningen bij de geboorte.
* **Relatief hoge incidentie:** De aandoening komt met een zekere frequentie voor in de populatie.
* **Werkzame en haalbare behandeling beschikbaar:** Er moet een effectieve behandeling bestaan die de prognose verbetert.
* **Vroegtijdige opsporing leidt tot betere prognose:** De vroege diagnose en behandeling hebben een aantoonbaar positief effect op de uitkomst voor het kind.
* **Automatiseerbare, goedkope screeningstest:** De test moet efficiënt, kosteneffectief en betrouwbaar zijn.
#### 1.1.2 Kenmerken van een ideale screeningstest
Een ideale screeningstest bezit de volgende eigenschappen:
* **Zeer hoge gevoeligheid:** Er worden zo min mogelijk vals-negatieve resultaten gerapporteerd (weinig zieke kinderen worden gemist).
* **Hoge specificiteit:** Er worden zo min mogelijk vals-positieve resultaten gerapporteerd (weinig gezonde kinderen worden onterecht als ziek aangemerkt).
#### 1.1.3 Toestemming en financiering
De screeningstest wordt gratis aangeboden door de overheid. Indien er aanvullende onderzoeken nodig zijn na een afwijkende screening, komt de mutualiteit tussenbeide voor de financiering. Het is essentieel dat de ouders geïnformeerde toestemming geven voor de screening.
### 1.2 Het screeningsonderzoek: de hielprik
#### 1.2.1 De Guthrie-test (hielprik)
De hielprik, ook wel de Guthrie-test genoemd, is de meest gebruikte methode voor neonatale screening. Het betreft de afname van een klein beetje bloed uit de hiel van de pasgeborene.
#### 1.2.2 Evolutie en omvang van de screening
Het aantal ziekten waarop gescreend wordt, is in de loop der jaren toegenomen. Momenteel wordt er in België gescreend op 18 aangeboren aandoeningen. Er wordt nog onderzocht of Severe Combined Immune Deficiency (SCID) toegevoegd kan worden aan het screeningsprogramma.
#### 1.2.3 Tijdslijn van de afname
* **Franstalige gemeenschap:** Sinds november 2020 vindt de hielprik vervroegd plaats, namelijk 48 uur na de geboorte in plaats van 72 tot 96 uur. De resultaten tonen aan dat de gevoeligheid en specificiteit van de analyses behouden blijven en er een belangrijke tijdwinst is.
* **Vlaanderen:** Sinds januari 2024 vindt de screening ook in Vlaanderen plaats vanaf 48 uur na de geboorte.
#### 1.2.4 Speciale protocollen voor prematuren en zieke neonaten
Voor prematuren (< 34 weken) en ernstig zieke neonaten gelden aangepaste schema's:
* **Eerste afname:** Vóór de start van een infuus op dag 0 (D0).
* **Tweede afname:** Op dag 2 (D2).
* **Derde afname:** Tussen de tweede en vierde levensweek.
Deze aangepaste schema's zijn noodzakelijk omdat de interpretatie van de testresultaten bij deze kwetsbare groep anders kan zijn, met een verhoogd risico op vals-positieve of vals-negatieve resultaten.
#### 1.2.5 Gebruik van navelstrengbloed
Navelstrengbloed mag niet worden gebruikt voor neonatale screening. Bloedafnames zijn pas weer betrouwbaar twee weken na een transfusie.
### 1.3 De rol van de vroedvrouw
De vroedvrouw speelt een cruciale rol in verschillende fasen van het screeningsproces:
#### 1.3.1 Pre-analytische fase
* **Informeren van de ouders:** Uitleg geven over de screening, het doel ervan, en het bewaren van de gegevens van hun kind, waarbij de privacy wordt gewaarborgd.
* **Verkrijgen van geïnformeerde toestemming:** Mondelinge toestemming van de ouders wordt genoteerd op de achterzijde van het bloedkaartje, met vermelding van de gegevens van de zorgverstrekker en diens handtekening.
* **Bloedstaal afnemen:** Het bloedstaal correct afnemen volgens de voorgeschreven procedure.
* **Registratie van gegevens:** Invullen van alle vereiste gegevens op het bloedkaartje.
* **Verzenden van het bloedkaartje:** Bezorgen van het ingevulde bloedkaartje aan het screeningscentrum.
#### 1.3.2 Post-analytische fase
* **Meedelen van resultaten:** Communiceren van de resultaten aan de ouders, waarbij de interpretatie van normale versus afwijkende resultaten correct wordt overgebracht.
#### 1.3.3 Belangrijke taken voor de vroedvrouw
* **Goed informeren:** Duidelijke en begrijpelijke uitleg geven aan de ouders.
* **Mondelinge toestemming registreren:** Zorgen voor correcte administratie van de toestemming.
* **Afname op het juiste tijdstip:** De bloedafname uitvoeren binnen de vereiste tijdsvensters.
* **Resultaat meedelen:** Transparant communiceren over de uitkomsten van de screening.
* **Bewaren van gegevens:** Verzekeren dat de gegevens correct worden beheerd.
### 1.4 Verloop van het screeningsonderzoek
#### 1.4.1 Afname en verwerking van het bloedstaal
* **Bloedkaartje:** Het bloed wordt opgevangen op filterpapier in cirkels op het bloedkaartje. Het is essentieel om het filterpapier niet aan te raken.
* **Afname bij prematuren en zieke neonaten:** Speciale aandacht is vereist, omdat het risico op afwijkende resultaten groter is.
* **Pijnstilling:** Indien nodig kan pijnstilling, voeding of sucrose worden toegepast tijdens de afname.
* **Drogen en versturen:** Na de afname moet het bloedkaartje zorgvuldig drogen. Vervolgens wordt het zo snel mogelijk, idealiter binnen 24 uur (buiten weekends en feestdagen), per post of via een koerierdienst naar het screeningscentrum gestuurd in de daarvoor bestemde enveloppe. Vertragingen kunnen ernstige gevolgen hebben voor de te behandelen kinderen.
#### 1.4.2 Analyse in het laboratorium
* **Gegevensinvoer:** Alle gegevens van het bloedkaartje worden ingevoerd in het laboratoriumsysteem.
* **Voorbereiding:** Rondjes met een diameter van 3 mm worden uit het filterpapier geponst.
* **Analyse methoden:** De 18 aangeboren aandoeningen worden opgespoord met behulp van drie verschillende technieken.
* **Doorlooptijd:** De analyses nemen 24 tot 48 uur in beslag.
* **Herhaling bij afwijkende resultaten:** Indien een resultaat afwijkend is, wordt de analyse op hetzelfde bloedstaal driemaal herhaald om de betrouwbaarheid te garanderen.
#### 1.4.3 Resultaat en follow-up
* **Resultaatduur:** De resultaten zijn doorgaans na 3 weken beschikbaar.
* **Communicatie bij afwijkende resultaten:**
* Het laboratorium contacteert de materniteit, de vroedvrouw of de behandelende arts.
* Afwijkende resultaten worden schriftelijk en telefonisch meegedeeld aan de aangeduide arts.
* De arts informeert de ouders over het afwijkend resultaat en maakt verdere afspraken voor aanvullend onderzoek.
* **Normale resultaten:** Indien de screening geen afwijking toont, worden de resultaten niet actief meegedeeld aan de ouders.
* **Archivering:** Het screeningscentrum bewaart het bloedkaartje gedurende vijf jaar. De resultaten worden langer bijgehouden. De behandelend arts kan de resultaten en het bloedkaartje opvragen met toestemming van de ouders.
* **Vergelijking geboortelijsten:** De geboortelijsten van materniteiten en zelfstandige vroedvrouwen worden manueel vergeleken met de ontvangen bloedkaartjes om te voorkomen dat stalen verloren gaan.
#### 1.4.4 Belang van screeningsresultaten
> **Tip:** Een screening is geen definitieve diagnose. Het is mogelijk dat ziektes worden gemist tijdens de screening. Aanvullend onderzoek is essentieel om een diagnose te bevestigen.
### 1.5 Aandoeningen waarop gescreend wordt
De neonatale screening richt zich op een breed scala aan aangeboren aandoeningen, waaronder:
* Stoornissen in het metabolisme van bouwstenen van eiwitten (aminozuurmetabolisme).
* Stoornissen in de vetzuurverbranding.
* Stoornissen in het hergebruik van de vitamine biotine.
* Hormonale stoornissen.
* Mucoviscidose (Cystic Fibrosis).
* Spinale Musculaire Atrofie (SMA).
#### 1.5.1 Congenitale hypothyreoïdie (CHT)
* **Symptomen:** Verstandelijke en motorische achterstand, slecht drinken, hypotonie (slapheid), grote achterste fontanel, verstoorde temperatuurhuishouding, constipatie, macroglossie (vergrote tong).
* **Behandeling:** Medicatie of een streng dieet (levenslang).
* **Prognose:** Goed indien de therapie snel wordt gestart.
#### 1.5.2 Mucoviscidose (CF)
* **Definitie:** Een zeldzame, aangeboren, erfelijke stofwisselingsziekte die long- en spijsverteringsproblemen veroorzaakt.
* **Incidentie:** Ongeveer 1 op 3500 levendgeborenen.
* **Overervingspatroon:** Autosomaal recessief.
* **Diagnose:** Vaak moeilijk in het eerste levensjaar op basis van symptomen. Een zweettest wordt uitgevoerd na een afwijkend screeningsresultaat om de diagnose te bevestigen. DNA-onderzoek kan de specifieke fouten identificeren.
* **Prognose:** De levensverwachting is momenteel rond de 38 jaar. Vroege diagnose (vóór 2 maanden) leidt tot een betere prognose.
#### 1.5.3 Spinale Musculaire Atrofie (SMA)
* **Definitie:** Een zeldzame spierziekte waarbij de motorische zenuwcellen (alfa-motorneuronen) versneld afsterven, wat leidt tot toenemende spierzwakte in ledematen, romp en ademhalingsspieren.
* **Oorzaak:** Verstoring van de signaaloverdracht van zenuwen naar spieren.
* **Types:** Onderverdeeld in SMA type 1, 2, 3 en 4, gebaseerd op ernst en leeftijd van ontstaan. SMA type 1 en 2 komen het vaakst voor.
* **Impact:** Zonder behandeling leiden SMA type 1 en 2 tot ernstige handicaps, rolstoelgebondenheid en, in het geval van type 1, een levensverwachting van minder dan 2 jaar. Type 3 patiënten leren stappen, maar verliezen dit vermogen later.
* **Behandeling:** In België zijn er drie behandelingen beschikbaar.
* **Belang van vroege diagnose:** "TIME IS NEURONS!" benadrukt de urgentie van vroege opsporing en behandeling.
* **Dragerschap:** 1 op 45-50 personen is drager van het SMA-gen.
### 1.6 Erfelijkheid van aangeboren aandoeningen
* **Overervingspatronen:** De twee belangrijkste patronen zijn dominant en recessief. Recessieve overerving komt frequent voor bij de aandoeningen die via de hielprik worden gescreend.
* **Dragerschap:** Dragende ouders vertonen zelf geen klachten, waardoor zij vaak pas op de hoogte raken van het dragerschap wanneer zij een kind met een aandoening krijgen. Na de diagnose bij het kind worden de ouders vaak gescreend.
* **Consanguïniteit:** Het risico op recessieve aandoeningen is groter bij consanguïne koppels (bijvoorbeeld neef-nicht).
### 1.7 Belang van tijdige interventie
De neonatale screening is van cruciaal belang omdat veel aangeboren aandoeningen, indien onbehandeld, leiden tot ernstige, onherstelbare gevolgen. Vroege diagnose en interventie kunnen deze gevolgen voorkomen of significant verminderen, wat resulteert in een veel betere prognose en levenskwaliteit voor het kind.
> **Voorbeeld:** Bij congenitale hypothyreoïdie kan een snelle start van hormoontherapie hersenbeschadiging voorkomen en een normale cognitieve en motorische ontwikkeling mogelijk maken. Zonder behandeling leidt dit tot permanente verstandelijke en motorische achterstand.
---
# Wiegendoodpreventie
Hieronder volgt de studiehandleiding voor wiegendoodpreventie.
## 2. Wiegendoodpreventie
Wiegendood, of Sudden Infant Death Syndrome (SIDS), is het plotselinge, onverklaarbare overlijden van een kind jonger dan één jaar, meestal tijdens de slaap, waarbij na uitgebreid onderzoek geen doodsoorzaak kan worden vastgesteld.
### 2.1 Het triple risk-model
Wiegendood wordt verklaard door het samenspel van genetische factoren, omgevingsfactoren, ontwikkelings- en gedragspatronen en etnische predisposities bij een kwetsbaar kind tijdens een specifieke ontwikkelingsfase. De mate waarin elke factor bijdraagt, kan variëren. De negatieve beïnvloeding van een efficiënte arousal (wekrespons) staat centraal in de pathogenese van wiegendood.
* **Arousal:** Het mechanisme dat een kind wakker maakt bij een potentieel levensbedreigende situatie (bv. apneu, hypotensie). Dit kan spontaan (fysiologisch) of extern (omgevingsprikkels) optreden en leidt tot autonome of gedragsmatige reacties om veiligheid te garanderen.
* **Gestoorde Arousal:** Een afwijkende arousal kan genetisch bepaald zijn, of veroorzaakt worden door prenatale blootstelling aan nicotine, buikligging, warme omgeving, drugs, etc. Een genetisch bepaalde vertraagde ontwikkeling van de hersenstamneuronen die verantwoordelijk zijn voor arousal kan een rol spelen. Deficiënte serotoninereceptoren in de ventrale medulla spelen mogelijk een rol in arousal, chemo-sensitiviteit, ademhaling en bloeddrukregulatie.
### 2.2 Algemene preventieadviezen
Sinds 1994 worden algemene adviezen verspreid om wiegendood te voorkomen. De vroedvrouw en kinderarts spelen een cruciale rol in het informeren van ouders.
Er worden vier algemeen aanbevolen maatregelen gehanteerd:
1. **Rugligging:** Dit is de enige veilige slaaphouding.
2. **Niet roken:** Roken tijdens en na de zwangerschap dient vermeden te worden.
3. **Laag houden temperatuur slaapomgeving:** Zorg voor een koele slaapomgeving.
4. **Hoofd en gezicht vrij:** Het vrijhouden van hoofd en gezicht is cruciaal voor thermoregulatie en ademhaling.
Daarnaast is **regelmatig toezicht** belangrijk.
### 2.3 Risicofactoren van de omgeving
Verschillende omgevingsfactoren kunnen het risico op wiegendood verhogen:
#### 2.3.1 Slaaphouding
* **Rugligging:** De enige veilige slaaphouding. Tijdens waken kunnen afwisselende houdingen de motoriek stimuleren.
* **Buikligging:** Verhoogt het risico aanzienlijk. Dit kan leiden tot:
* Verminderde arousal-respons.
* Herinademing van uitgeademde lucht (rebreathing).
* Lagere vasomotore tonus met sneller hartritme.
* Verhoogde lichaamstemperatuur.
* Verandering van slaaparchitectuur ten gunste van diepe slaap.
* Het risico is het grootst bij jonge zuigelingen die nog niet zelfstandig kunnen wentelen en hun hoofd/nek langdurig in extensie en rotatie houden.
* **Zijligging:** Onveilig.
* **Inbakeren:** Kan het risico verhogen indien ouder dan 4 maanden.
#### 2.3.2 Rookgedrag
* **Roken tijdens zwangerschap:** Verhoogt het risico significant door de effecten van nicotine op de foetale ontwikkeling, cardiovasculaire controle en hersenontwikkeling (arousal).
* **Passief roken:** Verhoogt het risico, zij het in mindere mate dan actief roken tijdens de zwangerschap. Rookstop wordt sterk aanbevolen.
#### 2.3.3 Temperatuur slaapomgeving
* **Koele slaapomgeving:** Aanbevolen wordt 20 °C tot 8 weken, daarna 18 °C.
* **Hoofd en gezicht vrij:** Essentieel voor thermoregulatie, aangezien het hoofd verantwoordelijk is voor 80% van de warmte-uitwisseling. Het bedekken van het hoofd kan snel leiden tot een stijging van de lichaamstemperatuur.
#### 2.3.4 Toezicht
* **Regelmatig en direct toezicht:** De enige betrouwbare manier om een slapend kind te controleren.
* **Co-sleeping (in dezelfde kamer, apart bed):** Verlaagt de kans op wiegendood tot 6 maanden door intensiever toezicht en verhoogde arousal bij het kind door de aanwezigheid van de ouder. Dit geldt voor zowel nacht- als dag dutjes.
#### 2.3.5 Seizoen
Er is een seizoensvariatie, waarbij wiegendood vaker voorkomt in de winter.
#### 2.3.6 Bedmateriaal
* **Veilige slaapomgeving:** Bedmateriaal moet goede ventilatie garanderen. Een slaapzak heeft de voorkeur boven een laken.
* **Vermijden van bedekking hoofd/gezicht:** Het hoofd en gezicht mogen niet per ongeluk bedekt worden door lakens, dekens, dekbedden of knuffels. Dit kan rebreathing of warmtestuwing veroorzaken. Zorg dat het kind met de voetjes tegen het voeteneinde ligt om onder de deken te glijden te voorkomen.
* **Slapen in autostoel:** Afgeraden vanwege het risico op hypoxie door de zittende houding en flexie van het hoofd, wat luchtwegobstructie kan veroorzaken. Ook de autogordels kunnen de thoraxexpansie beperken.
#### 2.3.7 Samen slapen (bed-sharing)
* **Gevaarlijk:** Onvoldoende evidentie dat bed-sharing veilig is in Westerse culturen. Risico's omvatten accidentele verstikking, verhoogde omgevingstemperatuur, niet vrij blijven van het hoofd, en hypoxie door rebreathing. Risico verhoogd bij vermoeidheid, roken, alcohol of drugsgebruik van de ouder. In culturen waar bed-sharing een gewoonte is, zijn de slaapomstandigheden vaak anders (bv. stevige mat op de grond).
#### 2.3.8 Fopspeen
* **Niet afgeraden:** Kan een preventief effect hebben. Mogelijke verklaringen zijn:
* Lagere arousaldrempel.
* Motorisch rustiger, minder kans op secundaire buikligging.
* Minder gastro-oesofageale regurgitatie.
* Versterking orofaryngeale spieren ter voorkoming van obstructieve apneus.
* **Nadelen:**
* Mogelijke invloed op tandontwikkeling (malocclusie) bij langdurig gebruik (na 12 maanden).
* Vaker voorkomende otitis media (vooral na 6 maanden).
* Potentiële interferentie met melkproductie bij borstvoeding (uitstellen tot de borstvoeding goed op gang is).
* Vaker voorkomende gastro-intestinale infecties en orale candidose (hygiëne is belangrijk).
#### 2.3.9 Plotse verandering in omgeving
* **Stress en verandering slaappatroon:** Veranderingen zoals starten op een kinderdagverblijf kunnen stress veroorzaken en leiden tot slaapdeprivatie, wat de arousal kan verminderen en apneus kan doen toenemen. Wennen aan de nieuwe omgeving is belangrijk. Dit geldt ook voor logeren of verhuizen.
#### 2.3.10 Kindermishandeling
* **Niet automatisch wiegendood:** Herhaald plots overlijden binnen een gezin wijst niet automatisch op wiegendood. Een grondige anamnese en onderzoek zijn noodzakelijk om mishandeling uit te sluiten.
### 2.4 Kindfactoren
Verschillende factoren gerelateerd aan het kind zelf kunnen het risico op wiegendood beïnvloeden:
#### 2.4.1 Leeftijd
* **Vooral < 6 maanden:** De piek ligt tussen 2 en 4 maanden. Dit is gerelateerd aan het falen van de wekrespons.
#### 2.4.2 Geslacht
* **Jongens:** Tweemaal zo vaak getroffen als meisjes.
#### 2.4.3 Genetisch profiel
* **Genetische defecten:** Kunnen risicoverhogend werken in combinatie met andere factoren, zoals cardiale ionkanaalpathologie, serotoninetransporter-pathologie, afwijkende enzymatische afbraak van nicotine, defecten in het immuunsysteem, of metabole aandoeningen (bv. MCAD).
#### 2.4.4 Voeding
* **Borstvoeding:** Hoewel beschouwd als de gouden standaard voor voeding, is het geen directe preventieve factor tegen wiegendood. Wel zijn er frequentere arousals bij borstgevoede kinderen, wat een beschermend effect kan verklaren, met name rond de leeftijd van 2-3 maanden. Het beschermende effect kan echter ook verklaard worden door gunstige omgevingsfactoren (bv. minder roken, hogere socio-economische status) die vaak samengaan met borstvoeding.
#### 2.4.5 Prematuriteit
* **Verhoogd risico:** Prematuren, vooral die met een geboortegewicht lager dan 1000 gram, hebben vaker apneus. Het risico op wiegendood is omgekeerd evenredig met het geboortegewicht en de zwangerschapsduur.
* **Preventieve aandachtspunten:**
* Rugligging na de fase van respiratoire problemen.
* Vermijden van roken tijdens de zwangerschap (verhoogt kans op preterme arbeid).
* Aangepaste omgevingstemperatuur (hoger voor pretermen, maar te wijzigen zodra intensieve zorg niet meer nodig is).
* Moedermelk heeft een beschermende invloed binnen de groep prematuur geborenen, mogelijk door het voorkomen van andere risicoverhogende factoren.
#### 2.4.6 Medicatie
* **Vermijden:** Geneesmiddelen die het wekmechanisme beïnvloeden, zoals bepaalde hoestsiropen, moeten vermeden worden.
#### 2.4.7 Vaccinaties
* **Geen risicoverhogend effect:** Vaccineren heeft geen verhoogd risico op wiegendood. Integendeel, vaccinaties verminderen de zuigelingensterfte door infectieziekten drastisch en zijn een belangrijke preventieve maatregel.
#### 2.4.8 Infectieziekten
* **Geen direct causaal verband:** Hoewel bovenste luchtweginfecties frequent voorkomen bij zuigelingen, is er geen direct causaal verband met wiegendood. Bij reeds bestaande wekrespons-problemen kunnen infecties echter wel leiden tot levensbedreigende apneus.
#### 2.4.9 ALTE (Apparent Life-Threatening Event)
* **Twee onafhankelijke entiteiten:** ALTE is een acuut voorval waarbij een zuigeling schijnbaar levensbedreigende symptomen vertoont, wat een andere entiteit is dan wiegendood. Er is geen verhoogde kans op wiegendood na een ALTE. Oorzaken van ALTE kunnen divers zijn (bv. reflux, epilepsie, luchtwegobstructies, medicatie, hartritmestoornissen, metabole oorzaken).
### 2.5 Ouderfactoren
Factoren gerelateerd aan de ouders dragen ook bij aan het risico:
#### 2.5.1 Rookgedrag
* Zie Risicofactoren van de omgeving - Rookgedrag.
#### 2.5.2 Alcohol
* **Risicoverhogend:** Alcoholgebruik rond de conceptie en tijdens het derde trimester van de zwangerschap verhoogt het risico. Alcoholgebruik van de moeder kort voor het overlijden verhoogt het risico aanzienlijk. Siblings van foetale alcohol syndroom kinderen hebben een verhoogd risico op wiegendood.
#### 2.5.3 Drugs
* **Risicoverhogend:** De kans op wiegendood is verhoogd bij gebruik van drugs, met een risico dat afhangt van het type drug en combinaties. Ook postnatale abstinentieverschijnselen bij het kind kunnen een rol spelen. Het risico is vaak geassocieerd met andere factoren zoals jonge moeders, laag opleidingsniveau, alleenstaand ouderschap en ongunstige verzorgingsfactoren.
#### 2.5.4 Lagere socio-economische status
* **Verhoogd risico:** Wiegendood komt vaker voor in lagere sociaaleconomische klassen, deels door een combinatie met minder gunstige omgevingsfactoren.
#### 2.5.5 Etniciteit
* **Hogere incidentie bij bepaalde groepen:** In de VS (zwarte bevolking, indianen, Eskimo's), Australië (Aboriginals) en Nieuw-Zeeland (Maori's) is de incidentie hoger. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door geassocieerde biologische, omgevings- en sociaaleconomische factoren.
---
> **Tip:** Een grondige kennis van deze risicofactoren en de bijbehorende preventieve maatregelen is essentieel voor zorgverleners om ouders correct te kunnen adviseren en het risico op wiegendood te minimaliseren. Het benadrukken van de eenvoudige, maar effectieve adviezen zoals rugligging en een veilige slaapomgeving is cruciaal.
---
# Vaccinatieschema en specifieke vaccins
Dit gedeelte van het document beschrijft het Belgische vaccinatieschema voor kinderen en de specifieke vaccins die worden toegediend, inclusief hun doel en de ziekten die ze helpen voorkomen.
## 3. Vaccinatieschema en specifieke vaccins
Het Belgische vaccinatieschema, voorgesteld door de Hoge Gezondheidsraad, wordt gratis aangeboden via Kind & Gezin, de huisarts of kinderarts. Enkel de poliovaccinatie is wettelijk verplicht. Vaccins worden ingespoten in de dij of bovenarm. Voor ouders die hun (ongeboren) baby willen beschermen, zijn er ook pre- en postnatale vaccinaties mogelijk.
### 3.1 Het Belgische vaccinatieschema
Het basisvaccinatieschema omvat de volgende vaccins:
* **Hexavalent vaccin** (zesvoudig vaccin)
* **Pneumokokken vaccin**
* **Mazelen-Bof-Rubella vaccin**
* **Meningokokken vaccin**
* **Humaan Papillomavirus vaccin**
* **Rotavirusvaccin**
#### 3.1.1 Specifieke vaccins en hun werking
##### 3.1.1.1 Hexavalent vaccin
Dit vaccin beschermt tegen zes ziekten:
* **Poliomyelitis (polio)**: Veroorzaakt een opstijgende verlamming van de spieren, met mogelijk uitval van de ademhalingsspieren. Dankzij vaccinatie is deze ziekte bijna volledig uitgeroeid. Het vaccinatieformulier moet ingediend worden bij het gemeentehuis vóór de leeftijd van 18 maanden.
* **Difterie (kroep)**: Een besmettelijke ziekte veroorzaakt door een bacterie, die leidt tot verstopping van de bovenste luchtwegen met verstikking tot gevolg. Het tast ook het hart, de nieren en het zenuwstelsel aan. In West-Europa is difterie uiterst zeldzaam geworden.
* **Tetanus (klem)**: Een ernstige, levensbedreigende infectie door de bacterie *Clostridium tetani*. Gifstoffen blokkeren bepaalde zenuwen, wat leidt tot verkramping van alle spieren, beginnend bij de kaakspieren. Besmetting gebeurt via een wonde die weinig zuurstof krijgt. Een herhalingsvaccin om de 10 jaar is vereist.
* **Pertussis (kinkhoest)**: Een zeer besmettelijke krampachtige hoest die zuurstoftekort en braken kan veroorzaken. Het is vooral gevaarlijk voor neonaten en kan symptomen tot 3 maanden geven.
* **Haemophilus influenzae type b (Hib)**: In gebruik sinds 1992, dit vaccin voorkomt ernstige infecties zoals NKO-infecties, pneumonie, sepsis en hersenvliesontsteking bij kinderen jonger dan 5 jaar. Het kan ook epiglotitis (levensbedreigende ontsteking van de strotklep) veroorzaken, met een fatale afloop. Overdracht gebeurt via druppels.
* **Hepatitis B**: Een virus dat de lever aantast. Een acuut verloop kan leiden tot moeheid, griepachtige symptomen, slechte eetlust, misselijkheid, buikklachten en geelzucht. Overdracht kan van moeder op kind, via seksueel contact of bloed. Chronische infectie (10% van de gevallen) kan leiden tot ernstige leverziekten zoals cirrose en leverkanker.
##### 3.1.1.2 Pneumokokken vaccin
Dit vaccin beschermt tegen de 13 meest voorkomende stammen van *Streptococcus pneumoniae*. Het kan leiden tot een gevarieerd ziektebeeld, gaande van luchtweginfecties tot sinusitis, longontsteking, hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging. Overdracht gebeurt via speekseldruppels. Prematuren krijgen een extra dosis van dit vaccin.
##### 3.1.1.3 Mazelen-Bof-Rubella vaccin
Dit drievoudige vaccin is gericht tegen drie virusziekten die vroeger veel voorkwamen op kinderleeftijd. Het wordt toegediend rond de leeftijd van één jaar. Soms treedt koorts op, 7 tot 10 dagen na de injectie.
* **Mazelen**: Verspreidt zich via de lucht (druppels). Symptomen zijn griepachtig (rode ogen, neusloop, bronchitis die kan uitlopen op longontsteking) en een typische huiduitslag die begint achter de oren en zich over het hele lichaam verspreidt. Mazelen kan ernstige complicaties veroorzaken zoals longontsteking en hersenontsteking (ongeveer 1 op 1000 gevallen). Er is geen specifieke behandeling. Wereldwijd zijn er nog uitbraken van mazelen.
* **Bof (dikoor)**: Een ernstige virale infectieziekte met typisch ontstoken speekselklieren bij het oor. Overdracht gebeurt via vochtdruppeltjes en direct contact. Complicaties kunnen hersenvliesontsteking en bij jongens vanaf de puberteit ontsteking van de teelballen (kan steriliteit veroorzaken) zijn.
* **Rubella (rode hond)**: Een milde virale infectie die keel- en gewrichtsontstekingen kan veroorzaken. Overdracht gebeurt via druppels. Rubella is gevaarlijk voor zwangere vrouwen, omdat het aangeboren afwijkingen bij de baby kan veroorzaken. Een herhalingsvaccinatie vóór de puberteit is belangrijk.
##### 3.1.1.4 Meningokokken vaccin
Meningokokkeninfecties zijn ernstige bacteriële ziekten die hersenvliesontsteking (meningitis), hersenontsteking (encefalitis) of bloedvergiftiging (sepsis) kunnen veroorzaken, veroorzaakt door de bacterie *Neisseria meningitidis* (types A, B, C, W, Y). Overdracht gebeurt via druppels en de afloop kan zeer snel en fataal zijn.
* **Meningokokken C**: Vroeger verantwoordelijk voor een derde van alle ernstige meningokokkeninfecties.
* **Meningokokken ACWY**: Sinds juli 2019 wordt vaccinatie tegen ACWY aanbevolen, en sinds juli 2023 is dit gratis. Dit vaccin is belangrijk omdat types W en Y in opmars zijn.
* **Meningokokken B**: Het meest voorkomende type in België. Dit vaccin is geen deel van het basisschema en kost € 87 per dosis (2 of 3 dosissen nodig). Vooral jonge kinderen en jongvolwassenen worden getroffen.
##### 3.1.1.5 Humaan Papillomavirus (HPV) vaccin
Er bestaan meer dan 150 types HPV. Enkele types veroorzaken kanker (o.a. baarmoederhals-, anus-, schaamstreek- en mond- en keelkanker), terwijl andere wratten veroorzaken. Het vaccin is bedoeld ter preventie van deze kankers en genitale wratten. Het wordt toegediend aan jongeren in het eerste jaar van het secundair onderwijs, met 2 dosissen met een interval van 6 maanden. Het vaccin is het meest doeltreffend bij contact met het virus. Besmetting gebeurt door intiem en seksueel contact.
##### 3.1.1.6 Rotavirusvaccin
Dit vaccin is gericht tegen rotavirus, een oorzaak van besmettelijke maag-darminfecties bij baby's en jonge kinderen, met gevaar voor ernstige uitdroging. Overdracht gebeurt via contact met stoelgang. Het vaccin maakt geen deel uit van het basisvaccinatieprogramma, maar is wel aanbevolen voor kinderen jonger dan 6 maanden. Het is een levend verzwakt vaccin dat oraal wordt toegediend. Er zijn 2 of 3 dosissen nodig, afhankelijk van het merk. Het vaccin kost ongeveer € 12 en moet in de koelkast (2-8°C) bewaard worden.
### 3.2 Bijzonderheden voor prematuren en zieke neonaten
* Bij een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken wordt er een extra dosis tegen pneumokokken toegediend op 12 weken leeftijd.
* De vaccins van 15 maanden worden vervroegd naar 13 maanden.
### 3.3 Andere aanbevolen vaccins
Naast het basisschema zijn er andere vaccins voor individuele bescherming beschikbaar, zoals tegen meningokokken B, windpokken en hepatitis A. Raadpleeg hiervoor de behandelende arts.
> **Tip:** Raadpleeg altijd de meest recente aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad voor het actuele vaccinatieschema en mogelijke aanpassingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neonatale screening | Een medische procedure die bij pasgeboren baby's wordt uitgevoerd om vroegtijdig aangeboren aandoeningen op te sporen. Dit gebeurt meestal door middel van een hielprik, waarbij bloed wordt afgenomen om te testen op diverse stofwisselingsziekten en hormonale stoornissen. |
| Guthrie-hielprik | Een specifieke methode voor neonatale screening waarbij een klein bloedmonster wordt afgenomen uit de hiel van een pasgeborene. Dit bloed wordt vervolgens op speciaal filterpapier gedroogd en geanalyseerd op de aanwezigheid van verschillende aangeboren aandoeningen. |
| Aangeboren aandoeningen | Ziekten of afwijkingen die reeds bij de geboorte aanwezig zijn. Deze kunnen genetisch bepaald zijn of ontstaan tijdens de zwangerschap door externe factoren en kunnen variëren van milde tot zeer ernstige gevolgen voor de gezondheid. |
| Werkzame en haalbare behandeling | Een behandelingsoptie die effectief is in het corrigeren of beheersen van een aandoening en die praktisch uitvoerbaar is binnen de bestaande medische mogelijkheden en middelen. |
| Hoge gevoeligheid (sensitiviteit) | De mate waarin een test in staat is om alle daadwerkelijk zieke personen correct te identificeren als positief. Een hoge gevoeligheid betekent dat er weinig vals-negatieve resultaten zijn. |
| Hoge specificiteit | De mate waarin een test in staat is om alle gezonde personen correct te identificeren als negatief. Een hoge specificiteit betekent dat er weinig vals-positieve resultaten zijn. |
| Pre-analytische fase | De fase in een medisch laboratoriumonderzoek die voorafgaat aan de daadwerkelijke analyse van het monster. Dit omvat de correcte afname, identificatie, verwerking, opslag en transport van het monster. |
| Post-analytische fase | De fase in een medisch laboratoriumonderzoek die volgt op de analyse van het monster. Dit omvat de interpretatie van de resultaten, het opstellen van het rapport, de communicatie van de resultaten en de daaropvolgende klinische beslissingen. |
| Wiegendood (SIDS) | Sudden Infant Death Syndrome, het plotselinge en onverwachte overlijden van een schijnbaar gezonde zuigeling jonger dan één jaar, waarvoor na grondig onderzoek geen duidelijke doodsoorzaak kan worden vastgesteld. |
| Risicofactoren | Factoren die de kans op het optreden van een bepaalde gebeurtenis, zoals wiegendood, verhogen. Deze kunnen zowel intrinsiek aan het individu zijn (bv. leeftijd, genetisch profiel) als omgevingsgebonden (bv. slaaphouding, roken). |
| Arousal | Het proces waarbij een slapend persoon wordt gewekt of de aandacht wordt getrokken door een prikkel. Een adequate arousal-respons is essentieel om te reageren op potentieel levensbedreigende situaties tijdens de slaap, zoals ademhalingsstilstand. |
| Triple risk-model | Een theoretisch model dat beschrijft hoe wiegendood ontstaat door de interactie van drie factoren: een kwetsbare zuigeling (bv. genetische aanleg, onrijpheid), een kritieke ontwikkelingsperiode (vaak 2-4 maanden) en externe stressoren (bv. buikligging, oververhitting). |
| Consanguïene koppels | Koppels die verwant zijn, zoals neef en nicht. Bij dergelijke koppels is de kans op het doorgeven van recessieve genetische aandoeningen groter, omdat de kans op het dragen van dezelfde recessieve genen toeneemt. |
| Congenitale hypothyreoïdie | Een aangeboren te traag werkende schildklier. Deze aandoening kan leiden tot ernstige ontwikkelingsachterstanden, waaronder verstandelijke en motorische handicaps, als deze niet vroegtijdig wordt behandeld met schildklierhormonen. |
| Mucoviscidose (Cystic Fibrosis) | Een erfelijke ziekte die voornamelijk de longen en het spijsverteringssysteem aantast door de productie van taai slijm. Dit kan leiden tot chronische longinfecties, ademhalingsproblemen en spijsverteringsstoornissen. |
| Spinale musculaire atrofie (SMA) | Een groep zeldzame genetische neuromusculaire aandoeningen die gekenmerkt worden door progressieve spierzwakte en atrofie. Dit komt door het afsterven van motorische zenuwcellen in het ruggenmerg, wat leidt tot moeilijkheden met bewegen en ademen. |
| Hexavalent vaccin | Een gecombineerd vaccin dat bescherming biedt tegen zes infectieziekten: difterie, tetanus, kinkhoest, H. influenzae type b, hepatitis B en poliomyelitis. Dit vermindert het aantal injecties dat een kind nodig heeft. |
| Mazelen-Bof-Rubella (MBR) vaccin | Een drievoudig vaccin dat bescherming biedt tegen drie virale kinderziekten: mazelen, bof en rodehond. Deze ziekten kunnen ernstige complicaties veroorzaken, waaronder hersenontsteking en onvruchtbaarheid. |
| Humaan Papillomavirus (HPV) | Een groep virussen die voornamelijk via seksueel contact worden overgedragen en verantwoordelijk kunnen zijn voor genitale wratten en verschillende vormen van kanker, waaronder baarmoederhalskanker. |
| Rotavirusvaccin | Een vaccin dat bescherming biedt tegen rotavirusinfecties, een veelvoorkomende oorzaak van ernstige diarree en uitdroging bij baby's en jonge kinderen. Het vaccin wordt oraal toegediend. |
| Autosomaal recessief | Een overervingspatroon waarbij een genetische aandoening alleen tot uiting komt als een persoon twee kopieën van een bepaald afwijkend gen heeft geërfd, één van elke ouder. Dragers van één afwijkend gen vertonen meestal geen symptomen. |
| Diphtheria (kroep) | Een ernstige, besmettelijke bacteriële infectie die de keel en luchtwegen aantast, wat kan leiden tot verstikking. Het vaccin is zeer effectief in het voorkomen van deze ziekte. |
| Tetanus (klem) | Een potentieel dodelijke bacteriële infectie veroorzaakt door de bacterie Clostridium tetani, die giftige stoffen produceert die spierverkrampingen veroorzaken. Besmetting vindt plaats via wonden die in contact komen met de bacterie. |
| Pertussis (kinkhoest) | Een zeer besmettelijke bacteriële infectie die ernstige, krampachtige hoestbuien veroorzaakt, met een risico op zuurstoftekort, vooral gevaarlijk voor jonge baby's. |
| Haemophilus influenzae type b (Hib) | Een bacterie die ernstige infecties kan veroorzaken zoals hersenvliesontsteking, longontsteking en keelontsteking, vooral bij kinderen jonger dan vijf jaar. Vaccinatie heeft het voorkomen hiervan drastisch verminderd. |
| Hepatitis B | Een virale infectie die de lever aantast en chronisch kan worden, met een verhoogd risico op levercirrose en leverkanker. Overdracht kan plaatsvinden van moeder op kind, via bloed of seksueel contact. |
| Pneumokokkenvaccin | Een vaccin dat bescherming biedt tegen infecties veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bacteriën, zoals longontsteking, bloedvergiftiging en hersenvliesontsteking. |
| Meningokokkeninfectie | Een ernstige bacteriële infectie veroorzaakt door Neisseria meningitidis, die hersenvliesontsteking (meningitis), hersenontsteking (encefalitis) of bloedvergiftiging (sepsis) kan veroorzaken. Kan snel fataal verlopen. |