Cover
Comença ara de franc 11. PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN.pdf
Summary
# Definitie en classificatie van persoonlijkheidsstoornissen
**1. Definitie en classificatie van persoonlijkheidsstoornissen**
Dit onderwerp behandelt de algemene definitie van persoonlijkheidsstoornissen volgens de DSM criteria en introduceert de indeling in clusters (A, B, C) met hun bijbehorende kenmerken.
### 1.1 Definitie van persoonlijkheidsstoornissen volgens DSM-criteria
Een persoonlijkheidsstoornis wordt gedefinieerd door het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) criteria als een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen binnen de cultuur van de betrokkene. Dit patroon manifesteert zich op minimaal twee van de volgende vier terreinen [2](#page=2):
* **Cognities:** De wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen [2](#page=2).
* **Affecten:** De draagwijdte, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de emotionele reacties [2](#page=2).
* **Functioneren in het contact met anderen:** Hoe iemand omgaat met sociale interacties [2](#page=2).
* **Beheersing van de impulsen:** Het vermogen om impulsen te controleren [2](#page=2).
Daarnaast is het patroon inflexibel en aanwezig over een breed scala van persoonlijke en sociale situaties. De stoornis leidt tot significant lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren. Cruciaal is dat het patroon stabiel en van lange duur is, met een begin dat terug te voeren is tot minstens de adolescentie of vroege volwassenheid [2](#page=2).
> **Tip:** Iedereen heeft "trekjes" van een persoonlijkheid, maar bij een persoonlijkheidsstoornis zijn deze trekjes persistent, inflexibel en veroorzaken ze significante problemen [1](#page=1).
### 1.2 Classificatie in clusters
Persoonlijkheidsstoornissen worden ingedeeld in drie clusters (A, B, en C), gebaseerd op overeenkomstige predikaten of kenmerken [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.1 Cluster A: Vreemd of excentriek
Dit cluster wordt gekenmerkt door "vreemd" of "psychotisch" gedrag. De stoornissen binnen Cluster A zijn [2](#page=2) [3](#page=3):
* **Paranoïde PD:** Gekenmerkt door wantrouwen en achterdocht ten opzichte van anderen, waarbij de beweegredenen van anderen als kwaadwillig worden geïnterpreteerd. Kenmerken omvatten het vermoeden van schade, ongerechtvaardigde twijfels aan trouw en betrouwbaarheid, angst dat informatie tegen hem/haar gebruikt zal worden, het zoeken naar verborgen vernederingen in onschuldige opmerkingen, rancuneus zijn, snel reageren met woede of tegenaanval bij kritiek, en terugkerende achterdocht betreffende de trouw van de echtgenoot of partner zonder rechtvaardiging [3](#page=3).
* **Schizoïde PD:** Gekenmerkt door afstandelijkheid en een gebrek aan behoefte aan relaties [3](#page=3).
* **Schizotypale PD:** Gekenmerkt door sociale beperkingen en eigenaardig gedrag, vaak beschreven als "vreemd zonder psychose" [3](#page=3).
#### 1.2.2 Cluster B: Dramatisch, emotioneel of impulsief
Dit cluster wordt gekenmerkt door "moeilijk, lastig" of impulsief gedrag. De stoornissen binnen Cluster B zijn [2](#page=2) [8](#page=8):
* **Antisociale PD:** Gekenmerkt door niet-conformistisch gedrag, oneerlijkheid, onverschilligheid en een gebrek aan spijtgevoelens [8](#page=8).
* **Theatrale PD:** Gekenmerkt door verleidend gedrag, het vragen om aandacht en dramatiseren [8](#page=8).
* **Narcistische PD:** Gekenmerkt door een gevoel van superioriteit, onbeperktheid en een verlangen naar bewondering, vaak omschreven als "arrogant" [8](#page=8).
* **Borderline PD:** (Genoemd maar niet verder uitgewerkt op de opgegeven pagina's) [8](#page=8).
#### 1.2.3 Cluster C: Angstig of nerveus
Dit cluster wordt gekenmerkt door "angstig" of "neurotisch" gedrag. De stoornissen binnen Cluster C zijn [2](#page=2) [6](#page=6):
* **Vermijdende PS:** Gekenmerkt door geremdheid, overmatige terughoudendheid en angst voor negatieve beoordeling. Kenmerken omvatten het vermijden van beroepsmatige activiteiten met intermenselijk contact uit vrees voor kritiek, afkeuring of afwijzing; onwil om betrokken te raken bij anderen zonder zekerheid van sympathie; terughoudendheid in intieme relaties uit vrees voor vernedering of uitgelachen te worden; preoccupatie met de gedachte bekritiseerd of afgewezen te worden in sociale situaties; geremdheid in nieuwe intermenselijke situaties door een gevoel van tekortschieten; zelfbeeld als sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk of minderwaardig; en uitzonderlijke onwil om persoonlijke risico's te nemen of nieuwe activiteiten te ondernemen die tot verlegenheid zouden kunnen leiden [6](#page=6).
* **Afhankelijke PS:** Gekenmerkt door onderworpenheid en angst om verlaten te worden [6](#page=6).
* **Dwangmatige PS:** Gekenmerkt door ordelijkheid, controle en perfectionisme [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Iemand met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis kan bijvoorbeeld constant denken dat collega's achter zijn rug om over hem praten, zelfs als er geen enkel bewijs voor is. Een vermijdende persoonlijkheidsstoornis kan zich uiten in het afwijzen van promoties op werk omdat dit meer sociale interactie en dus meer kans op kritiek met zich mee zou brengen [3](#page=3) [6](#page=6).
---
# Cluster A persoonlijkheidsstoornissen
Cluster A persoonlijkheidsstoornissen worden gekenmerkt door gedragingen die als "vreemd" of psychotisch worden beschouwd [3](#page=3).
### 2.1 Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Een paranoïde persoonlijkheidsstoornis (PD) wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van wantrouwen en achterdocht ten opzichte van anderen, waarbij de beweegredenen van anderen als kwaadwillig worden geïnterpreteerd. Dit patroon begint in de vroege volwassenheid en komt in uiteenlopende situaties tot uiting. De diagnostische criteria omvatten vier of meer van de volgende kenmerken [3](#page=3):
* Vermoeden dat anderen schade toebrengen of bedriegen [3](#page=3).
* Gepreoccupeerd zijn door ongerechtvaardigde twijfels aan trouw of betrouwbaarheid [3](#page=3).
* Ongerechtvaardigde vrees dat informatie tegen hen zal worden gebruikt [3](#page=3).
* Zoeken naar verborgen vernederingen en bedreigingen achter onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen [3](#page=3).
* Halsstarrig rancuneus zijn, het niet vergeven van beledigingen, aangedaan onrecht of kleineringen [3](#page=3).
* Snel reageren met woede of een tegenaanval op kritiek [3](#page=3).
* Terugkerend achterdochtig zijn, zonder rechtvaardiging, betreffende de trouw van de echtgenoot of partner [3](#page=3).
> **Tip:** De kern van paranoïde PD is een fundamenteel wantrouwen dat het hele wereldbeeld van de persoon beïnvloedt.
### 2.2 Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
De schizoïde persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van afstandelijkheid in sociale relaties en beperkingen in het uiten van emoties in intermenselijke situaties. Dit begint in de vroege volwassenheid en manifesteert zich in diverse situaties. Vier of meer van de volgende kenmerken zijn vereist voor diagnose [4](#page=4):
* Geen behoefte aan of plezier in hechte relaties, inclusief het tot een gezin of familie behoren [4](#page=4).
* Vrijwel altijd kiezen voor activiteiten die alleen gedaan moeten worden [4](#page=4).
* Weinig tot geen belangstelling voor seksuele ervaringen met anderen [4](#page=4).
* Weinig tot geen genoegen beleven aan activiteiten [4](#page=4).
* Ongewone perceptuele waarnemingen, inclusief lichamelijke illusies [4](#page=4).
* Merkwaardige gedachten en spraak, zoals vaagheid, wijdlopigheid, metaforen, een overmaat aan details, of stereotiep taalgebruik [4](#page=4).
* Geen intieme vrienden of vertrouwelingen buiten eerste-graads familieleden [4](#page=4).
* Onverschilligheid voor lof of kritiek van anderen [4](#page=4).
* Een emotioneel kil, afstandelijk of afgevlakt affect [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Iemand met schizoïde PD kan ervoor kiezen om te werken in een functie waarbij weinig interactie met collega's nodig is en zijn vrije tijd grotendeels alleen doorbrengen, zonder hierin een gemis te ervaren.
### 2.3 Schizotypale persoonlijkheidsstoornis
De schizotypale persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door een diepgaand patroon van sociale en intermenselijke beperkingen, gekoppeld aan direct gevoeld ongemak en verminderd vermogen tot het aangaan van hechte relaties. Daarnaast vertonen deze personen cognitieve en perceptuele vervormingen en eigenaardigheden in hun gedrag. Dit patroon begint in de vroege volwassenheid en uit zich in verschillende situaties. Vijf of meer van de volgende criteria moeten aanwezig zijn voor diagnose [5](#page=5):
* Betrekkingsideeën, waarbij neutrale gebeurtenissen als persoonlijk relevant worden geïnterpreteerd, met uitsluiting van betrekkingswanen [5](#page=5).
* Eigenaardige overtuigingen of magische denkbeelden, zoals bijgelovigheid, helderziendheid of een 'zesde zintuig' [5](#page=5).
* Ongewone waarnemingen, waaronder lichamelijke illusies [5](#page=5).
* Eigenaardige gedachtegang en taalgebruik, zoals vaagheid of stereotiep taalgebruik [5](#page=5).
* Achterdocht of paranoïde ideeën [5](#page=5).
* Inadequaat of ingeperkt affect [5](#page=5).
* Zonderling, excentriek of vreemd gedrag of uiterlijk [5](#page=5).
* Geen intieme vrienden of vertrouwelingen buiten eerste-graads familieleden [5](#page=5).
* Buitensporige sociale angst die niet afneemt in een vertrouwde omgeving en die eerder samenhangt met paranoïde angst dan met een negatief oordeel over zichzelf [5](#page=5).
> **Tip:** Schizotypale PD kan worden gezien als een spectrum dat neigt naar schizofrenie, maar zonder de duidelijke psychotische episoden zoals hallucinaties of wanen in volle intensiteit. De kenmerken zijn meer subtiel en persisterend.
---
# Cluster C persoonlijkheidsstoornissen
Cluster C persoonlijkheidsstoornissen omvat vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen, die gekenmerkt worden door angst en neurotische trekken [6](#page=6).
### 3.1 Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
Een vermijdende persoonlijkheidsstoornis (VPS) wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van geremdheid in gezelschap, een gevoel van tekortschieten en overgevoeligheid voor negatieve oordelen. Dit patroon begint in de vroege volwassenheid en uit zich in diverse situaties [6](#page=6).
Criteria voor een vermijdende persoonlijkheidsstoornis zijn onder andere [6](#page=6):
* Het vermijden van beroepsmatige activiteiten die belangrijke intermenselijke contacten vereisen, uit vrees voor kritiek, afkeuring of afwijzing [6](#page=6).
* Onwil om bij mensen betrokken te raken, tenzij er zekerheid bestaat dat men aardig gevonden wordt [6](#page=6).
* Gereserveerdheid binnen intieme relaties uit vrees voor vernedering of uitgelachen te worden [6](#page=6).
* Preoccupatie met de gedachte bekritiseerd of afgewezen te worden in sociale situaties [6](#page=6).
* Geremdheid in nieuwe intermenselijke situaties vanwege het gevoel tekort te schieten [6](#page=6).
* Zichzelf zien als sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk of minderwaardig ten opzichte van anderen [6](#page=6).
* Uitzonderlijke onwil om persoonlijke risico's te nemen of deel te nemen aan nieuwe activiteiten die in verlegenheid zouden kunnen brengen [6](#page=6).
> **Tip:** Personen met een vermijdende persoonlijkheidsstoornis willen wel degelijk sociale contacten, maar hun angst voor afwijzing weerhoudt hen ervan [6](#page=6).
### 3.2 Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (APS) wordt gekenmerkt door een diepgaande en buitensporige behoefte verzorgd te worden, wat leidt tot onderworpen en vastklampend gedrag, en angst om verlaten te worden. Dit patroon begint in de vroege volwassenheid en manifesteert zich in uiteenlopende situaties [7](#page=7).
Criteria voor een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis omvatten [7](#page=7):
* Moeite met het nemen van alledaagse beslissingen zonder advies en geruststelling van anderen [7](#page=7).
* Noodzaak van anderen om verantwoordelijkheid over te nemen voor belangrijke levensgebieden [7](#page=7).
* Moeite met het uiten van een verschil van mening uit vrees steun te verliezen [7](#page=7).
* Moeite met ergens alleen aan beginnen of dingen alleen doen [7](#page=7).
* Bereidheid om tot het uiterste te gaan om verzorging en steun van anderen te krijgen [7](#page=7).
* Gevoel van onbehagen of hulpeloosheid bij alleen zijn, vanwege de overmatige vrees niet voor zichzelf te kunnen zorgen [7](#page=7).
* Het hardnekkig zoeken naar een andere relatie als steunbron wanneer een intieme relatie eindigt [7](#page=7).
* Preoccupatie door de vrees om aan zichzelf overgelaten te worden [7](#page=7).
> **Tip:** De angst om verlaten te worden bij APS is zo groot dat individuen extreem veel moeite doen om relaties te behouden, zelfs ten koste van hun eigen behoeften [7](#page=7).
### 3.3 Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
De dwangmatige persoonlijkheidsstoornis (DPS), ook bekend als OCPD (Obsessive-Compulsive Personality Disorder), wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en beheersing van psychische en intermenselijke processen, wat ten koste gaat van soepelheid, openheid en efficiëntie. Dit patroon begint in de vroege volwassenheid en komt tot uiting in diverse situaties [7](#page=7).
Criteria voor een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis omvatten [7](#page=7):
* Preoccupatie met details, regels, lijsten, ordening, organisatie of schema's [7](#page=7).
* Perfectionisme dat het afmaken van een taak bemoeilijkt [7](#page=7).
* Overmatige toewijding aan werk en productiviteit, met uitsluiting van ontspannende bezigheden [7](#page=7).
* Overmatig gewetensvol, scrupuleus en star betreffende zaken van moraliteit, ethiek of normen [7](#page=7).
* Onvermogen om versleten of waardeloze voorwerpen weg te gooien [7](#page=7).
* Afkerigheid van het delegeren van taken of samenwerken met anderen, tenzij zij zich volledig onderwerpen aan de eigen manier van werken [7](#page=7).
* Het eigen maken van een stijl van gierigheid ten aanzien van zichzelf en anderen; geld wordt gezien als iets dat opgepot moet worden voor toekomstige catastrofes [7](#page=7).
* Starheid en koppigheid [7](#page=7).
> **Tip:** Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis is niet hetzelfde als obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). OCS is een angststoornis met dwanggedachten en -handelingen, terwijl DPS een persoonlijkheidspatroon betreft [7](#page=7).
---
# Cluster B persoonlijkheidsstoornissen
Cluster B persoonlijkheidsstoornissen kenmerken zich door een patroon van dramatisch, emotioneel of onvoorspelbaar gedrag [8](#page=8).
### 4.1 Antisociale persoonlijkheidsstoornis
De antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASPS) wordt gedefinieerd door een diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen, aanwezig vanaf het vijftiende levensjaar. Dit uit zich in minstens drie van de volgende criteria [9](#page=9):
* Niet in staat zich te conformeren aan maatschappelijke normen, wat blijkt uit handelingen die een reden voor arrestatie kunnen zijn [9](#page=9).
* Oneerlijkheid, inclusief liegen, het gebruik van valse namen of anderen bedriegen ten behoeve van eigen voordeel of plezier [9](#page=9).
* Impulsiviteit of onvermogen tot vooruitplannen [9](#page=9).
* Prikkelbaarheid en agressiviteit, zoals blijkt uit vechtpartijen of geweld [9](#page=9).
* Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen [9](#page=9).
* Constante onverantwoordelijkheid, aangetoond door het herhaaldelijk niet in staat zijn een geregeld werk te behouden of financiële verplichtingen na te komen [9](#page=9).
* Ontbreken van spijtgevoelens, wat zich uit in ongevoeligheid voor of het rationaliseren van het kwetsen, mishandelen of bestelen van anderen [9](#page=9).
> **Tip:** De interactieve video's over de antisociale persoonlijkheidsstoornis kunnen helpen om de symptomen in de praktijk te visualiseren [9](#page=9).
### 4.2 Theatrale persoonlijkheidsstoornis
De theatrale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen, beginnend in de vroege volwassenheid. Dit uit zich in minstens vier van de volgende kenmerken [10](#page=10):
* Niet op zijn/haar gemak voelen in situaties waarin hij/zij niet in het centrum van de belangstelling staat [10](#page=10).
* Interactie met anderen wordt vaak gekenmerkt door ongepast (seksueel) verleidelijk gedrag [10](#page=10).
* Snel wisselende en oppervlakkige emotionele uitingen [10](#page=10).
* Voortdurend gebruik maken van het eigen uiterlijk om de aandacht op zichzelf te vestigen [10](#page=10).
* Een manier van spreken die uitermate impressionistisch is en waarbij details ontbreken [10](#page=10).
* Zelfdramatiserende, theatrale en overdreven uitingen van emoties [10](#page=10).
* Suggestibel zijn, dat wil zeggen gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen of de omstandigheden [10](#page=10).
* Relaties beschouwen als intiemer dan ze in werkelijkheid zijn [10](#page=10).
### 4.3 Narcistische persoonlijkheidsstoornis
De narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in de vroege volwassenheid. Dit komt tot uiting in minstens vijf van de volgende criteria [10](#page=10):
* Een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid [10](#page=10).
* Preoccupatie met fantasieën over onbeperkte successen, macht, genialiteit of schoonheid [10](#page=10).
* Het geloof dat hij of zij 'heel speciaal' en uniek is en alleen begrepen kan worden door, of hoort om te gaan met andere heel speciale mensen of mensen (of instellingen) met een hoge status [10](#page=10).
* Buitensporige bewondering verlangen [10](#page=10).
* Een gevoel van bijzondere rechten hebben [10](#page=10).
* Anderen exploiteren [10](#page=10).
* Gebrek aan empathie: niet bereid de gevoelens en behoeften van anderen te erkennen [10](#page=10).
* Vaak afgunstig zijn op anderen of menen dat anderen op hem of haar afgunstig zijn [10](#page=10).
* Arrogant zijn of hooghartig gedrag of houdingen tonen [10](#page=10).
> **Tip:** De video over narcistische persoonlijkheidsstoornissen biedt aanvullend materiaal voor begrip [11](#page=11).
### 4.4 Borderline persoonlijkheidsstoornis
De borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) wordt gekenmerkt door een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten, en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid. Dit uit zich in minstens vijf van de volgende criteria [11](#page=11):
* Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden [11](#page=11).
* Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties, gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren [11](#page=11).
* Identiteitsstoornis: een duidelijk en aanhoudend onstabiel zelfbeeld of zelfgevoel [11](#page=11).
* Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die potentieel zelfschadelijk zijn, zoals geld verkwisten, riskant seksueel gedrag, misbruik van middelen, roekeloos autorijden, of vreetbuien [11](#page=11).
* Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie [11](#page=11).
* Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming, zoals periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en zelden langer dan een paar dagen [11](#page=11).
* Een chronisch gevoel van leegte [11](#page=11).
* Inadequate, intense woede of moeite om de kwaadheid te beheersen [11](#page=11).
* Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen [11](#page=11).
#### 4.4.1 Symptomen van borderline persoonlijkheidsstoornis
De symptomen van BPS kunnen worden onderverdeeld in vier hoofdgebieden [12](#page=12):
##### 4.4.1.1 Instabiel gemoedsleven
* Patiënten komen vaak depressief over en hebben moeite om zich oké te voelen [13](#page=13).
* Er zijn sterke stemmingsschommelingen [13](#page=13).
* Er treedt ontsporing naar woede op [13](#page=13).
* De impulscontrole is zwak [13](#page=13).
* Autodestructief gedrag komt voor, waaronder automutilatie (bijvoorbeeld kerven), anorectisch of boulemisch gedrag, en misbruik van alcohol, drugs of pillen [13](#page=13).
##### 4.4.1.2 Instabiel relationeel leven
* Er zijn veel verschuivingen in relaties en veel mislukkingen [13](#page=13).
* Er is sprake van moeilijke hechting [13](#page=13).
* Het relationele leven is woelig, met relaties die gekenmerkt worden door conflicten [13](#page=13).
* Er is sprake van aantrekken en afstoten [13](#page=13).
* In relatie tot de gezondheidszorg kunnen patiënten "shoppers" zijn, hulpverleners vallen in ongenade of worden geïdealiseerd, en er kan sprake zijn van "splitting" van de afdeling of hulpverleners [13](#page=13).
##### 4.4.1.3 Psychotische kenmerken
* Deze worden ook wel "micropsychosen" genoemd en treden vooral op na langdurige stress [14](#page=14).
* Ze zijn vaak paranoïde van aard (betrekking, achtervolging) en de patiënt is hierin sensitief [14](#page=14).
* Magisch, bijgelovig denken kan voorkomen [14](#page=14).
##### 4.4.1.4 Neurotische kenmerken
* Somatoforme stoornissen en conversieverschijnselen, zoals buikpijn, hoofdpijn, vaginale klachten, en dyspareunie [14](#page=14).
* Paniekaanvallen [14](#page=14).
* De patiënt is vaak multifobisch of agorafobisch [14](#page=14).
> **Tip:** Herkenning in de praktijk van BPS kan moeilijk zijn en kan leiden tot gevoelens van leeggezogen worden, ten einde raad zijn, of vastgezet worden bij hulpverleners. Het "lastige patiënt" vignet is frequent, met veel telefoons, klachten en dringende oproepen. Ook kan er sprake zijn van "gefoefel" met medicijnen en voorschriftjes, en een informele benadering naar de zorgverlener (privé bellen, voornaam, verleidingsgedrag) [15](#page=15).
> **Tip:** De aangeboden YouTube links bieden inzicht in interviews met patiënten die lijden aan borderline persoonlijkheidsstoornis [15](#page=15) [16](#page=16).
---
# Epidemiologie, etiologie en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen
Dit deel bespreekt de prevalentie, genderverschillen, ontwikkelingsaspecten, genetische factoren en etiologische modellen van persoonlijkheidsstoornissen, evenals de algemene behandelingsdoelen en -opties, inclusief psychotherapie en medicatie.
### 5.1 Epidemiologie van persoonlijkheidsstoornissen
#### 5.1.1 Prevalentie
De algemene prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen (PS) in de gemeenschap wordt geschat op 13.5%. Cluster B stoornissen komen het meest voor. Specifieke voorbeelden zijn [17](#page=17):
* **Antisociale PS:** Prevalentie in de normale populatie is 2.2%, in de psychiatrische populatie 8.9%, en bij behandelde verslaafden 22.9% [17](#page=17).
* **Borderline PS:** Prevalentie in de algemene populatie is 1.7%, in de psychiatrische populatie 35.7%, en bij behandelde verslaafden 17.7% [17](#page=17).
#### 5.1.2 Genderverschillen
Er zijn duidelijke genderverschillen waargenomen bij sommige persoonlijkheidsstoornissen [17](#page=17).
* Antisociale PS komt vaker voor bij mannen (M>V) [17](#page=17).
* Borderline PS, histrionische PS en afhankelijke PS komen vaker voor bij vrouwen (V>M) [17](#page=17).
Het is echter belangrijk op te merken dat deze verschillen gedeeltelijk verklaard kunnen worden door sociale stereotypen over genderrollen [17](#page=17).
#### 5.1.3 Ontwikkeling en beloop
Persoonlijkheidsstoornissen manifesteren zich doorgaans tijdens de adolescentie of jong-volwassenheid. Ze zijn over het algemeen duurzaam en relatief stabiel in de tijd [18](#page=18).
* **Bij ouder worden:** Sommige PS, zoals antisociale PS en borderline PS, kunnen minder manifest worden of in remissie gaan. Andere, zoals dwangmatige PS en schizotypische PS, kunnen aanhouden [18](#page=18).
* **Bij kinderen:** De diagnose PS wordt doorgaans niet toegekend vóór de leeftijd van 18 jaar, tenzij de kenmerken reeds gedurende één jaar aanwezig zijn. Een uitzondering hierop is de antisociale persoonlijkheidsstoornis [18](#page=18).
### 5.2 Etiologie van persoonlijkheidsstoornissen
#### 5.2.1 Erfelijkheid
Erfelijkheid speelt een significante rol in de ontwikkeling van persoonlijkheidsstoornissen. Tweelingonderzoek toont aan dat de concordantie bij eeneiige tweelingen (35%) significant hoger is dan bij twee-eiige tweelingen (7%). Familiebeschikking speelt ook een rol, waarbij 1e graads familieleden een hogere kans hebben (11.6%) om een PS te ontwikkelen. Vaak wordt de overerving geassocieerd met persoonlijkheidstrekken zoals impulsiviteit en affectieve instabiliteit [18](#page=18).
#### 5.2.2 Etiologisch model (toegepast op Cluster B)
Een breed etiologisch model voor cluster B persoonlijkheidsstoornissen omvat meerdere factoren die interageren [19](#page=19).
* **Vroegkinderlijke ervaringen:** Onveilige vroegkinderlijke opvoeding is een belangrijke factor [19](#page=19).
* **Genetische aanleg:** Een genetische voorbeschiktheid draagt bij aan de ontwikkeling [19](#page=19).
* **Schema's:** Deze leiden tot onaangepaste schema's, bijvoorbeeld het idee dat de wereld bedreigend is ("man = bedreigend") [19](#page=19).
* **Coping:** Hieruit volgt een copingmechanisme van "vechten of ondergaan" [19](#page=19).
* **Biologische factoren:** Dit kan leiden tot stress en ontregeling van de HPA-as, stoornissen in het serotonerge systeem, en gestoorde hersenmaturatie. Deze factoren dragen gezamenlijk bij aan het ontstaan van de stoornis [19](#page=19).
> **Tip:** Het begrijpen van dit multifactoriële model is cruciaal voor een holistische benadering van de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen.
### 5.3 Behandeling van persoonlijkheidsstoornissen
#### 5.3.1 Algemene behandelingsdoelen
De algemene behandelingsdoelen voor persoonlijkheidsstoornissen zijn gericht op symptoomreductie, verbetering van functioneren en preventie van terugval [19](#page=19).
1. Milderen van de symptomatologie (bv. angst) [19](#page=19).
2. Verbeteren van het sociale en interpersoonlijke functioneren [19](#page=19).
3. Verminderen van de frequentie van maladaptief gedrag (bv. automutilatie) [19](#page=19).
4. Verminderen van hospitalisaties [19](#page=19).
> **Opmerking:** Bij de behandeling dient rekening gehouden te worden met co-morbide stoornissen. Wanneer een persoonlijkheidsstoornis ego-syntoon is (bv. antisociale PS of narcistische PS), is het erg moeilijk om de patiënt te engageren voor behandeling [19](#page=19).
#### 5.3.2 Behandelingsopties
Verschillende benaderingen worden gebruikt bij de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen [20](#page=20).
##### 5.3.2.1 Crisis-beleid
Dit beleid is gericht op het "blussen van brandjes" en draagt bij aan crisis-stabilisatie. Het doel is het beperken van zelfdestructief gedrag en het herstellen van het dagelijks functioneren [20](#page=20).
##### 5.3.2.2 Psychiatrisch en beleid
Eenduidigheid in het psychiatrisch, justitieel en maatschappelijk beleid is van belang [20](#page=20).
##### 5.3.2.3 Medicamenteus beleid
Hoewel er geen specifieke indicaties voor medicatie voor alle PS zijn beschreven, kunnen medicijnen ondersteunend zijn [20](#page=20).
* **SSRI's:** Kunnen leiden tot een verhoging van serotonine en daarmee een verlaging van impulsiviteit [20](#page=20).
* **Lage doses antipsychotica:** Kunnen bijdragen aan stemmingsstabilisatie [20](#page=20).
* **Stemmingstabilisatoren:** Worden ingezet voor stemmingsstabilisatie [20](#page=20).
* **Bèta-blokkers:** Kunnen helpen bij het verminderen van inwendige spanning [20](#page=20).
> **Tip:** Medicatie wordt vaak gebruikt als aanvulling op psychotherapie en is zelden een op zichzelf staande behandeling voor persoonlijkheidsstoornissen.
##### 5.3.2.4 Psychotherapie
Specifieke vormen van psychotherapie zijn effectief, met name voor cluster B stoornissen [20](#page=20).
* **Dialectische gedragstherapie (DGT):** Een veelgebruikte therapie [20](#page=20).
* **Schemagerichte therapie (Young):** Een andere effectieve benadering [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** Voor een patiënt met borderline PS kan DGT helpen om emotionele disregulatie, impulsiviteit en interpersoonlijke problemen te beheersen door middel van vaardigheidstraining en acceptatieprincipes.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Persoonlijkheidsstoornis | Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen binnen de cultuur van betrokkene, zichtbaar in cognities, affecten, contact met anderen en impulsbeheersing. Dit patroon is inflexibel, stabiel en leidt tot lijdensdruk of beperkingen. |
| Cognities | De wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen. Dit omvat gedachtenprocessen, overtuigingen en mentale representaties. |
| Affecten | De draagwijdte, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de emotionele reacties van een persoon. Dit verwijst naar het emotionele spectrum en de stabiliteit van gevoelens. |
| Impulsbeheersing | Het vermogen om plotselinge driften, neigingen of ingevingen te controleren of uit te stellen. Een tekort hierin kan leiden tot ongepast of schadelijk gedrag. |
| Cluster A Persoonlijkheidsstoornissen | Een groep persoonlijkheidsstoornissen gekenmerkt door vreemd, excentriek of psychotisch gedrag. Dit omvat paranoïde, schizoïde en schizotypale persoonlijkheidsstoornissen. |
| Cluster B Persoonlijkheidsstoornissen | Een groep persoonlijkheidsstoornissen gekenmerkt door een dramatisch, emotioneel of impulsief gedragspatroon. Dit omvat antisociale, theatrale, narcistische en borderline persoonlijkheidsstoornissen. |
| Cluster C Persoonlijkheidsstoornissen | Een groep persoonlijkheidsstoornissen gekenmerkt door angst of neurotisch gedrag. Dit omvat vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen. |
| Paranoïde PD | Een diepgaand wantrouwen en achterdocht ten opzichte van anderen, waarbij beweegredenen als kwaadwillig worden geïnterpreteerd. Kenmerkend zijn vermoedens van schade, twijfels aan trouw en rancuneuze gevoelens. |
| Schizoïde PD | Een patroon van afstandelijkheid in sociale relaties en beperkingen in het uiten van emoties. Kenmerken zijn gebrek aan behoefte aan hechte relaties, voorkeur voor solitaire activiteiten en emotionele kilheid. |
| Schizotypale PD | Sociale en intermenselijke beperkingen, gekenmerkt door ongemak bij nauwe relaties, en cognitieve/perceptuele vervormingen met eigenaardig gedrag. Betrekkingsideeën en magische overtuigingen komen voor. |
| Vermijdende PS | Een patroon van geremdheid, gevoel van tekortschieten en overgevoeligheid voor negatieve oordelen. Dit leidt tot het vermijden van beroepsmatige activiteiten en intermenselijke contacten uit vrees voor kritiek. |
| Afhankelijke PS | Een buitensporige behoefte verzorgd te worden, leidend tot onderworpen en vastklampend gedrag en angst voor verlating. Moeite met zelfstandige beslissingen en het alleen starten van activiteiten. |
| Dwangmatige PS (OCPD) | Een preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en controle ten koste van flexibiliteit. Kenmerken zijn perfectionisme dat taken bemoeilijkt, overmatige toewijding aan werk en starheid. |
| Antisociale PD | Een patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen. Kenmerken zijn niet conformeren aan wetten, oneerlijkheid, impulsiviteit en gebrek aan spijtgevoelens. |
| Theatrale PD | Een patroon van buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen. Kenmerken zijn ongemak buiten het centrum van de belangstelling, ongepast verleidelijk gedrag en dramatische emotionele uitingen. |
| Narcistische PD | Een patroon van grootheidsgevoelens, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie. Kenmerken zijn een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid, fantasieën over succes en exploiteren van anderen. |
| Borderline PD | Een patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten, met duidelijke impulsiviteit. Kenmerken zijn krampachtig voorkomen van verlating, instabiele relaties en chronisch gevoel van leegte. |
| Epidemiologie | De studie van de frequentie, distributie en determinanten van ziekten en gezondheidstoestanden in specifieke populaties. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten of stoornissen. |
| Prevalentie | Het percentage van een populatie dat een bepaalde aandoening heeft op een specifiek moment of gedurende een bepaalde periode. |
| Gender | De sociale en culturele constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid, en de bijbehorende rollen en verwachtingen. |
| Adolescentie | De periode van menselijke ontwikkeling tussen de puberteit en de volwassenheid, gekenmerkt door fysieke, psychologische en sociale veranderingen. |
| Etiologisch Model | Een theoretisch raamwerk dat de verschillende factoren en hun interacties beschrijft die bijdragen aan het ontstaan van een stoornis. |
| HPA-as | De hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, een belangrijk regulatiesysteem voor stressreacties in het lichaam. |
| Serotonerg systeem | Het systeem in de hersenen dat betrokken is bij de productie, afgifte en receptie van de neurotransmitter serotonine, die een rol speelt bij stemming en impulsiviteit. |
| SSRI's | Selectieve serotonineheropnameremmers, een klasse antidepressiva die de hoeveelheid serotonine in de hersenen verhoogt. |
| Antipsychotica | Medicijnen die worden gebruikt om psychotische symptomen te behandelen, zoals wanen en hallucinaties. |
| Stemmingsstabilisatoren | Medicijnen die worden gebruikt om stemmingsschommelingen te verminderen, met name bij bipolaire stoornis. |
| Beta-blokkers | Medicijnen die de effecten van adrenaline verminderen, wat kan helpen bij het verminderen van angst en lichamelijke spanning. |
| Psychotherapie | Behandeling van psychische aandoeningen door middel van gesprekken en gedragsveranderingstechnieken. |
| Dialectische gedragstherapie (DGT) | Een vorm van psychotherapie die speciaal is ontwikkeld voor personen met borderline persoonlijkheidsstoornis, gericht op emotieregulatie en interpersoonlijke effectiviteit. |
| Schemagerichte therapie | Een psychotherapeutische benadering die zich richt op het identificeren en veranderen van disfunctionele schema's (diepgewortelde, negatieve overtuigingen over zichzelf en de wereld). |
| Crisis-beleid | Een strategische aanpak gericht op het beheersen van acute psychische of gedragsmatige crises, met als doel stabilisatie en het voorkomen van verdere escalatie. |