Cover
Comença ara de franc H2 Chirurgie
Summary
# Pre-operatieve voorbereiding
De pre-operatieve voorbereiding omvat een reeks essentiële stappen die gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid en het welzijn van de patiënt voorafgaand aan een chirurgische ingreep [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Opname en administratie
De opname van een patiënt voor een chirurgische ingreep kan op de dag van de ingreep plaatsvinden. Essentiële administratieve formaliteiten en het onthaal op de verpleegeenheid zijn hierbij cruciaal. Het doel is om de patiënt gerust te stellen en een verpleegkundige anamnese af te nemen om het medisch dossier bij te werken. Indien mogelijk, worden noodzakelijke onderzoeken al ambulant voor de opname uitgevoerd [2](#page=2).
### 1.2 Medische opdrachten en onderzoeken
Voorafgaand aan de operatie vinden medische opdrachten plaats, waaronder een consultatie met de anesthesist. Hierbij wordt de anamnese van de laatste dagen geëvalueerd om veranderingen in de toestand van de patiënt en nieuwe contra-indicaties uit te sluiten. Bestaande orale medicatie kan, indien nodig, worden omgezet naar intraveneuze toediening. De anesthesist schat mogelijke problemen bij intubatie in en controleert of bloedverdunners en andere medicatie correct gestopt of ingenomen zijn [2](#page=2).
Aanvullende onderzoeken zijn eveneens een belangrijk onderdeel. Dit kan een bloedafname omvatten. Specifiek wordt een kruisproef en 'type and screen' uitgevoerd, of bloed besteld indien nodig, met name bij ingrepen waar het waarschijnlijk toegediend zal worden. De kruisproef heeft een maximale geldigheidsduur van twee tot drie dagen voor de operatie [2](#page=2).
> **Tip:** Streven naar een opname op de dag van de ingreep en het uitvoeren van noodzakelijke onderzoeken vóór de opname kan de efficiëntie verhogen [2](#page=2).
### 1.3 Hygiëne
**1.3.1 Wassen en ontharen**
Het wassen van de patiënt, eventueel met een antiseptische zeep, is gericht op het reduceren van het aantal micro-organismen op de huid. Bij klassieke operaties wordt dit niet altijd meer gedaan, behalve bij hartoperaties. Het ontharen van de operatiestreek gebeurt wel altijd, kort voor de ingreep, om de vatbaarheid voor micro-organismen te beperken. Dit kan gebeuren met een 'surgical clipper' of ontharingscrème, waarbij er een risico op allergie bestaat bij crèmegebruik [3](#page=3).
**1.3.2 Verwijderen van objecten**
Patiënten worden verzocht ringen, juwelen en valse tanden te verwijderen voor de ingreep [3](#page=3).
### 1.4 Nuchter houden
Het nuchter houden van de patiënt is cruciaal ter preventie van aspiratie van maaginhoud. De algemene regel is dat de patiënt zes uur voor de ingreep geen vast voedsel mag eten. Heldere vloeistoffen, zoals water en thee, zijn toegestaan tot twee uur voor de ingreep. Cave bij maagparese (bv. diabetes) of obstructie. Medicatie mag altijd met een slok water worden ingenomen [3](#page=3).
> **Tip:** Appelsap kan, in overleg, gebruikt worden om glycemie te stabiliseren [3](#page=3).
### 1.5 Specifieke voorbereidingen
**1.5.1 Ledigen van de darmen**
Patiënten wordt gevraagd om steeds het toilet te bezoeken net voor de ingreep. Bij darmoperaties kan het nodig zijn de darmen te spoelen met een laxerende oplossing [3](#page=3).
### 1.6 Premedicatie
Premedicatie wordt toegediend om de patiënt rustig naar de operatiezaal te laten gaan en de inductie van narcose te vereenvoudigen. Dit gebeurt meestal met benzodiazepines en wordt aangepast aan de individuele patiënt. De toediening kan de avond voordien en/of de ochtend van de ingreep plaatsvinden. Het voordeel is het wegnemen van angsten, maar een nadeel kan zijn dat de patiënt langer wakker wordt na de operatie [4](#page=4).
> **Example:** Een patiënt die erg angstig is voor de operatie kan premedicatie krijgen om de angst te verminderen [4](#page=4).
### 1.7 Preventie van diepe veneuze trombose (DVT)
Een chirurgische ingreep is een risicofactor voor het ontstaan van DVT. De uitlokkende factoren zijn stase van bloed, beschadiging van de bloedvatwand en hypercoagulabiliteit (door bijvoorbeeld veel bloedverlies of maligniteit) . Gevolgen van DVT kunnen een dik been, veneuze insufficiëntie, een longembool of het post-trombotisch syndroom zijn [4](#page=4).
Preventieve maatregelen omvatten mechanische methoden zoals anti-embool kousen en intermittente pneumatische compressie. Medicamenteuze preventie geschiedt met laag moleculair gewicht heparine (LMWH) ] [4](#page=4).
**1.7.1 Risicogroepen voor tromboseprofylaxie**
De noodzaak voor tromboseprofylaxie wordt bepaald op basis van de patiëntkenmerken, het type chirurgie, het bloedingsrisico en het perioperatieve verloop [5](#page=5).
* **Laagrisico:** Geen profylaxie vereist, focus op snelle mobilisatie. Dit geldt voor gezonde patiënten en bij kleine, korte ingrepen [5](#page=5).
* **Gemiddeld risico:** LMWH eventueel aangevuld met mechanische profylaxie. Patiënten met risicofactoren zoals hoge leeftijd (>75 jaar), hartfalen, COPD, hormoonbehandeling/anticonceptie, obesitas, varicositas, maligniteit, postoperatieve immobilisatie of verlengde bedrust vallen hieronder [5](#page=5).
* **Hoogrisico:** LMWH gecombineerd met mechanische profylaxie. Dit omvat patiënten met morbide obesitas, een voorgeschiedenis van trombose, of gekende trombofilie. Ook langdurige ingrepen, heup- en knieprotheses vallen hieronder [5](#page=5).
> **Definitie:** Profylaxie is het nemen van maatregelen om ziekte te voorkomen [5](#page=5).
### 1.8 Antibiotica profylaxie
**1.8.1 Doel**
Antibiotica profylaxie wordt toegepast om de kans op wondinfectie te verminderen. Tevens kan het dienen ter preventie van endocarditis bij klepafwijkingen of prothese-infectie bij implantatie van vreemd materiaal [6](#page=6).
**1.8.2 Middelen en toediening**
Er worden antibiotica gebruikt met een spectrum aangepast aan de te verwachten ziektekiemen, zoals *Staphylococcus aureus*, *epidermidis*, en darmkiemen (*E. coli*, anaëroben) . Het middel wordt aangepast aan de aard van de ingreep. De antibiotica dienen minimaal 30 minuten voor de incisie te worden gestart, en de duur wordt aangepast aan de aard van de ingreep en het risico [6](#page=6).
**1.8.3 Infectierisico en noodzaak van antibiotica**
Het risico op infectie varieert per type operatie [6](#page=6):
* **Schone operatie:** Geen endogene besmettingskans (bv. liesbreuk, varices) . Het risico op infectie is kleiner dan 2% en vereist doorgaans geen antibiotica [6](#page=6).
* **Schone gecontamineerde operaties:** Tijdens de ingreep wordt bijvoorbeeld de galweg of het urogenitale traject geopend. Het risico op infectie is circa 5-10% en antibiotica profylaxie is aangewezen bij risicopatiënten [6](#page=6).
* **Gecontamineerde operaties:** Besmetting met feces of ander gecontamineerd materiaal, of de aanwezigheid van traumatische wonden. Het risico is groter dan 20% en antibiotica profylaxie is zeker aangewezen [6](#page=6).
* **Vuile operaties:** Manifeste besmetting zoals een abces, etter, of perforatie van de darm. Er is sprake van een zekere infectie en antibiotica therapie is aangewezen, mogelijk op basis van kweekresultaten [6](#page=6).
> **Example:** Bij een patiënt met een verminderde weerstand, die ouder is of diabetes heeft, zal antibiotica profylaxie worden gestart bij schone gecontamineerde operaties [6](#page=6).
---
# De operatie zelf
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de specifieke aspecten die relevant zijn tijdens de chirurgische procedure zelf, met een focus op de operatieafdeling, infectiecontrole, het personeel, anesthesie, positionering van de patiënt, het instrumentarium en incisies.
### 2.1 De operatieafdeling
De operatieafdeling is een afgesloten gedeelte van het ziekenhuis, bij voorkeur gelegen in de nabijheid van de recovery, intensieve zorgen, spoedopname en verpleegeenheden, vanwege de grote goederenstromen en het vele personeel dat er dagelijks aanwezig is. De indeling van de operatieafdeling is cruciaal voor infectiecontrole en is onderverdeeld in verschillende zones met specifieke voorschriften [7](#page=7):
* **Transferzone (sasfunctie)**: Deze zone omvat ruimtes die nodig zijn om de operatiezaal te betreden. Het bestaat uit de receptie, de recoveryruimte, de kleedkamers en de ingang [7](#page=7).
* **Propere zone**: Dit is de overgangszone tussen de transferzone en de steriele zone. Het bevat gangen en opslagruimtes voor materiaal en is onderworpen aan specifieke voorschriften [7](#page=7).
* **Steriele zone**: Dit is het hart van de operatieafdeling en omvat de operatiezaal zelf en de voorbereidingsruimte [7](#page=7).
* **“Vuile” zone**: In deze zone worden afval en bevuilde instrumenten behandeld en afgevoerd. Gebruikt materiaal wordt in speciale containers afgevoerd [7](#page=7).
### 2.2 Infectiecontrole
Infectiecontrole op de operatieafdeling is een multidisciplinaire aanpak die verschillende elementen omvat om het risico op post-operatieve infecties te minimaliseren [8](#page=8).
#### 2.2.1 Ventilatie en omgevingsfactoren
* **Ventilatie**: De lucht in de operatiezaal wordt gefilterd om micro-organismen te verwijderen. Een overdruk in de zaal voorkomt dat lucht met micro-organismen van buiten naar binnen stroomt. Luchtverversing helpt de concentratie van micro-organismen te verlagen. De temperatuur is doorgaans lager dan 20°C, maar kan variëren afhankelijk van de operatie en de leeftijd van de patiënt. In specifieke gevallen, zoals bij TBC, kan een negatieve druk worden toegepast om de lucht in de zaal te houden [8](#page=8).
* **Temperatuur en vochtigheid**: Regeling hiervan is belangrijk voor een veilige omgeving [8](#page=8).
#### 2.2.2 Sterilisatie van instrumenten en materiaal
Sterilisatie is het proces dat alle micro-organismen vernietigt, inclusief sporen. Er zijn verschillende methoden [8](#page=8):
* **Hitte sterilisatie**:
* **Stoom onder druk (autoclaaf)**: Deze methode wordt gebruikt voor instrumenten en doeken die verpakt zijn in een container die stoom doorlaat maar nadien geen micro-organismen binnenlaat. Voorbeelden van parameters zijn 134°C aan 2 N/m² gedurende 3 minuten, of 121°C aan 1 N/m² gedurende 15 minuten. Het is belangrijk dat instrumenten hiertegen bestand zijn en niet roesten [9](#page=9).
* **Droge hitte**: Geschikt voor luchtdichte containers en fijne instrumenten die gevoelig zijn voor corrosie. Bij 170°C is een duur van 1 uur vereist, of bij 160°C een duur van 2 uur [9](#page=9).
* **Sterilisatie zonder hitte**:
* **Irradiatie (gamma-stralen)**: Wordt industrieel gebruikt voor grote hoeveelheden materiaal zoals catheters, draad en spuiten [9](#page=9).
* **Ethyleenoxide (gas)**: Wordt gebruikt voor hittegevoelig materiaal zoals endoscopen, en ook voor industrieel gebruik van individueel verpakte producten. Nadelen zijn de lange duurtijd, toxiciteit en carcinogeniteit. Het gebruik ervan wordt beperkt [9](#page=9).
* **Glutaaraldehyde (vloeistof)**: Een methode voor hittegevoelige instrumenten. Nadelen zijn de lange duurtijd, toxiciteit, en het irriterende en allergeene karakter. Het gebruik ervan wordt ook beperkt [9](#page=9).
#### 2.2.3 Personeelskleding en patiëntvoorbereiding
* **Aangepaste kledij van het chirurgisch team**: Het dragen van specifieke operatiezaalkledij, maskers, haarnetjes en steriele schorten is essentieel. Sieraden en nagellak moeten verwijderd worden. Handen worden grondig gewassen en gedesinfecteerd met een alcoholische oplossing. Handschoenen worden op een specifieke wijze aangetrokken om contaminatie te voorkomen [14](#page=14) [8](#page=8).
* **Huidvoorbereiding en afdekken van de patiënt**: Het operatieveld wordt voorbereid door wassen, scheren en ontsmetten met een ioodhoudende oplossing of chloorhexidine (#page=8, 13). De patiënt wordt vervolgens afgedekt met steriele doeken om de patiënt te isoleren van alle steriel materiaal, behalve het te opereren gebied, en zo de steriele zone duidelijk af te bakenen [13](#page=13) [8](#page=8).
#### 2.2.4 Reinigingsprocessen
* **Cleaning**: Verwijdert fysische contaminatie maar vernietigt niet noodzakelijk micro-organismen. Dit is het laagste niveau van reiniging en is een mechanische reiniging [8](#page=8).
* **Desinfectie**: Reduceert het aantal levende micro-organismen, maar inactiveert niet noodzakelijk virussen of sporen. Het is niet voldoende voor chirurgisch materiaal [8](#page=8).
* **Sterilisatie**: Het hoogste niveau waarbij alle micro-organismen, inclusief sporen, worden vernietigd [8](#page=8).
#### 2.2.5 Infectierisico's
Het infectierisico is afhankelijk van verschillende factoren:
* Aard van de ingreep [13](#page=13).
* Duur van de ingreep [13](#page=13).
* Aantal personen in de zaal (meer personen verhoogt het risico op infecties) [13](#page=13).
* Omstandigheden van de ingreep [13](#page=13).
* Weefselbeschadiging [13](#page=13).
* Bloedverlies [13](#page=13).
Spoedoperaties, langere operaties, meer personen in de operatiezaal, meer weefselschade en meer bloedverlies leiden tot meer infecties [13](#page=13).
### 2.3 Personeel
Het chirurgisch team bestaat uit verschillende leden met specifieke rollen:
* **Chirurg**: Hoofdverantwoordelijke voor de ingreep.
* **Assistent**: Ondersteunt de chirurg.
* **Anesthesist**: Verantwoordelijk voor de anesthesie van de patiënt.
* **Anesthesieverpleegkundige**: Assisteert de anesthesist.
* **Instrumenterend verpleegkundige**: Staat aan de operatietafel en geeft instrumenten aan de chirurg. Tafels worden op een specifieke wijze gedekt zodat instrumenten blindelings gepakt kunnen worden [10](#page=10) [15](#page=15).
* **Omloopverpleegkundige**: Zorgt voor het aanvullen van materiaal en ondersteuning buiten de steriele zone [10](#page=10).
Het aantal personen in de operatiezaal is een bron van infectie; hoe meer mensen er zijn, hoe groter de kans op post-operatieve infecties, mede doordat de deur vaker opengaat [10](#page=10).
### 2.4 Anesthesie
Het doel van anesthesie is om de patiënt een veilige en pijnvrije ingreep te laten ondergaan, en de chirurgische ingreep te faciliteren door onverwachte bewegingen te verhinderen (#page=10, 20). Er zijn verschillende soorten anesthesie [10](#page=10) [20](#page=20):
* **Lokale anesthesie**: Verdoving van een klein gebied.
* **Loco-regionale anesthesie**: Verdoving van een groter gebied of zenuwbaan. Voorbeelden zijn epidurale anesthesie (in de rug), spinale anesthesie (in de rug) en een perifeer zenuwblok (bijvoorbeeld voor een operatie aan de voet, waardoor het hele onderbeen verdoofd is) (#page=10, 20). Dit kan ook gebruikt worden voor pijnstilling na de ingreep [10](#page=10) [20](#page=20).
* **Algemene anesthesie**: De patiënt verliest het bewustzijn [11](#page=11).
#### 2.4.1 Algemene anesthesie
Bij algemene anesthesie neemt de anesthesist de ademhaling van de patiënt over, omdat de patiënt zelf niet meer kan ademen. Dit gebeurt via [11](#page=11):
* **Endotracheale intubatie**: Een beademingsbuis wordt in de trachea geplaatst en positieve drukbeademing wordt toegepast [11](#page=11).
* **Laryngeaal masker**: Dit masker wordt in de mond geplaatst en houdt de tong naar voren. De patiënt kan nog spontaan ademen. Dit wordt vaak gebruikt voor kleinere ingrepen [11](#page=11).
Vaak worden combinaties van deze methoden gebruikt, maar soms volstaat één van beide [11](#page=11).
#### 2.4.2 Pijnstilling en spierverslapping bij algemene anesthesie
Naast het verlies van bewustzijn, omvat algemene anesthesie ook:
* **Pijnstilling**: Vaak met morfine-derivaten [11](#page=11).
* **Spierverslapping**: Met curare-derivaten of analogen [11](#page=11).
#### 2.4.3 Monitoring en homeostase
De taak van de anesthesist omvat het monitoren van de patiënt om de homeostase te handhaven. Dit omvat [12](#page=12):
* **Vitale parameters**: Bloeddruk en pols worden gemonitord om een indicatie te krijgen van bloedverlies en de diepte van de narcose [12](#page=12).
* **Zuurstofuitwisseling**: Met behulp van een saturatiemeter en capnometer wordt gecontroleerd of zuurstof overal in het lichaam komt en krijgt men informatie over het metabolisme van de patiënt [12](#page=12).
* **Temperatuur**: De temperatuur van de patiënt wordt gemonitord om onderkoeling (wat leidt tot makkelijkere bloedingen en moeilijker ontwaken) of koorts te voorkomen [12](#page=12).
* **Onderhouden circulerend volume**: Dit wordt gedaan door toediening van intraveneuze vloeistoffen en bloedderivaten [12](#page=12).
### 2.5 Positionering op de operatietafel
De positionering van de patiënt op de operatietafel is een gedeelde verantwoordelijkheid van de anesthesist en de chirurg. Het doel is een goede toegang tot het te opereren gebied te verkrijgen. Mogelijke posities zijn ruglig, buiklig, zijlig, Trendelenburg (hoofd lager dan voeten) en lithotomie (rugligging met benen omhoog in steunen) [12](#page=12).
#### 2.5.1 Voorzorgsmaatregelen bij positionering
Bij positionering moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen:
* De natuurlijke bescherming van de patiënt valt weg [12](#page=12).
* Drukplaatsen moeten vermeden worden [12](#page=12).
* Extreme houdingen moeten vermeden worden [12](#page=12).
### 2.6 Voorbereiding operatieveld (huid)
Huidkiemen zijn verantwoordelijk voor de helft van de wondinfecties. Daarom is een zorgvuldige voorbereiding van het operatieveld cruciaal. Dit omvat [13](#page=13):
* Wassen en scheren van de huid [13](#page=13).
* Ontsmetten van het operatieveld met een ioodhoudende oplossing of chloorhexidine [13](#page=13).
* Afdekken met steriele doeken om het operatiegebied te isoleren van de rest van de patiënt en de omgeving, en om de steriele zone te definiëren [13](#page=13).
### 2.7 Instrumentarium
Het chirurgisch instrumentarium is zeer divers en specifiek aangepast aan de ingreep. Enkele veelvoorkomende instrumenten zijn:
* **Messen**: Voor snijden.
* **Pincetten**: Voor het vastpakken van weefsels.
* **Scharen**: Voor het knippen.
* **Klemmen**: Voor het afsluiten van bloedvaten of het vasthouden van weefsels.
* **Retractoren**: Om weefsels opzij te houden voor beter zicht.
* **Naaldvoerders**: Om hechtdraden vast te houden.
* **Diathermie**: Gebruikt elektrocoagulatie voor het snijden of coaguleren van weefsel. Dit kan monopolair of bipolair zijn. Bij monopolair brandt het in de omgeving rondom het contactpunt, terwijl bipolaire stroom tussen twee polen loopt en gerichter werkt, wat nuttig is bij pacemakers, neurostimulatoren of in de buurt van zenuwen [16](#page=16).
* **Ultrasone dissectie**: Een techniek voor het snijden met ultrasone golven.
* **Videomateriaal**: Gebruikt bij minimaal invasieve technieken [15](#page=15).
Instrumenten worden door de instrumenterende verpleegkundige op een specifieke en gestandaardiseerde manier op de operatietafels geplaatst, zodat ze blindelings te vinden zijn in dringende situaties [15](#page=15).
#### 2.7.1 Hechtingsmateriaal
* **Draad**: Kan resorbeerbaar (verteert in het lichaam) of niet-resorbeerbaar zijn. De resorptietijd varieert afhankelijk van de samenstelling. Het kan monofilament (één draad) of polyfilament (gevlochten draad) zijn. Polyfilament trekt meer bacteriën aan. De draad kan van natuurlijke (bv. zijde) of synthetische oorsprong zijn. De dikte van de draad varieert van 10/0 (zeer fijn) tot 2 (dik) [16](#page=16).
* **Naalden**: Verschillen in vorm (bv. 3/8, ½, recht) en punt (rond of scherp) [16](#page=16).
* **Nietjes**: Gebruikt voor het sluiten van de huid.
* **Automatisch hechtingsmateriaal (staplers)**: Apparaten die nietjes automatisch plaatsen [16](#page=16).
### 2.8 Incisies
Incisies zijn chirurgische snedes. De keuze van de incisie is gebaseerd op criteria om de ingreep te faciliteren en complicaties te minimaliseren [17](#page=17).
#### 2.8.1 Criteria voor incisies
* **Goede toegang voor de ingreep**: De incisie moet voldoende ruimte en zicht bieden voor de chirurg [17](#page=17).
* **Secundaire criteria**:
* Goede heling van de wond [17](#page=17).
* Minimale pijn na de ingreep [17](#page=17).
* Minimale complicaties [17](#page=17).
* Vermijden van beschadiging aan spieren, bloedvaten en zenuwen [17](#page=17).
* Cosmetisch resultaat [17](#page=17).
* Vermijden van incisies dwars over gewrichten [17](#page=17).
* Lange lijnen worden vaak geprefereerd [17](#page=17).
### 2.9 Soorten ingrepen (terminologie)
De terminologie van chirurgische ingrepen eindigt vaak op specifieke achtervoegsels die de aard van de procedure aangeven:
* **-ectomie**: Verwijderen van een orgaan of deel ervan (bv. appendectomie, thyroidectomie) [18](#page=18).
* **-otomie**: Incisie in een orgaan of holte (bv. thoracotomie, enterotomie) [18](#page=18).
* **-stomie**: Chirurgisch gecreëerde verbinding tussen twee organen (bv. gastro-enterostomie) of tussen een orgaan en de huid (bv. colostomie) [18](#page=18).
* **-scopie**: Visualisatie van de binnenzijde van een orgaan, holte of vat met een endoscoop (bv. gastroscopie, cystoscopie) [18](#page=18).
* **-rafie**: Herstel of hechting (bv. herniorafie) [18](#page=18).
* **-pexie**: Ingreep om een orgaan vast te leggen (bv. rectopexie) [18](#page=18).
* **-dese**: Ingreep om twee structuren met elkaar te laten vergroeien (bv. artrodese, pleurodese) [18](#page=18).
* **-plastie**: Ingreep om de structuur of functie van een orgaan te veranderen (bv. pyloroplastie, angioplastie, rhinoplastie) [18](#page=18).
### 2.10 Videoscopische en Robotica chirurgie
#### 2.10.1 Videoscopische ingrepen
Dit zijn ingrepen die onder videoscopische controle worden uitgevoerd. Hierbij worden camera's en specifieke instrumenten via kleine openingen ingebracht. Het zicht is indirect via een videoscherm, wat een oog-hand coördinatie vereist. Voorbeelden zijn laparoscopie, arthroscopie, thoracoscopie en cystoscopie. Deze technieken zijn minder invasief, wat leidt tot een sneller herstel, maar zijn niet altijd mogelijk [19](#page=19).
#### 2.10.2 Robotica
Bij robotchirurgie bestuurt de chirurg de instrumenten van op afstand, vanuit een console. De robotinstrumenten zijn zeer handig in kleine ruimtes, wat resulteert in zeer precies werk. Een belangrijk nadeel is de hoge kostprijs van deze technologie [19](#page=19).
Het uitvoeren van minimaal invasieve operaties kan echter complexer zijn dan traditionele chirurgie [19](#page=19).
### 2.11 Safe surgery
"To err is human" benadrukt dat fouten menselijk zijn, maar het is cruciaal om te weten hoe deze te voorkomen. Dit is het domein van "Safe Surgery" [20](#page=20).
#### 2.11.1 WHO Safe Surgery Checklist
De World Health Organization (WHO) heeft een gestructureerde checklist ontwikkeld die voor elke procedure gebruikt moet worden om aandachtspunten te overlopen en fouten te beperken. Deze checklist is opgedeeld in drie fasen [20](#page=20):
1. **Voor aanvang van de anesthesie**: Wanneer de patiënt de operatiezaal binnenkomt. Hierbij worden de identiteit van de patiënt, de toestemming en de aard van de ingreep geverifieerd [20](#page=20).
2. **Voor aanvang van de incisie (Time-out)**: Hierbij wordt gecontroleerd of de benodigde instrumenten beschikbaar zijn, wie er in de zaal aanwezig is (naam en functie), en worden de verwachte complicaties besproken [20](#page=20).
3. **Na de interventie (voor het verlaten van de operatiezaal)**: Hierbij wordt bevestigd welke ingreep is uitgevoerd, waar de patiënt naartoe gaat (recovery of intensieve zorgen), en welke parameters na de operatie gemonitord moeten worden [20](#page=20).
Aanpassingen aan de checklist zijn mogelijk afhankelijk van het type chirurgie. Elke operatie heeft zijn eigen complicaties, en hoewel dingen fout kunnen lopen, moet dit geminimaliseerd worden [20](#page=20).
---
# Post-operatieve zorgen
Post-operatieve zorgen omvatten de zorg na een ingreep, gericht op het ontwaken van de patiënt, monitoring, pijncontrole, preventie en behandeling van complicaties, en het bepalen van de criteria voor ontslag [21](#page=21).
### 3.1 Het ontwaken na chirurgie
Het ontwaken van de patiënt na een chirurgische ingreep begint doorgaans in de operatiezaal. Vervolgens wordt de patiënt overgebracht naar een gespecialiseerde eenheid, zoals een ontwaakruimte (ook wel recovery of Post-Anesthesia Care Unit - PACU genoemd), of indien nodig naar de intensieve zorg [21](#page=21).
#### 3.1.1 Aandachtspunten tijdens het ontwaken
Tijdens de ontwaakfase zijn er diverse aandachtspunten van cruciaal belang:
* **Monitoring:** Continue observatie van pols, bloeddruk, lichaamstemperatuur, oxygenatie, ademhalingsfrequentie en diurese is essentieel [21](#page=21).
* **Inspectie:** Nagaan van de operatiewonde, de status van drains en eventueel bloedverlies [21](#page=21).
* **Zuurstoftoediening:** Zorg voor adequate zuurstofvoorziening [21](#page=21).
* **Pijncontrole:** Adequate beheersing van postoperatieve pijn [21](#page=21).
* **Vochtbalans:** Nauwkeurig bijhouden van de vochtinname en -uitgave [21](#page=21).
* **Specifieke observaties:** Afhankelijk van het type ingreep kunnen specifieke observaties noodzakelijk zijn, zoals vasculair of neurologisch onderzoek [21](#page=21).
#### 3.1.2 Complicaties gedurende de ontwaakfase
Diverse complicaties kunnen optreden tijdens het ontwaken:
* **Hypoxie:** Dit kan veroorzaakt worden door de nawerking van anesthetica en analgetica die leiden tot ademhalingsdepressie, verminderd bewustzijn met luchtwegobstructie, of ademhalingsinhibitie door pijn. Behandeling bestaat uit het toedienen van zuurstof en het uitsluiten van andere oorzaken indien aanwezig [21](#page=21).
* **Nausea en braken:** Dit kan het gevolg zijn van de nawerking van bepaalde anesthetica. Indien nodig kan behandeling met anti-emetica worden ingezet [21](#page=21).
### 3.2 Postoperatieve pijn
Postoperatieve pijn is een veelvoorkomende complicatie die aandacht vereist [22](#page=22).
#### 3.2.1 Mechanisme van pijn
Weefselbeschadiging tijdens de ingreep leidt tot de vrijstelling van pijnmediatoren, zoals bradykinines en histamine. Deze mediatoren stimuleren zenuwuiteinden, waarna zenuwprikkels via het ruggenmerg naar de hersenen worden overgebracht, wat resulteert in pijngewaarwording. Pijnmedicatie kan op verschillende niveaus in dit proces ingrijpen: anti-inflammatoire middelen beïnvloeden de vrijstelling van mediatoren, lokale anesthetica blokkeren de geleiding (perifeer of centraal), en centrale anesthetica (opioïden) werken in op de pijncentra in de hersenen [22](#page=22).
#### 3.2.2 Belang van pijnbehandeling
Adequate postoperatieve pijnbestrijding is om diverse redenen essentieel:
* **Comfort:** Pijn is onaangenaam [22](#page=22).
* **Ademhaling:** Pijn kan leiden tot ademhalingsinhibitie, met name na thoracale of abdominale ingrepen [22](#page=22).
* **Cardiovasculair:** Pijn kan hypertensie en tachycardie veroorzaken [22](#page=22).
* **Hormonaal:** Er kunnen hormonale effecten optreden [22](#page=22).
* **Mobilisatie:** Pijn vertraagt de mobilisatie, wat het risico op diepveneuze trombose (DVT) verhoogt [22](#page=22).
#### 3.2.3 Behandelstrategieën voor pijn
De behandeling van postoperatieve pijn kan diverse strategieën omvatten:
* **Pre-emptive analgesia:** Het tijdig starten met pijnstilling, afhankelijk van de aard van de ingreep [22](#page=22).
* **Combinatie van technieken:** Vaak wordt een combinatie van verschillende pijnstillingsmethoden toegepast [22](#page=22).
##### 3.2.3.1 Pijnmedicatie per ingreepgrootte
* **Kleine ingrepen:** Paracetamol 1 gram elke 4-6 uur [23](#page=23).
* **Matige ingrepen:** Paracetamol 1 gram elke 4-6 uur, eventueel aangevuld met NSAID's [23](#page=23).
* **Grote ingrepen:** Paracetamol en/of NSAID's, aangevuld met opioïden, epidurale analgesie, of pijnpompen (patient-controlled analgesia - PCA) [23](#page=23).
> **Tip:** Bij patient-controlled analgesia (PCA) kan de patiënt zelf de pijnstilling regelen binnen veilige marges, waardoor overdosering wordt voorkomen [23](#page=23).
### 3.3 Criteria voor ontslag uit de recovery
Om te bepalen of een patiënt uit de recovery kan worden ontslagen, dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
* De patiënt is wakker en coöperatief [23](#page=23).
* De cardiovasculaire status is stabiel [23](#page=23).
* Er is sprake van goede oxygenatie [23](#page=23).
* De pijn is onder controle [23](#page=23).
* Er zijn geen zichtbare chirurgische complicaties [23](#page=23).
* Er zijn instructies aanwezig voor het verdere verloop van de zorg [23](#page=23).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Pre-operatieve voorbereiding | Alle handelingen die uitgevoerd worden voorafgaand aan een chirurgische ingreep om de patiënt optimaal voor te bereiden en de risico's te minimaliseren. Dit omvat administratieve, medische en logistieke stappen. |
| Anamnese | Het medisch interview waarbij de zorgverlener informatie verzamelt over de medische geschiedenis, symptomen en levensstijl van de patiënt. Dit helpt bij het stellen van een diagnose en het bepalen van de juiste behandeling. |
| Anesthesist | Een medische specialist die verantwoordelijk is voor het toedienen van anesthesie, het bewaken van de vitale functies van de patiënt tijdens de operatie en het controleren van pijn na de ingreep. |
| Aspiratie | Het inademen van lichaamsvloeistoffen, zoals maaginhoud, in de longen, wat kan leiden tot ernstige complicaties zoals longontsteking. Dit wordt voorkomen door de patiënt nuchter te houden voor een operatie. |
| Diepe Veneuze Trombose (DVT) | Een bloedstolsel dat zich vormt in een diep gelegen ader, meestal in het been. Dit kan leiden tot zwelling, pijn en in ernstige gevallen tot een longembolie. |
| Longembolie | Een levensbedreigende aandoening waarbij een bloedstolsel dat zich in een ader heeft gevormd, losraakt en naar de longen reist, waar het een longslagader blokkeert. |
| Profylaxie | Het nemen van preventieve maatregelen om de ontwikkeling van een ziekte of aandoening te voorkomen, zoals tromboseprofylaxie of antibiotische profylaxie. |
| Antibiotica profylaxie | Het toedienen van antibiotica vóór een chirurgische ingreep om het risico op een postoperatieve wondinfectie te verminderen. |
| Infectierisico | De waarschijnlijkheid dat een wond of operatiegebied geïnfecteerd raakt door micro-organismen, wat afhangt van factoren zoals het type operatie en de hygiëne. |
| Sterilisatie | Een proces dat alle micro-organismen, inclusief sporen, vernietigt op instrumenten en materialen om infecties te voorkomen. |
| Autoclaaf | Een apparaat dat stoom onder druk gebruikt om medische instrumenten en materialen te steriliseren. Het proces is gebaseerd op hoge temperaturen en druk gedurende een bepaalde tijd. |
| Diathermie | Een techniek die elektrische stroom gebruikt om weefsels te snijden of te coaguleren tijdens een chirurgische ingreep, wat bloedverlies helpt verminderen. |
| Incisie | Een chirurgische insnijding die wordt gemaakt om toegang te krijgen tot het te opereren gebied. De locatie en het type incisie zijn cruciaal voor de chirurgische toegang en genezing. |
| Videoscopische ingrepen | Chirurgische procedures die worden uitgevoerd met behulp van een endoscoop en een camera, waardoor indirect zicht op het operatieveld ontstaat via een videoscherm. Dit zijn minimaal invasieve technieken. |
| Laparoscopie | Een minimaal invasieve chirurgische techniek waarbij kleine incisies worden gemaakt en een laparoscoop (een buis met een camera) wordt ingebracht om in de buikholte te opereren. |
| Safe surgery checklist | Een gestructureerde lijst met aandachtspunten die voor elke chirurgische procedure door het hele team wordt doorlopen om fouten te voorkomen en de patiëntveiligheid te maximaliseren. |
| Recovery (Ontwaakruimte) | Een gespecialiseerde afdeling waar patiënten na een operatie worden gemonitord terwijl ze ontwaken uit de anesthesie, om complicaties vroegtijdig te detecteren en te behandelen. |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in de lichaamsweefsels, wat kan optreden na een operatie door nawerking van anesthetica of ademhalingsproblemen. |
| Postoperatieve pijn | Pijn die optreedt na een chirurgische ingreep als gevolg van weefselschade en de daaruit voortvloeiende ontstekingsreactie en stimulatie van zenuwuiteinden. |
| Pre-emptive analgesia | Een strategie waarbij pijnmedicatie al vóór de operatie wordt gestart om de pijn na de ingreep te verminderen en te voorkomen. |