Cover
Comença ara de franc Stuvia-9614608-samenvatting-europese-en-belgische-privaatrechtsgeschiedenis-deel-extern-recht.pdf
Summary
# De evolutie van rechtsbronnen en procedures in de Romeinse periode
Dit topic behandelt de ontwikkeling van het Romeinse recht, van primitieve rechtsbronnen zoals gewoonte tot de wet der 12 tafelen en de evolutie van procedures zoals de leges actio en de formulaprocedure, met aandacht voor de rol van instellingen als de Senaat en magistraten [8](#page=8).
### 1.1 De oude Romeinse periode (753 v.Chr. - 250 v.Chr.)
#### 1.1.1 Kenmerken van de maatschappij en instellingen
* Rome was in deze periode een stadstaat die uitgroeide tot heerser over een groot deel van Italië, hoewel archeologisch onderzoek suggereert dat de stichting mogelijk later was dan 753 v.Chr [8](#page=8).
* De maatschappij was primitief, gedomineerd door de **familia**, die niet alleen de familieleden omvatte, maar ook de boerderij en de bijbehorende goederen [8](#page=8).
* De **pater familias** had absolute macht over de familia, inclusief het recht op leven en dood over zijn kinderen [8](#page=8).
* Schulden konden leiden tot zeer strenge procedures, waaronder de mogelijkheid voor de schuldeiser om de schuldenaar te doden of te verkopen over de Tiber als de schuld niet binnen een bepaalde termijn werd voldaan [8](#page=8).
* In geval van meerdere schuldeisers mocht het lijk van de schuldenaar worden opgedeeld [9](#page=9).
#### 1.1.2 Instellingen
* **Koningstijd (tot 510 v.Chr.):**
* De koning was de absolute machthebber, met wetgevende, militaire, religieuze en rechterlijke bevoegdheden [9](#page=9).
* Er waren drie standen: patriciërs (grootgrondbezitters), plebejers (onafhankelijke burgers) en cliëntes (afhankelijk van patriciërs voor bescherming) [9](#page=9).
* Slaven werden als zaken beschouwd en hadden geen rechten [9](#page=9).
* **Republiek:**
* Er was strijd tussen patriciërs en plebejers om meer macht [9](#page=9).
* De **Senaat** kreeg de macht in handen na de koningstijd [9](#page=9).
* **Volksvergaderingen (3 Comitia en Concilium Plebis):** Deze maakten wetten, maar de magistraten bepaalden wanneer ze samenkwamen en welke onderwerpen aan bod kwamen, wat de democratische aard beperkte. Stemrecht werd beïnvloed door rijkdom [9](#page=9).
* **Magistraten:**
* Gekozen overheidspersonen die dagelijkse taken uitvoerden [10](#page=10).
* Functies waren beperkt in duur (meestal 1 jaar) en er was collegialiteit om machtsmisbruik te voorkomen [10](#page=10).
* Belangrijke magistraten waren:
* **Priester:** Aanvankelijk ook belast met juridische taken [10](#page=10).
* **Consul:** Opvolger van de koning, met religieuze en militaire macht [10](#page=10) [2](#page=2).
* **Praetor:** Verantwoordelijk voor het recht, maar geen rechter [10](#page=10).
* **Censor (5 jaar):** Toezicht op moraal en benoeming/verwijdering van senatoren [10](#page=10).
* **Aediel:** Marktmagistraat, verantwoordelijk voor de markt en koopcontracten [10](#page=10).
* **Quaestor:** Financieel beheer [10](#page=10).
* **Volkstribuun:** Beschermde plebejers tegen patricische macht met vetorecht [10](#page=10).
#### 1.1.3 Primitieve rechtsbronnen
* **Gewoonte:** De belangrijkste rechtsbron in het begin [11](#page=11).
* **Wetgeving:**
* **Wet der 12 Tafelen:** Een vroege codificatie, ontstaan uit de behoefte aan duidelijkheid na conflicten tussen patriciërs en plebejers. De inhoud was primitief [11](#page=11).
* **Leges/Lex:** Wetten gemaakt door de Comitia [11](#page=11).
* **Plebiscitum:** Wetten gemaakt door de Concilium Plebis [11](#page=11).
* **Lex Hortensia (287 v.Chr.):** Stelde plebiscita gelijk met leges, wat een overwinning was voor de plebejers, hoewel de Senaat (met patriciërs) de werkelijke macht behield [11](#page=11).
* **Lex Aquilia (286 v.Chr.):** Belangrijke wet inzake onrechtmatige daad [11](#page=11).
* **Rechtsleer:** Rol van juristen begon zich te ontwikkelen.
#### 1.1.4 Primitieve procedure
* **Eigenrichting/Wraak:** Aanvankelijk de norm, leidend tot eindeloze vetes [11](#page=11).
* **Godsoordeel:** Een primitieve methode om schuldigen te vinden [11](#page=11).
* **Leges Actio:** Een rituele en formele procedure met specifieke gebaren en woorden die nauwkeurig gevolgd moesten worden om een proces te starten [11](#page=11).
* De procedure begon bij de praetor op de markt [11](#page=11).
* De praetor wees een rechter aan [12](#page=12).
* Het proces bestond uit twee fasen: de fase voor de praetor (in iure) en de fase voor de rechter (apud iudicem) [12](#page=12).
* De **actio** was hierbij de formele handeling om het proces te starten [12](#page=12).
### 1.2 De voor-klassieke periode (250 v.Chr. - ca. 0)
#### 1.2.1 Kenmerken van de maatschappij en instellingen
* Rome groeide uit tot een wereldrijk rond de Middellandse Zee, wat leidde tot aanpassingen in de instellingen [12](#page=12).
* Er ontstond een onderscheid tussen Italië en de provincies [12](#page=12).
* **Instellingen aangepast:**
* **Preator:** Er kwam een tweede praetor (preator peregrinus, 242 v.Chr.) die zich bezighield met geschillen tussen vreemdelingen en Romeinen, en met geschillen tussen vreemdelingen onderling. De oorspronkelijke praetor (preator urbanus) behandelde geschillen tussen Romeinen [12](#page=12).
* De rest van Italië werd gelijkgesteld aan Rome [12](#page=12).
* **Provinciegouverneurs:** Stuurden vanuit Rome om provincies te besturen [13](#page=13).
* Bepaalde instellingen, zoals de volksvergadering en de censor, werden minder effectief [13](#page=13).
#### 1.2.2 Rechtsbronnen
* **Gewoonte:** Werd minder belangrijk omdat deze niet paste bij de dynamische samenleving [13](#page=13).
* **Wetgeving:** De volksvergadering kon moeilijk functioneren, waardoor de wetgeving afnam [13](#page=13).
* **Magistratenrecht (Praetorisch recht):** De **praetor** werd de centrale figuur voor rechtsontwikkeling. Hij gaf **actio**'s (rechtsmiddelen) toe of weigerde deze, waarbij hij rekening kon houden met uitzonderingen (exceptio) en soms zelfs tegen de wet of gewoonte inging om aan de behoeften van de bevolking tegemoet te komen en stemmen te winnen [13](#page=13).
* De praetor vaardigde een **edict** uit waarin hij aangaf welke actio's en excepties hij zou toestaan [14](#page=14).
* Dit leidde tot een onderscheid tussen **ius civile** (oude Romeins recht) en **ius honorarium** (recht gemaakt door de praetor) [14](#page=14).
* Ook ontstond het onderscheid tussen **ius civile** (recht voor Romeinen) en **ius gentium** (recht voor alle volkeren, toegepast bij geschillen tussen mensen van verschillende afkomst) [14](#page=14).
* Nieuwe actio's werden gecreëerd via analogie (actiones utiles), fictie (actiones ficticae) en gebaseerd op feiten (actiones in factum) [14](#page=14).
* **Rechtsleer (Jurisprudentie):** Juristen (jurisprudens) adviseerden de praetor en droegen zo bij aan de rechtsvorming [14](#page=14).
#### 1.2.3 De formulaprocedure
* De **formulaprocedure** verving geleidelijk de leges actio, met name voor Romeinen onderling en voor geschillen waarbij vreemdelingen betrokken waren (ius gentium) [15](#page=15).
* De **formula** was een geschreven instructie van de praetor aan de rechter [15](#page=15).
* Het proces kende twee fasen:
* **Fase voor de praetor (in iure):** De eiser vroeg een actio. De verweerder kon verweer voeren, een exceptio vragen, toegeven, of niet reageren [15](#page=15).
* **Fase voor de rechter (apud iudicem):** De rechter, een privépersoon, moest de instructies in de formula volgen [16](#page=16).
* **Litis contestatio:** Akkoord over de formula en de aan te wijzen rechter, waarna de zaak definitief was en geen nieuwe actio voor hetzelfde geschil kon worden ingesteld (exceptio rei iudicatae, non bis in idem) [16](#page=16).
* Veroordeling was vrijwel altijd tot een geldsom, geen prestatie in natura (behalve bij noxale acties) [16](#page=16).
* Bij niet-vrijwillige uitvoering van het vonnis kon men via de actio iudicati opnieuw naar de praetor stappen om beslag op goederen te verkrijgen [16](#page=16).
### 1.3 De klassieke periode (0 - 250 n.Chr.)
* Het Romeinse recht bereikte een hoogtepunt en was nauw verbonden met de geschiedenis van het uitdijende Romeinse rijk [16](#page=16).
---
# De invloed van het Ius Commune en de opkomst van nationale wetgeving
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de invloed van het Ius Commune en de opkomst van nationale wetgeving, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2. De invloed van het Ius Commune en de opkomst van nationale wetgeving
Dit topic belicht de periode van het Ius Commune, de herontdekking van het Corpus Iuris Civilis, de opkomst van universiteiten, en de daaropvolgende overgang naar nationale wetgeving, mede beïnvloed door de Verlichting en de codificatiebeweging.
### 2.1 De periode van het Ius Commune
De periode van het Ius Commune, die grofweg van het einde van de 11e eeuw tot 1800 duurde, kenmerkte zich door de ontwikkeling van een gemeenschappelijk juridisch systeem in de Westerse christenheid. Dit gemeenschappelijk recht was gebaseerd op het Romeinse recht van Justinianus, ook wel bekend als het Corpus Iuris Civilis (CIC) [27](#page=27) [30](#page=30).
#### 2.1.1 Herontdekking en universiteiten
Na eeuwen van relatieve vergetelheid in West-Europa, werd het Corpus Iuris Civilis rond 1100 herontdekt. Deze herontdekking viel samen met een periode van maatschappelijke veranderingen, waaronder een stijging van de landbouwproductiviteit en een groei van handel en nijverheid, wat leidde tot een complexere samenleving die behoefte had aan geavanceerder recht. De herontdekking van de *volledige* CIC, met name de Digesten, vereiste echter gespecialiseerde kennis. Dit leidde tot de opkomst van universiteiten, waar het Romeinse recht systematisch werd bestudeerd en onderwezen. Universiteiten waren in deze periode internationaal georiënteerd, met lessen in het Latijn en een gemeenschappelijke handboek (de CIC), waardoor studenten zich vrij konden verplaatsen [27](#page=27) [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.1.2 De methoden van het Ius Commune
Binnen het Ius Commune ontwikkelden zich verschillende scholen en methoden om het Romeinse recht te bestuderen en toe te passen:
* **De Glossatoren (1100-1250):** Deze school kenmerkte zich door het schrijven van gloses (uitleg van woorden of zinnen) bij de teksten van het CIC. Hun methode was gebaseerd op de scholastiek, waarbij men uitging van de onfeilbaarheid van het gezaghebbende boek (de CIC). Ze losten onduidelijkheden op door uitleg of door parallelle passages te raadplegen, en interne tegenstrijdigheden werden aangepakt met behulp van *distincties* (onderscheiden van betekenissen). De Standardglosse van Accursius bracht veel van hun werk samen. Een beperking van de glossatoren was hun wereldvreemde en weinig praktische benadering [32](#page=32) [33](#page=33).
* **De Commentatoren (1250-1500):** Deze school bouwde voort op de glossatoren, maar richtte zich meer op de praktische toepassing van het recht in hun eigen tijd. Ze bestudeerden niet alleen het CIC, maar ook niet-Romeins recht, en pasten Romeinse juridische technieken hierop toe. Het lokale gewoonterecht kreeg meer gewicht, hoewel het CIC nog steeds als subsidiair werd beschouwd. Nieuwe theorieën, zoals de statutenleer (locus regit actum, lex patriae, lex loci rei sitae), werden ontwikkeld om conflicten tussen verschillende rechtsstelsels op te lossen. Adviezen (*consilia*) van geleerde juristen werden een belangrijke juridische literatuurvorm. Bartolus was een sleutelfiguur uit deze periode, wiens werk als gezaghebbend werd beschouwd [33](#page=33) [34](#page=34).
* **De Humanisten (1500-1600):** Deze stroming streefde naar een terugkeer naar het authentieke, zuivere Romeinse recht, ontdaan van middeleeuwse toevoegingen. Ze gebruikten taalkundige en historische methoden om de CIC te reconstrueren, wat leidde tot een betere kennis van het Romeinse recht, maar ook tot een relativering van de CIC als een product van zijn tijd. Hun onderwijs was grondig hervormd, maar werd als veeleisend en weinig praktisch ervaren door studenten. Ze beschouwden zowel het Romeinse recht als het gewoonterecht als niet perfect, wat de weg vrijmaakte voor nieuwe juridische denkwijzen. De *mos gallicus* (Franse methode) kenmerkte het humanisme [35](#page=35).
* **Romano-canoniek recht:** Dit ontstond uit de erfenis van het Romeinse Rijk binnen de Kerk. Gratianus stelde het *Decretum Gratiani* (ca. 1140) samen, een gezaghebbende tekst van kerkelijk recht gebaseerd op Romeinse methoden. Pauselijke wetgeving (*decretalen*) werd later verzameld, met de *Liber Extra* als belangrijke mijlpaal. Het Romano-canoniek recht en het Romeinse recht beïnvloedden elkaar wederzijds en werden beide aan universiteiten bestudeerd, wat leidde tot een gemeenschappelijke juridische methodiek [36](#page=36).
#### 2.1.3 Verspreiding en weerstand
Het Ius Commune verspreidde zich over Europa, waarbij gebieden met een bestaand Romeins recht de overstap naar het Ius Commune als een *upgrade* zagen, terwijl gebieden met Germaans gewoonterecht een nieuw systeem adopteerden. De verspreiding was niet uniform [37](#page=37):
* **Mediterrane wereld (Italië, Zuid-Frankrijk, Spanje, Portugal):** Hier domineerde het Ius Commune vanaf het begin [37](#page=37).
* **Gebieden met Germaans gewoonterecht:**
* **Receptie van Romeins recht:** Landen zoals het Duitse Rijk (na 1495), Schotland en de Verenigde Provincies namen het Ius Commune in grote mate over, waardoor het bestaande recht op de achtergrond raakte. In het Heilige Roomse Rijk speelde het Rijkskamergerecht een rol in de acceptatie van het Ius Commune als gemeenschappelijk recht boven het lokale gewoonterecht [37](#page=37).
* **Gewoonterecht bleef standhouden:** In Noord-Frankrijk, de Zuidelijke Nederlanden en later Zwitserland en Engeland behielden lokale gewoonten een sterkere positie, hoewel ze vaak werden beïnvloed door het Romeinse recht. In Noord-Frankrijk werd Romeins recht alleen toegepast als lokale gewoonten tekortschoten, en het Parlement van Parijs verbood aanvankelijk het citeren van Romeins recht [37](#page=37).
Ondanks het succes van het Ius Commune, was er ook weerstand. Gewoonterecht was vaak volksgebonden en beter afgestemd op de lokale gemeenschap dan het exclusieve, intellectuele Ius Commune [38-39](#page=38-39). Gewoonterecht probeerde op eigen kracht te verbeteren en te professionaliseren, hoewel het te maken had met problemen van verbrokkeling, een primitief karakter en mondelinge overlevering [40-41](#page=40-41). Privé- en later officiële optekeningen van gewoonten werden een poging tot formalisering [41-42](#page=41-42).
### 2.2 De Verlichting en de opkomst van nationale wetgeving
De Verlichting (ca. 1800) markeerde een fundamentele breuk met het verleden, waarbij rede en menselijk verstand centraal kwamen te staan. Dit leidde tot een kritische houding ten opzichte van bestaande maatschappelijke en juridische structuren, zoals privileges en absolute monarchieën [50](#page=50).
#### 2.2.1 De rol van de rede en vernieuwing
De Verlichting bracht een nieuw concept van recht voort: het *vernunftrecht*. Recht werd niet langer primair gezien als iets dat bestond of uit traditie voortkwam, maar als een instrument van sociale verandering, gebaseerd op logisch redeneren en het menselijk verstand. Het idee van een universeel recht, dat overal en voor iedereen toepasbaar zou zijn, werd dominant [50](#page=50).
* **Natuurrecht:** Hoewel het idee van natuurrecht al langer bestond, kreeg het tijdens de Verlichting een meer concreet karakter, voortvloeiend uit de menselijke natuur en het rationele denken. De Spaanse neo-scholastiek en Hugo de Groot speelden een rol in de ontwikkeling van dit natuurrecht, waarbij principes werden afgeleid uit de rede en de natuurlijke orde [52-53](#page=52-53) [52](#page=52).
* **Vernunftrecht:** Dit recht, gebaseerd op logisch redeneren, werd geleidelijk losgekoppeld van religieuze grondslagen. Figuren als Pufendorf en Wolff legden de nadruk op systematisch en quasi-mathematisch denken. Het vernunftrecht beoogde een logische en gestructureerde opbouw van het recht, vaak analoog aan wiskundige principes. Hoewel het vernunftrecht zich onderscheidde van het Ius Commune door zijn systematiek en achtergrond, bleef de inhoud vaak aansluiten bij het bestaande Romeinse recht [54](#page=54).
#### 2.2.2 Codificatie als techniek
De Verlichting bracht ook de techniek van *codificatie* met zich mee. Codificatie, het opstellen van eenomvattend, systematisch en uitputtend wetboek voor een heel rechtsgebied, werd gezien als de methode om het nieuwe, rationele recht door te voeren en rechtszekerheid te garanderen. Dit stond in contrast met de oude gewoonten en het versnipperde Ius Commune [55](#page=55).
##### 2.2.2.1 Voorlopers van de codificatie
* **Wetgeving voor ca. 1800:** Hoewel er in de periode voor de Verlichting al sprake was van wetgeving (bv. pauselijke decretalen, koninklijke ordonnanties), was deze vaak lokaal, gericht op ordehandhaving, of niet al te hoogstaand. Uitzonderingen waren er in Scandinavië, Engeland en Sicilië. De Franse koninklijke ordonnanties van de 17e eeuw, zoals die van Colbert, begonnen meer omvattende wetgeving te introduceren, met name gericht op handel en procedure, maar een algemeen burgerlijk wetboek ontbrak nog [51-52](#page=51-52) [51](#page=51).
* **De Franse Revolutie en Napoleon:** De Franse Revolutie creëerde de politieke ruimte voor codificatie door de oude structuren (adel, monarchie) te ontmantelen. Na diverse mislukte pogingen tijdens de revolutie, zorgde Napoleon voor de politieke stabiliteit die nodig was voor de totstandkoming van de *Code Civil* (ook wel Code Napoleon genoemd), die in 1804 in werking trad [55](#page=55) [56](#page=56).
##### 2.2.2.2 De Code Civil van Napoleon
De Code Civil was een monumentale prestatie, die voortbouwde op zowel revolutionair recht als op het pre-revolutionaire recht (Ius Commune, gewoonterecht van Parijs, Franse ordonnanties) [57-58](#page=57-58). Napoleon speelde een actieve rol in de totstandkoming, waarbij hij politieke druk uitoefende en zelfs ingreep in specifieke bepalingen, zoals de echtscheiding [57](#page=57).
* **Invloed in Frankrijk en België:** De Code Civil droeg bij aan de eenmaking van Frankrijk en fungeerde als een stabiliserende kracht. Voor België, dat vanaf 1795 deel uitmaakte van Frankrijk, betekende de invoering van de Code Civil de eenmaking van het recht, zij het door oplegging van vreemd recht. Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 bleef België, ironisch genoeg, Franse wetboeken toepassen, terwijl Nederland eigen wetboeken ontwikkelde [58-59](#page=58-59). Pogingen tot een eigen Belgisch wetboek mislukten lange tijd, deels door politieke en ideologische tegenstellingen [59-61](#page=59-61) [58](#page=58).
* **Wereldwijde impact:** De Code Civil had een immense invloed, niet alleen in Europa, maar ook in de koloniën van Europese landen en in staten als Louisiana en Quebec in de VS. Ondanks gebreken in de tekst zelf (verwarrende terminologie, onduidelijkheden, achterhaalde concepten), was het succes te danken aan de relatieve vooruitgang ten opzichte van lokaal gewoonterecht, de militaire macht van Napoleon, en de "There is no alternative" (TINA) factor [62-63](#page=62-63) [62](#page=62).
#### 2.2.3 De opkomst van nationale wetgeving
Het einde van het Ius Commune en de idealen van de Verlichting stimuleerden de ontwikkeling van nationale wetgevingen in de 19e eeuw, mede gedreven door nationalisme. Dit leidde tot een "verkaveling" van het recht in Europa en de wereld [66](#page=66).
* **Frankrijk als model:** De Franse codificaties dienden als voorbeeld voor andere landen die nationalisme omarmden en eigen wetboeken wilden [66](#page=66).
* **Engeland:** Engeland nam niet deel aan de codificatiebeweging en behield zijn Common Law en rechtersrecht [66](#page=66).
* **Duitsland:** Duitsland kende een langdurige band met het Ius Commune. De *Kodifikationsstreit* tussen Thibaut (voorstander van codificatie) en Savigny (voorstander van het historisch gegroeide recht) toonde de verdeeldheid. De historische school van Savigny, die recht zag als een product van de *volksgeist* en de geschiedenis, had grote invloed, hoewel zijn eigen werk uiteindelijk Romeins recht als basis nam en systematisch was [67-68](#page=67-68). De *Pandektisten* ontwikkelden een hoogstaand, abstract juridisch systeem (*Begriffsjurisprudenz*), dat de basis vormde voor het latere Duitse Burgerlijk Wetboek (BGB). Het BGB, voltooid in 1900, werd geprezen om zijn wetenschappelijke kwaliteit, maar bekritiseerd om zijn gebrek aan democratische toegankelijkheid en zijn formalisme [73-74](#page=73-74) [67](#page=67) [68](#page=68).
De opkomst van nationale wetgeving betekende in veel gevallen het verdwijnen van het Ius Commune en het lokale gewoonterecht, en paradoxaal genoeg ook van het universele vernunftrecht, aangezien recht niet puur logisch, maar cultureel en nationaal bepaald bleek [63](#page=63).
---
# De juridische systemen van Engeland en de Verenigde Staten
Het juridische landschap van Engeland en de Verenigde Staten vertoont een unieke ontwikkeling die sterk afwijkt van het continentale recht, mede door de invloed van het common law en de evolutie van diverse juridische stromingen in de VS.
## 3. De juridische systemen van Engeland en de Verenigde Staten
### 3.1 De oorsprong en ontwikkeling van het Engelse common law
Het Engelse recht, ook wel common law genoemd, kent meerdere betekenissen. Traditioneel werd aangenomen dat het Engelse recht in isolatie van Europa was ontstaan, maar dit beeld is achterhaald. De basis ligt in het feodale en costumiere recht uit Normandië, na de verovering van Engeland door de Normandiërs in 1066 (#page=46, 47). Willem de Veroveraar centraliseerde de macht en introduceerde de *Curia Regis*, een centrale koninklijke rechtbank. Deze rechtbank gebruikte het recht van de Normandische baronnen, wat de basis vormde voor het Engelse common law. De ontwikkeling werd aanvankelijk gestuurd door *writs* (bevelbrieven van de koning), maar vanaf de 13e eeuw, toen de koning geen nieuwe writs meer kon uitvaardigen, nam het precedentenrecht (rechtspraak) de stuwende kracht over. De taal van de rechtspraak was aanvankelijk *law french* [46](#page=46) [47](#page=47).
Ondanks de Engelse isolatie, had het *ius commune* (Romeins recht) wel degelijk invloed op het Engelse common law. Vroege auteurs zoals Vaccarius, Glanvill en Bracton gebruikten terminologie en structuren van het *ius commune*. Een tweede kanaal van invloed was het onderwijs aan de *Inns of Court*, die ontstonden als onderwijsinstellingen naast Oxford en Cambridge en waar het *ius commune* werd onderwezen [47](#page=47).
#### 3.1.1 De ontwikkeling van equity
Naast het common law ontstond in de 13e eeuw ook *equity*. Dit kwam voort uit de noodzaak om nieuwe problemen op te lossen die niet onder de bestaande writs vielen. De koning delegeerde deze taken aan zijn kanselier, die het *ius commune* kende en recht sprak naar billijkheid. Dit leidde tot een concurrerend systeem van rechtbanken: de common law rechtbanken en de *Chancery* (ontwikkeld op basis van het *ius commune*) [48](#page=48).
#### 3.1.2 Andere continentale invloeden op het Engelse recht
Naast het *ius commune* hadden ook het canoniek recht, speciale hoven zoals de Admiralty, en continentale auteurs zoals Pothier invloed op het Engelse rechtssysteem [48](#page=48).
#### 3.1.3 Het Engelse rechtssysteem in vergelijking met Europa
Engeland kende geen systeem van beroep; men kon niet in beroep gaan bij een hogere rechtbank. Dit staat in contrast met het continentale Europa, waar centralisering leidde tot beroepsinstanties zoals het Parlement van Parijs. Engeland week ook af op het gebied van professionalisering van rechters; deze waren geen universitaire juristen, maar leerden het vak in de *Inns of Court*. Dit leidde tot een kloof met de gewone bevolking [49](#page=49).
### 3.2 De evolutie van het Amerikaanse recht
Na de Amerikaanse revolutie groeide het Amerikaanse recht weg van het Engelse recht, waarbij de VS een eigen, originele weg insloeg. Verschillen bestonden al vóór de revolutie, maar na de onafhankelijkheid ontwikkelden zich verschillende juridische stromingen [82](#page=82):
#### 3.2.1 Legal instrumentalism (1776 – 1865)
Deze stroming zag recht als een instrument voor economische vooruitgang. Het jonge land moest groeien en economische groei bevorderen, waarbij rechtsregels die dit belemmerden, werden afgeschaft. De "frontier" (de grens van de beschaving) speelde hierin een rol, waarbij het recht diende voor de ontwikkeling van het westen [82](#page=82).
#### 3.2.2 Legal formalism (1865 – jaren 1930)
Tijdens deze periode veranderden de opvattingen over recht. Men ging ervan uit dat recht uit universele waarheden bestond die door logisch redeneren konden worden gevonden. Dit bevroor het recht en vertoonde gelijkenissen met de heersende sociale dynamiek van sociale ongelijkheid. Kritiek kwam van auteurs als Oliver Wendell Holmes Jr., die stelde dat recht voortkwam uit ervaringen in plaats van logica, en Roscoe Pound met zijn *sociological jurisprudence*, die benadrukte dat rechters de sociale gevolgen van hun beslissingen moesten overwegen. Brandeis introduceerde de *Brandeis brief*, die pleitte voor het gebruik van sociale argumenten naast juridische. De stroming van *legal realism* stelde dat rechterlijke beslissingen niet primair door rechtsregels, maar door de vooroordelen en persoonlijkheid van de rechter werden bepaald. Desondanks brak de kritiek op *legal formalism* niet direct door, mede door de conservatieve samenstelling van het Hooggerechtshof [82](#page=82).
#### 3.2.3 Legal liberalism (jaren 1930 – jaren 1960/1970)
Onder president Roosevelt brak *legal liberalism* door. Dit benadrukte dat recht moest streven naar sociale rechtvaardigheid. De wetgever kreeg een rol bij het creëren van nieuwe, sociaal rechtvaardige wetten, en er was sprake van *judicial activism*, waarbij oude wetten die in strijd waren met sociale rechtvaardigheid ongeldig werden verklaard, zoals in *Brown v. Board of Education* [83](#page=83).
#### 3.2.4 Kritiek op legal liberalism en opkomst van originalism
Vanaf de jaren 1970 ontstond er kritiek op *legal liberalism* vanuit zowel rechts als links. Rechts ontstond de stroming van *originalism*, die de grondwet interpreteert in het licht van de 18e-eeuwse context, met twee varianten: *original intent* (Renquist) en *original meaning* (Scalia). Ook *law & economics* (Posner) analyseerde recht vanuit een economisch perspectief (*homo economicus*). Vanuit links ontstonden de *Critical legal studies* (marxistische kijk) en *Legal feminism* (law & gender). Hoewel *originalism* grote invloed had, duurde het even voordat het een meerderheid verkreeg in het Hooggerechtshof, mede door de benoeming van conservatieve rechters door Trump [83](#page=83).
#### 3.2.5 Voorbeelden van veranderingen in het Amerikaanse recht
* **Busing**: Verplichte busplannen (*mandatory busing plans*) werden geïntroduceerd als gevolg van *legal realism* om rassenverhoudingen in scholen gelijk te stellen, maar werden in 2007 afgeschaft [83](#page=83).
* **Abortus**: De uitspraak *Roe v. Wade* legaliseerde abortus, maar de kwestie bleef politiek beladen. Met de benoeming van *originalists* door Trump werd *Roe v. Wade* in 2022 in *Dobbs v. Jackson Women’s Health Organization* ongedaan gemaakt, waardoor abortusverboden grondwettelijk werden [84](#page=84).
### 3.3 Invloed van het Amerikaanse recht op Europa
Amerikaanse juridische opvattingen, zoals de *case method*, hebben niet altijd grote invloed gehad in Europa. Dit komt door fundamenteel andere opvattingen over recht (in Amerika is recht een politiek gegeven, in Europa staat het erboven) en een meer democratisch rechtsonderwijs in Europa [84](#page=84).
#### 3.3.1 Gebreken van het Amerikaanse rechtssysteem
Ondanks zijn vernieuwende karakter, kent het Amerikaanse rechtssysteem gebreken, waaronder weinig systematisch onderwijs (soms via de socratische methode), inefficiëntie, een nadruk op pleiten, en een grote politieke invloed. De toekomst van het Amerikaanse recht lijkt te wijzen op een terugkeer naar instrumenteel recht dat de grillen van machthebbers dient [84](#page=84).
---
# De juridische hervormingen en de toekomst van het recht in Europa
Dit topic verkent de diepgaande transformaties van het recht in Europa gedurende de 20e eeuw, inclusief de impact van wereldoorlogen, de opkomst van Europese wetgeving en de uitdagingen van digitalisering, met een focus op de evolutie van het Belgische recht en codificatiepogingen [77](#page=77).
### 4.1 De juridische impact van de 20e eeuw
#### 4.1.1 De verstarring van het recht na de wereldoorlogen
De 20e eeuw werd getekend door twee wereldoorlogen, die Europa in grote mate als een zelfmoord en burgeroorlog beschouwden. Dit leidde tot een "uitgeblust" rechtssysteem, gekenmerkt door continuïteit met de vorige periode en een technische, regeltoepassende benadering. De populariteit van rechtenstudies, vooral vanaf de jaren '60, leidde tot een grote instroom van studenten, wat resulteerde in een bemoeilijking van de toegang tot juridische beroepen en een verstarring van de opleidingen, zoals blijkt uit het balie-examen [77](#page=77).
#### 4.1.2 Explosie van wetgeving en rechtspraak
Ondanks de verstarring veranderde het recht in de 20e eeuw snel, met een explosie van wetgeving en rechtspraak. Wetgeving werd gezien als een middel voor "social engineering" om de samenleving bij te sturen. De toename van rechtspraak was het gevolg van mondigere burgers die niet alles zomaar accepteerden. Deze overvloed aan regels en jurisprudentie maakte het moeilijk om overzicht te behouden en liet weinig ruimte voor creatieve rechtsleer die over de toekomst nadacht. Nieuwe rechtsdomeinen en de doordringing van publiekrecht in privaatrecht, onder invloed van internationale teksten en mensenrechten, veranderden het landschap [78](#page=78).
#### 4.1.3 Nationale codificatiepogingen: Frankrijk en Duitsland
* **Frankrijk:** Hoewel er vanaf het einde van de 19e eeuw werd aangedrongen op een nieuw burgerlijk wetboek, kwam dit er niet. Na de Tweede Wereldoorlog vonden er wel ingrijpende veranderingen plaats in het familierecht, met name door Carbonier, die de teksten in de taal van Napoleon behield, wat een teken was van achterwaarts kijken [78](#page=78).
* **Duitsland:** In 1900 trad het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) in werking, gebaseerd op Romeins recht. Dit wetboek was niet populair bij de bevolking, en de nazi's verzetten zich ertegen, pleitend voor Germaans recht. Onder Hitler werd geprobeerd een "Volksgesetzbuch" te ontwerpen, gebaseerd op het "simpele redeneren van de gewone mens", maar dit mislukte. Na WOII keerde West-Duitsland terug naar het BGB, terwijl Oost-Duitsland nieuwe wetboeken invoerde. Na de hereniging in 1990 verkreeg het BGB opnieuw aanzien en werd een nieuw wetboek onbespreekbaar. Duitsland verloor in de 20e eeuw zijn leiderschap in het recht aan de VS, mede door het BGB en het verlies van moreel gezag na de jodenvervolging [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 4.1.4 De Belgische situatie: Henri de Page
In België was de situatie nog nijpender. Henri de Page, een student rechten die de Eerste Wereldoorlog meemaakte, pleitte voor een "gouvernement de juges" en sociologisch rechtspositivisme, waarbij het recht door rechters gevormd moest worden door de maatschappelijke werkelijkheid te analyseren. Zijn werk "Traité élémentaire de droit civil belge" was zeer omvangrijk en succesvol, maar bewees zijn theorie niet en bleef de EXEGETISCHE school verheerlijken. Opmerkelijk was dat De Page in 2005 werd gekozen tot grootste Belgische jurist, ondanks zijn afkeer van parlementaire democratie en vrouwenemancipatie [80](#page=80).
### 4.2 De toekomst van het recht in Europa
#### 4.2.1 De opkomst van niet-Westerse rechtssystemen
Een belangrijke tendens voor de toekomst is het toenemende belang van niet-Westerse rechtssystemen. Hoewel Europees recht lange tijd werd geëxporteerd via kolonisatie en vrijwillige modernisering ("legal transplant") is er nu een grotere bewustwording van het belang van niet-Europese rechtssystemen, zowel buiten als binnen Europa. Immigratie en een groter zelfbewustzijn van niet-Westerse landen dragen hieraan bij. Dit leidt tot een noodzaak om niet-Europese recht te bestuderen om het eigen Westerse recht niet te overschatten. Een probleem hierbij is de bewaring en bewerking van de bronnen [85](#page=85).
#### 4.2.2 Europese integratie en rechtsharmonisatie
De Europese integratie heeft grote gevolgen voor zowel publiek- als privaatrecht, wat leidt tot "europeanisering" en "regionalisering". Er is een roep om eenvormig Europees privaatrecht, al dan niet via een Europees Burgerlijk Wetboek. Hoewel dit een langetermijnproject is, geïnspireerd door nationaal recht, zijn er veel obstakels, zoals taalproblemen en de omvang van de Unie. Pogingen tot harmonisatie, zoals het "common frame of reference" (DCFR) en het "optioneel contractenrecht" (CESL), zijn tot nu toe mislukt, al hadden ze wel een impact op het denken en de rechtsvergelijking [86](#page=86) [89](#page=89) [90](#page=90).
##### 4.2.2.1 Hercodificatie van nationaal recht
Als tegenreactie op de Europeanisering zien we een golf van hercodificatie van nationaal recht, met het Belgische hervormingsplan van Koen Geens als prominent voorbeeld. Dit plan wil nieuwe Belgische wetboeken creëren, met als doel orde te scheppen in de chaos van verouderde wetten en gespecialiseerde regelgeving. De indeling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek is pragmatisch en houdt rekening met Belgische omstandigheden. De snelle vooruitgang en de visie van Geens spelen een cruciale rol in het succes van dit plan, ondanks kritiek op de inhoud en de samenhang [93](#page=93) [95](#page=95) [96](#page=96) [98](#page=98).
#### 4.2.3 Regionalisering van het recht
Naast Europese integratie vindt er ook een regionalisering plaats, waarbij subnationale entiteiten eigen rechtsregels ontwikkelen. Dit is duidelijk zichtbaar in België, waar ondanks pogingen tot eenheid, er steeds grotere verschillen ontstaan tussen het Franstalige en Vlaamse landsgedeelte op vlak van rechtspraak, rechtsleer en zelfs maatschappelijke opvattingen. Dit leidt soms tot een "absurdistan" waar compromissen niet altijd mooi zijn [91](#page=91) [93](#page=93).
#### 4.2.4 Uitdagingen voor de toekomst
De toekomst van het recht in Europa wordt gekenmerkt door de uitdagingen van **digitalisering**, die nog niet uitvoerig is behandeld in de documentatie, en het **rechtspluralisme**. Er is een behoefte aan continue vernieuwing, waarbij het recht zich moet aanpassen aan nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. De klassieke definitie van codificatie, gericht op volledige, systematische, toegankelijke en vernieuwende wetgeving, voldoet niet meer aan de hedendaagse realiteit, zoals het nieuwe Belgische Burgerlijk Wetboek laat zien. De toekomst vereist een flexibeler en adaptiever juridisch kader [100](#page=100).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|---|---|
| Extern recht | De studie van het ontstaan en de totstandkoming van rechtsregels, inclusief de materiële, formele en kernbronnen. Het kijkt naar de maatschappelijke factoren die de rechtsregels beïnvloeden. |
| Intern recht | De studie die zich richt op de ontwikkeling en de inhoud van de verschillende rechtsregels zelf. Het gaat over het recht zoals het daadwerkelijk functioneert in de maatschappij. |
| Materiële bronnen van het recht | Maatschappelijke veranderingen die aan de grondslag liggen van rechtsregels en hun bestaan verklaren, zoals de opkomst van de auto die leidt tot verkeersregels. |
| Formele bronnen van het recht | De entiteiten en processen die veranderingen in het recht tot stand brengen, zoals wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en gewoonte. |
| Rechtsleer | De opvattingen en geschriften van rechtsgeleerden die invloed hebben op de ontwikkeling en interpretatie van het recht. |
| Gewoonte | Een langdurig gevolgde praktijk die als rechtsbron wordt erkend, wat betekent dat de maatschappij zich gedraagt alsof het een juridische verplichting is. |
| Romeins recht | Het recht dat ontwikkeld werd in het oude Rome, dat een blijvende invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het recht in Europa en daarbuiten. |
| Canoniek recht | Het recht dat voortkomt uit de kerkelijke wetgeving en de organisatie van de Katholieke Kerk, sterk beïnvloed door Romeins recht. |
| Ius commune | Het gemeenschappelijk recht in Europa tijdens de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, voornamelijk gebaseerd op het Romeinse recht en het canoniek recht. |
| Ius proprium | Lokaal of regionaal gewoonterecht dat naast het Ius Commune bestond en de specifieke rechtsregels van een bepaalde gemeenschap weerspiegelde. |
| Leges actio | Een oude Romeinse procedure die gekenmerkt werd door een reeks rituele handelingen en specifieke woorden die gevolgd moesten worden om een proces te starten. |
| Formulaprocedure | Een latere Romeinse procedure waarbij de Praetor een 'formula' opstelde, een schriftelijke instructie aan de rechter, die de basis vormde voor het vonnis. |
| Cognitio-procedure | Een procedure in het Romeinse recht die volledig onder controle stond van de keizer of zijn ambtenaren, wat leidde tot een meer gecentraliseerde en schriftelijke afhandeling van geschillen. |
| Corpus Iuris Civilis | Het omvangrijke wetboek van het Romeinse recht, samengesteld onder keizer Justinianus, dat een blijvende invloed heeft gehad op het recht in Europa. |
| Glossatoren | Middeleeuwse juristen die het Corpus Iuris Civilis bestudeerden en becommentarieerden door middel van glossen (uitleg in de marge), wat de basis legde voor de scholastieke methode. |
| Commentatoren | Juristen uit de late middeleeuwen die voortbouwden op het werk van de glossatoren door uitgebreide commentaren te schrijven op het Corpus Iuris Civilis en zich meer richtten op de praktijk van hun tijd. |
| Humanisme (juridisch) | Een intellectuele stroming in de 16e eeuw die streefde naar een zuivere reconstructie van het klassieke Romeinse recht door middel van taalkundige en historische methoden, met minachting voor middeleeuwse interpretaties. |
| Romano-canoniek recht | Een juridisch systeem dat Romeins recht combineerde met canoniek recht, dominant in de middeleeuwen, met de Kerk als een belangrijke rechtsbron en bemiddelaar. |
| Vernunftrecht | Recht gebaseerd op de rede en menselijk verstand, kenmerkend voor de Verlichting, dat streefde naar universele, logische en systematische rechtsregels, vaak als voorloper van codificatie. |
| Codificatie | Het proces van het samenbrengen van rechtsregels in een omvangrijk, systematisch en logisch geordend wetboek, met als doel rechtszekerheid en eenmaking van het recht. |
| Code Civil (Code Napoléon) | Het Franse Burgerlijk Wetboek van 1804, een invloedrijk voorbeeld van codificatie dat wereldwijd de basis legde voor veel moderne burgerlijke wetboeken. |
| BGB (Bürgerliches Gesetzbuch) | Het Duitse Burgerlijk Wetboek, een zeer systematisch en wetenschappelijk opgebouwd wetboek dat in 1900 van kracht werd en grote invloed had op de juridische ontwikkeling in Europa. |
| Common law | Het Engelse rechtssysteem dat zich ontwikkelde op basis van rechterlijke uitspraken en precedenten, in tegenstelling tot het continentale civil law-systeem gebaseerd op wetgeving. |
| Equity | Een aparte tak van het Engelse recht die ontstond om de starheid van het common law te corrigeren, gericht op billijkheid en geïnitieerd door de kanselier. |
| Precedentenrecht | Recht dat wordt gevormd door eerdere rechterlijke uitspraken, waarbij rechters zich binden aan de beslissingen van hogere of eerdere rechtbanken in vergelijkbare zaken. |
| Rechtspluralisme | De coexistente van meerdere rechtsordes in een samenleving, zoals nationaal recht, Europees recht, gewoonterecht en internationaal recht. |
| Digitalisering | Het proces van het omzetten van informatie en juridische processen naar digitale formaten, met grote gevolgen voor de toegankelijkheid en toepassing van het recht. |
| Legal Realism | Een Amerikaanse juridische stroming die stelt dat recht voortkomt uit sociale ervaringen en de concrete beslissingen van rechters, eerder dan uit abstracte logica of wetten. |
| Originalism | Een juridische interpretatiemethode in de VS die stelt dat de Grondwet moet worden geïnterpreteerd volgens de oorspronkelijke betekenis of intentie van de opstellers in de 18e eeuw. |
| Europese Unie recht | Het recht dat is ontwikkeld door de instellingen van de Europese Unie, met toenemende invloed op het nationale recht van de lidstaten en derde landen. |