Cover
Comença ara de franc Recht en diversiteit (prof. Pieter Cannoot).pdf
Summary
# De wederkerige relatie tussen recht en diversiteit
## 1. De studie van recht en diversiteit
### 1.1 Recht en diversiteit zijn co-constitutief
Het recht is een cruciaal maatschappelijk ordeningsmechanisme dat rechten, plichten en conflictresolutie bepaalt. Het is echter nooit volledig neutraal, maar weerspiegelt en kan bestaande waarden, normen en machtsverhoudingen veranderen. De studie van recht en diversiteit analyseert dit spanningsveld [1](#page=1).
Een centrale these is dat recht en diversiteit wederzijds afhankelijk en 'co-constitutief' zijn. Het recht reguleert diversiteit, zowel positief (bv. gelijkheid bevorderend) als negatief (bv. uitsluiting). Tegelijkertijd wordt het recht gevormd door een steeds diversere samenleving en veranderende maatschappelijke opvattingen over normaliteit, moraliteit en identiteit [1](#page=1).
Pierre Bourdieu beschreef dit proces als volgt: "The juridical institution promotes an ontological glorification. It does this by transmuting regularity (that which is done regularly) into rule (that which must be done).". Dit betekent dat wat maatschappelijk als 'normaal' wordt beschouwd, juridische kracht krijgt als afdwingbare regel. Impliciete maatschappelijke vooronderstellingen over gender, seksualiteit, ras, geloof of sociaaleconomische positie kunnen zo doorwerken in juridische definities, categorieën en normen, ook al pretendeert het recht neutraal te zijn. Deze juridische verankering legitimeert en consolideert maatschappelijke normen, zelfs als deze op ongelijkheid gebaseerd zijn [1](#page=1).
### 1.2 Wat is diversiteit?
Als juridisch begrip verwijst diversiteit doorgaans naar alle vormen van verscheidenheid onder natuurlijke personen. Hoewel mensen op talloze manieren verschillend en gelijkend kunnen zijn, wordt de term voornamelijk gebruikt voor persoonlijke kenmerken die als fundamenteel voor iemands identiteit worden beschouwd of waaraan in de samenleving bijzondere waarde wordt toegekend. Diversiteit omvat dus de veelheid aan menselijke verschillen en gelijkenissen op gebieden zoals geslacht, genderidentiteit, ras, etnische afkomst, leeftijd, seksuele oriëntatie, geloof of levensbeschouwing, handicap of sociaaleconomische achtergrond [1](#page=1).
Diversiteit is breder dan multiculturaliteit, dat zich doorgaans richt op etnisch-culturele verschillen. In hedendaagse West-Europese samenlevingen spreekt men ook van 'superdiversiteit'. Dit concept, gepopulariseerd door Dirk Geldof, verwijst naar drie samengaande maatschappelijke evoluties: een kwantitatieve toename van (etnisch-culturele) diversiteit door migratie en gezinshereniging, een kwalitatieve toename van diversiteit (meer variatie binnen bestaande diversiteit, bv. op sociaaleconomisch vlak, leeftijd, geslacht, seksuele oriëntatie, geloof) en een proces van normalisering van deze diversiteit [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.3 De juridische benadering van diversiteit
Menselijke gelijkenissen en verschillen hebben niet alleen een feitelijke realiteit, maar krijgen ook betekenis binnen het recht. In theorie is elk individu gelijkwaardig in zijn/haar/hun diversiteit. Het uitgangspunt in Westerse democratische rechtsstaten zoals België is het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie, verankerd in fundamentele rechtsbronnen zoals de Grondwet (artikelen 10 en 11), de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikelen 1, 2 en 7), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 14) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (artikel 21) [2](#page=2).
In de praktijk krijgen sommige vormen van diversiteit meer sociale erkenning dan andere. Kenmerken die leiden tot een voordelige positie (privilege) of een nadelige behandeling (bv. op grond van geslacht, ras, handicap, seksuele oriëntatie) zijn gekoppeld aan sociaal geconstrueerde machtsongelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke dominantie van mannen ten opzichte van vrouwen, racisme tegen personen van kleur, LGBTIQ-fobie en de ontoegankelijkheid van de publieke ruimte voor personen met een handicap [2](#page=2).
De realiteit van diversiteit is intersectioneel. Mensen hebben meerdere identiteiten waarvan de kenmerken elkaar kruisen en iemands positionering in de samenleving beïnvloeden. Een zwarte vrouw kan bijvoorbeeld te maken krijgen met een andere vorm van onderdrukking dan een witte vrouw of een zwarte man, door de kruising van seksisme en racisme. Intersectionaliteit benadrukt dat ongelijkheid contextafhankelijk is en verankerd ligt in maatschappelijke structuren [2](#page=2).
Hoe het recht diversiteit, en de eraan gekoppelde privileges en nadelen, erkent of negeert, bepaalt mede of het bijdraagt aan maatschappelijke gelijkheid of ongelijkheid. Juridische categorieën en regels kunnen sociaal geconstrueerde machtsongelijkheden in stand houden of juist wegnemen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen formele en materiële gelijkheid [2](#page=2).
* **Formele gelijkheid:** Iedereen wordt door het recht op dezelfde manier behandeld, zonder onderscheid naar persoonlijke kenmerken. Gelijke regels en procedures gelden voor iedereen. Afwijkende behandeling vereist een objectieve rechtvaardiging (legitieme doelstelling en proportionaliteit) [2](#page=2).
* **Materiële gelijkheid:** Richt zich op gelijke uitkomsten of kansen in de praktijk. Ongelijke behandeling kan noodzakelijk zijn om feitelijke achterstanden of structurele ongelijkheden te compenseren. Materiële gelijkheid erkent contextuele verschillen die voortkomen uit historische machtsongelijkheden [2](#page=2).
In Westerse rechtssystemen geniet formele gelijkheid doorgaans de voorkeur. Hoewel vormen van materiële gelijkheid voorkomen (bv. quota voor vertegenwoordiging), wordt vaak aangenomen dat het huidige recht onvoldoende in staat is om structurele ongelijkheid aan te pakken [3](#page=3).
### 1.4 De ‘neutraliteit’ van het recht
Het recht pretendeert vaak neutraal te zijn, waarbij regels voor iedereen gelden ongeacht afkomst of identiteit. Juridische actoren worden geacht hun persoonlijke overtuigingen buiten beschouwing te laten, wat gekoppeld wordt aan grondrechten zoals vrijheid van religie en het gelijkheidsbeginsel [3](#page=3).
In de praktijk is deze neutraliteit echter niet waardenvrij. Wat als 'neutraal' wordt beschouwd, weerspiegelt vaak het perspectief van de dominante meerderheid, wiens waarden als universeel worden voorgesteld. Afwijkende praktijken worden als 'bijzonder' of 'anders' gezien. Neutraliteit wordt zo een impliciete norm die bevoordeelt wat reeds als normaal wordt beschouwd [3](#page=3).
Een voorbeeld hiervan is het debat over religieuze symbolen in de publieke sfeer. Een verbod op zichtbare religieuze tekens voor ambtenaren, verdedigd vanuit neutraliteit, treft vooral minderheidsgroepen, zoals vrouwen die een hoofddoek dragen of Sikh mannen met een tulband. De norm "geen zichtbare religieuze uitingen" sluit aan bij een Westers-seculiere en christelijke levensstijl die historisch dominant is. Neutraliteit blijkt hier niet een afwezigheid van normativiteit, maar de bevestiging van een specifieke norm: die van de meerderheid [3](#page=3).
Hoewel de discussie over neutraliteit vaak gericht is op religie, bevat het recht ook impliciete aannames op andere gronden, zoals structurele ongelijkheid ten opzichte van personen van kleur en heteronormativiteit ten aanzien van LGBTIQ-personen [3](#page=3).
---
# De juridische benadering van diversiteit en gelijkheid
Dit deel behandelt de juridische concepten van formele en materiële gelijkheid, en hoe het recht omgaat met de realiteit van diversiteit en maatschappelijke machtsongelijkheden.
### 2.1 Diversiteit als maatschappelijke realiteit en juridisch concept
Diversiteit verwijst naar de feitelijke en waarneembare verschillen tussen mensen. In een juridische context wordt het uitgangspunt genomen dat elk individu gelijkwaardig is in zijn/haar/hun diversiteit, gebaseerd op het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie. Dit principe is verankerd in verschillende fundamentele rechtsbronnen, waaronder de Grondwet (artikelen 10 en 11), de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikelen 1, 2 en 7), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 14) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (artikel 21) [2](#page=2).
Echter, in de praktijk krijgen sommige vormen van diversiteit meer sociale erkenning dan andere, wat leidt tot ongelijke posities in de samenleving (privilege versus nadelige behandeling). Deze ongelijke posities zijn gekoppeld aan persoons- en identiteitskenmerken die niet natuurlijk zijn, maar sociale constructies die door de samenleving zijn gecreëerd. Voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke dominantie van mannen ten opzichte van vrouwen, racisme jegens personen van kleur, LGBTIQ-fobie en de ontoegankelijkheid van de publieke ruimte voor personen met een handicap [2](#page=2).
De realiteit van diversiteit is ook intersectioneel, wat betekent dat verschillende identiteitskenmerken elkaar kruisen en de maatschappelijke positionering van een individu beïnvloeden. Intersectionaliteit, ontwikkeld binnen de zwarte feministische theorie, benadrukt dat ongelijkheid contextueel is en verankerd ligt in maatschappelijke structuren. De manier waarop het recht diversiteit erkent of negeert, beïnvloedt of het bijdraagt aan maatschappelijke gelijkheid of ongelijkheid [2](#page=2).
> **Tip:** De term "superdiversiteit" verwijst naar de kwantitatieve en kwalitatieve toename van diversiteit, en het proces van normalisering daarvan [2](#page=2).
#### 2.1.1 Formele en materiële gelijkheid
Het recht hanteert twee verschillende benaderingen van gelijkheid: formele gelijkheid en materiële gelijkheid.
##### 2.1.1.1 Formele gelijkheid
Formele gelijkheid stelt dat iedereen door het recht op dezelfde manier behandeld moet worden, zonder onderscheid op basis van persoonlijke kenmerken zoals geslacht, ras of geloof. Het focust op gelijke regels en procedures voor iedereen, ongeacht hun feitelijke situatie. Indien het recht toch een onderscheiden behandeling hanteert, vereist dit een objectieve rechtvaardiging, bestaande uit een legitieme doelstelling en een band van evenredigheid tussen de maatregel en het doel [2](#page=2).
##### 2.1.1.2 Materiële gelijkheid
Materiële gelijkheid gaat verder dan gelijke behandeling en richt zich op gelijke uitkomsten of kansen in de praktijk. Dit kan betekenen dat een ongelijke behandeling op grond van bepaalde persoonlijke kenmerken nodig is om feitelijke achterstanden of structurele ongelijkheden te compenseren. Materiële gelijkheid houdt expliciet rekening met contextuele verschillen tussen mensen die verankerd kunnen liggen in historische machtsongelijkheden, in tegenstelling tot de nadruk op neutraliteit van het recht bij formele gelijkheid [3](#page=3).
> **Tip:** Westerse rechtssystemen geven over het algemeen de voorkeur aan formele gelijkheid, hoewel er ook vormen van materiële gelijkheid voorkomen, zoals vereisten voor minimale vertegenwoordiging [3](#page=3).
### 2.2 De ‘neutraliteit’ van het recht
Het recht pretendeert vaak neutraal te zijn, waarbij regels voor iedereen gelden, ongeacht hun overtuiging, afkomst of identiteit. Deze neutraliteit geldt ook als norm voor juridische actoren, die geacht worden hun persoonlijke overtuigingen buiten beschouwing te laten. Dit wordt gekoppeld aan de vrijheid van religie en levensbeschouwing (artikel 19 Gw.) en het gelijkheidsbeginsel (artikelen 10–11 Gw.), alsook aan internationale rechtsbronnen zoals het EVRM (artikel 9 EVRM) [3](#page=3).
#### 2.2.1 De mythe van neutraliteit
In de praktijk is neutraliteit niet waardenvrij; wat als ‘neutraal’ wordt beschouwd, weerspiegelt vaak het perspectief van de dominante meerderheid in de samenleving. De waarden, normen en gedragingen van deze meerderheid worden als universeel voorgesteld, terwijl afwijkende praktijken als ‘bijzonder’ of ‘anders’ worden gezien. Neutraliteit functioneert dan als een impliciete norm die datgene bevoordeelt wat reeds als normaal wordt beschouwd [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Het debat over religieuze symbolen in de publieke sfeer illustreert de mythe van neutraliteit. Een verbod op zichtbare religieuze tekens voor ambtenaren, verdedigd vanuit neutraliteit, treft vooral minderheden zoals vrouwen met een hoofddoek of Sikh mannen met een tulband. Deze norm sluit aan bij een historisch dominante Westers-seculiere en christelijke levensstijl, terwijl het voor christenen eenvoudig is een religieus teken discreet te dragen. Neutraliteit blijkt hierdoor geen afwezigheid van normativiteit, maar de bevestiging van een specifieke norm van de meerderheid [3](#page=3).
Hoewel de discussie rond neutraliteit van het recht vaak gericht is op religie en levensbeschouwing, bevat het recht ook op andere gronden impliciete aannames, zoals structurele ongelijkheid ten aanzien van personen van kleur en heteronormativiteit ten aanzien van LGBTIQ-personen [3](#page=3).
---
# Kritische perspectieven op de neutraliteit van het recht
Hieronder volgt een samenvatting over kritische perspectieven op de neutraliteit van het recht, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3 Kritische perspectieven op de neutraliteit van het recht
Deze sectie ontkracht de mythe van de juridische neutraliteit en introduceert kritische benaderingen, zoals Critical Legal Studies, die het recht beschouwen als een product van machtsstructuren.
### 3.1 De mythe van neutraliteit
Het recht presenteert zich vaak als neutraal; de regels zouden voor iedereen gelijk van toepassing zijn, ongeacht persoonlijke kenmerken zoals overtuiging, afkomst of identiteit. Deze neutraliteit geldt ook als norm voor juridische actoren, zoals magistraten en ambtenaren, die hun persoonlijke overtuigingen terzijde zouden moeten schuiven in hun interactie met burgers. Vanuit een grondrechtenperspectief wordt dit gekoppeld aan de vrijheid van religie en levensbeschouwing (artikel 19 Grondwet) en het gelijkheidsbeginsel (artikelen 10-11 Grondwet). Ook internationale rechtsbronnen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 9 EVRM), beschouwen neutraliteit als een waarborg voor pluralisme en vrijheid, evenals het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) [3](#page=3).
In de praktijk is deze neutraliteit echter niet waardenvrij. Wat als 'neutraal' wordt beschouwd, weerspiegelt vaak het perspectief van de dominante meerderheid in de samenleving. De waarden, normen en gedragingen van deze meerderheid worden voorgesteld als universeel en vanzelfsprekend, terwijl afwijkende praktijken als 'bijzonder' of 'anders' worden gezien. Neutraliteit fungeert hierdoor als een impliciete norm die vooral begunstigt wat reeds als normaal wordt beschouwd [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Het debat over religieuze symbolen in de publieke sfeer. Een verbod op zichtbare religieuze tekens voor ambtenaren wordt vaak verdedigd vanuit het idee van overheidsneutraliteit. Dit treft echter vooral personen uit religieuze minderheden, zoals vrouwen met een hoofddoek of Sikh mannen met een tulband. De norm "geen zichtbare religieuze uitingen" sluit aan bij een historisch dominante Westers-seculiere en christelijke levensstijl. Voor christenen is het eenvoudig om een religieus teken (bv. een kruisje) onder kleding te verbergen, wat minder makkelijk is voor gelovigen van minderheidsreligies. Dit illustreert dat neutraliteit niet een afwezigheid van normativiteit is, maar eerder de bevestiging van een specifieke norm: die van de meerderheid [3](#page=3).
Hoewel de discussie over juridische neutraliteit vaak gericht is op religie en levensbeschouwing, bevat het recht ook impliciete aannames op andere gronden. De studie van de neutraliteit van het recht wordt daarom ook gevoerd vanuit perspectieven zoals structurele ongelijkheid ten aanzien van personen van kleur en de resterende heteronormativiteit ten aanzien van LGBTIQ-personen in het recht [3](#page=3).
Neutraliteit kent dus een dubbel karakter: enerzijds is het een essentieel beginsel om willekeur en discriminatie te vermijden, anderzijds kan het dienen als een subtiele vorm van uitsluiting wanneer het niet kritisch wordt bevraagd. De uitdaging voor het recht ligt in het erkennen van deze spanning en het ontwikkelen van een begrip van neutraliteit dat rekening houdt met de feitelijke (historische) ongelijkheid tussen burgers [4](#page=4).
### 3.2 Kritische benaderingen van het recht
Vanuit de Critical Legal Studies (CLS)-beweging en aanverwante stromingen, zoals critical race theory, feministische rechtstheorie, queer rechtstheorie en critical disability studies, wordt het recht gezien als een product van machtsstructuren. Deze stromingen stellen dat recht niet alleen rechtvaardigheid waarborgt, maar ook bestaande hiërarchieën in stand houdt. Rechtsregels ontstaan niet in een vacuüm, maar zijn ingebed in maatschappelijke contexten van klasse, ras, gender en seksualiteit [4](#page=4).
Volgens deze benadering maken juridische actoren vaak deel uit van de dominante groep en reproduceren zij, bewust of onbewust, de belangen van die groep. Recht is dus niet louter een neutraal instrument, maar ook een strijdtoneel voor erkenning en gelijkheid. Door te analyseren wiens perspectieven in wetgeving en rechtspraak worden weerspiegeld – en wiens stemmen ontbreken – trachten deze theorieën het recht te deconstrueren [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Het werk van de feministische juriste Catherine MacKinnon is cruciaal geweest in de hervorming van de bestrijding van seksueel geweld tegen vrouwen, door vrouwelijke ervaringen meer centraal te stellen. MacKinnon argumenteert dat recht een instrument is van mannelijke dominantie [4](#page=4).
De deconstructie van juridische normen gebeurt vaak via narratieven (verhalen) van gemarginaliseerde groepen. Deze verhalen tonen hoe wetgeving en rechtspraak in de praktijk ongelijkheid kunnen bestendigen. Denk hierbij aan getuigenissen van vrouwen over economische afhankelijkheid binnen het huwelijk, confrontaties van personen van kleur met etnische profilering door politiediensten, of aan ervaringen van LGBTIQ-personen die zich niet herkennen in binaire juridische categorieën. Deze narratieven vormen niet enkel kritiek, maar zijn ook een bron van reconstructie en inspireren voorstellen voor meer inclusieve vormen van recht [4](#page=4).
De kritische benadering is niet onomstreden. Tegenstanders stellen dat deze te ver gaat in het relativeren van objectiviteit en universaliteit, en dat het zou leiden tot zogenaamde 'woke'-politiek. De nadruk op positionaliteit – het idee dat kennis altijd mede-afhankelijk is van de positie van de spreker – wordt soms gezien als een bedreiging voor de juridische objectiviteit en de voorspelbaarheid van het recht [4](#page=4).
Deze discussie wijst echter op een fundamenteel spanningsveld binnen het recht: de vraag in hoeverre juristen bijdragen aan het reproduceren of doorbreken van ongelijkheid. Hierbij staat niet 'schuld', maar verantwoordelijkheid centraal. Juristen kunnen niet volledig losstaan van hun maatschappelijke context, maar kunnen zich wel bewust worden van hun positie en de impliciete normen die zij meenemen in hun werk [4](#page=4).
Een werkelijk neutrale rechtspraktijk veronderstelt dus niet de afwezigheid van waarden, maar de reflectie op waarden. Dit houdt in: het vermogen om te erkennen dat recht nooit volledig neutraal is, en dat het streven naar rechtvaardigheid juist vraagt om die illusie van neutraliteit te doorbreken [4](#page=4).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Co-constitutief | Een relatie waarin twee entiteiten elkaar wederzijds vormen en definiëren. In de context van recht en diversiteit betekent dit dat het recht de samenleving en de diversiteit daarin vormt, terwijl de diversiteit van de samenleving op zijn beurt het recht beïnvloedt. |
| Juridische ordeningsmechanismen | Systemen en processen binnen een rechtsstaat die de samenleving structureren, rechten en plichten toekennen, besluitvorming reguleren en conflicten oplossen door middel van wetten en regels. |
| Maatschappelijke normen | Geaccepteerde gedragingen, waarden en overtuigingen binnen een bepaalde samenleving die het sociale verkeer sturen en mede bepalen wat als normaal of afwijkend wordt beschouwd. |
| Diversiteit | De staat van verscheidenheid, met name onder mensen. Het verwijst naar alle mogelijke vormen van variatie in persoonlijke kenmerken die als fundamenteel voor iemands identiteit worden beschouwd of waaraan in de samenleving bijzonder belang wordt gehecht. |
| Multiculturaliteit | De aanwezigheid en co-existentie van verschillende etnische en culturele groepen binnen een samenleving. Het is een specifiekere vorm van diversiteit die zich richt op etnisch-culturele verschillen. |
| Superdiversiteit | Een concept dat verwijst naar een combinatie van een kwantitatieve toename van diversiteit door migratie, een kwalitatieve toename van diversiteit (meer variatie binnen reeds bestaande diversiteit) en een proces van normalisering van deze diversiteit. |
| Gelijkheidsbeginsel | Een fundamenteel juridisch principe dat stelt dat alle individuen gelijkwaardig zijn en zonder discriminatie behandeld moeten worden, ongeacht hun persoonlijke kenmerken. |
| Non-discriminatie | Het principe dat geen enkele persoon mag worden benadeeld of achtergesteld op basis van specifieke kenmerken zoals ras, geslacht, religie, seksuele geaardheid of handicap. |
| Privilege | Een voordeel of een speciale recht dat toekomt aan bepaalde individuen of groepen, vaak gebaseerd op hun maatschappelijke positie of identiteitskenmerken, en dat niet automatisch aan iedereen is verleend. |
| Sociale constructies | Concepten, ideeën of categorieën die door de samenleving zijn gecreëerd en gevormd, in plaats van dat ze natuurlijk of objectief bestaan. Ze worden vaak beïnvloed door maatschappelijke normen, machtsverhoudingen en historische context. |
| Intersectionaliteit | Een theoretisch kader dat analyseert hoe verschillende sociale categorieën, zoals ras, gender, klasse en seksuele geaardheid, elkaar kruisen en overlappen, en hoe deze kruispunten leiden tot specifieke vormen van discriminatie, onderdrukking of privilege. |
| Formele gelijkheid | Een benadering van gelijkheid waarbij iedereen door het recht op exact dezelfde manier wordt behandeld, zonder rekening te houden met individuele verschillen of maatschappelijke achtergronden. De nadruk ligt op gelijke regels en procedures. |
| Materiële gelijkheid | Een benadering van gelijkheid die verder gaat dan formele gelijkheid en zich richt op het bereiken van gelijke uitkomsten of kansen in de praktijk. Dit kan betekenen dat ongelijke behandeling nodig is om structurele ongelijkheden te compenseren. |
| Kritische Rechtstheorie (Critical Legal Studies - CLS) | Een intellectuele beweging die het recht beschouwt als een sociaal construct dat inherent verbonden is met machtsstructuren en ideologie. CLS-geleerden beweren dat het recht bestaande hiërarchieën in de samenleving in stand houdt en vaak de belangen van dominante groepen dient. |
| Narratieven | Verhalen of verslagen die gebruikt worden om ervaringen, gebeurtenissen of perspectieven te beschrijven. In de juridische context worden narratieven van gemarginaliseerde groepen gebruikt om te laten zien hoe wetgeving en rechtspraak ongelijkheid kunnen bestendigen. |
| Positionaliteit | Het idee dat kennis en begrip altijd mede-afhankelijk zijn van de sociale, culturele en politieke positie van de persoon die spreekt of kennis produceert. Dit impliceert dat er geen universeel, objectief perspectief is dat losstaat van iemands context. |
| Rechtvaardigheid | Het principe van eerlijkheid en billijkheid in de behandeling van mensen en de verdeling van middelen. Juridische rechtvaardigheid streeft naar het corrigeren van onrecht en het handhaven van ethische normen. |