Cover
Comença ara de franc 1. SCHIZOFRENIE - PSYCHOTISCHE STOORNISSEN.pdf
Summary
# Historisch overzicht van psychosenzorg
Dit overzicht beschrijft de evolutie van de zorg voor personen met psychotische stoornissen, van vroege vormen van opsluiting tot meer specifieke therapeutische interventies.
### 1.1 Aspecifieke bewaring
De vroegste vorm van zorg was gericht op het beschermen van de maatschappij door personen met psychische aandoeningen op te sluiten. Deze instellingen, vaak aangeduid als "Pest- en Dolhuizen", kenden een strikt doel: het permanent opsluiten en beveiligen van de betrokkenen. In 1539 werd vastgelegd dat personen "tot Eeuwige dagen in gevangenis geketent ende versekert te worden". Financiële regelingen, zoals die uit 1593, voorzagen in een wedde voor het onderdak geven van "miserabele crancksinnische" personen, aangevuld met een wekelijks bedrag per patiënt [3](#page=3).
### 1.2 Specifieke bewaring: "Asylum"
De evolutie leidde naar de "Asylum", waar het doel nog steeds was om de maatschappij te beschermen, maar met een begin van een meer gestructureerde benadering. Het eerste bekende instituut was "Bedlam" (St. Bethlem’s Hospital London). Aanvankelijk werd psychische aandoening gezien als een straf voor "immoraliteit". Tegen de 18e eeuw werden de bewoners meer als "patients" beschouwd. In 1734 begon men met een organisatie waarbij patiënten werden ingedeeld in "curable" en "incurable" [4](#page=4).
> **Tip:** De "Asylum" periode kenmerkte zich door een mensonterende praktijk waarbij bezoekers tegen betaling de "krankzinnigen" konden bekijken en zelfs provoceren [4](#page=4).
### 1.3 Psychosenzorg
De fase van psychosenzorg omvatte residentieel verblijf, wat echter vaak leidde tot "aangeleerde afhankelijkheid" en een verlies aan mentale capaciteiten en coping skills. Binnen deze residentiële setting werden therapieën aangeboden zoals koude baden, ergotherapie en bewegingstherapie, met het principe van "bezig zijn". Dr. Guislain speelde een belangrijke rol in deze periode. Ook de dwangbuis werd in deze periode gebruikt [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** De draaistoel en "Artificial Hibernation" waren methoden die in deze periode werden toegepast [6](#page=6).
### 1.4 Elektroshock therapie (ECT)
De ontwikkeling van elektroshocktherapie markeerde een nieuwe fase in de behandeling. In 1926 werd het belang van "insult" voor de behandeling erkend. Cerletti ontwikkelde in 1937 het toestel voor elektroshocktherapie. Vanaf de jaren 1940 werd "curarisatie" (spierverslapping) toegepast bij ECT. Bekende patiënten die ECT ondergingen, waren onder meer Ernest Hemingway, Vladimir Horowitz en Lou Reed. ECT wordt nog steeds beschouwd als een belangrijke behandeling voor diverse aandoeningen [7](#page=7).
### 1.5 Lobotomie
Lobotomie, ontwikkeld door de Portugese neurochirurg Egas Moniz die hiervoor in 1941 de Nobelprijs voor Geneeskunde ontving, werd toegepast via een specifiek leukotoom door een boorgat. Hoewel effectief, bracht deze procedure aanzienlijke bijwerkingen met zich mee. Tragisch genoeg werd Moniz neergeschoten door een van zijn patiënten die een lobotomie had ondergaan [7](#page=7).
#### 1.5.1 Ice-pick lobotomie
Later, in 1945, ontwikkelde Freeman de "snelle lobotomie", waarbij een "Ice Pick" werd gebruikt in plaats van een leukotoom. Deze procedure werd onder lokale anesthesie met een hamer uitgevoerd en kon "in a single plunge" door huid, subcutaan weefsel, bot en hersenvliezen dringen [8](#page=8).
---
# Symptomen van schizofrenie en andere psychotische stoornissen
Psychotische stoornissen kenmerken zich door afwijkingen in vijf specifieke symptoomdomeinen, die de patiënt anders ervaart dan de realiteit. Deze symptomen kunnen ook voorkomen bij andere stoornissen zoals stemmingsstoornissen, middelenmisbruik, persoonlijkheidsstoornissen en dementie. Schizofrenie is de meest voorkomende psychotische stoornis waarbij deze symptomen worden waargenomen [21](#page=21) [9](#page=9).
### 2.1 Indeling van psychotische symptomen
Psychotische symptomen worden doorgaans ingedeeld in positieve symptomen, negatieve symptomen, gedesorganiseerd denken, gedesorganiseerde of abnormale psychomotoriek en soms ook cognitieve en stemmingssymptomen [21](#page=21) .
#### 2.1.1 Positieve symptomen
Positieve symptomen worden gekenmerkt door het "erbij komen" van symptomen die iemand anders niet heeft. Biologisch gezien wordt dit geassocieerd met een teveel aan dopamine in het mesolimbische systeem [22](#page=22) .
##### 2.1.1.1 Wanen
Wanen zijn een inhoudelijke denkstoornis die zich manifesteren als vaste overtuigingen die niet beïnvloedbaar zijn door feiten die ermee in strijd zijn. Ze passen niet binnen de culturele of religieuze context van de persoon. Patiënten hebben zelden inzicht in hun wanen [24](#page=24).
* **Veelvoorkomende wanen:**
* **Achtervolgingswanen:** De overtuiging dat men kwaad zal worden berokkend, aangevallen door een persoon, organisatie of groep. Dit is de meest voorkomende waan en wordt als zeer bedreigend ervaren [25](#page=25).
> **Example:** In de film "Hugo en Linda" denkt Hugo dat zijn moeder lid is van een geheime dienst en hem iets wil aandoen [25](#page=25).
* **Betrekkingswanen:** De overtuiging dat gebaren, opmerkingen, signalen uit de omgeving, etc., specifiek gericht zijn op de persoon zelf [25](#page=25).
> **Example:** In de film "Hugo en Linda" is de boodschap op TV specifiek gericht op Hugo [25](#page=25).
* **Minder veelvoorkomende wanen:**
* **Grootheidswanen:** De overtuiging uitzonderlijke kwaliteiten, rijkdom of roem te bezitten [26](#page=26).
> **Example:** Linda heeft de waan dat ze de plannen van een atoombom moet bewaken [26](#page=26).
* **Erotomane wanen (Syndroom van Clérambault):** De onterechte overtuiging dat iemand anders verliefd is op de patiënt [26](#page=26).
* **Beïnvloedingswanen:** Dit omvat gedachteninbreng en thought broadcasting [26](#page=26).
##### 2.1.1.2 Hallucinaties
Hallucinaties zijn stoornissen in de waarneming, waarbij zintuiglijke ervaringen plaatsvinden zonder externe stimulus. Ze zijn levendig, helder, krachtig en niet onder controle van de wil. Patiënten hebben zelden inzicht in hun hallucinaties [27](#page=27).
* **Indeling naar zintuiglijke modaliteiten:**
1. **Auditieve hallucinaties:**
* **Enkelvoudig:** Geluiden zoals bellen, kraken, kauwgeluiden .
* **Stemmen:** Kunnen bestaan uit woorden, zinnen en conversaties. Deze stemmen kunnen uit diverse bronnen lijken te komen, zoals een radio, het hoofd, de darmen of een stopcontact. Ze kunnen in de tweede (tegen de patiënt) of derde persoon (over de patiënt) zijn .
* **Bevelshallucinaties:** Een gevaarlijke vorm die aanzet tot zelfmoord of moord, meestal in de tweede persoon .
* **Voorkomen:** Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie, delirium .
2. **Visuele hallucinaties:**
* **Enkelvoudig:** Lichtflitsen, schaduwen, kleurvervormingen .
* **Taferelen:** Vervormde gezichten, complexe scènes .
* **Voorkomen:** Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie, delirium .
3. **Tactiele hallucinaties:**
* **Voorbeelden:** Krioelen van beestjes op de huid, elektriciteit in de darmen .
* **Voorkomen:** Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie. Frequent voorkomend bij delirium na middelenonttrekking (delirium tremens) .
* **Verschil met somatisatie:** Bij somatisatie beschrijft de patiënt een *alsof*-ervaring, bijvoorbeeld "alsof er beestjes in of op mijn huid zitten" .
4. **Olfactorische hallucinaties:**
* **Voorbeelden:** De geur van rottende darmen, zwavel (geassocieerd met de duivel) .
* **Voorkomen:** Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie, delirium .
* **Belangrijk:** Kan een alarmsymptoom zijn bij hersentumoren. Vaak gekoppeld aan hallucinaties in andere modaliteiten of wanen .
> **Example:** Schizofrenie kan zich uiten met beelden van de duivel, het laatste oordeel, en de geur van zwavel. Psychotische depressie kan gepaard gaan met ondergangswanen, het idee dat het lichaam kapotgaat, en een geur van rotting .
5. **Gustatorische hallucinaties:**
* **Voorbeelden:** Smaak van rot voedsel of faeces .
* **Voorkomen:** Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie, delirium .
* **Gekoppeld aan wanen:** Vaak gekoppeld aan wanen, bijvoorbeeld een vergiftigingswaan met de hallucinatie van vergiftigd voedsel .
##### 2.1.1.3 Gedesorganiseerd denken (Formele denkstoornissen)
Gedesorganiseerd denken omvat stoornissen in de associaties tussen gedachten .
* **Associatief denken:** Gedachten lopen niet logisch in elkaar over .
> **Example:** "The sun bestrides the mouse in the doctor" .
* **Tangentialiteit:** Antwoorden op vragen zijn meer "rakend" dan relevant .
> **Example:** Vraag: waar woon je? Patiënt: "goed wonen is toch belangrijk, want er zijn zoveel mensen die dat niet hebben." .
* **Neologismen:** Het creëren van nieuwe woorden, of het gebruik van bestaande woorden in een nieuwe betekenis .
> **Example:** "Mars-verbinding", "bufkuf", "ze willen me 'trampoleren' in mijn hoofd". Ook: balpen wordt "paperskate", uurwerk wordt "timevessel" .
* **Versperring in het denken:** Gedachtenblokkering (Sperrung) .
* **Gestoord taalbegrip:** Moeilijkheden met het begrijpen van metaforen .
#### 2.1.2 Gedesorganiseerde of abnormale psychomotoriek
Dit omvat abnormale psychomotoriek variërend van "kinderachtige" gekheid tot onvoorspelbare agitatie .
* **Algemene kenmerken:** Kan voorkomen in elke houding of doelgericht gedrag .
* **Katatoon gedrag:** Een specifieke, ernstige vorm die urgentie vereist .
* **Vormen:**
* **Motorisch negativisme:** Verzet tegen instructies .
* **Katalepsie:** Volharden in een rigide, ongepaste of bizarre lichaamshouding .
* **Mutisme en stupor:** Volledig gebrek aan verbale en motorische responsen .
* **Katatone opwinding:** Doelloze en buitensporige motorische activiteit zonder duidelijke aanleiding .
* **Stereotype bewegingen:** Staren, grimasseren, mutisme, echolalie .
#### 2.1.3 Negatieve symptomen
Negatieve symptomen duiden op het verlies van normaal gedrag. Biologisch gezien wordt dit geassocieerd met te weinig dopamine in de frontale cortex. Positieve symptomen worden geassocieerd met te veel dopamine in het limbisch systeem .
* **Affectieve vervlakking:** Verminderde expressie van emoties in het gezicht, oogcontact, intonatie (prosodie) en lichaamstaal .
* **Avolitie:** Verlies van wilskracht of drive, resulterend in een afname van door de patiënt zelf geïnitieerde doelgerichte activiteiten .
> **Example:** Verslechterde persoonlijke hygiëne, zoals niet meer poetsen .
* **Alogie (Poverty of Speech):** Vermindering van de spraakproductie .
* **Anhedonie:** Verminderd vermogen om te genieten van positieve stimuli .
* **Asocialiteit:** Sociaal terugtrekgedrag, schijnbaar gebrek aan belangstelling voor of beperkte mogelijkheden tot sociale interacties .
* **Gevolgen van negatieve symptomen:**
* Verminderde hygiëne .
* Niet meer poetsen .
* Niet meer betalen van rekeningen .
* Verlies van sociale contacten .
> **Example:** De scène met de postbode in "Hugo en Linda" illustreert dit .
Negatieve symptomen correleren met problemen in relaties, ontspanning en werk .
### 2.2 Aanvullende symptomen
Naast de kernsymptomen kunnen ook andere symptomen voorkomen bij psychotische stoornissen.
#### 2.2.1 Depressieve symptomen
Depressieve symptomen komen frequent voor bij schizofrenie, hoewel ze geen kernsymptoom vormen. Er is een hoge incidentie van suïcide, waarbij ongeveer 1 op de 10 schizofrene patiënten door suïcide overlijdt. Suïcides kunnen gewelddadig zijn, zoals zelfverbranding of springen van grote hoogtes .
#### 2.2.2 Agressieve symptomen
Agitatie en agressie komen veel voor bij psychotische patiënten, maar zijn geen kernsymptomen. Dit wordt vaak gezien in combinatie met middelenmisbruik. Vanuit juridisch oogpunt is er vaak sprake van beperkte toerekeningsvatbaarheid bij een "misdrijf". Soms is er sprake van verplichte behandeling zoals gedwongen opname .
#### 2.2.3 Cognitieve symptomen
Cognitieve symptomen komen ook zeer frequent voor en zijn niet per se kernsymptomen. Dit wordt verklaard door de impact op frontaalkwab-gerelateerde cognitieve functies zoals werkgeheugen en executieve functies. De intelligentie kan behouden blijven, maar er is een grote impact op schoolse en professionele functioneren door de ziektesymptomen en opnames, en door de negatieve invloed van medicatie .
### 2.3 Impact van de symptomen op het functioneren
De combinatie van positieve, negatieve, cognitieve en stemmingssymptomen heeft een aanzienlijke impact op het functioneren van de patiënt. Dit uit zich in sociale en professionele dysfuncties, problemen met interpersoonlijke relaties en zelfzorg, wat uiteindelijk leidt tot een verminderde levenskwaliteit .
---
# Ziektebeelden binnen het schizofreniespectrum
Dit deel bespreekt de verschillende diagnostische categorieën binnen het schizofreniespectrum, inclusief schizofrenie zelf, schizofreniforme stoornis, waanstoornis en andere gerelateerde stoornissen volgens DSM-criteria [30](#page=30).
### 3.1 Indeling van psychotische stoornissen
Binnen de categorie "schizofrenie en andere psychotische stoornissen" vallen de volgende specifieke ziektebeelden [30](#page=30):
1. Schizofrenie
2. Schizofreniforme stoornis
3. Kortdurende psychotische stoornis
4. Waanstoornis
5. Schizo-affectieve stoornis
6. Psychotische stoornis door een middel
7. Psychotische stoornis door een somatische aandoening
8. Katatonie
### 3.2 Schizofrenie
De diagnose schizofrenie wordt gesteld aan de hand van de volgende DSM-criteria [31](#page=31):
A. Twee of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een significant deel van de tijd aanwezig is. Minstens één van de kenmerken moet wanen, hallucinaties of gedesorganiseerd spreken zijn:
1. wanen
2. hallucinaties
3. gedesorganiseerd spreken
4. ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. negatieve symptomen.
B. Het niveau van functioneren op een of meer belangrijke levensgebieden (bijvoorbeeld werk, interpersoonlijke relaties) ligt duidelijk onder het niveau van het begin van de stoornis.
C. Symptomen van de stoornis zijn gedurende ten minste zes maanden ononderbroken aanwezig.
D. De stoornis mag niet worden gediagnosticeerd als schizo-affectieve stoornis of een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken.
E. De symptomen mogen niet veroorzaakt worden door het gebruik van middelen of een somatische ziekte.
#### 3.2.1 Historische context van de term "schizofrenie"
De term "schizofrenie" kent een historische achtergrond:
* **Kraepelin** introduceerde in 1889 de term "dementia praecox" om een stoornis te beschrijven die gekenmerkt werd door vreemd gedrag, een ongunstig beloop en sociaal disfunctioneren [34](#page=34).
* **Bleuler** introduceerde in 1908 de term "schizofrenie". Hij beschreef dit als een "gespletenheid van de mentale functies", specifiek tussen het cognitieve en emotionele domein [34](#page=34).
* De term "schizofrenie" wordt echter als verwarrend en stigmatiserend ervaren. Patiëntenverenigingen pleiten daarom voor termen zoals "psychose-gevoeligheid syndroom" [34](#page=34).
### 3.3 Schizofreniforme stoornis
De DSM-criteria voor een schizofreniforme stoornis zijn vergelijkbaar met die van schizofrenie, met een cruciaal verschil in de duur van de episode [31](#page=31):
A. Twee of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een significant deel van de tijd aanwezig is. Minstens één van de kenmerken moet wanen, hallucinaties of gedesorganiseerd spreken zijn:
1. wanen
2. hallucinaties
3. gedesorganiseerd spreken
4. ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. negatieve symptomen.
B. Een episode van de stoornis duurt minstens één maand maar korter dan zes maanden [31](#page=31).
### 3.4 Kortdurende psychotische stoornis
Voor een kortdurende psychotische stoornis gelden de volgende DSM-criteria [32](#page=32):
A. Een of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een significant deel van de tijd aanwezig is. Minstens één van de kenmerken moet wanen, hallucinaties of gedesorganiseerd spreken zijn:
1. wanen
2. hallucinaties
3. gedesorganiseerd spreken
4. ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
* **Let op:** Negatieve symptomen (punt 5 van criteria A voor schizofrenie) staan niet in deze lijst [32](#page=32).
B. De duur van de episode is minstens één dag maar korter dan één maand, met uiteindelijk een volledige terugkeer naar het premorbide niveau van functioneren [32](#page=32).
### 3.5 Waanstoornis
De DSM-criteria voor een waanstoornis omvatten [32](#page=32):
A. De aanwezigheid van één of meer wanen, met een duur van één maand of langer.
B. Aan criteria A voor schizofrenie is nooit voldaan.
C. Het functioneren is niet duidelijk beperkt, of het gedrag is niet vreemd of bizar [32](#page=32).
### 3.6 Schizo-affectieve stoornis
De DSM-criteria voor een schizo-affectieve stoornis zijn complex en niet primair voor het examen te kennen, maar de hoofdlijnen zijn:
* Een ononderbroken ziekteperiode waarin een depressieve of manische stemmingsepisode aanwezig is, gelijktijdig met kenmerken uit criteria A van schizofrenie [33](#page=33).
* Gedurende twee of meer weken binnen de gehele duur van de ziekte moet sprake zijn van wanen of hallucinaties in AFWEZIGHEID van een depressieve of manische stemmingsepisode [33](#page=33).
* De symptomen die voldoen aan criteria van een stemmingsepisode zijn het grootste deel van de actieve en restfase van de ziekte aanwezig [33](#page=33).
### 3.7 Psychotische stoornis door een middel
De DSM-criteria voor een psychotische stoornis door een middel zijn [33](#page=33):
A. Aanwezigheid van één of beide symptomen:
* Wanen
* Hallucinaties
B. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumonderzoek voor zowel [punt A](#page=33) als [punt B](#page=33):
* De A-symptomen zijn ontstaan tijdens of kort na de intoxicatie, na de onttrekking, of na blootstelling aan een geneesmiddel (bijvoorbeeld Lariam®=mefloquine) [33](#page=33).
* Van het betreffende (genees)middel is bekend dat het de A-symptomen kan veroorzaken [33](#page=33).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de verschillende stoornissen binnen het schizofreniespectrum ligt voornamelijk in de duur van de symptomen en de aanwezigheid van specifieke symptoomclusters, zoals wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd gedrag en negatieve symptomen [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
> **Tip:** Let bij het differentiëren goed op de aanwezigheid van negatieve symptomen en de totale duur van de psychotische episode, aangezien dit cruciale onderscheidende criteria zijn [31](#page=31) [32](#page=32).
---
# Etiologie en epidemiologie van schizofrenie
Dit onderwerp verkent de complexe oorzaken van schizofrenie, inclusief genetische en omgevingsfactoren, en duikt in de prevalentie, mortaliteit en demografische kenmerken van de aandoening.
### 5. Epidemiologische gegevens
Kennis van epidemiologische gegevens is van groot belang voor de psycho-educatie van patiënten en hun familieleden .
#### 5.1 Prevalentie
* Wereldwijd lijden minder dan 21 miljoen patiënten aan schizofrenie .
* De lifetime prevalentie van schizofrenie varieert tussen ongeveer 0.3% en 0.7%, met studies die cijfers tussen 0.18% en 1.16% rapporteren .
#### 5.2 Leeftijd van aanvang
* De meerderheid van de schizofreniegevallen wordt gediagnosticeerd in de late adolescentie of vroege volwassenheid .
* Diagnoses bij kinderen of ouderen zijn zeer zeldzaam .
#### 5.3 Geslacht
* Mannen en vrouwen hebben een ongeveer gelijke kans om schizofrenie te ontwikkelen .
* Mannen krijgen doorgaans de diagnose op jongere leeftijd (15-25 jaar) en vertonen een monofasisch beloop.
* Vrouwen kennen een bifasisch beloop met een eerste piek tussen 25-35 jaar en een tweede piek rond de menopauze .
#### 5.4 Geografie
* De prevalentie van schizofrenie is relatief consistent over verschillende regio's en culturen .
* Er wordt echter een hogere incidentie waargenomen in stedelijke gebieden vergeleken met landelijke gebieden .
#### 5.5 Socio-economische status
* Personen met een lagere sociaaleconomische status hebben een hogere prevalentie van schizofrenie .
* Dit kan gerelateerd zijn aan stress en negatieve leefomstandigheden die gepaard gaan met armoede .
#### 5.6 Omgevingsfactoren
* Prenatale factoren zoals blootstelling aan virale infecties, ondervoeding van de moeder en complicaties bij de geboorte kunnen het risico op schizofrenie verhogen .
* Het gebruik van psychoactieve middelen, met name cannabis, is geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van schizofrenie .
#### 5.7 Mortaliteit
* Personen met schizofrenie hebben een verminderde levensverwachting, variërend van 10 tot 25 jaar .
* In vergelijking met de algemene bevolking hebben patiënten met schizofrenie een 2.58 maal hogere mortaliteitsratio .
* De kans om te overlijden door zelfmoord is ongeveer 13 keer hoger bij deze patiënten .
* Daarnaast overlijden patiënten met schizofrenie vaker aan chronische ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen, maag-darmziektes, infectieziektes en ademhalingsziektes .
#### 5.8 Kosten van behandeling
* Er zijn aanzienlijke kosten verbonden aan de behandeling van schizofrenie .
### 6. Etiologie van schizofrenie
De etiologie van schizofrenie is multicausaal en complex. Het wordt benaderd vanuit het kwetsbaarheid-stressmodel, dat uitgaat van predisponerende, uitlokkende en onderhoudende factoren .
#### 6.1 Predisponerende factoren
##### 6.1.1 Erfelijkheid
* **Studies in familieleden:** Het risico om schizofrenie te ontwikkelen is groter bij familieleden van patiënten met schizofrenie .
* Algemene populatie: 1% .
* Eerstegraadsverwanten: 10% .
* Beide ouders: 50% .
* Monogyote tweeling: 50% .
* **Studies in tweelingen en adoptiestudies:** Genetische overerving wordt geschat op 79% .
* **Genome-Wide Association Studies (GWAS):**
* Een grootschalige GWAS door het Psychiatric Genomics Consortium, met meer dan 35.000 individuen met schizofrenie en meer dan 110.000 controles, identificeerde 108 verschillende loci .
* Belangrijke genlocaties omvatten het dopamine receptor D2 gen, wat wijst op de rol van dopaminerge neurotransmissie .
* Ook genen die coderen voor eiwitten betrokken bij glutamaterge neurotransmissie werden geïdentificeerd, wat de rol van glutamaat onderstreept .
* Genen die tot expressie komen in weefsels met belangrijke functies in immuniteit ondersteunen de hypothese van een verband tussen schizofrenie en het immuunsysteem .
#### 6.2 Uitlokkende factoren
##### 6.2.1 Biologische factoren
* Leeftijdsgebonden eerste symptomen kunnen geassocieerd zijn met het dopaminerge en glutamaterge systeem .
##### 6.2.2 Omgevingsfactoren
* **Trauma:** Trauma wordt geassocieerd met een tweevoudig verhoogd risico .
* **Cannabisgebruik:** Cannabisgebruik vóór de leeftijd van 15 jaar is geassocieerd met een tweevoudig verhoogd risico. Meta-analyses van prospectieve observationele studies tonen een associatie aan tussen cannabisgebruik en het risico op schizofrenie, waarbij het de kans op psychose tot driemaal kan verhogen .
* **Zwangerschap/geboortecomplicaties:** Complicaties tijdens zwangerschap en geboorte verhogen het risico tweevoudig .
* **Migrant-status:** Migranten hebben een 3 tot 5 keer hoger risico. Dit verhoogde risico werd waargenomen bij personen die migreerden tussen de vroege jeugd en adolescentie, maar niet bij vroege volwassenen (19-29 jaar) .
#### 6.3 Onderhoudende factoren
* **Sociale en familiale effecten:** Ongewone gedachten en handelingen kunnen leiden tot kritische opmerkingen, en vice versa, wat een bidirectioneel effect creëert .
#### 6.4 Rol van middelengebruik
* Patiënten met schizofrenie hebben vaak een voorgeschiedenis van middelengebruik, en zoeken hierin soms toevlucht (dubbel-diagnose) .
* Veelgebruikte middelen zijn alcohol, amfetamine(-achtige stoffen), cannabis, cocaïne, hallucinogenen, opioïden en vluchtige stoffen .
* De invloed van middelen is complex en vaak associatief in plaats van causaal .
* **Predisponerend:** Bijvoorbeeld de rol van cannabis bij psychose-gevoeligheid op jonge leeftijd .
* **Uitlokkend:** Middelen kunnen het dopaminerg systeem beïnvloeden en de beloop van schizofrenie (episodes) beïnvloeden .
* **Onderhoudend:** Middelengebruik kan leiden tot ontrouw aan behandeling .
> **Tip:** Het begrijpen van het heterogene beloop van schizofrenie is cruciaal voor de klinische praktijk. De diverse uitkomsten, van volledig herstel tot de noodzaak van intensieve zorg, benadrukken het belang van gepersonaliseerde behandelplannen .
> **Tip:** De interactie tussen genetische aanleg en omgevingsfactoren is fundamenteel in het kwetsbaarheid-stressmodel. Een verhoogde genetische kwetsbaarheid betekent niet automatisch dat iemand schizofrenie zal ontwikkelen; blootstelling aan specifieke stressfactoren is vaak nodig om de aandoening te triggeren .
---
# Behandeling van schizofrenie en psychotische stoornissen
De behandeling van schizofrenie en andere psychotische stoornissen is een multidisciplinaire aanpak die gericht is op symptoomcontrole, verbetering van functioneren, en het bevorderen van herstel en kwaliteit van leven.
### 7.1 Historische evolutie van de psychosen-zorg
De zorg voor psychotische stoornissen heeft een evolutie doorgemaakt van residentieel verblijf naar rehabilitatie en community-based treatment. Aanvankelijk domineerde het residentieel verblijf, wat kon leiden tot "aangeleerde afhankelijkheid" en verlies van vaardigheden. De introductie van psychofarmaca, met name antipsychotica vanaf de jaren '50, maakte des-institutionalisatie mogelijk. De focus verschoof naar ambulante en aangepaste klinische behandeling, met meer nadruk op zorg in de familie en omgeving, woonmogelijkheden buiten instituten, en integratie in een arbeidscircuit. Tegenwoordig ligt de nadruk op community-based treatment en outreaching care .
### 7.2 Medicamenteuze behandeling
De medicamenteuze behandeling van schizofrenie is gebaseerd op het neurobiologische model dat een overschot aan dopamine in de mesolimbische baan associeert met positieve symptomen, en een tekort aan dopamine in de mesocorticale baan met negatieve en cognitieve symptomen .
#### 7.2.1 Typische antipsychotica
* **Doel:** Primair gericht op het bestrijden van positieve symptomen door blokkade van dopamine (D2) receptoren in de mesolimbische baan .
* **Werkingsmechanisme:** Remmen de dopamine-neurotransmissie .
* **Voorbeelden:** Haloperidol (Haldol®), Fluanxol®, Clopixol®, Orap® .
* **Bijwerkingen:**
* **Nigrostriatale baan blokkade (D2):** Kan leiden tot acute Extra Piramidaal Syndroom (EPS), wat reversibel is, of chronische Tardieve Dyskinesie (TD), wat niet reversibel is. Voorbeelden hiervan zijn akathisia, acute dystonia, en algemene extrapiramidale symptomen .
* **Frontale baan blokkade (D2):** Kan leiden tot een toename van negatieve, cognitieve en affectieve symptomen .
* **Effectiviteit:** Effectief op positieve symptomen, maar kan negatieve symptomen verergeren .
#### 7.2.2 Atypische antipsychotica
* **Ontdekking:** Ontstaan na de ontdekking van clozapine (Leponex®) in de jaren '70, dat effectiever bleek op zowel positieve als negatieve symptomen met minder neurologische bijwerkingen .
* **Werkingsmechanisme:** Combinatie van geringe dopamine-D2 blokkade en serotonine-2A (5-HT2A) receptor blokkade. Dit leidt tot verbetering van zowel positieve als negatieve symptomen .
* **Voordelen:** Leidt tot betere resocialisatie en heeft geen of zeer beperkte neurologische bijwerkingen .
* **Bijwerkingen:**
* **Metabool syndroom:** Toename lichaamsgewicht, buikomtrek, verhoging cholesterol, verhoging glycemie en risico op diabetes .
* **Hogere kostprijs:** .
* **Voorbeelden:** Risperidone (Risperdal®), Quetiapine (Seroquel®), Olanzapine (Zyprexa®). Paliperidone (Invega®) is een variant .
#### 7.2.3 Derde generatie antipsychotica (Aripiprazole)
* **Werkingsmechanisme:** Aripiprazole (Abilify®) is een partiële dopamine agonist. Bij een tekort aan dopamine in de frontale cortex werkt het als een agonist, en bij een teveel in de mesolimbische baan als een antagonist, doordat het een lagere affiniteit voor de receptor heeft dan endogene dopamine .
* **Portfolio:** Over het algemeen als "redelijk goed" beschouwd met acceptabele effectiviteit en bijwerkingen .
#### 7.2.4 Compliance en terugval
* **Probleem:** Non-compliance bij patiënten is een significant probleem door gebrek aan ziekte-inzicht, bijwerkingen, stigma en onvoldoende werking .
* **Gevolgen:** Hoge recidiefkans (80% herval binnen een jaar bij stopzetting medicatie). Goede behandeling reduceert dit tot 10% .
* **Stigma:** Kan optreden op het werk en bij het terugkeren naar werk, wat leidt tot negatieve misconcepties over patiënten .
* **Oplossingen voor non-compliance:**
* **Psycho-educatie:** Van patiënt en omgeving .
* **Farmacologische strategieën:** Langwerkende preparaten (LAI) of depot-medicatie, intramusculair toegediend, met effecten die variëren van 14 dagen tot 6 maanden .
* **Bijwerkingen (naast metabool syndroom):**
* **Sedatie:** Kan leiden tot verminderde deelname aan activiteiten, vermoeidheid, gebrek aan energie, en cognitieve beperkingen. Dit kan de belasting voor mantelzorgers verhogen .
* **Gewichtstoename:** .
#### 7.2.5 Belang van snelle behandeling
Het is cruciaal om snel te behandelen bij eerste-episode patiënten, omdat een kortere duur van onbehandelde ziekte (duration of untreated illness - DUI) geassocieerd is met lagere terugvalpercentages en een gunstiger ziekteverloop .
#### 7.2.6 Effectiviteit van medicatie op terugval
Meta-analyses tonen aan dat antipsychotica significant effectiever zijn dan placebo in het verminderen van terugval, ziekenhuisopnames, en uitval om diverse redenen .
> **Tip:** Het belang van therapietrouw en het aanpakken van non-compliance mag niet onderschat worden, aangezien dit direct invloed heeft op de prognose en het herstel van de patiënt.
### 7.3 Psychosociale behandeling
Psychosociale interventies zijn een essentieel onderdeel van de behandeling, met als doel symptoomcontrole, verbetering van functioneren en welzijn .
#### 7.3.1 Psycho-educatie
* **Definitie:** Educatie van de patiënt en diens omgeving over de ziekte met als doel de behandeling en rehabilitatie te verbeteren .
* **Methoden:** Aangepast aan de "leefwereld" van de patiënt, gebruikmakend van diverse tools zoals stripverhalen, apps (Happy App, Project Network), en podcasts .
* **Vormelijke kernpunt:** Shared-decision making en patiënt-centered care zijn cruciaal, waarbij zowel de expertise van de patiënt als die van de clinicus worden erkend. Dit leidt tot betere beslissingen, verbeterde gezondheidsuitkomsten en efficiëntere toewijzing van middelen .
#### 7.3.2 Inhoudelijke kernpunten
* **Risico op recurrence na remissie:** Het risico op symptoomrecidief na het stoppen van antipsychotische therapie bij patiënten met remissie is hoog .
* **Zorg op maat:** Psychosociale zorg moet aangepast zijn aan de individuele behoeften van de patiënt en kan een breed scala aan elementen omvatten, zoals beroepsopleiding en ondersteuning, geïntegreerde programma's voor middelengebruik, psycho-educatie voor patiënt en gezin, peer support, cognitieve gedragstherapie (CGT), training sociale vaardigheden, en therapietrouw- en terugvalpreventie .
* **Voorspellers van herstel:** Werkgelegenheid, zelfstandig wonen, sociale activiteit en therapietrouw zijn belangrijke voorspellers van herstel, gedefinieerd als een combinatie van langdurige symptomatische remissie, adequate kwaliteit van leven en functionele remissie .
### 7.4 Psychotherapie
Psychotherapie, zoals Cognitieve Gedragstherapie (CGT), kan worden ingezet als een middel-georiënteerde en oplossingsgerichte aanpak bij de behandeling van psychosen .
### 7.5 Begeleiding van families
Familiebegeleiding, met name psycho-educatieve benaderingen en multiple family groups, is belangrijk voor het ondersteunen van patiënten en het verminderen van de kans op terugval. Het benadrukt gezamenlijke inspanningen ("Iedereen doet zijn best om, samen met de patiënt, zorg te dragen...") en nodigt uit tot co-therapie .
### 7.6 Organisatie van de zorg
De organisatie van de zorg is gediversifieerd en breed, en omvat een spectrum aan ambulante en residentiële voorzieningen. Dit varieert van psychiatrische ziekenhuizen en afdelingen in algemene ziekenhuizen tot medische centra, centra voor geestelijke gezondheid, ambulante zorg, dagcentra, nacht-hospitaal, leefgemeenschappen, beschut wonen, en steungroepen. Het uiteindelijke doel is het herwinnen van gezondheid en welzijn door middel van behandeling (medicatie, psychosociale interventies), revalidatie (adaptieve vaardigheden verbeteren) en ondersteuning (huisvesting, tewerkstelling). Hierbij wordt rekening gehouden met de ziektelast, behandelingslast, en kosten en onbedoelde nadelige gevolgen zoals bijwerkingen en discriminatie .
---
# Forensische aspecten van schizofrenie
Dit onderdeel behandelt het verhoogde risico op geweldsdelicten bij patiënten met schizofrenie en de procedures rond gedwongen opname.
### 6.1 Risico op geweldsdelicten
Patiënten met schizofrenie vertonen een verhoogd risico op het plegen van geweldsdelicten. Dit risico wordt significant verhoogd onder specifieke omstandigheden [75](#page=75):
* Bij de aanwezigheid van een co-morbide persoonlijkheidsstoornis [75](#page=75).
* Bij non-compliance met medicatie en behandeling [75](#page=75).
* In geval van een dubbeldiagnose (co-existentie van schizofrenie met een andere psychische stoornis of middelengebruik) [75](#page=75).
De meest voorkomende slachtoffers van geweldsdelicten door patiënten met schizofrenie zijn personen uit de directe omgeving, zoals thuiswonende familieleden, moeders, vrienden en aanverwanten. Politie en hospitaalpersoneel (in het bijzonder verpleegkundigen) komen minder vaak voor als doelwit. Vreemden worden nog veel minder frequent slachtoffer [75](#page=75).
De timing van deze delicten is ook relevant. Een verhoogd risico op delicten wordt waargenomen voorafgaand aan een opname en in de eerste tien weken na ontslag uit behandeling [75](#page=75).
> **Tip:** Het is cruciaal om rekening te houden met deze risicofactoren en tijdsperiodes bij het managen van patiënten met schizofrenie, met name in de ambulante setting en na ontslag.
### 6.2 Procedure: gedwongen opname
De tekst specificeert de procedures rond gedwongen opname niet verder dan het benoemen als een forensisch aspect. Dit impliceert dat er specifieke wettelijke kaders en klinische procedures bestaan voor situaties waarin een gedwongen opname noodzakelijk is voor de veiligheid van de patiënt of de samenleving, vaak voortkomend uit gedrag gerelateerd aan de psychotische stoornis [75](#page=75).
* **Optioneel videomateriaal:** De film "Verloren Jaren" wordt als optioneel, niet-leerstof materiaal aangeduid en is toegevoegd aan het videomateriaal op UFORA. Dit kan casuïstiek of context bieden gerelateerd aan de forensische aspecten van psychotische stoornissen [76](#page=76).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Schizofrenie | Een complexe psychische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoringen in het denken, waarnemen, emoties en sociaal functioneren, met symptomen zoals wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd denken en negatieve symptomen. |
| Psychotische stoornis | Een bredere categorie van psychische aandoeningen die worden gekenmerkt door een verlies van contact met de realiteit, wat zich kan uiten in wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd denken. |
| Waan | Een persistente, foutieve overtuiging die niet vatbaar is voor logische redenering of bewijs dat ermee in tegenspraak is, en die niet past binnen de culturele of religieuze context van de persoon. |
| Hallucinatie | Een zintuiglijke waarneming die plaatsvindt in afwezigheid van een externe stimulus, waardoor de persoon dingen hoort, ziet, voelt, ruikt of proeft die er niet zijn. |
| Positieve symptomen | Symptomen van psychose die een toevoeging zijn aan het normale functioneren, zoals wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd denken en gedrag. |
| Negatieve symptomen | Symptomen van psychose die een verlies of vermindering van normale functies vertegenwoordigen, waaronder affectieve vervlakking, avolitie, alogie, anhedonie en asocialiteit. |
| Affectieve vervlakking | Een vermindering in de expressie van emoties via gezichtsuitdrukkingen, oogcontact, intonatie van de stem en gebaren, wat een minder levendige emotionele respons suggereert. |
| Avolitie | Een verlies van wilskracht of motivatie, resulterend in een afname van de hoeveelheid en het initiatief voor doelgerichte activiteiten, zoals persoonlijke hygiëne of sociale interacties. |
| Alogie | Een vermindering in de spraakproductie, gekenmerkt door korte, onvoldoende of inhoudelijk arme antwoorden, wat vaak wordt aangeduid als 'armoede van spraak'. |
| Anhedonie | Het verminderde vermogen om plezier te ervaren uit positieve stimuli of activiteiten die normaal gesproken als aangenaam worden ervaren, zoals hobby's of sociale contacten. |
| Katatonie | Een ernstige psychomotorische verstoring die kan optreden bij verschillende psychische aandoeningen, gekenmerkt door abnormale bewegingen, houdingen, gebrek aan reactie op de omgeving, of excessieve motorische activiteit. |
| Schizofreniforme stoornis | Een psychotische stoornis die vergelijkbaar is met schizofrenie, maar met een duur van de symptomen die minstens één maand maar korter dan zes maanden is. |
| Waanstoornis | Een psychische stoornis die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van één of meer wanen die minstens een maand duren, zonder dat de andere symptomen van schizofrenie aanwezig zijn en met een relatief normaal functioneren buiten de waan. |
| Antipsychotica | Medicijnen die worden gebruikt om de symptomen van psychose, zoals wanen en hallucinaties, te behandelen door de activiteit van neurotransmitters zoals dopamine in de hersenen te beïnvloeden. |
| Typische antipsychotica | Een oudere klasse van antipsychotica die voornamelijk gericht is op het blokkeren van dopamine D2-receptoren, effectief bij positieve symptomen maar met een hoger risico op neurologische bijwerkingen. |
| Atypische antipsychotica | Een nieuwere klasse van antipsychotica die naast dopamine ook andere neurotransmitters, zoals serotonine, beïnvloedt, wat kan leiden tot verbetering van zowel positieve als negatieve symptomen met minder neurologische bijwerkingen. |
| Dopamine | Een neurotransmitter in de hersenen die een rol speelt bij verschillende functies, waaronder stemming, motivatie en beloning. Onbalans in dopamine wordt geassocieerd met psychotische stoornissen. |
| Serotonine | Een neurotransmitter die betrokken is bij stemming, slaap en eetlust. Modulatie van serotonine speelt een rol bij de werking van atypische antipsychotica. |
| Neuroleptica | Een verouderde term voor antipsychotica, afgeleid van het Griekse 'neuron' (zenuw) en 'lepsis' (grijpen), wat de remmende werking op het zenuwstelsel benadrukt. |
| Extrapyramidale syndroom (EPS) | Een groep bewegingsstoornissen die optreden als bijwerking van typische antipsychotica, waaronder parkinsonisme, akathisie en dystonie. |
| Tardieve dyskinesie (TD) | Een ernstige en vaak onomkeerbare bewegingsstoornis die kan optreden bij langdurig gebruik van typische antipsychotica, gekenmerkt door onwillekeurige, repeterende bewegingen, vaak van het gezicht en de tong. |
| Psycho-educatie | Educatie van een patiënt en diens naasten over de ziekte, de behandeling en copingstrategieën, met als doel het bevorderen van therapietrouw, zelfmanagement en de algehele kwaliteit van leven. |
| Compliance | De mate waarin een patiënt de voorgeschreven medicatie en behandeling volgt zoals bedoeld door de zorgverlener. |
| Recidief (terugval) | Het opnieuw optreden van symptomen van een ziekte na een periode van remissie of verbetering, wat frequent voorkomt bij schizofrenie zonder adequate behandeling. |
| Epidemiologie | De studie van de distributie en determinanten van gezondheidstoestanden en ziekten in specifieke populaties, inclusief prevalentie, incidentie en mortaliteit. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten en aandoeningen. |
| Neurobiologisch model | Een theoretisch kader dat psychische stoornissen verklaart op basis van veranderingen in hersenstructuur, hersenfunctie en neurochemie. |
| Lobotomie | Een chirurgische ingreep waarbij delen van de frontale kwab van de hersenen worden verwijderd of doorgesneden, vroeger toegepast bij ernstige psychische aandoeningen met vaak desastreuze gevolgen. |
| Elektroshocktherapie (ECT) | Een medische behandeling waarbij elektrische stroom door de hersenen wordt gestuurd om een korte epileptische aanval op te wekken, die therapeutisch kan zijn bij bepaalde psychiatrische aandoeningen. |