Cover
Comença ara de franc 4 ZSO 36 Verpleegkundige zorgen voor personen m.b.t..docx
Summary
# Oriëntatie op het urinair stelsel en beïnvloedende factoren
Dit onderwerp biedt een overzicht van de terminologie rondom het urinair stelsel en de diverse factoren die de urinaire uitscheiding beïnvloeden.
### 1.1 Algemene terminologie en basiselementen van continentie
Continentie, het vermogen om urine op te houden, rust op drie basiselementen: een goede blaaslediging, een adequate vochtinname van ongeveer 1,5 liter per dag, en een goed geïntegreerde bekkenbodemspiercontrole en -coördinatie met een correcte lichaamshouding.
#### 1.1.1 Goede blaaslediging
Om residu van urine in de blaas te voorkomen, is een goede 'plashouding' essentieel. Dit houdt in dat de blaas ontspannen en volledig geledigd wordt.
#### 1.1.2 Vochtname
Een dagelijkse vochtinname van minimaal 1,5 liter is cruciaal om dehydratatie te voorkomen.
- **Risico's bij verminderde vochtopname:** Verhoogd risico op urineweginfecties, obstipatie en dehydratatie. Urineweginfecties en obstipatie kunnen incontinentie veroorzaken of verergeren. Dehydratatie kan leiden tot elektrolytenstoornissen en verwardheid.
### 1.2 Factoren die de urinaire uitscheiding beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de urinaire uitscheiding beïnvloeden:
#### 1.2.1 Voedingsgewoonten
- **Diuretische middelen:** Koffie, thee en alcohol hebben een diuretisch effect, wat leidt tot een verhoogde urineproductie.
- **Alcohol:** Kan ook leiden tot verhoogd transpireren, met een risico op uitdroging.
- **Gezouten voedsel:** Trekt vocht aan en kan leiden tot vochtretentie.
- **Tijdstip van drinken:** Het lichaam dempt 's nachts de behoefte om te urineren. Vlak voor het slapengaan drinken kan deze nachtelijke plasdrang versterken.
#### 1.2.2 Spiertonus (buik- en bekkenbodemspieren)
- **Slappe spieren:** Dragen nauwelijks bij aan de benodigde buikpers voor een goede blaaslediging.
- **Te grote spierspanning:** Kan het urineren belemmeren; ontspanning is juist bevorderlijk.
#### 1.2.3 Leeftijd
- Kinderen tot ongeveer drie jaar hebben geen controle over de uitscheiding; dit is reflexmatig.
- Bij het ouder worden kunnen de sluitspieren slapper worden en atrofiëren, wat kan leiden tot een geleidelijk verlies van controle.
#### 1.2.4 Algemene lichamelijke conditie
- **Houding en beweging:** Cruciaal voor het bereiken van het toilet, het uitkleden en het reinigen na het plassen.
#### 1.2.5 Neurologisch stuurmechanisme
Maakt het mogelijk om prikkels tijdig en adequaat waar te nemen en hierop te reageren.
#### 1.2.6 Hormonaal stuurmechanisme
- **Menstruatie:** Het lichaam houdt extra vocht vast vóór de menstruatie en scheidt meer vocht af erna.
- **Zwangerschap:** Heeft een significante invloed op de uitscheiding.
#### 1.2.7 Psychische factoren
- **Nervositeit:** Kan leiden tot frequentere toiletbezoeken (bv. voor een rijexamen).
- **Boosheid/agressie:** Kan zich uiten in ongewenst plassen.
- **Suggestieve geluiden:** Het geluid van stromend water kan helpen bij het plassen.
#### 1.2.8 Sociale factoren
Toiletgebruik is sterk cultureel bepaald (bv. sluiten van deuren, hygiëne, houding). Privacy, gewoonten en schaamte spelen hierbij een rol.
#### 1.2.9 Weersinvloeden
- **Hoge temperaturen:** Leiden tot meer transpiratie en potentieel minder urineren als de vochtinname niet wordt verhoogd.
#### 1.2.10 Medicatiegebruik
Medicijnen kunnen direct de urineproductie beïnvloeden, of indirect de uitscheiding stimuleren of remmen.
### 1.3 Gegevensverzameling rond het urinaire stelsel
#### 1.3.1 Acute situatie
In een acute situatie zijn de volgende vragen essentieel m.b.t. het urinaire stelsel:
- **Urinedebiet:** Urinevolume per tijdseenheid, een belangrijke parameter voor de toestand van de zorgvrager, te interpreteren in relatie tot de vochtbalans. Dit kan wijzen op nieraandoeningen, vochtretentie, shock, obstructie, of een verstoppen van een blaaskatheter.
- **Diurese:** De hoeveelheid door de nieren geproduceerde urine per 24 uur. Normale diurese is sterk afhankelijk van vochtinname en transpiratie. Een richtlijn is $> 0,5 \, \text{ml/kg/u}$ urineproductie.
- **Mictie:** De urinelozing via de urethra bij een gevulde blaas en blaascontractie. Normaal plast een gezonde persoon 200 tot 500 ml per keer.
- **Geur:** Normaal urine is geurvrij, soms met een kruiden-, asperge- of koffiegeur. Lang staande urine ruikt naar ammoniak. Pyurie geeft een rotte visgeur. Verse urine die naar ammoniak ruikt, moet direct gemeld worden. De geur kan beïnvloed worden door voeding, medicatie en pathologie.
- **Kleur:** Normaal strogeel tot citroengeel, afhankelijk van de concentratie. Donkerdere urine na inspanning, 's ochtends, bij braken, diarree of koorts (verhoogde concentratie door vochtverlies). De kleur kan beïnvloed worden door concentratie, voeding, medicatie en pathologie.
- **Aspect:** Normale urine is helder. Troebele urine kan duiden op blaasinfecties door etter, vaak gepaard gaand met frequente en pijnlijke mictie.
- **Urinestraal:** Normaal krachtig en niet te dun. Onderbroken door een steen, sproeierstraal of slappe straal kan wijzen op prostaathypertrofie of urethrakleppen.
#### 1.3.2 Vochtbalans
Het bijhouden van vochtinname (input) en vochtuitscheiding (output) is cruciaal voor diagnose en behandeling.
- **Input:** Oraal en parenteraal.
- **Output:** Urine, perspiratie, transpiratie, maagvocht (braken, sonde), vloeibare stoelgang, wondvocht.
> **Tip:** Het beoordelen van het bewustzijn en neuroparameters is belangrijk voor het mictie- en diuresepatroon. Acute verwardheid kan een teken zijn van urineretentie.
> **Tip:** De huidconditie beoordelen (kleur, intactheid, tekenen van IAD of MASD, decubitus) is ook relevant voor het urinair stelsel.
#### 1.3.3 Full set of signs (anamnese en holistische beeldvorming)
Een volledige anamnese met gerichte vragen geeft inzicht in de gezondheidsbeleving en beïnvloedende factoren van het urinair stelsel. Het hanteren van de '6 dimensies' van positieve gezondheid helpt bij holistische gegevensverzameling.
##### 1.3.3.1 Lichaamsfuncties
- **Frequentie en tijdstip:** Gemiddeld 4-6 keer/24 uur, met 200-300 ml per mictie.
- **Wijze van urineren:** Gecontroleerd, pijnloos, krachtige straal, zonder nadruppelen. Nadruppelen bij mannen kan duiden op prostaathypertrofie.
- **Vragen:** Welke frequentie/hoeveelheid is normaal? Wat weet de zorgvrager over urineren? Hoe is de ontwikkeling (leeftijd, zindelijkheid)? Hygiënische gewoonten na plassen? Dorstgevoel, vochtgebruik, huidturgor? Gebruikelijke urinekleur en veranderingen? Mictiestoornissen (oligurie, polyurie, anurie, nycturie)? Specifieke klachten (pijn, jeuk, branderig gevoel, slappe straal, nadruppelen, incontinentie, bloed/pus, afwijkende geur/kleur/aspect, niet kunnen plassen)?
##### 1.3.3.2 Zingeving
- Begrip van de oorzaken van klachten (bv. urineverlies, blaassonde)? Vertrouwen in de toekomst met/zonder urinaire klachten? Bereidheid om te leren over het urinair stelsel?
##### 1.3.3.3 Kwaliteit van leven
- Genieten van het leven ondanks urinewegproblemen? Welbevinden, veiligheidsgevoel? Persoonlijke gewoonten gebaseerd op opvoeding en cultuur?
##### 1.3.3.4 Meedoen
- Nodige steun/ondersteuning? Invloed van urinaire problemen op sociale contacten en deelname aan activiteiten?
##### 1.3.3.5 Dagelijks functioneren
- Invloed op ADL-functies? Kennis over 'normaal' urineren en het herkennen van afwijkingen? Vermogen om hulp te vragen?
##### 1.3.3.6 Observeren van gedrag
- Hoe gaat de zorgvrager om met vochtuitscheiding? Houding t.o.v. de aandoening? Reactie op tegenslag? Bevorderende of remmende factoren voor gezondheid?
#### 1.3.4 Dossierinformatie
Verpleegkundige, medische en paramedische dossiers bevatten informatie over:
- Reden van opname (RVO), zorgvraag, diagnose(n).
- Medische urinaire voorgeschiedenis (VG).
- Gebruikte meetschalen en onderzoeksresultaten.
#### 1.3.5 Metingen en onderzoeken
Relevante metingen en onderzoeken voor het urinair stelsel omvatten:
- Mictiedagboek
- Vochtbalans
- Staalname
- Echografie/bladderscan
- Urodynamische onderzoeken
- Röntgenonderzoek
- Computertomografie (CT-scan), Magnetic Resonance Imaging (MRI), PET-scan
- Nucleaire beeldvorming
- Endoscopieën
### 1.4 Belangrijkste meetschalen, staalnames en medische onderzoeken
#### 1.4.1 Mictiedagboek (plaskalender)
- **Doel:** Objectieve weergave van blaasvulling en -lediging. Registratie van inname, output, frequentie en volume van micties.
- **Indicatie:** Kan al na 1 dag gegevens verschaffen over de aard van incontinentie. Aanbevolen duur: 7 dagen.
- **Hulpmiddel:** Apps zoals LoFric® Plasdagboek-app.
#### 1.4.2 Vochtbalans
- **Doel:** Nagaan van vochtinname (input) en vochtuitscheiding (output) voor diagnose en behandeling.
- **Evenwicht:** Input ≈ output.
- **Positieve vochtbalans:** Meer vocht opgenomen dan uitgescheiden (bv. oedeemvorming).
- **Negatieve vochtbalans:** Minder vocht opgenomen dan uitgescheiden (bv. na diuretica, bij braken, diarree, bloedverlies).
#### 1.4.3 Microscopisch/macroscopisch onderzoek van urine
- **Doel:** Beoordelen van ongewenste bestanddelen die niet met het blote oog waarneembaar zijn.
- **Inhoud:** Water, ureum/urinezuur, creatinine, zouten, galkleurstof (urobiline).
- **Controle met teststrips (vers geloosde urine):** Onderzoek naar glucose, ketonen, eiwitten, bloed, etc. De aanwezigheid van nitrieten kan duiden op een nierinfectie. Leukocyten duiden niet altijd op een infectie (bv. contaminatie).
> **Tip:** Controleer de vervaldatum van teststrips. Lees de bijsluiter. Sluit de flacon goed af. Raak testuiteinden niet aan. Houd de strip horizontaal bij kleurcontrole. Chronometreer nauwkeurig.
#### 1.4.4 Opsporen steen of gruis door filteren van urine
- **Doel:** Opvangen van stenen of gruis voor analyse naar samenstelling, behandeling en preventie. Ook om patiënt te tonen dat de steen is verwijderd.
- **Methoden:** Gazen doek, disposable operatiemuts, filter, speciaal bekertje (bv. 'StoneScreen').
#### 1.4.5 Niet-steriel urineonderzoek (laboratorium)
- **Doel:** Onderzoek naar glucose, ketonen, soortelijk gewicht, hemoglobine, pH, eiwit, nitriet, leuco-esterase, bilirubine en urobilinogeen in een vers urinestaal. Relatieve dichtheid kan niet bepaald worden bij troebele of kleine volumes.
#### 1.4.6 Urinecultuur (laboratorium)
- **Doel:** Opsporen van bacteriën in de urine en identificeren van werkzame antibiotica (antibiogram).
- **Materiaal:** Urine direct uit de blaas, zonder contact met genitaliën.
- **Afname:** Midstream staalname, prikplaats van katheter/sonde, eenmalige katheterisatie.
- **Belangrijk:** Juiste staalname en vlug transport naar labo. Urine uit bedpan, urinaal, condoomkatheter, katheterzak is gecontamineerd. Resultaat duurt 48-72 uur.
#### 1.4.7 Urinestudies (laboratorium)
- **Urinestudie (cytologie):** Opsporen van tumorcellen in een vers urinestaal. Ochtrindurine is minder geschikt vanwege celafbraak.
- **12- en 24-uursurine:** Bepaling van glomulaire filtratiemaat (GFM) via creatinine clearance (hoeveelheid plasma per minuut gezuiverd van een stof).
> **Tip:** Correcte urinedebietbepaling is essentieel voor therapiebeslissingen. Bewaar urinestalen in de koelkast bij vertraging naar het labo. Meng bij 24-uurs urine het monster volledig en neem hieruit een staal. Vermeld de totale hoeveelheid en tijdsduur op het staal.
### 1.5 Problemen en gevolgen m.b.t. het urinair stelsel
#### 1.5.1 Mogelijke samenhangende problemen
- Kennistekort
- Angst (voor onderzoeken, resultaten)
- Ineffectieve coping
- Pijn
- Ongemak
#### 1.5.2 Verpleegkundige diagnosen en problemen
- **Afwijkende mictie / Dysfunctie in de uitscheiding van urine:**
- **Stress- of inspanningsincontinentie:** Onwillekeurig urineverlies bij verhoogde intra-abdominale druk.
- **Urge-incontinentie (aandrangs-incontinentie):** Onwillekeurig urineverlies met een plotselinge, sterke drang.
- **Bedwateren:** Onvrijwillig urineren tijdens de slaap.
- **(Risico op) Urineretentie:** Onvermogen om de blaas volledig te ledigen.
- **(Risico op) Acute urineretentie:** Plotseling niet kunnen plassen (spoedsituatie).
- **Onvolledige urineretentie:** Resturine in de blaas, verhoogd infectierisico.
- **Te zeldzame mictie:** Kans op blaas- of nierproblemen.
- **(Risico op) Nier-/urinewegdysfunctie:** Verminderde werking van nieren of urinewegen.
- **Incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD):** Huidirritatie door contact met urine/feces.
- **Transiënte incontinentie:** Tijdelijke incontinentie door acute oorzaak (medicatie, infectie).
- **Multidisciplinaire problemen:**
- **Polyurie:** Te veel urineproductie (bv. diabetes).
- **Oligurie:** Te weinig urineproductie (< 500 ml/dag).
- **Anurie:** Geen urineproductie.
- **Pollakisurie:** Vaak kleine beetjes plassen.
- **Dysurie:** Pijn bij het plassen.
- **Algurie:** Brandend gevoel bij mictie.
- **Nycturie:** 's Nachts vaak moeten plassen.
- **Pyurie:** Pus in de urine (infectie).
- **Hematurie:** Bloed in de urine.
- **Glucosurie:** Suiker in de urine (bv. diabetes).
- **Ketonurie:** Ketonen in de urine (bv. ketoacidose).
- **Proteïnurie:** Eiwit in de urine (bv. nierziekten).
#### 1.5.3 Diagnostische clusters
- **Acuut nierfalen:** Snelle achteruitgang van nierfunctie (uren tot dagen), leidend tot ophoping van afvalstoffen en verstoring van waterhuishouding.
- **Chronisch nierfalen (uremie):** Langzame achteruitgang van nierfunctie (maanden tot jaren), vaak door nierfilterontsteking, diabetes of hoge bloeddruk.
- **Neurogene blaas:** Verstoorde blaasfunctie door zenuwschade, leidend tot hypotone (niet samentrekken) of overactieve blaas (ongecontroleerde reflexen, urge-incontinentie).
- **Urineweginfecties (cystitis, pyelonephritis, nefritis):** Ontstekingen van blaas, nierbekken of nierweefsel met pijn, koorts en risico op sepsis.
- **Urolithiase (nierstenen):** Vorming van stenen in de urinewegen, met hevige pijn, obstructie en infectierisico.
#### 1.5.4 Acroniem 'diappers' voor transiënte incontinentie
Dit acroniem helpt bij het identificeren van omkeerbare oorzaken van incontinentie bij ouderen:
- **D**elirium
- **I**nfectie (urinewegen)
- **A**trofische urethritis/vaginitis
- **P**sychologische stoornissen
- **P**harmacologische stoornissen (medicatie)
- **E**ndocriene stoornissen (bv. diabetes, overmatige urineproductie)
- **R**eductie, beperking van mobiliteit
- **S**toelgangproblemen (constipatie, faecale impactie)
> **Tip:** Let bij ouderen op alarmtekens van urineweginfecties zoals brandende pijn bij mictie, koorts, mentale of functionele achteruitgang.
#### 1.5.5 Verschil IAD en decubitus
- **IAD (Incontinence Associated Dermatitis):** Huidirritatie door langdurige blootstelling aan urine en/of feces, resulterend in inflammatie, erosie, met of zonder secundaire infectie.
- **Decubitus (doorliggen):** Huid- en weefselschade door langdurige druk op dezelfde plaats.
### 1.6 Bepalen van doelstellingen m.b.t. het urinair stelsel
#### 1.6.1 Hoofddoelstellingen
Het hoofddoel is continent zijn en blijven, met de volgende algemene doelstellingen:
- Herstel van het mictiemechanisme.
- Hulp bieden bij ongemak en ongerustheid.
- In stand houden van vocht- en elektrolytenbalans.
- In stand houden van goede algehele conditie, hygiëne en welbevinden.
- Voorkomen van nadelige gevolgen op andere functies/organismen bij verstoring in de uitscheiding.
#### 1.6.2 Verpleegkundige doelen
- Controle op urineproductie en -uitscheiding.
- Behoud van zelfstandigheid bij zelfstandige patiënten.
- Hulp bieden bij hulpbehoevende patiënten.
- Bevorderen van een normaal mictiepatroon bij incontinentie.
- Helpen bij het correct gebruiken van hulpmiddelen.
- Beperken van lichamelijke en psychosociale schade.
- Verlichting door urineverwijdering (bv. blaaskatheterisatie).
#### 1.6.3 SMART-doelstellingen
Het formuleren van SMART-doelstellingen is cruciaal voor problemen en gevolgen m.b.t. het urinair stelsel.
### 1.7 Actie ondernemen
#### 1.7.1 Specifieke acties op psychosociaal vlak
- Adequate begeleiding en informatievoorziening bij urologische onderzoeken en zorg.
- Rekening houden met schaamtegevoelens en privacy.
#### 1.7.2 Specifieke acties bij urine-incontinentie
- **Huidbescherming:**
- **Preventie IAD (drie pijlers):**
1. **Dagelijkse huidobservatie en risicobeoordeling.**
2. **Aangepast incontinentiebeleid:** Assessment, behandelplan, geschikt materiaal. Vermijd langdurig huidcontact met urine/feces.
3. **Protocol huidbescherming:**
- **Cleanse (reinigen):** Na elk incident. Zachte, pH-neutrale reiniging (olie, reinigingsschuim, incontinentiedoekjes). Zacht deppen bij het drogen.
- **Protect (beschermen):** Barrièreproducten tegen urine/feces.
- **Restore (hydrateren):** Herstellen van vetzuurlaag en pH met hydraterende crème.
#### 1.7.3 Medicamenteuze behandeling
- Kennis van veelgebruikte geneesmiddelengroepen m.b.t. het urinair stelsel en hun werkingsmechanismen.
---
# Gegevensverzameling en diagnostische methoden voor het urinaire stelsel
Dit deel behandelt de methoden voor het verzamelen van gegevens, waaronder anamnese, observatie en specifieke onderzoeken zoals een mictiedagboek en urineonderzoek, om de toestand van het urinaire stelsel te beoordelen.
## 2. Factoren die de urinaire uitscheiding beïnvloeden
De basiselementen van continentie omvatten een goede blaaslediging, een vochtinname van ongeveer 1,5 liter per dag, en een geïntegreerde bekkenbodemspiercontrole en -coördinatie met een correcte houding.
### 2.1 Goede blaaslediging
Om urine-residu in de blaas te voorkomen, is een goede plas-houding essentieel.
### 2.2 Goede vochtinname van ±1,5 liter/dag
Een verminderde vochtopname verhoogt het risico op urineweginfecties, obstipatie en dehydratatie. Dehydratatie kan leiden tot elektrolytenstoornissen en verwardheid.
### 2.3 Andere belangrijke factoren
* **Voedingsgewoonten:** Sommige middelen, zoals koffie, thee en alcohol, hebben een diuretisch effect. Sterk gezouten voedsel en drank kunnen vocht vasthouden. Het tijdstip van drinken is ook van belang, vooral voor het slapengaan.
* **Spiertonus/spanning van de buik- en bekkenbodemspieren:** Ongeoefende spieren dragen nauwelijks bij aan de buikpers die nodig is voor blaasfunctie. Te veel spierspanning kan het urineren tegenhouden; ontspanning is hierbij cruciaal.
* **Leeftijd:** Kinderen tot ongeveer drie jaar hebben geen controle. Op hogere leeftijd kunnen sluitspieren verslappen, wat leidt tot incontinentie.
* **Algemene lichamelijke conditie:** Houding en beweging zijn belangrijk voor het toiletbezoek en de zelfzorg.
* **Neurologisch stuurmechanisme:** Maakt tijdige waarneming van prikkels en adequate reactie mogelijk.
* **Hormonaal stuurmechanisme:** Hormonale veranderingen (bv. menstruatie, zwangerschap) beïnvloeden vochtbalans en uitscheiding.
* **Psychische factoren:** Nervositeit kan leiden tot vaker plassen. Suggestieve geluiden kunnen het plassen bevorderen.
* **Sociale factoren:** Toiletgebruik en hygiëne zijn cultureel bepaald en kunnen privacy, gewoonten en schaamte weerspiegelen.
* **Weersinvloeden:** Hoge temperaturen verhogen transpiratie en verminderen urineproductie indien er niet extra gedronken wordt.
* **Medicatiegebruik:** Medicijnen kunnen directe of indirecte invloed hebben op urineproductie en -uitscheiding.
## 3. Gegevensverzameling
Een acute situatie vereist snelle gegevensverzameling om acute problemen op te sporen, met aandacht voor de schaamtegevoelens van de zorgvrager.
### 3.1 Macroscopische observatie van urine
* **Urinedebiet:** Het urinevolume per tijdseenheid is een belangrijke parameter, te interpreteren in relatie tot de vochtbalans. Een laag urinedebiet kan wijzen op nier-aandoeningen, vochtretentie, shock, obstructie, of een verstopte blaaskatheter.
* **Diurese:** De hoeveelheid urine die de nieren per 24 uur produceren. Een normale diurese is afhankelijk van vochtinname en transpiratie. Een richtlijn is $> 0,5$ milliliter per kilogram lichaamsgewicht per uur.
* **Mictie:** Urinelozing via de urethra vanuit een gevulde blaas, onder invloed van blaascontractie. Normaal plasvolume per keer is tussen 200 en 500 ml.
* **Geur:** Verse urine is meestal geurvrij. Een ammoniakgeur bij verse urine moet direct gemeld worden. Rotte visgeur kan wijzen op pyurie. Voeding, medicatie en pathologie kunnen de geur beïnvloeden.
* **Kleur:** Normaal strogeel tot citroengeel, afhankelijk van de concentratie. Donkerdere urine kan voorkomen na sporten, 's ochtends, of bij braken, diarree en koorts.
* **Aspect:** Normale urine is helder. Troebele urine kan wijzen op blaasinfecties door etter, vaak gepaard gaande met frequente en pijnlijke mictie.
* **Urinestaal:** Een normale urinestraal is krachtig en niet te dun. Een sproeierstraal of slappe straal kan wijzen op prostaathypertrofie of urethrakleppen.
### 3.2 Vochtbalans
Het bijhouden van de vochtinname (input) en vochtuitscheiding (output) is essentieel voor diagnose en behandeling. Input omvat orale en parenterale vocht. Output omvat urine, perspiratie, transpiratie, maagvocht, vloeibare stoelgang en wondvocht.
### 3.3 Full set of signs
Een volledig beeld van het urinaire stelsel vereist het verzamelen van diverse gegevens.
#### 3.3.1 Anamnese
Gerichte vragen geven inzicht in de gezondheidsbeleving, omgang met gezondheid en beïnvloedende factoren op het urinaire stelsel.
* **Persoonlijk gesprek met de 6 dimensies van 'positieve gezondheid':**
* **Lichaamsfuncties:** Vragen naar frequentie en tijdstip van urineren, wijze van urineren (krachtige straal, geen nadruppelen), eventuele mictiestoornissen (oligurie, polyurie, anurie, nycturie), specifieke klachten (pijn, branderig gevoel, slappe straal, incontinentie, bloed/pus, nachtelijk plassen, afwijkende geur/kleur/aspect, retentie), dorstgevoel, vochtgebruik, huidturgor en hygiënische gewoonten.
* **Zingeving:** Begrip van oorzaken van klachten, vertrouwen in de toekomst, bereidheid tot leren over het urinair stelsel.
* **Kwaliteit van leven:** Genieten van het leven ondanks urinaire klachten, algemeen welzijn, veiligheidsgevoel, persoonlijke gewoonten en culturele achtergrond.
* **Meedoen:** Noodzaak van steun, invloed van urinaire problemen op sociale contacten en recreatie.
* **Dagelijks functioneren:** Invloed van urinaire problemen op ADL-functies, kennis van 'normaal' en afwijkingen, vaardigheid om hulp te vragen.
* **Observatie van gedrag:** Omgaan met vochtuitscheiding, houding t.o.v. aandoening, reactie op tegenslag, bevorderende of remmende factoren voor gezondheid.
#### 3.3.2 Dossierinformatie
In verpleegkundige, medische en paramedische dossiers kan informatie gevonden worden over: reden van opname, zorgvraag, diagnose(n), medische urinaire voorgeschiedenis, gebruikte meetschalen en uitgevoerde onderzoeken (met resultaten), behandeling, medicatie, op te volgen zaken en beperkingen.
### 3.4 Meetschalen en onderzoeken m.b.t. het urinaire stelsel
* **Mictiedagboek (plaskalender):** Registreert inname, output en frequentie/volume van micties voor een objectieve weergave. Een app kan hierbij ondersteunen.
* **Vochtbalans:** Nauwkeurig bijhouden van input en output voor diagnose en behandeling.
* **Microscopisch/macroscopisch onderzoek:** Beoordeling van zichtbare en niet-zichtbare bestanddelen in de urine.
* **Controle van vers geloosde urine met teststrips:** Onderzoek naar glucose, ketonen, eiwitten, bloed, nitrieten en leukocyten. Aandachtspunten zijn vervaldatum, juiste gebruik, bewaren van strips en nauwkeurig timen van de reactie.
* **Opsporen steen of gruis door filteren van urine:** Belangrijk voor analyse van samenstelling en behandeling/preventie.
* **Niet steriel urineonderzoek (laboratorium):** Onderzoekt glucose, ketonen, soortelijk gewicht, hemoglobine, pH, eiwit, nitriet, leuco-esterase, bilirubine en urobilinogeen. Een vers urinestaal is vereist.
* **Urinecultuur (laboratorium):** Opsporen van bacteriën en bepalen van effectieve antibiotica (antibiogram). Vereist een staal rechtstreeks uit de blaas. Gebruik van midstream-staalname, urine uit verblijfkatheter/sonde, of eenmalige katheterisatie is mogelijk. Nooit urine uit bedpan, urinaal, condoomkatheter, katheterzak of 24-uurscollectie gebruiken. Resultaat duurt 48-72 uur.
* **Urinestudie (cytologie):** Opsporen van tumorcellen in een vers urinestaal. Ochtendurine is niet aangewezen door mogelijke lysis van cellen.
* **12- en 24-uursurine:** Bepalen van glomulaire filtratiemaat (GFM) middels creatinine clearance.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Correcte bepaling van urinedebiet, voorkomen van vals positieve resultaten door foute staalname, juiste bewaring van stalen, en correcte vermelding van totale hoeveelheid urine over de tijdsduur bij 12/24-uurs urine.
### 3.5 Diagnostische methoden
* **Echografie/bladderscan:** Beeldvorming van de blaas, vaak gebruikt om residu te meten.
* **Urodynamische onderzoeken:** Meten van blaasdruk, flow en samentrekkingen.
* **Röntgenonderzoek, CT-scan, MRI, PET-scan, Nucleaire beeldvorming:** Diverse beeldvormende technieken voor gedetailleerde analyse van het urinaire stelsel.
* **Endoscopieën:** Visuele inspectie van de urinewegen.
## 4. Het interpreteren van gegevens
### 4.1 Herkennen en linken van gegevens
In een casus of praktijksituatie moeten afwijkende/normale, relevante/niet-relevante, en prioritaire/niet-prioritaire gegevens herkend worden. Verbanden leggen, oorzaken en gevolgen beschrijven, en mogelijke bijkomende problemen met incontinentie en/of urinaire onderzoeken identificeren, is cruciaal.
### 4.2 Mogelijke problemen en gevolgen m.b.t. het urinair stelsel
* **Kennistekort:** Gebrek aan kennis over het urinaire stelsel en de behandelingen.
* **Angst:** Angst voor onderzoeken, resultaten of het verloop van de aandoening.
* **Ineffectieve coping:** Moeite met omgaan met de situatie.
* **Pijn:** Fysieke pijn gerelateerd aan het urinaire stelsel.
* **Ongemak:** Algemeen gevoel van onbehagen.
#### 4.2.1 Verpleegkundige diagnosen
* **Afwijkende mictie:** Disfunctie in de uitscheiding van urine.
* **Stress- of inspanningsincontinentie:** Onwillekeurig urineverlies bij verhoogde buikdruk.
* **(Risico op) Urge-incontinentie (aandrangsincontinentie):** Onwillekeurig urineverlies met sterke, plotselinge drang.
* **Bedwateren:** Onvrijwillig urineren tijdens de slaap.
* **(Risico op) Urineretentie:** Onvermogen om de blaas volledig te ledigen.
* **Onvolledige urineretentie:** Achterblijven van residu, verhoogt infectierisico.
* **Te zeldzame mictie:** Gevaar voor blaas- of nierproblemen.
* **(Risico op) nier-/urinewegdysfunctie:** Verminderde werking van nieren of urinewegen.
* **Incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD):** Huidirritatie door langdurige blootstelling aan urine/feces.
* **Transiënte incontinentie:** Tijdelijke incontinentie door acute oorzaak (bv. medicatie, infectie).
#### 4.2.2 Multidisciplinaire problemen
* **Polyurie:** Te veel urineproductie (bv. diabetes).
* **Oligurie:** Te weinig urineproductie ($< 500$ ml/dag).
* **Anurie:** Geen urineproductie.
* **Pollakisurie:** Vaak kleine beetjes plassen.
* **Dysurie:** Pijn bij het plassen.
* **Algurie:** Brandend gevoel bij mictie.
* **Nycturie:** 's Nachts vaak moeten plassen.
* **Pyurie:** Pus in de urine (infectie).
* **Hematurie:** Bloed in de urine.
* **Glucosurie:** Suiker in de urine (bv. diabetes).
* **Ketonurie:** Ketonen in de urine (bv. ketoacidose).
* **Proteïnurie:** Eiwit in de urine (bv. nierziekten).
#### 4.2.3 Diagnostische clusters
* **Acuut nierfalen (acute nierinsufficiëntie):** Snelle achteruitgang nierfunctie, leidend tot ophoping van afvalstoffen en verstoring van de waterhuishouding.
* **Chronisch nierfalen – uremie:** Langzame afbraak van nierfunctie, vaak door aandoeningen als nierfilterontsteking, diabetes of hoge bloeddruk.
* **Neurogene blaas:** Niet goed werkende blaas door zenuwschade, leidend tot hypotone blaas (niet samentrekken) of overactieve blaas (onwillekeurige lediging).
* **Urineweginfecties (cystitis, pyelonephritis, nefritis):** Ontstekingen van blaas, nierbekken of nierweefsel, met risico op sepsis.
* **Urolithiase (nierstenen):** Vorming van stenen, met koliekpijn, obstructie en infectierisico.
### 4.3 De 'diappers' acroniem (voor transiënte incontinentie)
Dit acroniem helpt bij het identificeren van oorzaken van tijdelijke incontinentie:
* **D**elirium
* **I**nfectie (bv. urineweginfectie)
* **A**trofische urethritis/vaginitis
* **P**sychologische stoornissen
* **P**harmacologische stoornissen (medicatie)
* **E**ndocriene stoornissen en teveel urineproductie
* **R**eductie/beperking van mobiliteit
* **S**toelgangproblemen (constipatie, fecale impactie)
## 5. Bepalen van doelstellingen m.b.t. het urinair stelsel
### 5.1 Hoofddoelstellingen
De hoofddoelstellingen gericht op het voorkomen van en omgaan met incontinentie omvatten:
* Herstel van het mictiemechanisme.
* Hulp bieden bij ongemak en ongerustheid.
* In stand houden van de vocht- en elektrolytenbalans.
* In stand houden van een goede algehele conditie, hygiëne en welbevinden.
* Voorkomen van nadelige uitwerkingen op andere functies/organismen bij verstoring in de uitscheiding.
### 5.2 Verpleegkundige doelen
* Controle op urineproductie en -uitscheiding.
* Zelfstandigheid behouden bij zelfstandige patiënten.
* Hulp bieden bij hulpbehoevende patiënten.
* Normaliseren van het mictiepatroon bij specifieke incontinentievormen.
* Correct gebruik van hulpmiddelen bij incontinente patiënten.
* Beperken van lichamelijke en psychosociale schade bij problemen.
* Verlichting bieden door urine-uitdrijving (bv. blaaskatheterisatie).
### 5.3 SMART-doelstellingen
Het formuleren van SMART-doelstellingen is essentieel voor het aanpakken van problemen en gevolgen gerelateerd aan het urinair stelsel.
## 6. Actie ondernemen
### 6.1 Interventies/acties
Vanuit een casus of zorgsituatie moeten passende interventies worden gekozen, met een duidelijke onderbouwing waarom deze aanbevolen worden.
#### 6.1.1 Specifieke acties op psychosociaal vlak
Gericht op het bieden van emotionele ondersteuning en het wegnemen van angst en ongemak rondom urologische onderzoeken en zorgen.
#### 6.1.2 Specifieke acties bij urine-incontinentie
Focus op het managen van de incontinentie zelf, het voorkomen van complicaties zoals IAD, en het verbeteren van de kwaliteit van leven.
#### 6.1.3 Specifieke actie bij incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD)
* **Verschillen IAD en decubitus:** IAD ontstaat door contact met urine/feces, decubitus door druk.
* **Preventie van IAD (drie pijlers):**
1. **Cleanse (reinigen):** Regelmatig en mild reinigen na elk incident met pH-neutrale middelen of speciale doekjes.
2. **Protect (beschermen):** Gebruik van barrièrecrèmes om de huid te beschermen tegen vocht.
3. **Restore (hydrateren):** Herstellen van de vetzuurlaag en pH van de huid met hydraterende producten.
### 6.2 Medicamenteuze behandeling van het urogenitaal stelsel
Kennis van de meest gebruikte geneesmiddelengroepen en hun werkingsmechanismen is vereist.
---
**Let op:** Dit document is een studiemateriaal en mag nooit als vervanging van professioneel medisch advies worden beschouwd. Raadpleeg altijd een gekwalificeerde zorgverlener voor diagnose en behandeling.
---
# Probleemidentificatie en doelstellingen bij urinaire aandoeningen
Dit onderwerp behandelt het herkennen van verpleegkundige diagnoses en multidisciplinaire problemen gerelateerd aan het urinaire stelsel, evenals het formuleren van SMART-doelstellingen voor preventie en zorg.
### 3.1 Factoren die urinaire uitscheiding beïnvloeden
De basiselementen van continentie omvatten een goede blaaslediging, adequate vochtinname (ongeveer 1,5 liter per dag), en een geïntegreerde bekkenbodemspiercontrole en -coördinatie met een correcte houding.
#### 3.1.1 Factoren die de urinaire uitscheiding beïnvloeden
Diverse factoren kunnen de urinaire uitscheiding significant beïnvloeden:
* **Vochtinname:** Een verminderde vochtopname verhoogt het risico op urineweginfecties, obstipatie en dehydratatie. Dehydratatie kan leiden tot elektrolytenstoornissen en verwardheid. Een dagelijkse vochtinname van minimaal 1,5 liter is essentieel om dehydratatie te voorkomen.
* **Voedingsgewoonten:** Bepaalde voedingsmiddelen en dranken hebben een diuretisch effect (bv. koffie, thee, alcohol), wat leidt tot een verhoogde urineproductie. Alcohol kan ook zweten bevorderen, wat bijdraagt aan dehydratatie. Sterk gezouten voedsel houdt vocht vast. Het tijdstip van inname is ook van belang; grote hoeveelheden drank vlak voor het slapengaan kunnen de nachtelijke mictie stimuleren.
* **Spiertonus/spanning van buik- en bekkenbodemspieren:** Slappe spieren dragen onvoldoende bij aan de buikpers die nodig is voor blaaslediging. Te grote spierspanning kan het urineren daarentegen belemmeren; ontspanning is cruciaal.
* **Leeftijd:** Jonge kinderen hebben aanvankelijk reflexmatige uitscheiding. Zindelijkheid leert controle over de sluitspieren, wat tot op hoge leeftijd behouden kan blijven, hoewel de spiertonus kan afnemen.
* **Algemene lichamelijke conditie:** Houding en beweging zijn essentieel voor het zelfstandig bereiken van het toilet, zich uitkleden en de hygiëne na het urineren.
* **Neurologisch stuurmechanisme:** Dit mechanisme maakt het mogelijk prikkels tijdig waar te nemen en adequaat te reageren.
* **Hormonaal stuurmechanisme:** Hormonale schommelingen, zoals tijdens de menstruatieperiode of zwangerschap, beïnvloeden de vochtbalans en urineuitscheiding.
* **Psychische factoren:** Nervositeit of stress kan leiden tot een verhoogde mictiefrequentie. Bij kinderen kan woede of agressie zich uiten in bedplassen. Suggestieve geluiden, zoals stromend water, kunnen helpen bij het urineren.
* **Sociale factoren:** Toiletgebruik en hygiëne zijn cultureel bepaald, met invloed van privacy, gewoonten en schaamte.
* **Weersinvloeden:** Hoge temperaturen leiden tot meer transpiratie en, bij onvoldoende vochtinname, tot minder urineproductie.
* **Medicatiegebruik:** Medicijnen kunnen directe invloed hebben op de urineproductie en uitscheiding.
### 3.2 Gegevensverzameling m.b.t. het urinaire stelsel
Een snelle en gerichte gegevensverzameling is cruciaal voor het opsporen van acute problemen, waarbij rekening wordt gehouden met de schaamtegevoelens van de zorgvrager. Vragen kunnen ook worden omgezet in observatiepunten.
#### 3.2.1 Macroscopische observatie van urine
* **Urinedebiet:** Het urinevolume per tijdseenheid is een belangrijke parameter, te interpreteren in het licht van de vochtbalans. Een laag urinedebiet (oligurie) kan wijzen op nieraandoeningen, vochtretentie, shock, obstructie van de urinewegen, of een verstopte blaaskatheter.
* **Diurese:** De hoeveelheid urine die de nieren per 24 uur produceren. Dit is sterk afhankelijk van vochtinname en transpiratie. Een normale diurese is $> 0,5$ ml/kg/uur.
* **Mictie:** De urinelozing via de urethra. Een gezonde persoon plast normaal gesproken 200 tot 500 ml per keer.
* **Geur:** Verse urine is meestal geurvrij, hoewel kruiden, asperges of koffie een specifieke geur kunnen geven. Langdurig staande urine ruikt naar ammoniak. Een geur van rotte vis duidt op pyurie. Een ammoniakgeur bij verse urine dient direct gemeld te worden. Voeding, medicatie en pathologie kunnen de geur beïnvloeden.
* **Kleur:** Normaal is de kleur strogeel tot citroengeel, afhankelijk van de concentratie. Donkere urine kan duiden op dehydratatie (bv. na sporten, 's ochtends, bij braken, diarree, koorts). Kleur wordt beïnvloed door concentratie, voeding, medicatie en pathologie.
* **Aspect:** Normale urine is helder. Troebele urine kan wijzen op blaasinfecties door etter, vaak gepaard gaand met frequente en pijnlijke mictie.
* **Urinestaal:** Normaal is de straal krachtig en niet te dun. Een onderbroken straal kan duiden op een steen. Een sproeiers- of slappe straal kan wijzen op prostaathypertrofie of urethrakleppen.
#### 3.2.2 Vochtbalans
Het bijhouden van de vochtinname (input) en vochtuitscheiding (output) is cruciaal voor diagnose en behandeling.
* **Input:** Oraal en parenteraal.
* **Output:** Urine, perspiratie, transpiratie, maagvocht (braken, sonde), vloeibare stoelgang, wondvocht.
* **Belangrijke observatiepunten:** Bewustzijn en neuroparameters geven inzicht in het mictie- en diuresepatroon. Acute verwardheid kan een teken zijn van urineretentie. De huidconditie (kleur, intactheid, tekenen van IAD of MASD, decubitus) is eveneens relevant.
#### 3.2.3 Full set of signs (Gegevensverzameling)
Een volledig beeld van het urinaire stelsel vereist de verzameling van diverse gegevens:
* **Anamnese:** Gerichte vragen over gezondheidsbeleving, omgang met gezondheid en beïnvloedende factoren op het urinaire stelsel.
* **Persoonlijk gesprek (6 dimensies van positieve gezondheid):**
* **Lichaamsfuncties:** Frequentie en tijdstip van urineren (normaal 4-6 keer/24u, 200-300ml per keer), wijze van urineren (gecontroleerd, pijnloos, krachtige straal, geen nadruppelen). Vragen naar dorst, vochtgebruik, huidturgor, urinekleur, mictiestoornissen (oligurie, polyurie, anurie, nycturie), specifieke klachten (pijn, branderig gevoel, slappe straal, nadruppelen, incontinentie, bloed/pus in urine, afwijkende geur/kleur/aspect, onvermogen om te plassen).
* **Zingeving:** Kennis over klachten, vertrouwen in de toekomst, bereidheid tot leren.
* **Kwaliteit van leven:** Genieten van het leven, welbevinden, veiligheidsgevoel, persoonlijke gewoonten, opvoeding en cultuur.
* **Meedoen:** Behoefte aan steun, invloed van urinaire problemen op sociale contacten en activiteiten.
* **Dagelijks functioneren:** Invloed op ADL, kennis van 'normaal' en afwijkingen, vaardigheid in hulp vragen.
* **Observatie van gedrag:** Omgaan met vochtuitscheiding, houding t.o.v. aandoening, reactie op tegenslag, bevorderende/remmende factoren voor gezondheid.
* **Dossieronderzoek:** Reden van opname (RVO), zorgvraag, diagnose(n), medische urinaire voorgeschiedenis (VG), gebruikte meetschalen en onderzoeksresultaten (mictiedagboek, vochtbalans, staalname, echografie/bladderscan, urodynamische onderzoeken, radiologie, CT/MRI/PET, nucleaire beeldvorming, endoscopieën), behandeling en medicatie.
#### 3.2.4 Belangrijkste meetschalen en onderzoeken
* **Mictiedagboek/Plaskalender:** Registratie van intake, output, frequentie en volume van micties. Kan al na 1 dag informatie verschaffen over incontinentie. Aanbevolen duur: 7 dagen.
* **Vochtbalans:** Nauwkeurig bijhouden van input (oraal, parenteraal) en output (urine, perspiratie, transpiratie, maagvocht, stoelgang, wondvocht). Een evenwichtige balans is normaal. Positieve balans: meer input dan output (bv. oedeem). Negatieve balans: minder input dan output (bv. na diuretica, braken, diarree).
* **Microscopisch/macroscopisch onderzoek:** Beoordeling van urinebestanddelen.
* **Teststrips:** Onderzoek naar glucose, ketonen, eiwitten, bloed, nitrieten (indicatie infectie), leukocyten (kan op besmetting duiden). Aandachtspunten: vervaldatum controleren, bijsluiter lezen, flacon goed afsluiten, testuiteinde niet aanraken, strip kort dompelen, horizontaal houden bij kleurcontrole, nauwkeurig chronometreer.
* **Filteren van urine:** Opsporen van steen of gruis voor analyse en behandeling.
* **Niet-steriel urineonderzoek (labo):** Onderzoek naar glucose, ketonen, soortelijk gewicht, hemoglobine, pH, eiwit, nitriet, leuco-esterase, bilirubine, urobilinogeen. Vereist een vers urinestaal.
* **Urinecultuur (labo):** Opsporen van bacteriën en bepalen van gevoeligheid voor antibiotica (antibiogram). Vereist een urinestaal rechtstreeks uit de blaas (midstream, katheter, suprapubische sonde). Nooit uit bedpan, urinaal, condoomkatheter, katheterzak. Resultaat na 48-72 uur.
* **Urinestudie/cytologie (labo):** Opsporen van tumorcellen. Gebruik van vers urinestaal met fixatie-alcohol. Ochtendurine is minder geschikt door celafbraak.
* **12- en 24-uursurine:** Bepalen van glomerulaire filtratiemaat (GFM) middels creatinine clearance.
* **Verpleegkundige aandachtspunten:** Correct uitvoeren van urinedebietbepaling. Voorkomen van vals-positieve resultaten door foute staalname. Urine stalen tijdig naar labo brengen of koelen bij vertraging. Vermelden van totale hoeveelheid urine (ml) over de bepaalde tijdsduur op het staal.
#### 3.2.5 Interpreteren, verbanden leggen en voorspellen
In een casus of praktijksituatie dient men afwijkende/normale, relevante/niet-relevante en prioritaire/niet-prioritaire gegevens te herkennen, verbanden te leggen tussen gegevens en oorzaken/gevolgen te beschrijven. Mogelijke bijkomende problemen m.b.t. incontinentie en/of urinaire onderzoeken dienen benoemd te worden.
### 3.3 Verpleegkundige diagnosen en multidisciplinaire problemen
#### 3.3.1 Problemen en gevolgen m.b.t. het urinaire stelsel
* **Verpleegkundige diagnosen:**
* **Afwijkende mictie / disfunctie in de uitscheiding van urine:**
* *Stress- of inspanningsincontinentie:* Onwillekeurig urineverlies bij verhoogde druk in de buikholte.
* *(Risico op) Urge-incontinentie (aandrang-incontinentie):* Onwillekeurig urineverlies met een sterke, plotselinge drang.
* *Bedwateren:* Onvrijwillig urineren tijdens slaap.
* *(Risico op) Urineretentie:* Onvermogen om de blaas volledig te ledigen.
* **Multidisciplinaire problemen:**
* *Polyurie:* Te veel urineproductie (bv. bij diabetes).
* *Oligurie:* Te weinig urineproductie (< 500 ml/dag).
* *Anurie:* Geen urineproductie.
* *Pollakisurie:* Vaak kleine beetjes plassen.
* *Dysurie:* Pijn bij het plassen.
* *Algurie:* Brandend gevoel bij mictie.
* *Nycturie:* 's Nachts vaak plassen.
* *Pyurie:* Pus in de urine (infectie).
* *Hematurie:* Bloed in de urine.
* *Glucosurie:* Suiker in de urine (bv. bij diabetes).
* *Ketonurie:* Ketonen in de urine (bv. bij ketoacidose).
* *Proteïnurie:* Eiwit in de urine (bv. bij nierziekten).
* *(Risico op) Acute urineretentie:* Plotseling niet kunnen plassen (spoedsituatie).
* *Onvolledige urineretentie:* Resturine in de blaas (verhoogd infectierisico).
* *Te zeldzame mictie:* Kans op blaas- of nierproblemen.
* *(Risico op) Nier-/urinewegdysfunctie:* Verminderde werking van nieren of urinewegen.
* *Incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD):* Huidirritatie door urineverlies.
* *Transiënte incontinentie:* Tijdelijke incontinentie door acute oorzaak (bv. medicatie, infectie).
#### 3.3.2 Diagnostische clusters
* **Acuut nierfalen:** Snelle achteruitgang van nierfunctie (uren tot dagen), leidend tot ophoping van afvalstoffen en verstoring van de waterhuishouding.
* **Chronisch nierfalen – uremie:** Langdurige verminderde nierfunctie, vaak door ziekten als nierfilterontsteking, diabetes of hoge bloeddruk. Gekarakteriseerd door progressieve afbraak van nierfiltertjes.
* **Neurogene blaas:** Blaasdisfunctie door beschadiging van het zenuwstelsel, resulterend in een hypotone (niet samentrekkende) of overactieve (ongecontroleerde reflexen, urge-incontinentie) blaas.
* **Urineweginfecties (cystitis, pyelonephritis, nefritis):** Ontstekingen van blaas, nierbekken of nierweefsel, met pijn, koorts en risico op sepsis.
* **Urolithiase (nierstenen):** Vorming van stenen in de urinewegen, leidend tot hevige koliekpijn, obstructie en infectie.
#### 3.3.3 Transiënte incontinentie en het 'DIAPPERS'-acroniem
Het acroniem **DIAPPERS** helpt bij het identificeren van oorzaken van transiënte incontinentie bij ouderen:
* **D**elirium
* **I**nfectie (urineweginfectie)
* **A**trofische urethritis/vaginitis
* **P**harmacologische stoornissen (medicatie)
* **P**sychologische stoornissen
* **E**ndocriene stoornissen en teveel urineproductie (bv. diabetes)
* **R**eductie, beperking van mobiliteit (bv. moeilijkheden met kledij uittrekken, onaangepaste toiletten)
* **S**toelgangproblemen (constipatie, fecale impactie)
Bij vermoeden van een van deze oorzaken is verdere diagnostiek en interventie noodzakelijk.
#### 3.3.4 Symptomen en mogelijke oorzaken herkennen
Vanuit een casus of zorgsituatie dienen symptomen en mogelijke oorzaken van de genoemde diagnosen en problemen herkend en benoemd te worden.
### 3.4 Bepalen van doelstellingen m.b.t. het urinair stelsel
De hoofddoelstellingen m.b.t. het voorkomen van en omgaan met incontinentie omvatten het behouden van goed ontwikkelde bekkenbodemspieren, intacte lagere urinewegen, controle over blaaslediging, en een intact mentaal en fysiek functioneren om tijdig te kunnen urineren.
#### 3.4.1 Algemene doelstellingen voor continentie
Het multidisciplinair team streeft naar:
* Herstel van het mictiemechanisme.
* Hulp bieden bij ongemak en ongerustheid.
* In stand houden van vocht- en elektrolytenbalans.
* In stand houden van een goede algehele conditie, hygiëne en welbevinden.
* Voorkomen van nadelige uitwerkingen op andere functies/organismen bij verstoring in de uitscheiding.
#### 3.4.2 Verpleegkundige doelen bij het helpen van patiënten bij urineren
* Controle op urineproductie en -uitscheiding.
* Zelfstandigheid behouden bij zelfstandige patiënten.
* Hulp bieden bij hulpbehoevende patiënten.
* Helpen bij het verkrijgen van een normaal mictiepatroon bij bepaalde soorten incontinentie.
* Helpen bij het correct gebruiken van hulpmiddelen bij incontinente patiënten.
* Beperken van lichamelijke en psychosociale schade bij problemen.
* Verlichting door het verwijderen van urine uit de blaas (bv. via blaaskatheterisatie).
#### 3.4.3 Formuleren van SMART-doelstellingen
SMART-doelstellingen (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden) dienen geformuleerd te worden voor problemen en gevolgen gerelateerd aan het urinair stelsel.
### 3.5 Interventies/acties m.b.t. het urinaire stelsel
Vanuit een casus of zorgsituatie dienen interventies en acties te worden opgesomd, met een onderbouwing waarom deze worden aanbevolen.
#### 3.5.1 Specifieke acties op psychosociaal vlak
Acties gericht op het verbeteren van het psychologisch welzijn en coping bij urologische onderzoeken en zorgen.
#### 3.5.2 Specifieke acties bij urine-incontinentie
Gerichte interventies voor het management van urine-incontinentie.
#### 3.5.3 Specifieke actie bij incontinentie geassocieerde dermatitis (IAD)
* **Verschillen tussen IAD en decubitus:**
* **IAD:** Veroorzaakt door langdurige blootstelling aan urine en/of feces, leidend tot huidontsteking met of zonder erosie in het genitale/perianale gebied.
* **Decubitus:** Ontstaat door langdurige druk op dezelfde plaats, beschadiging van huid en onderliggend weefsel.
* **Drie pijlers voor preventie van IAD:**
* **Cleanse (reinigen):** Reinigen na elk incident met pH-neutrale zeep, reinigingsschuim of incontinentiedoekjes. Zacht deppen bij het drogen.
* **Protect (beschermen):** Gebruik van een barrièreproduct om de huid te beschermen tegen urine en feces.
* **Restore (hydrateren):** Herstellen van de vetzuurlaag en huid-pH met een hydraterend product.
#### 3.5.4 Medicamenteuze behandeling van het urogenitaal stelsel
Kennis van de meest gebruikte geneesmiddelengroepen en hun werkingsmechanismen is essentieel.
---
# Interventies en acties bij zorg voor het urinair stelsel
Dit deel beschrijft de concrete interventies en acties die uitgevoerd kunnen worden bij problemen van het urinaire stelsel, met specifieke aandacht voor incontinentie, huidzorg en medicatie.
### 4.1 Algemene principes en factoren die de uitscheiding beïnvloeden
Continentie van het urinaire stelsel rust op een aantal basiselementen:
* **Goede blaaslediging:** Een correcte houding tijdens het plassen (plashouding) is essentieel om urine-retentie te voorkomen.
* **Goede vochtinname van ± 1,5 liter per dag:** Onvoldoende vochtinname verhoogt het risico op urineweginfecties, obstipatie en dehydratatie. Dehydratatie kan leiden tot elektrolytenstoornissen en verwardheid.
* **Geïntegreerde bekkenbodemspiercontrole en -coördinatie met correcte houding:** De spiertonus van de buik- en bekkenbodemspieren speelt een cruciale rol bij de buikpers die nodig is voor blaasfunctie.
Daarnaast zijn er diverse factoren die de urinaire uitscheiding kunnen beïnvloeden:
* **Voedingsgewoonten:** Bepaalde voedingsmiddelen en dranken, zoals koffie, thee en alcohol, hebben een diuretisch effect. Grote hoeveelheden alcohol kunnen ook tot dehydratatie leiden door verhoogd transpireren. Zoutrijk voedsel kan vocht vasthouden.
* **Tijdstip van drinken:** Drinken vlak voor het slapengaan kan de nachtelijke plasdrang versterken.
* **Leeftijd:** Jonge kinderen hebben nog geen controle over de uitscheiding, terwijl bij ouderen de controle over de sluitspieren kan afnemen door ouderdomsverschijnselen.
* **Algemene lichamelijke conditie:** Houding en beweging zijn belangrijk voor de mobiliteit naar het toilet en de zelfzorg na het urineren.
* **Neurologisch stuurmechanisme:** Dit mechanisme reguleert de waarneming van prikkels en de adequate reactie daarop.
* **Hormonaal stuurmechanisme:** Hormonale veranderingen, zoals tijdens de menstruatie of zwangerschap, kunnen invloed hebben op de vochtbalans en uitscheiding.
* **Psychische factoren:** Nervositeit kan leiden tot frequentere toiletgang.
* **Sociale factoren:** Toiletgebruik, hygiëne en privacy zijn cultureel bepaald.
* **Weersinvloeden:** Hoge temperaturen verhogen transpiratie en verminderen urineren bij onvoldoende vochtinname.
* **Medicatiegebruik:** Medicijnen kunnen direct of indirect invloed hebben op de urineproductie en uitscheiding.
### 4.2 Gegevensverzameling m.b.t. het urinaire stelsel
Bij acute problemen van het urinaire stelsel is snelle gegevensverzameling cruciaal. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de schaamtegevoelens van de zorgvrager (ZV), waarbij vragen eventueel omgezet kunnen worden naar observatiepunten.
#### 4.2.1 Macroscopische observatie van urine
* **Urinedebiet:** Dit is het urinevolume per tijdseenheid en een belangrijke parameter om de toestand van een zorgvrager te volgen. Het wordt altijd geïnterpreteerd in het licht van de vochtbalans.
* **Urinedebiet bepaald over 24 uur:** Afwijkingen kunnen wijzen op nieraandoeningen, vochtretentie, shock, obstructie van urinewegen, of een verstoppen van een blaaskatheter.
* **Diurese:** De hoeveelheid urine die de nieren per 24 uur produceren. Deze is sterk afhankelijk van de vochtinname en transpiratie. Een normale diurese is meer dan $0,5 \text{ ml/kg/u}$.
* **Mictie:** De urinelozing via de urethra uit een volle blaas door blaascontractie. Een gezonde persoon plast normaal tussen 200 en 500 ml per keer.
* **Geur:** Normale urine is geurvrij, hoewel kruiden, asperge of koffie geur soms merkbaar zijn. Stilstaande urine kan naar ammoniak ruiken. Een rotte vis geur kan duiden op pyurie (pus in urine) en moet onmiddellijk gemeld worden. Voeding, medicatie en pathologie kunnen de geur beïnvloeden.
* **Kleur:** De normale kleur varieert van strogeel tot citroengeel en is afhankelijk van de concentratie. Donkere urine kan wijzen op een hogere concentratie (bijvoorbeeld na sporten, ochtendurine, braken, diarree, koorts). Voeding, medicatie en pathologie beïnvloeden de kleur.
* **Aspect:** Normale urine is helder. Troebele urine kan duiden op blaasinfecties door etter, vaak gepaard gaand met frequente en pijnlijke mictie.
* **Urinestaal:** Normaal is de straal krachtig en niet te dun. Een onderbroken straal kan wijzen op een steen. Een sproeiersstraal of slappe straal kan duiden op prostaathypertrofie of urethrakleppen.
#### 4.2.2 Vochtbalans
Het bijhouden van de vochtinname (input: oraal, parenteraal) en vochtuitscheiding (output: urine, perspiratie, transpiratie, maagvocht, stoelgang, wondvocht) is belangrijk voor diagnose en behandeling. Een verstoorde vochtbalans kan wijzen op problemen in het urinair stelsel.
> **Tip:** Het beoordelen van het bewustzijn en andere neuroparameters kan inzicht geven in het mictie- en diuresepatroon. Acute verwardheid kan een eerste teken zijn van urineretentie.
#### 4.2.3 Huidobservatie
Het beoordelen van de huid is essentieel in relatie tot het urinaire stelsel. Let op kleur, intactheid, en tekenen van incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD) of Moisture Associated Skin Damages (MASD). Ook decubitus dient beoordeeld te worden.
#### 4.2.4 Full set of signs (anamnese en observatie)
Een volledige beeldvorming van het urinaire stelsel vereist het verzamelen van diverse gegevens:
* **Anamnese:** Gerichte vragen over de gezondheidsbeleving, omgang met gezondheid en beïnvloedende factoren op het urinair uitscheidingsstelsel.
* **Persoonlijk gesprek (6 dimensies van positieve gezondheid):**
* **Lichaamsfuncties:** Vragen naar frequentie en tijdstip van urineren, wijze van urineren (krachtige straal, geen nadruppelen), dorstgevoel, vochtgebruik, huidturgor, gebruikelijke kleur van urine, specifieke mictiestoornissen (oligurie, polyurie, anurie, nycturie), pijn, jeuk, branderig gevoel, slappe straal, nadruppelen, incontinentie, bloed of pus in urine, afwijkende geur of aspect van urine, en retentie.
* **Zingeving:** Kennis van de oorzaken van klachten, vertrouwen in de toekomst, bereidheid tot leren over het urinair stelsel.
* **Kwaliteit van leven:** Mogelijkheid tot genieten, welbevinden, veiligheidsgevoel, persoonlijke gewoonten en culturele achtergrond.
* **Meedoen:** Noodzaak tot steun, invloed van urinaire problemen op sociale contacten en vrijetijdsbesteding.
* **Dagelijks functioneren:** Invloed van urinaire problemen op ADL-functies, kennis van 'normaal' functioneren en herkennen van afwijkingen, vermogen om hulp te vragen.
* **Observatie van gedrag:** Omgaan met vochtuitscheiding, houding ten opzichte van aandoening, reactie op tegenslag, bevorderende of remmende factoren voor gezondheid.
* **Dossieronderzoek:** Informatie uit verpleegkundige, medische en paramedische dossiers, zoals reden van opname, zorgvraag, diagnose(n), medische voorgeschiedenis (VG) gerelateerd aan het urinaire stelsel, gebruikte meetschalen en onderzoeksresultaten, medicatiegebruik, en behandelplannen.
#### 4.2.5 Medische onderzoeken en staalnames
* **Mictiedagboek of plaskalender:** Registratie van intake, output, frequentie en volume van micties om een objectieve weergave te krijgen. Kan al na 1 dag gegevens verschaffen voor de aard van incontinentie. Aanbevolen voor 7 dagen.
* **Vochtbalans:** Het nauwkeurig bijhouden van vochtinname (input) en vochtuitscheiding (output). Een positieve balans betekent meer opname dan uitscheiding (bv. oedeem), een negatieve balans betekent minder opname dan uitscheiding (bv. na diureticum, braken, diarree, bloedverlies).
* **Microscopisch/macroscopisch onderzoek van urine:**
* **Teststrips:** Onderzoek naar glucose, ketonen, eiwitten, bloed, nitrieten (duidt vaak op nierinfectie) en leukocyten (niet altijd urineweginfectie, kan contaminatie zijn). Belangrijk: vervaldatum controleren, bijsluiter lezen, flacon goed afsluiten, testuiteinde niet aanraken, strip kort dompelen, horizontaal houden bij kleurcontrole, nauwkeurig chronometreeren.
* **Filteren van urine/spoelvocht:** Om steen of gruis op te vangen voor analyse en behandeling/preventie. Kan ook helpen de patiënt te overtuigen dat de steen weg is.
* **Niet-steriel urineonderzoek (laboratorium):** Onderzoek naar glucose, ketonen, soortelijk gewicht, hemoglobine, pH, eiwit, nitriet, leuco-esterase, bilirubine, urobilinogeen. Vereist een vers urinestaal.
* **Urinecultuur (laboratorium):** Opsporen van bacteriën en bepalen van effectieve antibiotica. Vereist een urinestaal direct uit de blaas (midstream, via katheter of suprapubische sonde). Nooit urine uit bedpan, urinaal, condoomkatheter of katheterzak gebruiken. Resultaat duurt 48-72 uur.
* **Urinestalen:** Vers urinestaal nodig. Bij 12- en 24-uurs urine: bepalen van glomerulaire filtratiemaat (GFM) via creatinine clearance. De werkwijze van staalname is cruciaal om fout-positieve resultaten te voorkomen. Bij twijfel, stalen gekoeld bewaren. Bij 24-uurs urine: totale hoeveelheid urine over die tijdsduur vermelden.
* **Urinestalen uit volledige urinedebiet:** De volledige hoeveelheid urine dient gemengd te worden en hieruit wordt een staal genomen.
* **Urinocytologie (laboratorium):** Opsporen van tumorcellen in urine. Een vers urinestaal is nodig, met een gelijke hoeveelheid fixatie-alcohol. Ochternurine is niet geschikt omdat stagnerende urine schadelijk is voor cellen.
* **12- en 24-uurs urine:** Bepalen van de glomerulaire filtratiemaat (G.F.M.) d.m.v. creatinine clearance. Dit meet de hoeveelheid plasma die per minuut door de nieren van een bepaalde stof wordt gezuiverd.
> **Verpleegkundige aandachtspunten:** Een correct uitgevoerde meting van het urinedebiet is cruciaal voor therapiekeuzes. Foutieve staalafnames kunnen tot vals positieve resultaten leiden. Tijdig transport naar het labo is noodzakelijk; bij vertraging urine koelen.
* **Overige onderzoeken:** Echografie/bladderscan, urodynamische onderzoeken, röntgenonderzoek, computertomografie (CT-scan), Magnetic Resonance Imaging (MRI), PET-scan, nucleaire beeldvorming, endoscopieën.
### 4.3 Interpreteren van gegevens en herkennen van problemen
Het interpreteren van verzamelde gegevens omvat het onderscheiden van afwijkende/normale, relevante/niet-relevante, en prioritaire/niet-prioritaire gegevens. Er moeten verbanden gelegd worden tussen gegevens om oorzaken en gevolgen te beschrijven en mogelijke bijkomende problemen te identificeren.
#### 4.3.1 Mogelijke problemen en gevolgen gerelateerd aan het urinair stelsel
* **Verpleegkundige diagnosen:**
* Afwijkende mictie
* **Stress- of inspanningsincontinentie:** Plotseling onwillekeurig urineverlies bij verhoogde druk in de buikholte (bv. hoesten, niezen).
* **(Risico op) Urge-incontinentie (aandrangincontinentie):** Plotseling onwillekeurig urineverlies met een sterke, plotselinge drang om te urineren.
* **Bedwateren (enuresis nocturna):** Onvrijwillig urineren tijdens de slaap.
* **(Risico op) Urineretentie:** Onvermogen om de blaas volledig te ledigen. Dit kan leiden tot onvolledige urineretentie met achterblijvende resturine, wat het infectierisico verhoogt.
* **Te zeldzame mictie:** Te weinig plassen, met kans op blaas- of nierproblemen.
* **Multidisciplinaire problemen (uitscheidingsproblemen):**
* **Polyurie:** Te veel urineproductie (bv. bij diabetes).
* **Oligurie:** Te weinig urineproductie ($< 500 \text{ ml/dag}$).
* **Anurie:** Geen urineproductie.
* **Pollakisurie:** Vaak kleine beetjes plassen.
* **Dysurie:** Pijn bij het plassen.
* **Algurie:** Brandend gevoel bij mictie.
* **Nycturie:** 's Nachts vaak moeten plassen.
* **Pyurie:** Pus in de urine (infectie).
* **Hematurie:** Bloed in de urine.
* **Glucosurie:** Suiker in de urine (bv. bij diabetes).
* **Ketonurie:** Ketonen in de urine (bv. bij ketoacidose).
* **Proteïnurie:** Eiwit in de urine (bv. bij nierziekten).
* **Diagnostische clusters:**
* **Acuut nierfalen:** Snelle achteruitgang van nierfunctie (uren tot dagen), onvermogen om afvalstoffen te verwijderen, verstoring van waterhuishouding (bv. kaliumstapeling).
* **Chronisch nierfalen – uremie:** Langdurige slechte nierfunctie (maanden tot jaren), vaak door ziekten als nierfilterontsteking, diabetes of hoge bloeddruk.
* **Neurogene blaas:** Verstoorde blaasfunctie door schade aan het zenuwstelsel, leidend tot een hypotone blaas (niet kunnen samentrekken) of een overactieve blaas (ongecontroleerde reflexen, urge-incontinentie).
* **Urineweginfecties (cystitis, pyelonephritis, nefritis):** Ontsteking van blaas, nierbekken of nierweefsel, met pijn, koorts en risico op sepsis.
* **Urolithiase (nierstenen):** Vorming van stenen in urinewegen, met hevige pijn, obstructie en infectie.
* **Problemen als gevolg van urine-incontinentie:**
* **Incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD):** Huidirritatie door urine- en/of fecescontact, met inflammatie en eventuele erosie.
* **Transiënte incontinentie:** Tijdelijke incontinentie door acute oorzaak (bv. medicatie, infectie).
* **(Risico op) acute urineretentie:** Plotseling niet kunnen plassen, een spoedsituatie.
> **Diappers-acroniem (voor transiënte incontinentie):**
> * **D**elirium
> * **I**nfectie (urineweginfectie)
> * **A**trofische urethritis/vaginitis
> * **P**sychologische stoornissen
> * **P**harmacologische stoornissen (medicatie)
> * **E**ndocriene stoornissen & teveel urineproductie (bv. diabetes, overmatige vochtinname)
> * **R**eductie, beperking van mobiliteit
> * **S**toelgangproblemen (obstipatie, faecale impactie)
#### 4.3.2 Symptomen en oorzaken herkennen
Vanuit een casus of zorgsituatie moeten de symptomen en mogelijke oorzaken van de bovenstaande diagnosen en problemen herkend en benoemd kunnen worden, rekening houdend met de beschikbare informatie.
### 4.4 Doelstellingen m.b.t. het urinair stelsel
De hoofddoelstellingen zijn het voorkomen van en omgaan met incontinentie, met als kern **continent zijn en blijven**. Dit omvat:
* **Herstel van het mictiemechanisme.**
* **Hulp bieden bij ongemak en ongerustheid.**
* **In stand houden van vocht- en elektrolytenbalans.**
* **In stand houden van goede algehele conditie, hygiëne en welbevinden.**
* **Voorkomen van nadelige uitwerkingen op andere functies/organismen bij verstoringen in de uitscheiding.**
Deze doelstellingen worden verder geconcretiseerd in verpleegkundige doelen:
* Controle op urineproductie en -uitscheiding.
* Zelfstandigheid behouden bij zelfstandige patiënten, hulp bieden bij hulpbehoevende patiënten.
* Creëren van een normaal mictiepatroon bij bepaalde soorten incontinentie.
* Helpen bij het gebruik van de juiste hulpmiddelen.
* Beperken van lichamelijke en psychosociale schade.
* Verlichting bieden door urine uit de blaas te verwijderen (bv. blaaskatheterisatie).
SMART-doelstellingen moeten geformuleerd kunnen worden voor specifieke problemen en gevolgen gerelateerd aan het urinair stelsel.
### 4.5 Acties en interventies
#### 4.5.1 Specifieke acties op psychosociaal vlak
Bij urologische onderzoeken en/of zorgen aan het urologisch stelsel zijn psychosociale interventies belangrijk:
* **Angst reduceren:** Voorlichting geven over onderzoeken, de procedure uitleggen, luisteren naar zorgen en angsten, geruststellen.
* **Privacy waarborgen:** Zorg dragen voor een veilige en comfortabele omgeving.
* **Schaamtegevoelens verminderen:** Respectvolle bejegening, geduld en begrip tonen.
* **Bevorderen van coping:** Patiënten betrekken bij hun zorg en hen helpen om te gaan met de situatie.
* **Ondersteuning bieden:** Zowel aan de patiënt als aan familie/naasten.
#### 4.5.2 Specifieke acties bij urine-incontinentie
* **Continentiebeleid:** Een uitgebreid assessment is noodzakelijk om de oorzaken te achterhalen en een behandelplan op te stellen.
* **Hulpmiddelen:** Indien incontinentie niet behandelbaar is, wordt geschikt incontinentiemateriaal gekozen. Langdurig contact van de huid met urine en/of feces moet vermeden worden.
* **Bekkenbodemoefeningen:** Ter versterking van de bekkenbodemspieren.
* **Blaastraining:** Om de blaasfunctie te verbeteren en controle te herwinnen.
* **Blaashygiëne:** Belangrijk ter preventie van urineweginfecties.
#### 4.5.3 Specifieke actie bij incontinentie-geassocieerde dermatitis (IAD)
**IAD vs. Decubitus:**
* **IAD:** Ontstaat door (langdurige) blootstelling aan urine en/of feces, wat leidt tot inflammatie van de huid (genitale/perianale regio), met of zonder erosie.
* **Decubitus (doorliggen/drukplek):** Ontstaat door langdurige druk op dezelfde plaats, wat beschadiging van huid en onderliggend weefsel veroorzaakt.
**Drie pijlers voor preventie van IAD:**
1. **Cleanse (Reinigen):** Reinigen na elk incident met zachte, pH-neutrale producten (olie, reinigingsschuim, incontinentiedoekjes). Zacht deppen bij het drogen. Huiduitdroging verhoogt risico op IAD. Zeep wordt afgeraden.
2. **Protect (Beschermen):** De huid beschermen tegen de inwerking van urine en feces met een barrièreproduct.
3. **Restore (Hydrateren):** Herstellen van de vetzuurlaag en pH van de huid met een hydraterend product (crème). Sommige crèmes combineren de protectieve en hydraterende functie.
* **Dagelijkse huidobservatie:** Observeren van huidplooien in de perianale zone.
* **Risico-evaluatie:** Dagelijks evalueren van het risico op IAD-letsel bij elke zorgvrager.
#### 4.5.4 Specifieke medicamenteuze behandeling van het urogenitaal stelsel
Kennis van de meest gebruikte geneesmiddelengroepen gericht op het urinair stelsel en hun werkingsmechanismen is vereist. Voorbeelden van medicatiegroepen zijn:
* **Diuretica:** Verhoogt de urineproductie (bv. bij oedeem, hypertensie).
* **Anticholinergica:** Worden gebruikt bij overactieve blaas om de blaascontractie te remmen (bv. bij urge-incontinentie).
* **Alfa-blokkers:** Kunnen worden ingezet bij prostaathypertrofie om de urineflow te verbeteren.
* **Antibiotica:** Bij urineweginfecties.
* **Blaasrelaxantia:** Verminderen de tonus van de blaaswand.
* **Oestrogenen:** Lokaal toegepast bij atrofische vaginitis/urethritis ter verbetering van de weefselconditie.
Specifieke medicijnen en hun werking dienen per individueel geneesmiddel bestudeerd te worden, met aandacht voor indicaties, contra-indicaties, bijwerkingen en interacties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Urinair stelsel | Het urinair stelsel, ook wel het urogenitaal stelsel genoemd, omvat de organen die betrokken zijn bij de productie, opslag en uitscheiding van urine. Dit systeem bestaat uit de nieren, urineleiders, blaas en urinebuis. |
| Continentie | De controle over het ophouden en lozen van urine. Dit proces is afhankelijk van een gezonde blaaslediging, voldoende vochtinname, en goed functionerende bekkenbodemspieren en zenuwen. |
| Blaaslediging | Het proces waarbij de blaas volledig wordt geledigd van urine. Dit vereist een goede coördinatie van de blaasspier (detrusor) en de sluitspier, ondersteund door de bekkenbodemspieren. |
| Vochtbalans | Het evenwicht tussen de hoeveelheid vocht die het lichaam opneemt (input) en de hoeveelheid vocht die het lichaam uitscheidt (output). Een nauwkeurige vochtbalans is essentieel voor de algehele gezondheid en nierfunctie. |
| Mictie | Het medische woord voor het urineren of het urinelozingsproces. Een normale mictie is gecontroleerd, pijnloos en resulteert in een volledige lediging van de blaas. |
| Diurese | De hoeveelheid urine die de nieren produceren binnen een bepaalde tijdseenheid, meestal gemeten per 24 uur. Een normale diurese is afhankelijk van vochtinname en transpiratie. |
| Spiertonus | De basale spanning van spieren in rust. Voor het urinaire stelsel is de tonus van de buik- en bekkenbodemspieren belangrijk voor continentie en blaaslediging. |
| Anamnese | Een systematische bevraging van de patiënt door een zorgverlener om informatie te verzamelen over diens gezondheidstoestand, medische voorgeschiedenis en levensstijl. Dit helpt bij het stellen van een diagnose en het opstellen van een zorgplan. |
| Macroscopisch onderzoek | Een onderzoek waarbij urine met het blote oog wordt beoordeeld op kenmerken zoals kleur, helderheid en aanwezigheid van zichtbare deeltjes. Dit geeft een eerste indicatie van mogelijke afwijkingen. |
| Microscopisch onderzoek | Een onderzoek waarbij een urinestaal onder de microscoop wordt geanalyseerd op aanwezigheid van cellen, kristallen, bacteriën of andere microscopische elementen die niet met het blote oog zichtbaar zijn. |
| Urinestaal | Een kleine hoeveelheid urine die wordt afgenomen voor diagnostisch onderzoek in een laboratorium. Dit kan via spontane mictie, katheterisatie of andere methoden verkregen worden. |
| Urineweginfectie (UWI) | Een infectie die zich voordoet in een deel van het urinair stelsel, zoals de blaas (cystitis) of de nieren (pyelonephritis). Symptomen kunnen zijn: pijn bij het plassen, koorts en troebele urine. |
| Urineretentie | Het onvermogen om de blaas volledig te legen, waardoor er urine achterblijft in de blaas. Dit kan leiden tot infecties en discomfort. |
| Incontinentie | Onwillekeurig verlies van urine. Er zijn verschillende vormen, zoals stressincontinentie (bij drukverhoging in de buik) en urge-incontinentie (bij plotselinge, sterke aandrang). |
| Mictiedagboek | Een registratieformulier waarop de patiënt gedurende een bepaalde periode de inname van vocht, de frequentie van het plassen en het volume van de urine bijhoudt. Dit helpt bij het diagnosticeren van mictieproblemen. |
| Katheterisatie | Het inbrengen van een dun, flexibel buisje (katheter) in de blaas om urine af te voeren. Dit kan eenmalig zijn voor diagnostiek of voor langere tijd ter behandeling van urineretentie. |
| Urodynamisch onderzoek | Een reeks onderzoeken die de functie van de blaas en de urinebuis meten. Het evalueert hoe de blaas urine opslaat en loslaat, en kan helpen bij het diagnosticeren van continentieproblemen. |
| Urinecultuur | Een laboratoriumtest om bacteriën in de urine op te sporen. Indien bacteriën worden gevonden, wordt vaak een antibiogram gemaakt om de meest effectieve antibiotica te bepalen. |
| Cytologie (urinair) | Een laboratoriumonderzoek waarbij urinecellen worden geanalyseerd op de aanwezigheid van afwijkende cellen, zoals tumorcellen. |
| Creatinine clearance | Een maat voor de filtratiesnelheid van de nieren. Het meet hoeveel plasma er per minuut door de nieren wordt gezuiverd van creatinine, een afvalproduct van de spierstofwisseling. |
| Verpleegkundige diagnosen | Gestandaardiseerde beschrijvingen van menselijke reacties op gezondheidsproblemen of levensprocessen, die als basis dienen voor verpleegkundige interventies. |
| Multidisciplinair | Een samenwerking tussen verschillende professionele disciplines om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Bij urologische zorg kan dit een samenwerking zijn tussen artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, etc. |
| SMART-doelstellingen | Doelstellingen die Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn. Dit zijn concrete en haalbare doelen voor de zorgverlening. |
| Interventies | De concrete handelingen die een zorgverlener uitvoert om een zorgprobleem op te lossen of te voorkomen, gericht op het behalen van de gestelde zorgdoelen. |
| IAD (Incontinentie-geassocieerde dermatitis) | Huidirritatie en ontsteking die ontstaat door langdurige blootstelling van de huid aan urine en/of ontlasting. |
| Decubitus | Huidbeschadiging en onderliggend weefselletsel veroorzaakt door langdurige druk op één plek, vaak bij mensen met beperkte mobiliteit. |
| Transiënte incontinentie | Tijdelijke urine-incontinentie die wordt veroorzaakt door een acute, omkeerbare oorzaak, zoals een infectie, medicatie of delirium. |