Cover
Comença ara de franc 3. Astma diagnose.pdf
Summary
# Definitie en prevalentie van astma
Dit onderwerp beschrijft astma als een complexe luchtwegaandoening met variabele symptomen en wereldwijde impact, inclusief de prevalentie ervan [3](#page=3).
### 1.1 Definitie van astma
Astma wordt gedefinieerd als een heterogene ziekte, die doorgaans gekenmerkt wordt door chronische luchtweginflammatie. De diagnose is gebaseerd op een geschiedenis van ademhalingssymptomen, zoals piepende ademhaling, kortademigheid, benauwdheid op de borst en hoesten, die variëren in tijd en intensiteit. Deze symptomen gaan gepaard met variabele beperking van de uitademingsstroom [3](#page=3).
### 1.2 Prevalentie van astma
Wereldwijd lijden ongeveer 334 miljoen mensen aan astma, wat het de meest voorkomende chronische ziekte bij kinderen maakt. Astma is verantwoordelijk voor meer dan 1300 sterfgevallen per dag. Ongeveer 14% van de kinderen wordt getroffen door astma en de prevalentie bij deze groep neemt toe. Het is een belangrijke oorzaak van vermijdbare ziekenhuisopnames. Astma komt op alle leeftijden voor [5](#page=5).
> **Tip:** Houd rekening met de heterogene aard van astma bij het bestuderen van de symptomen en behandelingsopties. De variabiliteit in symptomen over tijd en intensiteit is een kernkenmerk.
> **Tip:** De informatie over prevalentie benadrukt de wereldwijde impact van astma, met name de hoge belasting bij kinderen en het aantal vermijdbare sterfgevallen en ziekenhuisopnames.
---
# Pathogenese en pathologie van astma
Dit gedeelte belicht de onderliggende mechanismen, ontstekingsprocessen en structurele veranderingen in de luchtwegen die kenmerkend zijn voor astma [8](#page=8).
### 2.1 Inleiding tot de pathogenese en pathologie van astma
Astma is een complexe, variabele aandoening gekenmerkt door ontsteking, bronchiale hyperreactiviteit en reversibele luchtwegenvernauwing. De pathogenese omvat een samenspel van genetische aanleg, omgevingsfactoren en ontstekingsreacties in de luchtwegen. Pathologisch gezien vertonen de luchtwegen bij astmapatiënten structurele veranderingen die bijdragen aan de symptomen [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [8](#page=8).
### 2.2 Mechanismen van luchtwegenvernauwing bij astma
Luchtwegenvernauwing bij astma is een multifactorieel proces dat voornamelijk wordt veroorzaakt door drie mechanismen [10](#page=10):
1. **Verdikking van de bronchiale wand:** Dit is het gevolg van chronische ontsteking en "remodelling" van de luchtwegwand [10](#page=10).
2. **Samentrekking van de gladde spiercellen:** De gladde spieren rond de luchtwegen contraheren, wat leidt tot vernauwing [10](#page=10).
3. **Aanwezigheid van bronchiale secreties:** Overmatige slijmproductie en ophoping van slijmpluggen dragen bij aan obstructie [10](#page=10).
### 2.3 Pathologie van astma: structurele veranderingen
Pathologisch onderzoek van de bronchiale mucosa bij astmapatiënten onthult significante afwijkingen vergeleken met gezonde individuen. Deze pathologische kenmerken omvatten [12](#page=12) [13](#page=13):
* **Verstoord en fragiel epitheel:** Het beschermende epitheel van de luchtwegen is beschadigd en kan gemakkelijker afschilferen [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Slijmbekercelhyperplasie:** Er is een toename in het aantal slijmbekercellen, wat leidt tot verhoogde slijmproductie [13](#page=13).
* **Oedeem van mucosa en submucosa:** Zwelling van de slijmvlieslaag en de onderliggende submucosa door vochtophoping [13](#page=13).
* **Toegenomen aantal ontstekingscellen:** Verhoogde aanwezigheid van ontstekingscellen zoals eosinofielen, T-lymfocyten, mastcellen, dendritische cellen en monocyten [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Depositie van extracellulaire matrix onder basale membraan:** Accumulatie van collageen en andere eiwitten onder de basale membraan, wat bijdraagt aan subepitheliale fibrose [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Hyperplasie en hypertrofie van gladde spiercellen:** Toename in zowel het aantal (hyperplasie) als de grootte (hypertrofie) van gladde spiercellen in de luchtwegwand [13](#page=13) [14](#page=14).
### 2.4 Pathogenese van allergisch astma
Allergisch astma, de meest voorkomende vorm, wordt getriggerd door allergenen bij genetisch gevoelige individuen. De pathogenese omvat een complexe interactie van immuuncellen en mediatorafgifte [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Allergeenblootstelling:** Inhalatie van allergenen (bv. huisstofmijt, pollen, schimmels) leidt tot sensibilisatie [14](#page=14).
* **Activatie van Th2-cellen en B-cellen:** Dendritische cellen presenteren allergenen aan T-helper 2 (Th2) lymfocyten, die op hun beurt B-cellen stimuleren tot de productie van specifieke IgE-antistoffen [14](#page=14).
* **IgE-gemedieerde mestceldegranulatie:** IgE bindt aan receptoren op mestcellen. Bij herhaalde blootstelling aan het allergeen activeert het allergeen deze mestcellen, leidend tot de afgifte van pre-gevormde en nieuw gesynthetiseerde mediatoren [14](#page=14).
* **Ontstekingsmediatoren:** Deze mediatoren omvatten histamine, leukotriënen, prostaglandinen en cytokines, die verschillende effecten hebben op de luchtwegen [14](#page=14):
* **Bronchoconstrictie:** Directe samentrekking van gladde spieren [14](#page=14).
* **Vasodilatatie en verhoogde vasculaire permeabiliteit:** Leidt tot oedeemvorming [14](#page=14).
* **Slijmhypersecretie:** Stimuleert de klieren tot verhoogde slijmproductie [14](#page=14).
* **Eosinofiele en neutrofiele inflammatie:** Trekt andere ontstekingscellen aan die bijdragen aan de chronische ontsteking en schade [14](#page=14).
* **Epitheliale schade en remodelling:** Chronische ontsteking leidt tot epitheliale afschilfering, en overmatige depositie van extracellulaire matrix en gladde spierhypertrofie/hyperplasie resulteert in structurele veranderingen (remodelling) van de luchtwegwand [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Zenuwactivatie:** Activatie van sensibele zenuwen kan leiden tot hoesten en bronchoconstrictie via cholinerge reflexen [14](#page=14).
> **Tip:** Begrijpen van de rol van Th2-cellen en IgE is cruciaal voor het begrijpen van de pathogenese van allergisch astma [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Bij een patiënt met allergisch astma op huisstofmijt kan blootstelling aan huisstofmijt binnenshuis leiden tot een cascade van immuunreacties, resulterend in acuut optredende astmasymptomen zoals piepende ademhaling en kortademigheid [14](#page=14).
### 2.5 Astma en allergie
Astma en allergie zijn nauw met elkaar verbonden, met name allergisch astma. Niet alle astma is allergisch, en niet alle allergieën leiden tot astma. Echter, bij een aanzienlijk deel van de astmapatiënten speelt allergie een centrale rol in de pathogenese [16](#page=16).
> **Tip:** Het onderscheid tussen puur allergisch astma en andere vormen van astma is belangrijk voor de diagnostiek en behandeling [16](#page=16).
---
# Risicofactoren en omgevingsinvloeden op astma
Dit deel van de studiehandleiding belicht de diverse risicofactoren en omgevingsinvloeden die bijdragen aan de ontwikkeling en exacerbatie van astma.
### 3.1 Gastfactoren
Gastfactoren verwijzen naar intrinsieke eigenschappen van het individu die de gevoeligheid voor astma beïnvloeden.
#### 3.1.1 Genetische predispositie
Een genetische aanleg speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van astma [17](#page=17).
#### 3.1.2 Atopie
Atopie is een erfelijke neiging tot het ontwikkelen van allergische reacties, wat een significante risicofactor is voor astma [17](#page=17).
#### 3.1.3 Bronchiale hyperreactiviteit
Bronchiale hyperreactiviteit, een verhoogde gevoeligheid van de luchtwegen voor verschillende prikkels, is een kernkenmerk en risicofactor voor astma [17](#page=17).
#### 3.1.4 Geslacht
Het risico op astma verschilt per geslacht en leeftijd. Bij kinderen is het vaker voorkomend bij jongens, terwijl bij volwassenen het vaker voorkomt bij vrouwen. Een grafische weergave van de prevalentie van astma volgens leeftijd en geslacht is beschikbaar [17](#page=17) [18](#page=18).
### 3.2 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren omvatten externe invloeden die de ontwikkeling of verergering van astma kunnen bevorderen.
#### 3.2.1 Allergenen binnenshuis
Verschillende allergenen die zich binnenshuis bevinden, kunnen astma uitlokken of verergeren:
* Huisstofmijten [19](#page=19).
* Dierlijke allergenen [19](#page=19).
* Kakkerlak allergenen [19](#page=19).
* Schimmels en gisten [19](#page=19).
#### 3.2.2 Allergenen buitenshuis
Ook allergenen die zich buitenshuis bevinden, dragen bij aan de blootstelling:
* Pollen van bomen, grassen en onkruidachtigen [19](#page=19).
* Schimmels en gisten [19](#page=19).
#### 3.2.3 Beroepsgebonden sensibiliserende stoffen
Blootstelling aan bepaalde stoffen op het werk kan leiden tot beroepsastma. Voorbeelden van oorzaken van beroepsastma zijn:
* Meel en bloem (bakkersastma) [21](#page=21).
* Proefdieren (laboranten) [21](#page=21).
* Persulfaten (kappersastma) [21](#page=21).
* Isocyanaten [21](#page=21).
* Colofonium (lassers) [21](#page=21).
* Katoen, vlas, hennep (byssinosis) [21](#page=21).
#### 3.2.4 Tabaksrook
Roken, zowel actief als passief, inclusief vapen, is een significante risicofactor voor astma [20](#page=20).
#### 3.2.5 Luchtverontreiniging
Zowel binnen- als buitenshuis kan luchtverontreiniging een rol spelen bij het ontstaan en verergeren van astma [20](#page=20).
#### 3.2.6 Respiratoire infecties
Respiratoire infecties, met name virale infecties zoals het rhinovirus, influenza en RSV, kunnen astma-aanvallen uitlokken. De hygiëne hypothese suggereert een verband tussen verminderde blootstelling aan microben in de vroege kinderjaren en een verhoogd risico op astma [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 3.2.7 Parasitaire infecties
Parasitaire infecties worden ook genoemd als een factor die astma kan beïnvloeden [22](#page=22).
#### 3.2.8 Socioeconomische status en familiegrootte
Factoren zoals socioeconomische status en familiegrootte kunnen eveneens een rol spelen in het astmarisico [22](#page=22).
#### 3.2.9 Voeding en zwaarlijvigheid
Voeding en met name zwaarlijvigheid zijn belangrijke overwegingen. Zwaarlijvigheid kan astma nabootsen, is een risicofactor voor de ontwikkeling ervan, en verergert bestaande astmaklachten en exacerbaties [22](#page=22).
#### 3.2.10 Farmaca
Bepaalde medicijnen, zoals aspirine en andere NSAID's, kunnen het Aspirine overgevoeligheid, NeusPoliepen en Astma (APA) syndroom veroorzaken, wat een relatie heeft met astma. Beta-blokkers en cholinergica kunnen als uitlokkende prikkels fungeren [22](#page=22) [23](#page=23).
### 3.3 Uitlokkende prikkels bij astma
Naast de factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van astma, zijn er specifieke prikkels die een astma-exacerbatie kunnen uitlokken. Deze worden onderverdeeld in niet-specifieke en specifieke prikkels.
#### 3.3.1 Niet-specifieke prikkels
Dit zijn prikkels die een reactie kunnen uitlokken bij mensen met astma, ongeacht de onderliggende oorzaak van hun astma:
* Inspanning [23](#page=23).
* Luchtverontreiniging [23](#page=23).
* Respiratoire (virale) infecties [23](#page=23).
* Farmaca zoals beta-blokkers en cholinergica [23](#page=23).
* Psychologische factoren [23](#page=23).
#### 3.3.2 Specifieke prikkels
Dit zijn doorgaans allergenen die een allergische reactie kunnen teweegbrengen bij gesensibiliseerde individuen [23](#page=23).
> **Tip:** Het onderscheid tussen risicofactoren voor het *ontwikkelen* van astma en prikkels die een *exacerbatie* uitlokken, is cruciaal voor het begrijpen van de ziektepathologie en het managen ervan.
---
# Diagnose en fenotypering van astma
Dit onderwerp behandelt de methoden voor het diagnosticeren van astma, inclusief het verzamelen van anamnesegegevens, het uitvoeren van lichamelijk onderzoek en het interpreteren van longfunctieonderzoeken, evenals de fenotypering om verschillende astmatypen te onderscheiden [4](#page=4).
### 4.1 Diagnose van astma
De diagnose van astma omvat een combinatie van anamnese, klinisch onderzoek en longfunctieonderzoek [24](#page=24).
#### 4.1.1 Anamnese
De anamnese is cruciaal voor de diagnose van astma en richt zich op specifieke kenmerken van de symptomen en risicofactoren. Belangrijke aspecten zijn [27](#page=27):
* **Wisselende klachten:** Symptomen die met name 's nachts of na inspanning optreden [27](#page=27).
* **Uitlokkende prikkels:** Identificatie van factoren die de symptomen verergeren, zoals bepaalde allergenen, luchtvervuiling, temperatuurverschillen, sterke geuren, lachen of inspanning (#page=27, 33) [27](#page=27) [33](#page=33).
* **Voorgeschiedenis:** Een persoonlijke geschiedenis van atopisch eczeem, hooikoorts of allergische rhinitis [27](#page=27).
* **Familiale geschiedenis:** Aanwezigheid van astma of allergische aandoeningen in de familie [27](#page=27).
* **Beroepsanamnese:** Blootstelling aan beroepsgebonden allergenen of irriterende stoffen [27](#page=27).
Specifieke vragen die gesteld kunnen worden tijdens de anamnese zijn:
* Heeft u aanvallen of herhaalde episodes van piepende ademhaling gehad [28](#page=28)?
* Heeft u een storende hoest 's nachts [28](#page=28)?
* Ondervindt u piepende ademhaling of hoest na inspanning [28](#page=28)?
* Ondervindt u piepende ademhaling, druk op de borst, of hoest na blootstelling aan inhalatie-allergenen of luchtvervuiling [28](#page=28)?
* "Zakken de verkoudheden af naar de borst" of duurt het meer dan 10 dagen om ervan te genezen [28](#page=28)?
* Worden de symptomen beter onder invloed van adequate astmabehandeling [28](#page=28)?
#### 4.1.2 Klinisch Onderzoek
Het klinisch onderzoek kan, hoewel niet altijd afwijkend in een symptoomvrije periode, helpen bij het vaststellen van de diagnose [24](#page=24).
#### 4.1.3 Longfunctieonderzoek
Longfunctieonderzoek is essentieel om luchtwegvernauwing aan te tonen en de reversibiliteit daarvan te beoordelen (#page=24, 26) [24](#page=24) [26](#page=26).
##### 4.1.3.1 Spirometrie
Spirometrie meet de luchtvolumes en stromingssnelheden tijdens geforceerde ademhaling. Bij astma is typisch sprake van een obstructief syndroom (#page=26, 35) [26](#page=26) [29](#page=29) [35](#page=35).
* **Aantonen van reversibele luchtwegvernauwing:** Na inhalatie van een 2-agonist (bijvoorbeeld 400 µg salbutamol) dient er een significante verbetering te zijn. Dit wordt gedefinieerd als [24](#page=24):
* Een toename van de geforceerde expiratoire seconde volume (FEV1) met minstens 12% en minstens 200 ml [24](#page=24).
* Een toename van de piekexpiratoire stroom (PEFR) met minstens 60 L/min [24](#page=24).
Een typisch spirometrisch patroon bij astma toont een verminderde FEV1 vóór bronchodilatatie en een verbetering na bronchodilatatie [29](#page=29).
##### 4.1.3.2 Piekstroommeter (Peak Expiratory Flow - PEF)
Een piekflowmeter kan worden gebruikt voor de diagnose en monitoring van astma, met name om de variabiliteit van de piekexpiratoire stroom te meten (#page=30, 31) [30](#page=30) [31](#page=31).
##### 4.1.3.3 Meting van Fractionele Excretie van Stikstofmonoxide (FeNO)
De meting van FeNO, de fractie stikstofmonoxide in de uitgeademde lucht, is een niet-invasieve methode om type 2-inflammatie in de luchtwegen aan te tonen (#page=24, 32). Een verhoogde FeNO is geassocieerd met type 2-inflammatie, die wordt veroorzaakt door interleukine-13 (IL-13) [24](#page=24) [32](#page=32).
##### 4.1.3.4 Aantonen van Bronchiale Hyperreactiviteit
Bronchiale hyperreactiviteit (BHR) is de neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren op prikkels die bij gezonde personen geen effect hebben. BHR kan worden aangetoond met provocatietesten met substanties zoals methacholine of histamine (#page=24, 34). Kortademigheid en/of hoesten bij blootstelling aan factoren zoals sigarettenrook, luchtvervuiling, temperatuurverschillen, sterke geuren, lachen of inspanning zijn indicaties voor BHR [24](#page=24) [33](#page=33) [34](#page=34).
> **Tip:** Een normale spirometrie sluit astma niet uit, vooral niet als de symptomen intermitterend zijn. BHR-testen kunnen dan waardevol zijn (#page=26, 35) [26](#page=26) [35](#page=35).
### 4.2 Fenotypering van astma
Astma is een heterogene ziekte, wat betekent dat er verschillende subtypes (fenotypes) bestaan die verschillen in onderliggende mechanismen, respons op behandeling en prognose. Fenotypering helpt bij het personaliseren van de behandeling [36](#page=36).
#### 4.2.1 Allergietesten
* **Huidpriktesten:** Deze testen worden gebruikt om onderscheid te maken tussen allergisch en niet-allergisch astma [36](#page=36).
#### 4.2.2 Bloedonderzoek
* **Serum IgE en allergeen-specifiek IgE:** Metingen van totaal IgE en specifieke IgE-antilichamen tegen allergenen zoals huisstofmijt, kat, hond, pollen (bomen, grassen) en schimmels kunnen helpen bij het identificeren van allergische triggers [36](#page=36).
* **Bloed-eosinofielen:** Een verhoogd aantal eosinofielen in het bloed duidt op eosinofiel astma, wat vaak geassocieerd is met type 2-inflammatie, mede veroorzaakt door systemisch interleukine-5 (IL-5) (#page=36, 37) [36](#page=36) [37](#page=37).
#### 4.2.3 FeNO-meting
De Fractionele Excretie van Stikstofmonoxide (FeNO) in de uitgeademde lucht onderscheidt type 2-hoog astma van type 2-laag (non-type 2) astma [36](#page=36).
* **Type 2-hoog astma:** Gekenmerkt door verhoogde FeNO (IL-13 gemedieerd) en/of verhoogde bloedeosinofilie (IL-5 gemedieerd) (#page=32, 37) [32](#page=32) [37](#page=37).
* **Type 2-laag astma (non-type 2 astma):** Geassocieerd met een normale FeNO en normale bloedeosinofielen [37](#page=37).
> **Tip:** Het fenotyperen van astma is essentieel, aangezien verschillende fenotypes anders reageren op specifieke therapieën, zoals corticosteroïden en biologische middelen [36](#page=36).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Astma | Een heterogene ziekte, meestal gekenmerkt door chronische luchtweginfectie. Het wordt gedefinieerd door een geschiedenis van ademhalingssymptomen zoals piepende ademhaling, kortademigheid, druk op de borst en hoest die variëren in tijd en intensiteit, samen met variabele obstructie van de uitademingsstroom. |
| Chronische luchtweginfectie | Een langdurige ontsteking in de luchtwegen die bijdraagt aan de symptomen en pathologie van astma. Dit omvat de betrokkenheid van verschillende immuuncellen en de afscheiding van mediatoren die de luchtwegen beschadigen. |
| Bronchiale hyperreactiviteit | De neiging van de luchtwegen om overmatig te reageren op prikkels die bij gezonde personen geen effect hebben. Dit kan leiden tot vernauwing van de luchtwegen en symptomen zoals hoesten en kortademigheid. |
| Slijmbekercelhyperplasie | Een verhoogd aantal slijmbekercellen in de luchtwegen, wat resulteert in een overmatige productie van slijm. Dit overmatige slijm kan de luchtwegen blokkeren en bijdragen aan hoesten en kortademigheid. |
| Eosinofielen | Een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt bij allergische reacties en ontstekingen. Verhoogde aantallen eosinofielen in de luchtwegen zijn kenmerkend voor een bepaald type astma, bekend als type 2-hoog astma. |
| Allergisch astma | Een vorm van astma die wordt uitgelokt door blootstelling aan allergenen, zoals huisstofmijt, pollen of dierlijke huidschilfers. Het immuunsysteem reageert overmatig op deze stoffen, wat leidt tot ontsteking en vernauwing van de luchtwegen. |
| Fenotypering van astma | Het proces van het classificeren van astma in verschillende subtypen op basis van klinische kenmerken, biomarkerprofielen en reacties op behandeling. Dit helpt bij het personaliseren van de behandeling voor individuele patiënten. |
| FeNO (Fractionele Excretie van Stikstofmonoxide) | Een non-invasieve meting van stikstofmonoxide (NO) in de uitgeademde lucht, die een indicator kan zijn van type 2-ontsteking in de luchtwegen. Verhoogde FeNO-waarden suggereren een type 2-hoog astma. |
| Exacerbatie (astma-aanval) | Een acute verslechtering van astmasymptomen die verder gaat dan de normale dagelijkse variatie en die leidt tot een toename van medicatiegebruik en mogelijk ziekenhuisopname. Dit kan worden uitgelokt door verschillende factoren zoals infecties of allergenen. |
| Reversibele luchtwegenvernauwing | Een kenmerk van astma waarbij de vernauwing van de luchtwegen aanzienlijk kan verbeteren, meestal na de inademing van een bronchodilatator zoals salbutamol. Dit wordt aangetoond door longfunctieonderzoek. |