Cover
Comença ara de franc Kraamzorg - 2 uur - 2025-2026 (8).pdf
Summary
# Eerste zorgen aan de baby
Dit hoofdstuk beschrijft de initiële medische en verzorgende handelingen die direct na de geboorte aan een pasgeboren baby worden verleend, inclusief observaties en metingen [10](#page=10).
### 1.1 Belangrijke initiële handelingen
Direct na de geboorte vinden er diverse cruciale handelingen plaats die de overgang van de foetale naar de extra-uteriene omgeving faciliteren en de gezondheid van de baby waarborgen [10](#page=10).
#### 1.1.1 Skin-to-skin contact
Skin-to-skin contact, waarbij de baby onmiddellijk na de geboorte op de blote borst van de ouder wordt gelegd, is een essentiële eerste stap. Dit bevordert de binding tussen ouder en kind, reguleert de lichaamstemperatuur van de baby, stabiliseert de ademhaling en hartslag, en kan pijnprikkels verminderen [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 1.1.2 Afbinden van de navelstreng
Het afbinden van de navelstreng gebeurt met aandacht voor de controle van de navelbloedvaten. Dit is een belangrijke stap om de bloedcirculatie tussen moeder en kind te scheiden [10](#page=10) [12](#page=12).
#### 1.1.3 Toekennen van de Apgar score
De Apgar score is een belangrijk instrument om de fysiologische conditie van de pasgeborene te evalueren kort na de geboorte. Deze score wordt doorgaans toegekend op de 1e, 5e en 10e minuut na de geboorte. De score beoordeelt vijf parameters: hartslag, ademhaling, spiertonus, reflexirritabiliteit en kleur, elk met een maximum van 2 punten. Een score van 7-10 wordt als normaal beschouwd, 4-6 als matig abnormaal en 0-3 als ernstig abnormaal [10](#page=10) [13](#page=13).
#### 1.1.4 Identificatie, wegen en meten
Het correct identificeren van de baby is van cruciaal belang. Na identificatie worden de baby gewogen en gemeten [10](#page=10) [14](#page=14).
* **Lengte:** De gemiddelde lengte van een pasgeborene varieert tussen 48 en 52 cm. De lengte wordt gemeten van de kruin (vertex) tot de hiel met gestrekte beentjes [15](#page=15).
* **Schedelomtrek:** De gemiddelde schedelomtrek bedraagt 35 tot 36 cm. De schedelomtrek kan beïnvloed worden door de ligging van de baby in de baarmoeder, het bekken van de moeder, een zware partus of een kunstverlossing [15](#page=15).
#### 1.1.5 Toediening van vitamine K
Vitamine K wordt toegediend, oraal of intramusculair, om bloedingen te voorkomen. Pasgeborenen hebben een verhoogd risico op vitamine K-deficiëntie bloedingen (VKDB) [10](#page=10) [16](#page=16).
#### 1.1.6 Algemeen nazicht en observatie
Naast de directe medische handelingen is een grondig algemeen nazicht door observatie van groot belang. Dit omvat de beoordeling van diverse aspecten van de baby [10](#page=10) [17](#page=17).
##### 1.1.6.1 Huid en haar
* **Vernix caseosum:** De aanwezigheid van vernix caseosum, een witte, vettige substantie die de huid beschermt in de baarmoeder, wordt geobserveerd [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Lanugo haartjes:** De aanwezigheid van fijne, donzige lanugo haartjes kan ook worden opgemerkt [17](#page=17).
##### 1.1.6.2 Hoofd
Het hoofd van de baby wordt nauwkeurig onderzocht, waarbij de fontanellen en schedelnaden worden geobserveerd [19](#page=19).
* **Fontanellen:** Een gebombeerde fontanel kan wijzen op intracraniële overdruk, terwijl een ingevallen fontanel kan duiden op deshydratatie [19](#page=19).
* **Schedelnaden:** De schedelnaden worden beoordeeld op hun positie en onderlinge relatie [19](#page=19).
##### 1.1.6.3 Gezicht en ogen
* **Naevus flammeus:** Kleine, rode, vlamachtige vlekken, ook wel bekend als 'wijnvlekken', die zich kunnen voordoen op het voorhoofd, boven de lip, rond de ogen of in de nek, worden genoteerd [20](#page=20).
* **Milie:** Kleine witte bultjes, milie genaamd, worden eveneens geobserveerd [20](#page=20).
* **Conjunctivale bloedingen:** Rode bloeduitstortingen onder het bindvlies (conjunctiva) die veroorzaakt worden door de druk tijdens de geboorte, worden genoteerd [21](#page=21).
##### 1.1.6.4 Thorax
* **Borstjes:** Gezwollen borstjes kunnen zowel bij meisjes als jongens voorkomen [22](#page=22).
* **Tepeltjes:** Vochtafscheiding uit de tepeltjes kan eveneens bij beide geslachten worden waargenomen [22](#page=22).
##### 1.1.6.5 Rug
* **Spina bifida:** De rug wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van spina bifida, een aangeboren afwijking van het ruggenmerg [23](#page=23).
* **Mongolenvlek:** Een blauwe, niet verheven vlek, vaak gelokaliseerd aan de onderzijde van de rug, staat bekend als een mongolenvlek [23](#page=23).
##### 1.1.6.6 Geslachtsorganen
* **Jongen:** Bij jongens wordt de penis gecontroleerd op fimosis en wordt de indaling van de testes nagegaan [24](#page=24).
* **Meisje:** Bij meisjes wordt gecontroleerd of de grote schaamlippen (labia majora) de kleine schaamlippen (labia minora) en clitoris volledig bedekken. De aanwezigheid van wit slijmverlies en de doorgankelijkheid van de anus worden ook beoordeeld [24](#page=24).
##### 1.1.6.7 Ledematen
De ledematen van de baby worden zorgvuldig gecontroleerd op afwijkingen of anomalieën [25](#page=25).
##### 1.1.6.8 Neurologische status
De neurologische status van de baby wordt beoordeeld door het observeren van verschillende reflexen [26](#page=26):
* **Grijpreflex:** De baby grijpt objecten die de handpalm raken [26](#page=26).
* **Moro-reflex:** Een schrikreactie waarbij de baby de armen en benen spreidt bij een plotseling geluid of beweging [26](#page=26).
* **Voetzoolreflex:** Het buigen van de tenen bij aanraking van de voetzool [26](#page=26).
* **Zoek-en zuigreflex:** Essentieel voor voeding, waarbij de baby naar een stimulans in de wang draait en begint te zuigen [26](#page=26).
* **Slikreflex:** De reflex om voedsel door te slikken [26](#page=26).
* **Loopreflex – Babinski reflex:** De Babinski reflex is het spreiden van de tenen bij aanraking van de voetzool; de loopreflex is een automatische beweging van de benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden, lijkend op lopen [26](#page=26).
* **Nekstrekreflex – reflex van Swordman:** De nekstrekreflex zorgt ervoor dat het hoofd van de baby zich naar één kant draait en de arm aan die kant strekt, terwijl de andere arm buigt [26](#page=26).
> **Tip:** Het correct uitvoeren en interpreteren van de Apgar score en de neurologische reflexen vereist oefening en kennis van de normale bevindingen bij een pasgeborene [13](#page=13) [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Bij het beoordelen van de Apgar score krijgt een baby die na 1 minuut stevig huilt, goed beweegt, een snelle hartslag heeft en roze van kleur is, een hoge score. Als de baby na 10 minuten nog steeds lusteloos is en bleek blijft, kan dit wijzen op een onderliggend probleem dat verder onderzoek vereist [13](#page=13).
* * *
# Zorg aan de kraamvrouw
De postpartale zorg voor de kraamvrouw omvat algemene en verloskundige observaties, evenals specifieke vaardigheden voor haar verzorging [29](#page=29) [30](#page=30).
### 2.1 Algemene observaties van de kraamvrouw
Algemene observaties richten zich op vitale functies, hematologische aspecten, en de dagelijkse behoeften zoals defecatie, voeding en rust [31](#page=31).
#### 2.1.1 Bloeddruk
De bloeddruk wordt gemeten binnen zes uur na de partus en vervolgens de eerste 24 uur elke vier uur [32](#page=32).
* **Risico op hypotensie:** Symptomen omvatten bleekheid, een slap gevoel, zweten en algeheel onwel voelen. Oorzaken kunnen bedlegerigheid, vermoeidheid, bloedverlies of anemie zijn [32](#page=32).
* **Risico op hypertensie:** Dit kan voortkomen uit essentiële hypertensie, zwangerschapsvergiftiging of pre-eclampsie [32](#page=32).
#### 2.1.2 Pols en temperatuur
De pols wordt de eerste 24 uur elke vier uur gemeten, daarna tweemaal daags. Een routine temperatuurmeting is niet altijd noodzakelijk [33](#page=33).
* **Aandachtspunten pols:** Een lichte verhoging in de eerste dagen is normaal. Een verhoogde pols, in combinatie met andere symptomen, kan duiden op pathologie zoals infectie, bloeding of flebitis [33](#page=33).
* **Aandachtspunten temperatuur:** Koude rillingen en een verhoging tot 38°C in de eerste 24 uur zijn normaal. Een temperatuur boven 38°C is meestal pathologisch en kan wijzen op endometritis, cystitis, mastitis, flebitis of veneuze trombose [33](#page=33).
#### 2.1.3 Hematologische veranderingen
Bloedonderzoek kan leiden tot verhoogde leucocyten en CRP, wat kan wijzen op een infectie [34](#page=34).
* **Anemie:** Een verlaagd hemoglobinegehalte (lager dan 10 g/dl) kan leiden tot anemie, met symptomen als vermoeidheid, duizeligheid en tintelingen. Het beleid is afhankelijk van de arts en kan bestaan uit ijzerpreparaten of toegediende packed cells [34](#page=34).
#### 2.1.4 Bloedgroep Rhesus negatief
Bij een Rhesus-negatieve moeder met een Rhesus-positieve baby is er een kans op Rhesus-immunisatie (vorming van antistoffen) [35](#page=35).
* **Beleid:** Toediening van anti-D gammaglobulinen (Rhogam®) binnen 72 uur na de partus is noodzakelijk [35](#page=35).
#### 2.1.5 Defecatie
Vaak treedt er de eerste dagen geen stoelgang op door verminderde mobiliteit, angst voor pijn (episiotomie, hemorroïden), verminderde darmtonus en een minder sterke buikpers [36](#page=36).
* **Aandachtspunten:** Stimuleren van bewegen, vezelrijke voeding, voldoende drinken en tijd nemen voor de stoelgang. Indien nodig kan een laxativum worden voorgeschreven [36](#page=36).
#### 2.1.6 Voeding
Een evenwichtige voeding is belangrijk. Bij een derdegraads ruptuur is een restenarm dieet aangewezen [37](#page=37).
* **Bij borstvoeding:** Zorg voor voldoende vochtinname en eet gevarieerd. Sommige voedingsstoffen kunnen de smaak of geur van moedermelk beïnvloeden [37](#page=37).
* **Reacties bij de baby:** Diarree, constipatie, winderigheid, krampen of uitslag bij de baby kunnen een reactie zijn op koemelkeiwitten in de voeding van de moeder [37](#page=37).
#### 2.1.7 Rust
Fysieke en psychische rust zijn essentieel in het postpartum [38](#page=38).
* **Gevolgen slaaptekort:** Chronisch slaaptekort kan leiden tot stemmingswisselingen en depressie [38](#page=38).
* **Voordelen rust:** Goede rust bevordert een vlot verloop van de borstvoeding [38](#page=38).
* **Vroege mobilisatie:** Dit is cruciaal voor het bevorderen van de blaas- en darmfunctie en voor een betere gemoedstoestand. Het eerste opstaan gebeurt onder begeleiding [38](#page=38).
### 2.2 Verloskundige observaties van de kraamvrouw
Verloskundige observaties omvatten de beleving, de borsten, de buik (uterus en blaas), bloedverlies (lochia), de billen (perineum) en de benen (bloedcirculatie) [39](#page=39).
#### 2.2.1 Beleving en welbevinden
* **Babyblues:** Dit treedt doorgaans op rond dag drie tot vijf postpartaal. Symptomen zijn neerslachtigheid, prikkelbaarheid, slaapproblemen en huilbuien [40](#page=40).
* **Oorzaken:** Snelle lichamelijke, emotionele en sociale veranderingen, wennen aan een nieuwe rol, herstel van het lichaam, hormonale schommelingen, stress en vermoeidheid [40](#page=40).
* **Postnatale depressie:** Babyblues kan evolueren tot een postnatale depressie (4 tot 6 weken postpartum) [41](#page=41).
* **Screening:** De Edinburgh Depression Scale kan worden gebruikt [41](#page=41).
* **Vaders:** Ook mannen zijn vatbaar voor postnatale depressie (ongeveer 1 op 10), vaak door vermoeidheid, toenemende verantwoordelijkheid en verhoogde kans bij een depressieve partner. Dit kan optreden na drie tot zes maanden [41](#page=41).
#### 2.2.2 Borsten
##### 2.2.2.1 Geen borstvoeding
* **Observatie:** Controleer op mogelijke stuwing [44](#page=44).
* **Preventie:** Medicatie zoals Dostinex® of Parlodel® kan worden ingezet [44](#page=44).
* **Bij stuwing:** Niet aanleggen [44](#page=44).
##### 2.2.2.2 Borstvoeding
* **Observatie:** Controleer het aanleggen, de frequentie, het verloop, eventuele klachten, de hoeveelheid melk en stuwing [45](#page=45).
* **Borststuwing:**
* **Bloedstuwing:** Ontstaat door verhoogde doorbloeding van de borsten vanaf de derde dag na de bevalling [46](#page=46).
* **Zogstuwing (melkstuwing):** Ontstaat vanaf de vijfde dag na de bevalling door de melkaanvoer [46](#page=46).
* **Symptomen:** Zwaartegevoel, gespannen huid met eventuele verkleuring, harde schijven, warmte, zichtbare aders, pijn en een temperatuursverhoging tot 38°C [46](#page=46).
* **Behandeling:** Warmteapplicatie voor de voeding, ijs tussen voedingen, manuele expressie, massage naar de tepel toe tijdens het aanleggen, en goede borstondersteuning [47](#page=47).
* **Aandachtspunten:**
* **Gevoelige/pijnlijke tepels:** [48](#page=48).
* **Lekkende borsten:** Door onvoldoende sluiting van de kringspier rond de tepel. Borstcompressen kunnen helpen [48](#page=48).
* **Tepelkloven:** Open wondjes aan de tepel, eventueel met bloed vermengd. Indien nodig afkolven, gebruik van tepelhoedjes of een andere voedingshouding [48](#page=48).
* **Mastitis (borstontsteking):** Veroorzaakt door een verstopt melkkanaaltje. Symptomen zijn griepgevoel, rode, harde, pijnlijke plekken op de borst, en koorts [49](#page=49).
* **Behandeling:** Borst laten leegdrinken, verschillende voedingshoudingen, koortswerend middel, pijnstiller. Na 24 uur kan antibiotica gestart worden [49](#page=49).
* **Borstabces:** Een complicatie van mastitis. Symptomen zijn griepgevoel en een rode, harde, pijnlijke abces op de borst [50](#page=50).
* **Behandeling:** Bij ettervorming afkolven. Evacuatie van etter door incisie/drainage. Voldoende rust, vochtinname, goede voeding en ondersteuning [50](#page=50).
#### 2.2.3 Buik (uterus en blaas)
##### 2.2.3.1 Uterus
* **Controle:** Dagelijkse controle van de stand, hardheid en gevoeligheid van de baarmoeder, bij voorkeur na mictie. De kraamvrouw ligt op de rug met gestrekte benen en ontspannen buikspieren [51](#page=51).
* **Subinvolutie (vertraagde involutie):** Kan voorkomen bij een volle blaas of rectum, bij infectie, placentaresten of na een sectio caesarea [51](#page=51).
* **Naweeën:** Dit zijn intermittente contracties na de partus gedurende twee tot drie dagen, die zich uiten als zeurende pijn in de onderbuik en onderrug, vergelijkbaar met menstruatiepijn. Ze bevorderen de uterusinvolutie [52](#page=52).
* **Frequentie:** Vaker bij multipara en bij borstvoeding (door oxytocine) [52](#page=52).
* **Behandeling:** Blaaslediging, buikligging met een kussen, en medicatie zoals antispasmolytica of analgetica [52](#page=52).
##### 2.2.3.2 Blaas en mictie
* **Mictie:** Plassen moet binnen zes uur na de partus plaatsvinden. Indien dit niet lukt, is eenmalige sondage geïndiceerd [53](#page=53).
* **Mictiepatroon:** Vraag naar retentie of incontinentie. Pijn bij het plassen kan duiden op een urineweginfectie [53](#page=53).
* **Tips bij problemen eerste mictie:** Plassen op het toilet (niet op een bedpan), water laten lopen, polsen nat maken, en vulvaspoeling met lauw water [53](#page=53).
#### 2.2.4 Bloedverlies of lochia
* **Aandachtspunten:**
* **Geur:** Normaal is een fletse geur. Een afwijkende, ruikende geur kan duiden op retentie of infectie [54](#page=54).
* **Hoeveelheid:** Gekoppeld aan de uteruscontractie. Factoren zoals een sectio caesarea en klonters spelen een rol [54](#page=54).
* **Kleur:** [55](#page=55).
* **Lochia rubra:** Rood, overvloedig bloedverlies tot dag 3 [55](#page=55).
* **Lochia serosa:** Rood-bruin, matig bloedverlies tot dag 21 [55](#page=55).
* **Lochia alba:** Geel-witachtig verlies vanaf de derde week [55](#page=55).
#### 2.2.5 Billen - perineum
* **Perineum:** Kan gaaf zijn (geen episiotomie of ruptuur) of beschadigd zijn door een ruptuur of episiotomie [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Episiotomie:** Een kunstmatige inknipping van het perineum om de uitgang van het weke baringskanaal te verruimen [57](#page=57).
* **Perineorafie:** Het hechten van een perineumscheur of episiotomie [58](#page=58).
* **Verzorging:**
* Kiemvrije vulvaspoeling is belangrijk [59](#page=59).
* **Aandachtspunten wondheling:** Controleer kleur, zwelling, stuwing, hardheid, abnormale afscheiding, loskomen van hechtingen en pijn (calor, rubor, dolor, tumor) [59](#page=59).
* Niet-resorbeerbare hechtingen worden op dag 5 verwijderd [59](#page=59).
#### 2.2.6 Billen - anus (hemorroïden)
* **Hemorroïden:** Veroorzaakt door progesteron, verhoogde druk in het kleine bekken en langdurig persen [60](#page=60).
* **Aandachtspunten:** Goede anale hygiëne, ijsapplicatie, ontzwellende (bv. Otrivine®) en vasoconstrictieve medicatie (bv. Daflon®), en regelmatige defecatie [60](#page=60).
#### 2.2.7 Benen - bloedvaten en circulatie
* **Varices:** Vulvovaginale en varices aan de onderste ledematen kunnen voorkomen [61](#page=61).
* **Oorzaken:** Toegenomen bloedvolume, verhoogde druk in het bekken, vasodilatatie door verhoogd progesteron [61](#page=61).
* **Risico (bij varices onderste ledematen):** Trombo(fle)bitis [61](#page=61).
* **Aandachtspunten:** Controle van pols en temperatuur, gevoeligheid en pijnlijkheid van de kuiten nagaan, en opsporen van het teken van Homans [61](#page=61).
* **Behandeling:** Hoogstand van de benen, vroege mobilisatie, dragen van TED-kousen, en medicatie zoals Venoruton® P.O. of Fraxiparine® S.C [61](#page=61).
* * *
# Zorg aan de neonaat of pasgeborene
Dit onderdeel van de studiehandleiding focust op de specifieke aandachtspunten, observaties en vaardigheden die essentieel zijn voor de verzorging van een pasgeboren baby, met een nadruk op steriliteit, veiligheid en het behoud van de lichaamstemperatuur [66](#page=66).
### 3.1 Specifieke aandachtspunten bij de verzorging van de baby
Bij de verzorging van een pasgeborene zijn er drie kernaspecten die speciale aandacht vereisen: steriliteit en hygiëne, veiligheid en temperatuurbehoud [67](#page=67).
#### 3.1.1 Steriliteit en hygiëne
Pasgeborenen zijn vatbaarder voor infecties vanwege hun onrijpe afweersysteem. Het risico op infecties neemt toe bij complicaties zoals gebroken vliezen van de moeder of een GBS-positieve moeder. Besmetting na de geboorte kan plaatsvinden door zorgverleners (via handen en materiaal) of de omgeving. Daarom is strikte handhygiëne en aseptisch werken van groot belang [68](#page=68).
#### 3.1.2 Veiligheid
Er is een verhoogd risico op ongevallen zoals valpartijen en brandwonden bij pasgeborenen [69](#page=69).
#### 3.1.3 Temperatuurbehoud
De thermoregulatie van de baby is nog onrijp, wat leidt tot een verhoogd risico op zowel hyperthermie als hypothermie. Dit is met name relevant tijdens manipulatie en verzorging. Zorgverleners dienen de omgevingstemperatuur te controleren, de baby tijdens de verzorging toe te dekken en efficiënt en vlot te werken om temperatuurverlies te minimaliseren [70](#page=70).
### 3.2 Specifieke observaties van de baby
Regelmatige en gerichte observaties zijn cruciaal voor het welzijn van de pasgeborene. Deze observaties omvatten de houding, het gedrag, temperatuur, ademhaling, hartslag, huidskleur, mictie en defecatie, navelverzorging, neonatale hypoglycemie, voeding en gewicht [72](#page=72).
#### 3.2.1 Houding van de pasgeborene
De voorkeurshouding is rugligging om wiegendood te voorkomen. Bij overtollige secreties of reflux kan een anti-Trendelenburg positie worden toegepast [73](#page=73).
#### 3.2.2 Gedrag van de pasgeborene
Het slaap-waakritme van een pasgeborene is kenmerkend; zij slapen ongeveer 20 uur per dag en worden wakker voor voeding of bij onbehagen. Typisch vertonen ze een semi-flexie van armen en benen, en gesloten handen met gebalde vuisten. Slapende baby's kunnen bleker zijn en een licht onregelmatige ademhaling hebben [74](#page=74).
Extra observatie is vereist bij GBS-positieve moeders vanwege het risico op sepsis. Waarschuwingssignalen zijn onder meer apneu, kreunen, cyanose, tachypnoe, hyperthermie of hypothermie, prikkelbaarheid of atonie, en een gebombeerde of ingevallen fontanel [74](#page=74).
#### 3.2.3 Temperatuur
De normale lichaamstemperatuur van een pasgeborene ligt tussen 36,5°C en 37,4°C. De temperatuur dient voor de voeding gecontroleerd te worden, waarbij men alert moet zijn op zowel hypothermie als hyperthermie [75](#page=75).
#### 3.2.4 Ademhaling
Een normale ademhalingsfrequentie voor pasgeborenen ligt tussen 30 en 60 ademhalingsbewegingen per minuut. Het is belangrijk om na de partus de luchtwegen te controleren op slijmpjes [75](#page=75).
#### 3.2.5 Hartslag
De normale hartslag van een pasgeborene varieert tussen 100 en 160 slagen per minuut [76](#page=76).
#### 3.2.6 Mictie en defecatie
Het plassen dient binnen 24 uur na de geboorte op gang te komen. De eerste stoelgang, meconium, wordt doorgaans binnen 48 uur verwacht. Meconium is een taaie, zwarte substantie die bestaat uit epitheelcellen, vruchtwaterresten, darmslijm en galkleurstoffen [76](#page=76).
#### 3.2.7 Huidskleur
De normale huidskleur van een pasgeborene is roze met licht cyanotische extremiteiten. Een gele huidskleur, die ook de oogjes en het abdomen kan beïnvloeden, duidt op hyperbilirubinemie. Dit kan worden gemeten met een bilicheck (transcutaan) of via bloedafname, waarbij de waarden worden geïnterpreteerd in relatie tot de postnatale leeftijd. Een bilirubinespiegel van 19,9 milligram per deciliter kan leiden tot kernicterus [77](#page=77).
#### 3.2.8 Navelverzorging
Na de partus dient de navel gecontroleerd te worden. De verzorging kan droog of nat gebeuren. De navelstreng droogt op en valt doorgaans af tussen de vijfde en veertiende dag na de geboorte. Let op tekenen van infectie zoals een rode, gezwollen huid, of een natte, ruikende navel [78](#page=78).
#### 3.2.9 Neonatale hypoglycemie
De normale glycemiewaarden bij pasgeborenen liggen tussen 40 en 100 milligram per deciliter. Een verhoogd risico op neonatale hypoglycemie bestaat bij een geboortegewicht onder de 2500 gram, boven de 4000 gram, bij premature of postmature baby's, of wanneer de moeder diabetes heeft. De glycemie wordt gecontroleerd met een glucometer [79](#page=79).
#### 3.2.10 Voeding
Bij borstvoeding dient de baby binnen het uur na de geboorte te worden aangelegd. Bij flesvoeding wordt aangeraden om eerst te starten met nidexwater. De toediening van Konakion®, zowel intramusculair als oraal, behoort ook tot de zorg [80](#page=80).
#### 3.2.11 Gewicht
Het gemiddelde geboortegewicht is ongeveer 3200 gram voor meisjes en 3500 gram voor jongens. Een gewichtsverlies tot 10% van het geboortegewicht is normaal en wordt verklaard door verminderde voeding en vochtverlies via mictie, defecatie, ademhaling en huid. Baby's die borstvoeding krijgen, hebben meer tijd nodig om hun geboortegewicht te herwinnen. Het wegen dient te gebeuren met een geijkte weegschaal van hetzelfde type, bij voorkeur een tafelmodel [81](#page=81).
### 3.3 Specifieke vaardigheden in het postpartum bij de baby
Na de geboorte is een reeks specifieke vaardigheden nodig voor de verzorging van de baby, waaronder het babybadje, wegen, navelverzorging, oorverzorging, neusverzorging, haarverzorging, nagelverzorging, stuitverzorging en de hielprik [83](#page=83).
#### 3.3.1 Hielprik of Guthrietest
De hielprik, ook wel Guthrietest genoemd, is een verplichte screeningstest voor metabole afwijkingen, schildklierproblemen, sikkelcelanemie, mucoviscidose en bijnierhyperplasie. Hierbij worden enkele druppels bloed afgenomen via een hielprik of een veneuze afname aan het handje, en op een kaartje met filterpapier met vijf rondjes aangebracht. De test wordt idealiter afgenomen vanaf dag 3-5 postpartaal en opgestuurd naar het Provinciaal Centrum voor Opsporing van Metabole aandoeningen. De uitslag is na ongeveer vijf weken bekend [84](#page=84).
> **Tip:** Ter voorbereiding op simulaties en examens is het nuttig om de verschillende observaties (gedrag, temperatuur, ademhaling, huidskleur, mictie, stoelgang, navel, gewicht, voeding) te overlopen en de bekomen waarden te evalueren in functie van de dag na de geboorte. Analyseer welke acties je zou ondernemen bij afwijkende waarden [85](#page=85).
* * *
# Borstvoeding
Dit onderdeel behandelt de essentiële aspecten van borstvoeding, inclusief de methoden voor het geven ervan, het afkolven, de correcte wijze van bewaren, en strategieën voor het afbouwen van borstvoeding, met verwijzingen naar de relevante brochures [7](#page=7).
### 4.1 Borstvoeding geven
Het geven van borstvoeding wordt in detail besproken in de brochure Kind & Gezin (Toledo), specifiek op pagina 9 [7](#page=7).
### 4.2 Afkolven van borstvoeding
De technieken en overwegingen rondom het afkolven van moedermelk worden toegelicht op pagina 22 van de betreffende brochure [7](#page=7).
### 4.3 Bewaren van borstvoeding
Richtlijnen voor het veilig bewaren van afgekolfde moedermelk zijn te vinden op pagina 26 van de brochure [7](#page=7).
### 4.4 Afbouwen en stoppen met borstvoeding
Advies en methoden voor het geleidelijk afbouwen en uiteindelijk stoppen met borstvoeding worden uiteengezet op pagina 30 van de brochure [7](#page=7).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kraamzorg | De zorg die wordt geboden aan moeder en kind in de periode direct na de bevalling, gericht op herstel en aanpassing aan de nieuwe situatie. |
| Neonaat | Een pasgeboren baby, in de periode direct na de geboorte tot ongeveer 28 dagen oud, waarin specifieke medische aandacht vereist is. |
| Skin-to-skin | Direct huidcontact tussen de baby en de ouder, waarbij de baby op de blote borst van de ouder wordt gelegd om de band tussen hen te versterken en de baby te kalmeren. |
| Navelstreng | De bloedvaten bevattende verbinding die de foetus tijdens de zwangerschap met de placenta verbindt; na de geboorte wordt deze afgebonden en valt deze na verloop van tijd af. |
| Apgar score | Een beoordelingsschaal die kort na de geboorte wordt gebruikt om de lichamelijke conditie van de baby te evalueren op basis van vijf criteria: hartslag, ademhaling, spiertonus, reflexen en kleur. |
| Vernix caseosum | Een witte, vettige substantie die de baby tijdens de zwangerschap beschermt in het vruchtwater en die na de geboorte op de huid van de baby aanwezig is. |
| Lanugo | Fijn, zacht donshaar dat de foetus tijdens de zwangerschap bedekt en dat meestal kort na de geboorte verdwijnt, hoewel het bij premature baby's langer aanwezig kan blijven. |
| Fontanel | Een zachte, voelbare plek op de schedel van een baby waar de botten nog niet volledig zijn vergroeid; deze plekken zijn belangrijk voor de groei van de hersenen en de passage door het geboortekanaal. |
| Spina bifida | Een aangeboren afwijking waarbij de wervelkolom niet volledig sluit, wat kan leiden tot neurologische problemen. |
| Mongolenvlek | Een blauw-grijze vlek die vaak wordt gezien op de onderrug van baby's, vooral bij baby's met een donkere huidskleur; dit is een goedaardige pigmentatie en verdwijnt meestal vanzelf. |
| Episiotomie | Een chirurgische incisie die tijdens de bevalling in het perineum wordt gemaakt om de vaginale opening te vergroten en zo de geboorte van de baby te vergemakkelijken of scheuren te voorkomen. |
| Perineorafie | De chirurgische sluiting, meestal door hechting, van een episiotomie of een natuurlijke scheur in het perineum na de bevalling. |
| Lochia | Vaginale afscheiding na de bevalling, die bestaat uit bloed, slijm en weefselresten; de kleur en hoeveelheid veranderen gedurende de postpartale periode. |
| Uterusinvolutie | Het proces waarbij de baarmoeder na de bevalling terugkeert naar zijn normale, niet-zwangere grootte en vorm. |
| Naweeën | Contracties van de baarmoeder na de bevalling die helpen bij het stoppen van bloedingen en het terugkeren naar de normale grootte; deze kunnen pijnlijk zijn. |
| Postnatale depressie | Een stemmingsstoornis die optreedt na de bevalling, gekenmerkt door aanhoudende gevoelens van verdriet, angst en uitputting, en die de dagelijkse functies kan belemmeren. |
| Borststuwing | Een veelvoorkomend fenomeen na de bevalling waarbij de borsten vol, gespannen en pijnlijk aanvoelen door de toename van melkproductie. |
| Mastitis | Een ontsteking van het borstweefsel, vaak veroorzaakt door een infectie, die zich manifesteert met symptomen zoals roodheid, warmte, zwelling, pijn en koorts. |
| Hypertensie | Een hoge bloeddruk, die tijdens of na de zwangerschap kan optreden en schadelijk kan zijn voor zowel de moeder als de baby. |
| Hypoglycemie | Een te lage bloedsuikerspiegel, die bij pasgeborenen kan optreden en nadelige gevolgen kan hebben voor de hersenontwikkeling als deze niet wordt behandeld. |
| Bilirubine | Een geel pigment dat ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen; een verhoogd bilirubinegehalte bij pasgeborenen kan leiden tot geelzucht (icterus neonatorum). |
| Kernicterus | Een ernstige vorm van hersenbeschadiging die kan optreden bij pasgeborenen met onbehandelde ernstige geelzucht door extreem hoge bilirubinespiegels. |