Cover
Comença ara de franc Deel VI Cursus Inleiding tot het recht (2).pdf
Summary
# Begrippen en indeling van rechtspraak
Dit onderwerp behandelt de definitie van rechtspraak en jurisprudentie, en de indeling van nationale rechtscolleges op basis van subjectief en objectief contentieux, met inachtneming van de rol van politieke en burgerlijke rechten in de bevoegdheidsverdeling.
### 1.1 Begrippen rechtspraak en jurisprudentie
Rechtspraak omvat de beslissingen die rechters nemen op basis van vastgestelde feiten en de daarop toepasselijke rechtsregels en -beginselen. Het verwijst naar het geheel van vonnissen en arresten die uitgesproken worden door zowel de gewone hoven en rechtbanken als de administratieve rechtscolleges. Kenmerkend voor rechtspraak is een zekere eenvormigheid, waarbij gelijkaardige geschillen op een gelijkaardige wijze worden beslecht [1](#page=1).
Jurisprudentie, ook wel praetoriaans recht genoemd, omvat de regels die hun oorsprong vinden in de rechtspraak. Het wordt voornamelijk gevormd door de uitleggende betekenis en draagwijdte van formele rechtsbronnen die in vonnissen en arresten worden teruggevonden en die tot nieuwe of andere beslissingen leiden [1](#page=1).
### 1.2 Nationale rechtscolleges
De rechtsprekende functie in België is georganiseerd in een veelzijdige en soms weinig overzichtelijke structuur. Om deze structuur te systematiseren, kan men een onderscheid maken op basis van het type geschil dat aan de rechter wordt voorgelegd [1](#page=1).
#### 1.2.1 Indeling volgens subjectief en objectief contentieux
Een belangrijk onderscheid om rechtsprekende instellingen te classificeren, is gebaseerd op het verschil tussen objectieve en subjectieve rechten. Dit onderscheid leidt tot twee hoofdtypen van contentieux: het subjectieve en het objectieve contentieux [1](#page=1).
* **Objectief contentieux**: Hierbij spreekt de rechter zich uit over de inhoud van het objectief recht op een relatief abstracte wijze, zonder dit direct te koppelen aan een concreet geschil over rechten en plichten. De rechter bepaalt wat het objectief recht inhoudt. Het Grondwettelijk Hof en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (in het kader van het beroep tot nietigverklaring) zijn in België bevoegd voor het objectief contentieux [1](#page=1) [24](#page=24).
* **Subjectief contentieux**: In dit geval beoordeelt de rechter de subjectieve rechten en verplichtingen van de partijen in een concreet geschil. De rechter gaat na of een natuurlijke of rechtspersoon een verplichting heeft die in het belang is van de eisende partij [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.2 Het subjectief contentieux
Het subjectief contentieux kan verder worden onderverdeeld op basis van de aard van de subjectieve rechten: burgerlijke en politieke rechten [2](#page=2).
* **Politieke rechten**: Dit zijn subjectieve rechten die (on)rechtstreeks verband houden met de uitoefening van het staatsburgerschap en de burger inschakelen in het leven van de gemeenschap. Voorbeelden zijn het kiesrecht (ius suffragii), het recht om een openbaar ambt uit te oefenen (ius honorum), het recht om niet onrechtmatig te worden aangeslagen (ius tributi), het recht om niet onwettig tot militaire verplichtingen te worden gedwongen (ius militae), en het recht om als politieke vluchteling te worden erkend. Ook bepaalde diensten van de overheid kunnen aanleiding geven tot politieke rechten, zoals het recht op een vergoedingspensioen of ziekte- en invaliditeitsverzekering [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Burgerlijke rechten**: In beginsel zijn alle rechten die geen politieke rechten zijn, te beschouwen als burgerlijke rechten. Vanwege de soms onduidelijke definitie van politieke rechten is het duiden van burgerlijke rechten niet altijd evident [3](#page=3).
**Invloed op bevoegdheidsverdeling:** De Grondwet bepaalt de bevoegdheid van de rechtscolleges op basis van dit onderscheid [3](#page=3).
* Artikel 144, eerste lid Gw. stelt dat geschillen over burgerlijke rechten tot de **uitsluitende bevoegdheid van de "gewone" hoven en rechtbanken** behoren. Deze rechtscolleges maken deel uit van de rechterlijke macht. Administratieve rechtscolleges mogen in principe geen uitspraak doen in geschillen over burgerlijke rechten, hoewel de wetgever via het tweede lid van artikel 144 Gw. de Raad van State of federale administratieve rechtscolleges kan machtigen om beslissingen te nemen over de burgerrechtelijke gevolgen van hun eigen beslissingen [3](#page=3).
* Artikel 145 Gw. bepaalt dat geschillen over politieke rechten tot de bevoegdheid van de **gewone hoven en rechtbanken behoren, behoudens wettelijke uitzonderingen**. Dit betekent dat geschillen over politieke rechten normaal gesproken bij de rechterlijke macht thuishoren, tenzij de wetgever de bevoegdheid heeft toegekend aan een administratief rechtscollege [3](#page=3) [4](#page=4).
Het onderscheid tussen burgerlijke en politieke rechten vormt dus de basis voor de bevoegdheidsverdeling tussen de gewone en de administratieve rechter. De justitiële of gewone rechter is de rechter van het gemeen recht voor geschillen over subjectieve rechten, terwijl de wetgever administratieve rechtscolleges kan oprichten voor geschillen met betrekking tot politieke rechten. Administratieve rechtscolleges beschikken over een bij wet toegewezen bevoegdheid, die in principe beperkt is tot geschillen over politieke rechten [4](#page=4).
#### 1.2.3 Artikel 146 Gw.
Artikel 146 Gw. bepaalt dat geen rechtbank of orgaan belast met rechtspraak kan worden ingesteld dan krachtens een wet, en dat geen buitengewone rechtbanken of commissies mogen worden opgericht. Dit artikel beschermt tegen excessen van de regering, aangezien enkel de wetgever een "met rechtspraak belast orgaan" kan inrichten [4](#page=4).
> **Tip:** Het onderscheid tussen burgerlijke en politieke rechten is cruciaal voor het begrijpen van de bevoegdheidsverdeling tussen de gewone rechter en administratieve rechtscolleges in België, zoals vastgelegd in de Grondwet [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een geschil over de weigering van een vergunning (vaak beschouwd als een politiek recht in de brede zin) zou in principe bij de gewone rechter belanden, tenzij de wet expliciet een administratief rechtscollege bevoegd verklaart. Daarentegen valt een geschil over een contractuele wanprestatie tussen twee burgers (een burgerlijk recht) principieel onder de bevoegdheid van de gewone rechtbanken [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.3 Internationale rechtscolleges
Naast de nationale rechtscolleges bestaan er diverse internationale rechtscolleges wier rechtspraak relevant is voor de Belgische rechtsorde. Deze omvatten onder andere het Benelux Gerechtshof, het Hof van Justitie van de Europese Unie, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en het Internationaal Gerechtshof. De specifieke bevoegdheden en werking van deze hoven worden elders in de cursus behandeld [24](#page=24).
---
# Organisatie van de rechterlijke macht
De Belgische rechterlijke macht kent een hiërarchische structuur met verschillende niveaus en specifieke rechtscolleges, van het kanton tot het nationale niveau, waaronder de politierechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, het hof van assisen, de arbeidsrechtbank, de ondernemingsrechtbank en het Hof van Cassatie.
### 2.1 Algemene beginselen en structuur
De grondwet bepaalt dat de rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de **rechterlijke macht** (de rechtssprekende organen) en de **rechterlijke orde** (de macht plus personeel zoals de griffie en het openbaar ministerie). De rechterlijke macht is de derde onafhankelijke macht naast de wetgevende en uitvoerende macht. Het oprichten van administratieve rechtscolleges zonder wettelijke machtiging of het instellen van uitzonderingsrechtbanken is verboden. Dit waarborgt de gelijkheid van burgers voor het gerecht en het recht om berecht te worden door de rechter die de wet toekent. De organisatie van de rechterlijke macht in België is piramidaal en telt vier niveaus [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 2.1.1 De niveaus van de rechterlijke organisatie
De Belgische rechterlijke organisatie kent een piramidale structuur met vier niveaus:
* **Nationaal niveau:** Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege en is bevoegd voor het gehele land [6](#page=6).
* **Niveau van het rechtsgebied:** Vijf rechtsgebieden met telkens een hof van beroep en een arbeidshof. De arbeidsrechtbank en ondernemingsrechtbank worden eveneens op dit niveau georganiseerd [6](#page=6).
* **Provinciaal niveau:** Het hof van assisen wordt op provinciaal niveau georganiseerd [6](#page=6).
* **Niveau van het gerechtelijk arrondissement:** Twaalf arrondissementen met elk een rechtbank van eerste aanleg en een politierechtbank [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Kantonnaal niveau:** De laagste laag, met 187 kantons elk met een vredegerecht en een vrederechter [7](#page=7).
#### 2.1.2 Schema van de rechterlijke organisatie
```mermaid
graph TD
A[Hof van Cassatie --> B{Hof van Beroep};
A --> C{Hof van Assisen};
A --> D{Arbeidshof};
B --> E{Rechtbank van Eerste Aanleg};
B --> F{Arbeidsrechtbank};
B --> G{Ondernemingsrechtbank};
E --> H{Vrederechter};
E --> I{Politierechtbank};
F --> I;
G --> I;
```
### 2.2 De rechtscolleges
De volgende rechtscolleges maken deel uit van de rechterlijke macht:
* De vrederechter [5](#page=5).
* De politierechter [5](#page=5).
* De rechtbank van eerste aanleg [5](#page=5).
* De ondernemingsrechtbank [5](#page=5).
* De arbeidsrechtbank [6](#page=6).
* De arrondissementsrechtbank [6](#page=6).
* Het hof van beroep [6](#page=6).
* Het arbeidshof [6](#page=6).
* Het hof van assisen [6](#page=6).
* Het Hof van Cassatie [6](#page=6).
In oorlogstijd bestaan er ook militaire rechtbanken en een Militair Gerechtshof [6](#page=6).
#### 2.2.1 Kantonnaal niveau: De Vrederechter
België is ingedeeld in 187 kantons, elk met een vredegerecht en een vrederechter die alleen zetelt. Er zijn ongeveer 225 plaatsen waar een vrederechter rechtspreekt. Er is geen openbaar ministerie verbonden aan het vredegerecht [8](#page=8).
De vrederechter is bevoegd voor:
* Geschillen met een vordering tot 5000 euro, tenzij de wet dit aan een ander rechtscollege onttrekt [8](#page=8).
* Voor vorderingen onder 2000 euro is er geen hoger beroep mogelijk, de vrederechter beslecht deze in laatste aanleg [8](#page=8).
* Aangelegenheden die de wetgever uitdrukkelijk aan de vrederechter toewijst, opgenomen in artikel 591 Ger.W.. Voorbeelden hiervan zijn huur- en pachtgeschillen, geschillen inzake erfdienstbaarheden, onteigening bij hoogdringendheid en dringende/voorlopige maatregelen bij echtelijke moeilijkheden [8](#page=8).
#### 2.2.2 Niveau van het gerechtelijk arrondissement
Er zijn 12 gerechtelijke arrondissementen die samenvallen met de provinciegrenzen, met uitzondering van Brussel en Eupen. De zetel van de rechtbanken van eerste aanleg en politierechtbanken bevindt zich in de provinciehoofdplaats. Hoewel het aantal arrondissementen verminderd is, blijven de vroegere zittingsplaatsen behouden als afdelingen [8](#page=8) [9](#page=9).
##### 2.2.2.1 Politierechtbank
In elk van de 12 arrondissementen is er minstens één politierechtbank. Ze kan ingedeeld worden in strafrechtelijke en burgerlijke kamers. De politierechter zetelt alleen en wordt bijgestaan door griffiers. Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door de procureur des Konings of zijn substituten [9](#page=9).
De bevoegdheden van de politierechter omvatten:
* Overtredingen en gecontraventionaliseerde wanbedrijven bestraffen [9](#page=9).
* In eerste aanleg uitspraak doen over alle verkeersongevallen, inclusief misdrijven en burgerrechtelijke aangelegenheden zoals het ontbreken van een verzekering [10](#page=10).
* Kennis nemen van vorderingen tot vergoeding van schade uit verkeers- of treinongevallen, ongeacht de locatie [10](#page=10).
* Beroepen tegen beslissingen betreffende administratieve sancties en geldboeten [10](#page=10).
##### 2.2.2.2 Rechtbank van eerste aanleg
Deze rechtbank bestaat uit een voorzitter, ondervoorzitter(s) en rechters. De meeste rechters zetelen alleen, maar zaken kunnen ook door een kamer van drie rechters behandeld worden. Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door de procureur des Konings en zijn substituten [10](#page=10).
De rechtbank van eerste aanleg is onderverdeeld in vier afdelingen:
* **Burgerlijke rechtbank:** Bevoegd voor alle burgerlijke zaken die niet expliciet aan een andere rechter zijn toegewezen ("volheid van bevoegdheid"). Dit maakt haar de "rechter van gemeen recht". Ze is ook bevoegd voor vorderingen die niet uitsluitend aan andere rechtscolleges zijn toegekend. Ze treedt op als beroepsrechter tegen vonnissen van vrederechters in burgerlijke zaken boven 2000 euro [11](#page=11).
* **Correctionele rechtbank:** Beoordeelt strafzaken, waaronder hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank, bestraffing van wanbedrijven (gevangenisstraf van minstens acht dagen tot vijf jaar en/of geldboete) en gecorrectionaliseerde misdaden [12](#page=12).
* **Familie- en jeugdrechtbank:** Opgericht door de wet van 30 juli 2013 [12](#page=12).
* **Jeugdrechtbank:** Oordeelt over 'jeugdzaken', misdrijven gepleegd door minderjarigen (onder 18 jaar). De jeugdrechter beveelt maatregelen van bewaring, behouding en opvoeding, maar bestraft niet. Minderjarigen ouder dan 16 kunnen voor verkeersmisdrijven of indien maatregelen niet volstaan, voor de gewone strafrechtbanken geleid worden. Beschikt over de volheid van bevoegdheid in deze materies [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Familierechtbank:** Bevoegd voor familiale geschillen zoals afstamming, adoptie, nietigverklaring van wettelijke samenwoning, uitoefening van ouderlijk gezag en onderhoudsverplichtingen. Ze treedt ook in beroep op tegen sommige vonnissen van de vrederechter. Bevat een kamer voor minnelijke schikking [13](#page=13).
* **Strafuitvoeringsrechtbank:** Opgericht bij wet van 17 mei 2006, actief sinds 1 februari 2007. Enkel aanwezig waar een hof van beroep gevestigd is. Bestaat uit een rechter en twee assessoren (penitentiaire aangelegenheden en sociale re-integratie). Oordeelt over de uitvoering van vrijheidsstraffen met een uitvoerbaar gedeelte van meer dan drie jaar. Bij minder of gelijk aan drie jaar zetelt de rechter alleen [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kort geding:** Kan voorlopige maatregelen bevelen in spoedeisende gevallen die de grond van de zaak niet binden. Deze beschikkingen zijn uitvoerbaar bij voorraad [14](#page=14).
##### 2.2.2.3 Arrondissementsrechtbank
Deze rechtbank wordt gevormd door de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank en arbeidsrechtbank, of hun vervangers. Ze duidt de bevoegde rechter aan bij betwistingen over bevoegdheid. Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings en zijn substituten [15](#page=15).
#### 2.2.3 Provinciaal niveau: Het Hof van Assisen
Het hof van assisen is de enige rechtbank op provinciaal niveau georganiseerd. Het zetelt in de hoofdplaats van de provincie, met uitzonderingen in Limburg, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Het is geen permanent rechtscollege, maar wordt per zaak samengesteld [15](#page=15).
Het hof bestaat uit:
* Een jury van 12 gezworenen (burgers) en plaatsvervangers [15](#page=15).
* Een zetel bestaande uit beroepsmagistraten: een voorzitter (raadsheer uit het hof van beroep) en twee assessoren (rechters uit de rechtbank van eerste aanleg) [15](#page=15).
* Het openbaar ministerie wordt waargenomen door een lid van het procuraat-generaal bij het hof van beroep [15](#page=15).
Het hof van assisen is bevoegd voor:
* Misdaden (strafbaar met opsluiting van meer dan vijf jaar) [16](#page=16).
* Drukpersmisdrijven (behoudens racisme/xenofobie) en politieke misdrijven [16](#page=16).
Door de wet van 5 februari 2016 werd de correctionalisering van misdaden veralgemeend, wat het aantal assisenzaken aanzienlijk heeft doen dalen. De procedure werd aangepast met deelname van beroepsrechters aan de deliberatie over de schuldvraag en strafmaat [16](#page=16).
#### 2.2.4 Niveau van het rechtsgebied
België kent vijf rechtsgebieden. In elk rechtsgebied zetelt een hof van beroep en een arbeidshof. Sinds 1 december 2013 worden ook de arbeidsrechtbank en de ondernemingsrechtbank per rechtsgebied georganiseerd [16](#page=16).
##### 2.2.4.1 Arbeidsrechtbank
Bestaat uit een voorzitter, ondervoorzitter(s), rechters in de arbeidsrechtbank en rechters in sociale zaken (lekenrechters). Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de arbeidsauditeur en zijn substituten, onder het gezag van de procureur-generaal [17](#page=17).
De arbeidsrechtbank is bevoegd voor:
* Sociale geschillen (arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht), ongeacht het bedrag van de vordering [17](#page=17).
* De voorzitter kan in kort geding voorlopige maatregelen bevelen [17](#page=17).
##### 2.2.4.2 Ondernemingsrechtbank
Gelijkend op de arbeidsrechtbank in samenstelling: voorzitter, ondervoorzitter(s), rechters in de ondernemingsrechtbank (beroepsrechters) en rechters in ondernemingszaken (lekenrechters). Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings en zijn substituten [17](#page=17).
De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor:
* Alle geschillen tussen ondernemingen, ongeacht de waarde [18](#page=18).
* Vorderingen van particulieren tegen ondernemingen [18](#page=18).
* Geschillen inzake vennootschappen, verenigingen, stichtingen, intellectuele eigendomsrechten, marktpraktijken, wissel- en orderbrieven, en geschillen voortvloeiend uit insolventieprocedures [18](#page=18).
* De voorzitter kan in kort geding voorlopige maatregelen bevelen en het bestaan van oneerlijke handelspraktijken vaststellen en de staking ervan bevelen [18](#page=18).
##### 2.2.4.3 Hof van Beroep
Bestaat uit een eerste voorzitter, kamervoorzitters en raadsheren. Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur-generaal en zijn medewerkers. De hoven van beroep zijn onderverdeeld in kamers voor burgerlijke zaken, correctionele zaken en familie- en jeugdkamers [18](#page=18) [19](#page=19).
De hoven van beroep nemen kennis van:
* Hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en ondernemingsrechtbank (tenzij deze in laatste aanleg zijn gewezen) [19](#page=19).
* Hoger beroep tegen beschikkingen van de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg en ondernemingsrechtbank in kort geding [19](#page=19).
* Strafvorderingen tegen personen met voorrang van rechtsmacht en tegen ministers [19](#page=19).
##### 2.2.4.4 Arbeidshof
Bestaat uit een eerste voorzitter, kamervoorzitters, raadsheren in het Arbeidshof (beroepsrechters) en raadsheren in sociale zaken (lekenrechters). Het openbaar ministerie wordt waargenomen door het arbeidsauditoraat-generaal [19](#page=19).
De arbeidshoven nemen kennis van:
* Hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank [19](#page=19).
* Hoger beroep tegen beschikkingen van de voorzitter van de arbeidsrechtbank in kort geding [19](#page=19).
#### 2.2.5 Nationaal niveau: Het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie, zetelend te Brussel, is het hoogste rechtscollege voor heel België. Het bestaat uit een eerste voorzitter, een voorzitter en raadsheren. Het openbaar ministerie wordt uitgeoefend door de procureur-generaal en zijn advocaten-generaal. Het Hof wordt bijgestaan door referendarissen [20](#page=20).
Het Hof is onderverdeeld in drie kamers:
* Eerste kamer: burgerlijke zaken en ondernemingszaken [20](#page=20).
* Tweede kamer: criminele, correctionele en politiezaken [20](#page=20).
* Derde kamer: zaken uit laatste aanleg van de arbeidshoven en arbeidsrechtbanken [20](#page=20).
Het Hof van Cassatie ziet toe op de eenvormige toepassing van de wet in de rechtspraak. Het is geen beroepshof; het beoordeelt niet de feiten zelf, maar de wijze waarop de lagere rechter de wet heeft toegepast. Het oordeelt "in rechte". Indien het een beslissing vernietigt, wordt de zaak in beginsel verwezen naar een ander rechtscollege van gelijke rang [20](#page=20) [21](#page=21).
Naast het bewaren van de eenheid in de rechtspraak, beslecht het Hof attributieconflicten en heeft het andere specifieke bevoegdheden [21](#page=21).
#### 2.2.6 Militaire rechtscolleges
Deze rechtscolleges bestaan enkel wanneer de staat van oorlog is vastgesteld. In vredestijd zijn ze afgeschaft [21](#page=21).
#### 2.2.7 Administratieve rechtscolleges
Deze rechtscolleges worden in de verstrekte tekst niet verder besproken [21](#page=21).
---
# Alternatieve geschillenbeslechting en beginselen van behoorlijke rechtsbedeling
Dit deel behandelt alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen zoals arbitrage en bemiddeling, en de fundamentele beginselen die een behoorlijke rechtsbedeling waarborgen.
## 3. Alternatieve geschillenbeslechting en beginselen van behoorlijke rechtsbedeling
Ondanks de vele rechtscolleges kan de rechtsbedeling traag en kostbaar zijn, en zijn rechters niet altijd gespecialiseerd in elk type geschil. Om deze redenen kiezen burgers soms voor alternatieve methoden zoals arbitrage en bemiddeling. Daarnaast zijn er fundamentele beginselen die een behoorlijke rechtsbedeling moeten garanderen [22](#page=22).
### 3.1 Alternatieve geschillenbeslechting
#### 3.1.1 Arbitrage
Arbitrage is een vorm van rechtsbedeling waarbij partijen hun geschil voorleggen aan zelfgekozen rechters, "arbiters" of "scheidsrechters" genoemd. Dit gebeurt vaak ter beslechting van handelsgeschillen [22](#page=22) [23](#page=23).
**Wettelijk kader:**
De arbitrage is geregeld in de artikelen 1676 tot 1723 van het Gerechtelijk Wetboek [23](#page=23).
**Kernpunten van arbitrage:**
* Een arbitrageovereenkomst is vereist om een geschil aan arbitrage te kunnen onderwerpen [23](#page=23).
* Scheidsrechters beslechten het geschil in beginsel door de "regelen des rechts" toe te passen [23](#page=23).
* De partijen kunnen echter, nadat de procedure is gestart, overeenkomen dat het scheidsgerecht naar billijkheid mag oordelen [23](#page=23).
#### 3.1.2 Bemiddeling
Bemiddeling is een andere alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure waarbij partijen overeenkomen hun geschil aan een bemiddelingsprocedure te onderwerpen [23](#page=23).
**Wettelijk kader:**
Het wettelijk kader voor bemiddeling is opgenomen in de artikelen 1724 en verder van het Gerechtelijk Wetboek [23](#page=23).
**Vergelijking met arbitrage:**
* Bemiddeling is in principe in dezelfde gevallen mogelijk als arbitrage, namelijk wanneer geschillen vatbaar zijn om door een dading geregeld te worden. Artikel 1724 Ger.W. somt echter ook andere geschillen op die aan bemiddeling onderworpen kunnen worden [23](#page=23).
* Het cruciale verschil is dat de bemiddelaar niet zelf tot een oplossing komt; dit is de taak van de partijen zelf. De bemiddelaar faciliteert de communicatie en helpt partijen om zelf tot een oplossing te komen. De bemiddelaar kan geen beslissing nemen [23](#page=23) [24](#page=24).
**Vormen van bemiddeling:**
Het Gerechtelijk Wetboek kent twee vormen van bemiddeling:
* Buitengerechtelijke bemiddeling (artikelen 1730 - 1733 Ger.W.) [24](#page=24).
* Gerechtelijke bemiddeling (artikelen 1734 - 1737) [24](#page=24).
### 3.2 Beginselen van behoorlijke rechtsbedeling
Deze beginselen zijn deels terug te vinden in internationale verdragen zoals artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR, deels in de Grondwet, en deels als algemene rechtsbeginselen in de rechtspraak. Artikel 6 EVRM is hierin van bijzonder belang [25](#page=25).
#### 3.2.1 Begrip van beginselen van behoorlijke rechtsbedeling
Deze beginselen garanderen een eerlijk en rechtvaardig proces. Kern hiervan is artikel 6 EVRM, dat stelt dat ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld [25](#page=25) [26](#page=26).
**Beginselen verankerd in artikel 6 EVRM:**
* Het recht tot toegang tot de bij wet ingestelde rechter [26](#page=26).
* Het openbaarheidsbeginsel [26](#page=26).
* Het onafhankelijkheidsbeginsel [26](#page=26).
* Het onpartijdigheidsbeginsel [26](#page=26).
* De redelijke termijneis [26](#page=26).
* Het beginsel van de wapengelijkheid [26](#page=26).
#### 3.2.2 Recht tot toegang tot de bij wet ingestelde rechter
Dit beginsel, ook wel het beginsel van de "natuurlijke rechter" genoemd, is vastgelegd in artikel 6.1 EVRM en artikel 13 Gw. [26](#page=26).
**Kernaspecten:**
* In een rechtstaat worden conflicten beslecht door de rechter, wat betekent dat iedereen het recht heeft zich tot de rechter te wenden wanneer hij in een conflict verwikkeld is [27](#page=27).
* Dit vloeit voort uit het verbod op eigenrichting, wat inhoudt dat men zichzelf geen recht mag verschaffen [27](#page=27).
* De overheid heeft de positieve verplichting om de toegang tot de rechter te waarborgen, wat onder meer inhoudt dat iedereen recht heeft om een advocaat te raadplegen. Minvermogenden hebben recht op rechtsbijstand (artikel 23 Ger.W.) [27](#page=27).
* De rechtsplegingsvergoeding beoogt eveneens de toegang tot de rechter te vergemakkelijken [27](#page=27).
#### 3.2.3 Openbaarheid
Het openbaarheidsbeginsel garandeert dat processen in het openbaar worden behandeld en dat vonnissen openbaar worden uitgesproken. Dit beginsel is vastgelegd in artikel 6 EVRM en artikel 148 Gw. [27](#page=27).
**Doel en waarborg:**
* De openbare terechtzitting is een waarborg voor een eerlijk proces en beschermt tegen rechterlijke willekeur [28](#page=28).
* Het garandeert democratische controle, wat essentieel is voor het vertrouwen van de samenleving in de rechtsbedeling [28](#page=28).
* De media kunnen als "public watchdog" verslag uitbrengen over processen [28](#page=28).
**Motiveringsplicht en openbare bekendmaking van vonnissen:**
Artikel 149 Gw. stelt dat elk vonnis met redenen omkleed moet zijn en openbaar bekendgemaakt moet worden. Oorspronkelijk vereiste dit de voorlezing van het vonnis in openbare zitting, wat als onredelijk werd ervaren en in de praktijk een fictie was geworden. Sinds de herziening in 2019 wordt het vonnis "openbaar bekendgemaakt op de wijze bepaald krachtens de wet". Dit kan online gebeuren, al dan niet na anonimisering, of in openbare zitting indien de voorzitter oordeelt dat dit een meerwaarde biedt. De openbaarheid van de uitspraak is cruciaal voor het burgerlijk vertrouwen in justitie [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 3.2.4 Onafhankelijkheid
De onafhankelijkheid van het gerecht is een essentieel beginsel, gegarandeerd door artikel 6 EVRM en artikel 151 Gw.. Het betekent dat rechters onafhankelijk zijn in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden [29](#page=29).
**Trias Politica:**
De onafhankelijkheid is geënt op de trias politica-leer, die stelt dat de verschillende staatsmachten onafhankelijk van elkaar opereren. De rechterlijke macht dient onafhankelijk te zijn van de wetgevende en uitvoerende macht [29](#page=29).
**Garanties voor onafhankelijkheid:**
* **Benoeming:** Sinds 1998 worden rechters benoemd via voordrachten van de Hoge Raad voor de Justitie om politieke beïnvloeding uit te sluiten [29](#page=29).
* **Benoeming voor het leven:** Artikel 152 Gw. bepaalt dat rechters voor het leven worden benoemd, wat politieke druk tegengaat. Dit geldt niet voor specifieke mandaten [30](#page=30).
* **Ontzetting en schorsing:** Geen rechter kan uit zijn ambt worden ontzet of geschorst dan door een beslissing van het Hof van Cassatie, indien hij zijn ambtsplichten heeft verzuimd of de waardigheid van het ambt heeft aangetast (artikel 409 Ger.W.) [30](#page=30).
* **Opruststelling en pensioen:** Rechters genieten het bij wet bepaalde pensioen en worden op de wettelijk bepaalde leeftijd met opruststelling bedacht (artikel 152 Gw.) [30](#page=30).
* **Overplaatsing:** Een overplaatsing van een rechter kan enkel geschieden door een nieuwe benoeming en met zijn toestemming (artikel 152 Gw.) [30](#page=30).
* **Onverenigbaarheidsregels:** Een rechter mag geen bezoldigd ambt aanvaarden van de regering, tenzij hij dit onbezoldigd uitoefent en behoudens wettelijke uitzonderingen (artikel 155 Gw.) [30](#page=30).
* **Ambtsplichten:** Rechters moeten ambtsplichten respecteren zoals bekwaamheid, loyaliteit, discretie en objectiviteit. Verzuim kan leiden tot disciplinaire sancties (art. 404 e.v. Ger.W.) [30](#page=30).
#### 3.2.5 Onpartijdigheid
Onpartijdigheid onderscheidt zich van onafhankelijkheid: onafhankelijkheid is een institutionele waarborg voor de onpartijdigheid van de rechter. Onpartijdigheid heeft betrekking op de houding en het gedrag van de rechter tijdens het geding; hij mag niet bevooroordeeld zijn [31](#page=31).
**Kernprincipe:**
Het adagium "Justice must not only be done, it must also be seen to be done" is hier van toepassing. De onpartijdigheid moet niet alleen aanwezig zijn, maar ook waargenomen kunnen worden. Er mag geen schijn van partijdigheid zijn, die in concreto wordt beoordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [31](#page=31).
**Aspecten van onpartijdigheid:**
* **Subjectieve onpartijdigheid:** Betreft het persoonlijke gedrag van de rechter (bv. indien hij zijn mening al kenbaar heeft gemaakt voor de zaak behandeld is) [31](#page=31).
* **Objectieve (structurele of functionele) onpartijdigheid:** Beoordeelt de plaats van de rechter in het rechterlijk systeem, ongeacht zijn persoonlijke gedragingen. Hierbij wordt gekeken of, gezien eerdere functies, partijdigheid gevreesd kan worden [31](#page=31).
**Mechanismen ter waarborging van onafhankelijkheid en onpartijdigheid:**
* **Wraking:** Het weren van een rechter om kennis te nemen van een zaak op basis van gronden die zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang brengen. Indien de rechter niet in de wraking berust, wordt de eis beoordeeld door de hogere rechtsinstantie [32](#page=32).
* **Verschoning:** De rechter onthoudt zich zelf van kennisneming van een zaak omwille van een bestaande wrakingsgrond (artikel 831 Ger.W.) [32](#page=32).
* **Onttrekking:** Een vordering om een zaak die aanhangig is gemaakt bij een bepaalde rechter, aan die rechter te onttrekken en toe te wijzen aan een andere rechter. Deze vordering moet voor het Hof van Cassatie worden gebracht [32](#page=32).
#### 3.2.6 Redelijke termijn-vereiste
Processen moeten binnen een redelijke termijn worden afgedaan, zoals vereist door artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Dit recht vloeit voort uit het recht op een eerlijk proces [33](#page=33).
**Kenmerk:**
De redelijke termijn is een feitenkwestie en dient in concreto te worden nagegaan. Dit is vooral van belang gezien de gerechtelijke achterstand [33](#page=33).
#### 3.2.7 Het beginsel van de wapengelijkheid
Dit beginsel, gewaarborgd door artikel 6, lid 1 EVRM en artikel 14, lid 1 IVBPR, houdt in dat partijen gelijke mogelijkheden moeten hebben om zich te verdedigen, zich op feiten te beroepen en bewijs te leveren [33](#page=33).
**Essentie:**
* Het is een uitwerking van het recht op tegenspraak ("audite et alteram partem") [33](#page=33).
* Het beginsel omvat ook het recht op bijstand van een advocaat [33](#page=33).
#### 3.2.8 Verplichting om uitspraak te doen
De rechter is verplicht het voorgelegde geschil ten gronde te beslechten, tenzij de vordering onontvankelijk is of hij niet bevoegd is. Rechtsweigering is strafbaar gesteld in artikel 258 Sw.. Wanneer de wet leemten, dubbelzinnigheden of onvolledigheden vertoont, dient de rechter creativiteit aan de dag te leggen om recht te spreken [34](#page=34).
#### 3.2.9 Verbod om algemene regels uit te spreken
Artikel 6 Ger.W. bepaalt dat rechters geen uitspraak mogen doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking in zaken die aan hun oordeel zijn onderworpen [34](#page=34).
**Principe:**
Dit principe scheidt de taak van de rechter van die van de wetgevende macht. De rechter mag geen recht creëren, maar interpreteert het bestaande recht in elke zaak (inter partes) [34](#page=34).
#### 3.2.10 Motiveringsplicht
Artikel 149 Gw. verankert de motiveringsplicht door te stellen dat elk vonnis met redenen omkleed moet zijn [34](#page=34).
---
# Rechtspraak als rechtsbron en rechtsmiddelen
Dit onderwerp verkent de rol van rechtspraak als een formele rechtsbron, inclusief de concepten van gezag van gewijsde en kracht van gewijsde, alsook de diverse rechtsmiddelen die beschikbaar zijn om rechterlijke beslissingen aan te vechten [35](#page=35).
### 4.1 De motiveringsplicht als waarborg en rechtsvormend element
De motivering van vonnissen en arresten is een essentiële waarborg tegen willekeur en dient als bewijs dat de rechter de voorgedragen middelen zorgvuldig heeft onderzocht en de uitspraak heeft beredeneerd. Deze plicht is cruciaal in een democratische rechtsstaat, aangezien de verwoorde motieven controle op het rechterlijk optreden mogelijk maken en de haalbaarheid of opportuniteit van het instellen van een rechtsmiddel beoordelen. Tevens draagt de motiveringsplicht bij aan de rechtsvorming en rechtsontwikkeling, wat de gezaghebbende waarde van rechtspraak als formele rechtsbron bepaalt [35](#page=35).
### 4.2 Rechtspraak als formele bron van recht
Rechtspraak is niet algemeen bindend zoals een wet. Een gerechtelijke uitspraak met gezag van gewijsde geldt in beginsel enkel *inter partes* (tussen partijen) en niet *erga omnes* (jegens iedereen). De partijen in een proces zijn dus wel gebonden door een uitspraak van de rechter [35](#page=35).
Dit volgt uit het beginsel van de scheiding der machten en het verbod voor de rechter om algemene regels uit te spreken (artikel 6 Ger.W.). Als een rechter algemene en bindende beschikkingen zou mogen doen, zou hij optreden als wetgever. Het niet-bindende karakter van rechtspraak als bron van recht impliceert niet alleen dat een uitspraak geen algemene gelding heeft, maar ook dat rechtscolleges in beginsel niet verplicht zijn rekening te houden met eerdere uitspraken in identieke of vergelijkbare zaken [35](#page=35).
In tegenstelling tot het Angelsaksisch recht, kent het Belgische rechtssysteem geen bindend precedentenrecht. In *common-law* jurisdicties kent de precedentenleer de leer van “*stare decisis et quieta non movere*” (vrij vertaald: volharden in wat besloten is en wat rust, niet bewegen), wat inhoudt dat de *ratio decidendi* (de rechtsregel in een rechterlijke uitspraak) in vergelijkbare gevallen gevolgd moet worden [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.2.1 Gezaghebbende waarde van rechtspraak
Hoewel niet bindend, is rechtspraak wel gezaghebbend als bron van recht. Uitspraken van rechtscolleges over juridische vraagstukken worden dikwijls als precedent door andere rechtscolleges beschouwd en kunnen gevolgd worden. Hoe hoger een rechtscollege in de hiërarchie staat, hoe groter de gezaghebbende waarde van diens uitspraken [36](#page=36).
Vaste rechtspraak ontstaat wanneer rechtscolleges, hoewel niet verplicht, uniform uitspraken doen in identieke of gelijkwaardige gevallen, wat kan bijdragen aan rechtszekerheid [36](#page=36).
#### 4.2.2 Uitzonderingen op het niet-bindend karakter
Er zijn drie uitzonderingen op het niet-bindend karakter van rechtspraak als formele rechtsbron:
* **Objectief contentieux:** Vernietigingsarresten van het Grondwettelijk Hof (inzake wetten, decreten, ordonnanties) en van de Raad van State (inzake akten of reglementen van administratieve overheden) hebben gezag van gewijsde *erga omnes* [36](#page=36).
* **Prejudiciële vraagstelling:** Een rechter die een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Grondwettelijk Hof, het Hof van Justitie van de Europese Unie, of het Benelux Gerechtshof, is gebonden door het arrest dat de vraag beantwoordt [36](#page=36).
* **Cassatie:** Artikel 1110, vierde lid Ger.W. bepaalt dat het gerecht na verwijzing zich moet voegen naar het arrest van het Hof van Cassatie over het beslechte rechtspunt. Indien het gerecht het arrest van het Hof van Cassatie volgt, staat er geen cassatieberoep meer open [37](#page=37).
### 4.3 Enkele begrippen
#### 4.3.1 Het gezag van de rechterlijke uitspraak
* **Gezag van gewijsde:** Elke eindbeslissing van de rechter geniet vanaf de uitspraak gezag van gewijsde, wat betekent dat het geschil gerechtshofshalve wordt beëindigd en partijen zich eraan moeten neerleggen. Wat de rechter heeft beslist, mag niet meer ter discussie worden gebracht. Artikel 25 Ger.W. verbiedt een nieuwe vordering met hetzelfde voorwerp en dezelfde oorzaak tussen dezelfde partijen [37](#page=37).
* ***Res judicata pro veritate habetur*:** Het gewijsde geniet een bijzonder rechtskracht, met name een vermoeden van waarheid en rechtmatigheid (artikel 1350, 3° en 1352 BW). Dit is een weerlegbaar vermoeden (*juris tantum*) [37](#page=37).
* **Relatief gezag van gewijsde – *inter partes* – *res inter alios judicata, aliis nec nocet nec prodest*:** Het gezag van gewijsde van een gerechtelijke beslissing blijft in beginsel beperkt tot de partijen in het geding [37](#page=37).
* **Uitzondering: Gezag van gewijsde *erga omnes*:** Vernietigingsarresten van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State hebben gezag van gewijsde *erga omnes*, aangezien de vernietiging voor iedereen geldt [37](#page=37).
* **Voorlopig gezag van gewijsde:** Het gezag van gewijsde blijft bestaan zolang de beslissing niet middels een rechtsmiddel ongedaan is gemaakt [37](#page=37).
#### 4.3.2 Kracht van gewijsde
Wanneer tegen een gerechtelijke beslissing geen verzet of hoger beroep meer mogelijk is door het verstrijken van de daarvoor voorziene termijnen, verwerft de beslissing kracht van gewijsde (art. 28 Ger.W.) [37](#page=37).
### 4.4 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn instrumenten die partijen kunnen aanwenden om een gerechtelijke beslissing te laten herzien en zo een nieuwe uitspraak over hetzelfde geschil te verkrijgen [38](#page=38).
#### 4.4.1 Dubbele aanleg
Voor het burgerlijk recht bestaat er geen algemeen rechtsbeginsel van dubbele aanleg. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat de Grondwet, het EVRM en geen enkel rechtsbeginsel buiten het strafrecht een recht op dubbele aanleg waarborgen. In de strafrechtspleging daarentegen is het recht op dubbele aanleg een fundamenteel recht dat in het EVRM wordt erkend [38](#page=38).
#### 4.4.2 Gewone en buitengewone rechtsmiddelen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gewone en buitengewone rechtsmiddelen:
* **Gewone rechtsmiddelen:** Hoger beroep en verzet zijn in beginsel steeds beschikbaar voor partijen [38](#page=38).
* In principe heeft verzet een schorsende werking ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de bestreden gerechtelijke beslissing [38](#page=38).
* Tot voor kort had ook hoger beroep in principe een dergelijke schorsende werking. Bij wet van 19 oktober 2015 is de schorsende werking van het hoger beroep, behoudens uitzonderingen, opgeheven [38](#page=38).
* **Buitengewone rechtsmiddelen:** Voorziening in cassatie, derdenverzet, het verhaal op de rechter, de herroeping van gewijsde, en de intrekking kunnen enkel worden aangewend in welbepaalde door de wet omschreven gevallen. In principe hebben deze rechtsmiddelen geen schorsende werking ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de bestreden gerechtelijke beslissing [39](#page=39).
> **Tip:** Het onderscheid tussen *inter partes* en *erga omnes* gezag van gewijsde is cruciaal. Onthoud de specifieke uitzonderingen (Grondwettelijk Hof, Raad van State) die *erga omnes* werking hebben.
>
> **Tip:** Houd de verschillende soorten rechtsmiddelen – gewone en buitengewone – en hun basiskenmerken (beschikbaarheid, schorsende werking) uit elkaar. Let op de recente wetswijziging omtrent de schorsende werking van hoger beroep.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtspraak | De beslissingen die door rechters worden genomen op basis van vastgestelde feiten en de toepasselijke rechtsregels en -beginselen. Het omvat het geheel van vonnissen en arresten uitgesproken door de verschillende rechtscolleges. |
| Jurisprudentie | Regels die hun oorsprong vinden in de rechtspraak, gekenmerkt door een relatieve eenvormigheid in de beslechting van gelijkaardige geschillen. Het betreft de uitleggende betekenis en draagwijdte van formele rechtsbronnen die in rechterlijke uitspraken worden gevonden. |
| Objectief contentieux | De functie van rechtspraak waarbij de rechter de inhoud van het objectief recht op een abstracte wijze uitlegt, zonder zich te binden aan een concreet geschil over subjectieve rechten of plichten. |
| Subjectief contentieux | De functie van rechtspraak waarbij de rechter oordeelt over de subjectieve rechten en verplichtingen van partijen in een concreet geschil, en vaststelt wie welke rechten en plichten heeft. |
| Politieke rechten | Subjectieve rechten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de uitoefening van het staatsburgerschap, en de mens inschakelen in het leven van de gemeenschap, zoals het kiesrecht of het recht om een openbaar ambt uit te oefenen. |
| Burgerlijke rechten | Alle subjectieve rechten die niet als politieke rechten worden beschouwd, en betrekking hebben op de fundamentele vrijheden en eigendommen van individuen, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. |
| Rechterlijke macht | De verzameling van rechtssprekende organen binnen het staatsbestel, bestaande uit de hoven en rechtbanken die de justitiële taken uitvoeren, als een van de drie onafhankelijke staatsmachten. |
| Administratieve rechtscolleges | Organen die specifiek zijn opgericht om geschillen te beslechten die voortvloeien uit beslissingen van de uitvoerende macht of bestuursorganen, en zich voornamelijk bezighouden met geschillen over politieke rechten. |
| Arbitrage | Een vorm van geschillenbeslechting waarbij partijen hun geschil voorleggen aan door henzelf gekozen rechters (arbiters of scheidsrechters) die een bindende beslissing nemen, vaak toegepast in handelsgeschillen. |
| Bemiddeling | Een proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen, geleid door een onafhankelijke derde (bemiddelaar), met als doel de communicatie te vergemakkelijken en de partijen te helpen zelf tot een oplossing te komen zonder dat de bemiddelaar een beslissing neemt. |
| Behoorlijke rechtsbedeling | Een geheel van beginselen, deels gebaseerd op internationale verdragen zoals het EVRM en deels op nationale wetgeving en rechtspraak, dat garandeert dat eenieder recht heeft op een eerlijke, openbare en redelijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. |
| Gezag van gewijsde | De rechtskracht die een definitieve rechterlijke beslissing verkrijgt, waardoor het geschil wordt beëindigd en de beslissing niet meer ter discussie kan worden gesteld tussen dezelfde partijen in dezelfde hoedanigheid. |
| Kracht van gewijsde | Het stadium waarin een gerechtelijke beslissing onherroepelijk wordt, doordat geen verzet of hoger beroep meer mogelijk is vanwege het verstrijken van de wettelijke termijnen. |
| Rechtsmiddel | Een instrument dat partijen kunnen aanwenden om een gerechtelijke beslissing te laten herzien door een hogere instantie of op andere wettelijk bepaalde gronden, teneinde een nieuwe uitspraak te verkrijgen. |
| Stare decisis | Een beginsel uit het Angelsaksische recht (common law) waarbij de ratio decidendi (de rechtsregel) van een eerdere rechterlijke uitspraak bindend is voor latere, gelijkaardige gevallen, wat in het Belgische rechtssysteem niet strikt geldt. |
| Rechtsleer | Het geheel van opvattingen en interpretaties van rechtsgeleerden, terug te vinden in juridische geschriften, dat dient als een niet-bindende maar wel gezaghebbende bron ter inspiratie voor wetgever en rechtspraak. |