Cover
Comença ara de franc Oefeningen wettelijke erfopvolging 2 de orde - opgave.docx
Summary
# Eerste en tweede orde erfopvolging
Dit document behandelt de wettelijke erfopvolging in de tweede orde, met specifieke aandacht voor de devolutie van nalatenschappen aan de hand van diverse familie scenario's.
### 1.1 Wettelijke erfopvolging in de tweede orde
De wettelijke erfopvolging is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De orde van erfopvolging bepaalt welke familieleden recht hebben op de nalatenschap van een overledene wanneer er geen testament is opgemaakt.
#### 1.1.1 De plaats van de tweede orde
De tweede orde van wettelijke erfgenamen wordt aangesproken wanneer er geen erfgenamen uit de eerste orde (afstammelingen) aanwezig zijn. Deze orde omvat de bloedverwanten van de overledene in rechte lijn tot en met de vierde graad, met uitsluiting van de afstammelingen (eerste orde).
#### 1.1.2 Samenstelling van de tweede orde
De erfgenamen in de tweede orde zijn:
* Ouders (in de eerste graad)
* Broers en zussen (in de tweede graad)
* Grootouders (in de derde graad)
* Ooms, tantes, neven en nichten (in de vierde graad)
Binnen de tweede orde geldt een hiërarchische rangorde:
1. De ouders worden eerst aangesproken.
2. Als er geen ouders meer zijn, worden de broers en zussen aangesproken.
3. Als er ook geen broers of zussen zijn, dan komen de grootouders aan bod.
4. Als er geen grootouders zijn, dan komen de ooms, tantes, neven en nichten aan bod.
#### 1.1.3 Het principe van de "kleine kloving"
Het principe van de "kleine kloving" is essentieel bij de verdeling van de nalatenschap onder erfgenamen in de tweede orde. Dit principe houdt in dat de nalatenschap wordt verdeeld per stam, en vervolgens binnen elke stam naar het aantal hoofden wordt gekloofd.
* **Eerste kloving:** De nalatenschap wordt verdeeld tussen de stam van de vader en de stam van de moeder. Elk van deze stammen erft de helft van de nalatenschap.
* **Tweede kloving (binnen de stam):** Binnen elke stam wordt de helft van de nalatenschap gelijk verdeeld over de aanwezige erfgenamen van dezelfde graad.
**Tip:** Visualiseer de stamboom om de verdeling volgens het principe van de "kleine kloving" correct toe te passen. Teken altijd de beide stammen (vader en moeder) apart.
### 1.2 Toepassingen en scenario's
De volgende scenario's illustreren de toepassing van de wettelijke erfopvolging en het principe van de "kleine kloving".
#### 1.2.1 Opgave 1: Broer, zus en oom
**Scenario:** X overlijdt en laat een broer B, een zus Z, grootouders (GM en GV) langs de zijde van zijn vooroverleden moeder M, en een oom langs moederszijde na.
**Stamboom en devolutie:**
* De eerste orde (kinderen) is niet aanwezig.
* De tweede orde wordt aangesproken.
* Broers en zussen (tweede graad) hebben voorrang op grootouders (derde graad) en ooms/tantes (vierde graad).
* De nalatenschap gaat volledig naar broer B en zus Z, ieder voor de helft. De grootouders en de oom erven niets.
#### 1.2.2 Opgave 2: Broers, zus en grootmoeder
**Scenario:** X overlijdt en laat twee broers B1 en B2, een zus Z, zijn moeder M en grootouders langs de zijde van zijn moeder (GM) na.
**Stamboom en devolutie:**
* De eerste orde is niet aanwezig.
* De tweede orde wordt aangesproken.
* De moeder (eerste graad) is nog in leven.
* De nalatenschap gaat volledig naar de moeder. De broers, zus en grootouders erven niets.
#### 1.2.3 Opgave 3: Vooroverleden zus met kinderen
**Scenario:** Zelfde als opgave 2, maar de zus Z is vooroverleden en laat drie zonen (neven van X) na.
**Stamboom en devolutie:**
* De eerste orde is niet aanwezig.
* De tweede orde wordt aangesproken.
* De moeder (eerste graad) is nog in leven.
* De nalatenschap gaat volledig naar de moeder. De broers, de zonen van de vooroverleden zus en de grootouders erven niets.
#### 1.2.4 Opgave 4: Volle en halfbroer (kleine kloving)
**Scenario:** X overlijdt en laat een volle broer B, een volle zus Z, en een halfbroer HB langs de zijde van zijn vooroverleden vader na. De vader en moeder van X zijn vooroverleden.
**Stamboom en devolutie:**
* Eerste orde: niet aanwezig.
* Tweede orde: ouders zijn vooroverleden.
* Nu wordt gekeken naar broers en zussen. Er zijn volledige broers/zussen (gemeenschappelijke ouders) en halfbroers/zussen (één gemeenschappelijke ouder).
* De nalatenschap wordt verdeeld volgens het principe van de "kleine kloving".
* **Eerste kloving:** Nalatenschap wordt verdeeld tussen de vaderlijke stam en de moederlijke stam.
* Vaderlijke stam: Hier is de halfbroer HB de enige vertegenwoordiger.
* Moederlijke stam: Hier zijn de volle broer B en volle zus Z de vertegenwoordigers.
* **Verdeling:** De nalatenschap wordt in twee gelijke helften gesplitst:
* Helft voor de vaderlijke stam: Deze gaat volledig naar de halfbroer HB.
* Helft voor de moederlijke stam: Deze wordt gelijk verdeeld tussen de volle broer B en de volle zus Z. Dus B krijgt een kwart en Z krijgt een kwart van de totale nalatenschap.
**Resultaat:**
* Halfbroer HB: de helft ($ \frac{1}{2} $)
* Volle broer B: een kwart ($ \frac{1}{4} $)
* Volle zus Z: een kwart ($ \frac{1}{4} $)
> **Tip:** Bij halfbroers/zussen in de tweede orde, die afstammen van één gemeenschappelijke ouder, krijgt een halfbroer of halfzus de helft van wat een volle broer of zus krijgt. Dit volgt uit de "kleine kloving" per stam.
#### 1.2.5 Opgave 5: Biologische moeder, volle en halfbroer (kleine kloving)
**Scenario:** X overlijdt en laat zijn biologische moeder M, een volle broer B, een volle zus Z, en een halfbroer HB langs de zijde van zijn vooroverleden vader na.
**Stamboom en devolutie:**
* De eerste orde (kinderen) is niet aanwezig.
* De tweede orde wordt aangesproken.
* De moeder (eerste graad) is nog in leven.
* De nalatenschap gaat volledig naar de moeder. De volle broer, volle zus en halfbroer erven niets.
#### 1.2.6 Opgave 6: Vader, volle broer, halfzussen en halfbroer (kleine kloving)
**Scenario:** X overlijdt en laat zijn biologische vader V, een volle broer B, twee halfzussen HZ1 en HZ2 aan de zijde van zijn vader, een halfbroer HB aan de zijde van zijn vooroverleden biologische moeder M, en zijn grootmoeder GM aan vaderszijde na.
**Stamboom en devolutie:**
* Eerste orde: niet aanwezig.
* Tweede orde: Ouders. De vader V is nog in leven.
* Aangezien de vader (eerste graad in de tweede orde) nog in leven is, erft hij de volledige nalatenschap.
* De volle broer, halfzussen, halfbroer en grootmoeder erven niets.
#### 1.2.7 Opgave 7: Beide ouders leven (kleine kloving)
**Scenario:** Zelfde als opgave 6, maar de beide biologische ouders van de overledene X zijn nog in leven.
**Stamboom en devolutie:**
* Eerste orde: niet aanwezig.
* Tweede orde: Ouders. De vader V en de moeder M zijn beide nog in leven.
* De nalatenschap wordt verdeeld volgens het principe van de "kleine kloving".
* **Eerste kloving:** De nalatenschap wordt verdeeld tussen de vaderlijke stam en de moederlijke stam. Elk krijgt de helft ($ \frac{1}{2} $).
* Vaderlijke stam: Vader V (enkel) krijgt zijn helft.
* Moederlijke stam: Moeder M (enkel) krijgt haar helft.
* **Resultaat:** De vader V en de moeder M erven elk de helft van de nalatenschap.
> **Belangrijk:** Wanneer beide ouders nog leven, is de verdeling tussen hen altijd 50-50, ongeacht of er andere bloedverwanten in de tweede orde zijn.
#### 1.2.8 Opgave 8: Enig kind, halfbroer, grootvader (kleine kloving)
**Scenario:** X overlijdt als enig kind, maar laat aan moederskant een halfbroer B na. Beide biologische ouders zijn vooroverleden. Aan de zijde van zijn vooroverleden vader, laat hij zijn grootvader GV na.
**Stamboom en devolutie:**
* Eerste orde: niet aanwezig.
* Tweede orde: Ouders zijn vooroverleden.
* Nu wordt gekeken naar broers/zussen, grootouders, etc.
* Het principe van de "kleine kloving" is van toepassing.
* **Eerste kloving:** Nalatenschap wordt verdeeld tussen de vaderlijke stam en de moederlijke stam. Elk krijgt de helft ($ \frac{1}{2} $).
* Vaderlijke stam: Hier is de grootvader GV (van vaderszijde) de enige vertegenwoordiger. Hij erft de helft van de nalatenschap.
* Moederlijke stam: Hier is de halfbroer B de enige vertegenwoordiger. Hij erft de andere helft van de nalatenschap.
**Resultaat:**
* Grootvader GV (vaderszijde): de helft ($ \frac{1}{2} $)
* Halfbroer B (moederszijde): de helft ($ \frac{1}{2} $)
---
# Het principe van de kleine kloving
Het principe van de kleine kloving (ook wel kloving naar parenteel genoemd) regelt de verdeling van de nalatenschap wanneer er sprake is van halfbroers en -zussen of wanneer een ouder reeds is overleden en diens plaatsvervangers (kinderen) optreden.
### 2.1 Inleiding tot de kleine kloving
De kleine kloving is een principe binnen het wettelijke erfrecht dat specifiek van toepassing is bij de erfopvolging in de tweede graad (broers en zussen, en hun afstammelingen), wanneer de nalatenschap moet worden verdeeld tussen bloedverwanten die niet uit dezelfde ouders zijn geboren, of wanneer de nalatenschap langs de ene of andere ouder niet kan worden genoten. Het zorgt ervoor dat de nalatenschap wordt gesplitst naar de lijn van de ouders van de overledene.
### 2.2 Toepassing bij halfbroers en -zussen
Bij het overlijden van een persoon (erflater) die halfbroers en/of halfzussen achterlaat, wordt de nalatenschap in twee helften verdeeld. Eén helft gaat naar de volle bloedverwanten langs de zijde van de ene ouder, en de andere helft gaat naar de volle bloedverwanten langs de zijde van de andere ouder. Halfbroers en -zussen erven dus elk de helft van wat een volle broer of zus zou erven.
### 2.3 Toepassing wanneer een ouder reeds is overleden
Indien de nalatenschap niet kan worden genoten door een van de ouders van de erflater (bijvoorbeeld omdat deze reeds is overleden), treedt diens plaatsvervanger in (indien aanwezig, namelijk diens kinderen). De kleine kloving zorgt er dan voor dat de helft van de nalatenschap die oorspronkelijk naar die ouder zou gaan, wordt verdeeld onder diens afstammelingen.
### 2.4 Gevolgen voor de verdeling
Het principe van de kleine kloving kan ertoe leiden dat de verdeling complex wordt, vooral wanneer er meerdere lijnen van halfverwanten zijn, of wanneer de plaatsvervangers van een overleden ouder zelf ook halfverwanten zijn. De kern is dat de nalatenschap steeds wordt opgedeeld per "stam" of "lijn" van afstamming via de ouders.
#### 2.4.1 Verdeling van de nalatenschap in hoofden
Wanneer een nalatenschap wordt verdeeld volgens het principe van de kleine kloving, wordt de verdeling "in hoofden" gedaan binnen elke tak van de familie die recht heeft op een deel van de nalatenschap.
> **Tip:** Het is cruciaal om bij de toepassing van de kleine kloving steeds de familierelaties nauwkeurig te analyseren en een stamboom te tekenen om de correcte verdeling te visualiseren.
#### 2.4.2 Erfenis van volle broers en zussen
Volle broers en zussen erven uit beide linies (langs vader en langs moeder). Zij zullen dus, indien er geen halfbroers of -zussen zijn, de gehele nalatenschap ontvangen. Als er echter een halfbroer of -zus is, zullen de volle broers en zussen samen de helft ontvangen die toekomt aan de gemeenschappelijke ouderlijke lijn, en de andere helft zal dan naar de andere ouderlijke lijn gaan waar de halfbroer/zus deel van uitmaakt.
#### 2.4.3 Erfenis van halfbroers en -zussen
Halfbroers en -zussen erven enkel uit de lijn van de gemeenschappelijke ouder. Zij ontvangen de helft van wat een volle broer of zus zou ontvangen, mits deze volle broer of zus wel degelijk uit die gemeenschappelijke lijn komt. Meer specifiek, de helft van de nalatenschap die toekomt aan de ouder die ze gemeenschappelijk hebben, wordt dan verder verdeeld onder de kinderen uit die relatie.
#### 2.4.4 Erfenis van afstammelingen van halfbroers/zussen
Indien een halfbroer of -zus reeds is overleden en afstammelingen heeft, treden deze afstammelingen in de plaats van hun vooroverleden ouder. Zij erven dan het deel dat hun ouder zou hebben geërfd, wederom verdeeld per hoofd binnen die tak.
### 2.5 Voorbeelden ter illustratie
Hieronder volgen voorbeelden die de toepassing van het principe van de kleine kloving verduidelijken.
#### 2.5.1 Casus met halfbroer (volgens het document)
Stel, X overlijdt en laat na:
* Een volle broer B
* Een volle zus Z
* Een halfbroer HB langs de zijde van zijn vooroverleden biologische vader.
De beide biologische ouders van X zijn reeds vooroverleden.
De nalatenschap wordt in twee helften verdeeld: één helft voor de lijn van de moeder, en één helft voor de lijn van de vader.
* **Lijn van de Moeder:** Aangezien de moeder is vooroverleden en geen andere bloedverwanten in de eerste of tweede graad achterlaat langs haar zijde die de nalatenschap kunnen ontvangen, gaat deze helft naar de staat.
* **Lijn van de Vader:** De nalatenschap toekomend aan de vader wordt verdeeld tussen zijn kinderen: de volle broer B, de volle zus Z, en de halfbroer HB.
* Volle broer B en volle zus Z staan in de tweede graad ten opzichte van de vader.
* Halfbroer HB staat ook in de tweede graad ten opzichte van de vader, maar slechts langs één ouder.
Volgens het principe van de kleine kloving, wordt de nalatenschap van de vader (dus de helft van de totale nalatenschap) verdeeld over de kinderen die hij heeft. Dit betekent dat de nalatenschap die toekomt aan de vaderlijke lijn wordt gesplitst tussen de volle kinderen en de halfkinderen.
De helft van de nalatenschap die toekomt aan de vaderlijke lijn wordt verdeeld over B, Z en HB. Er zijn 3 kinderen die tot de vaderlijke lijn behoren. De verdeling van deze helft is dus:
* Volle broer B: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{2} = \frac{1}{4}$ van de totale nalatenschap.
* Volle zus Z: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{2} = \frac{1}{4}$ van de totale nalatenschap.
* Halfbroer HB: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{2} = \frac{1}{4}$ van de totale nalatenschap.
Echter, een meer correcte interpretatie van de "kleine kloving" zoals vaak gehanteerd in het Nederlandse recht, is dat de nalatenschap wordt verdeeld per stam.
* De ene helft van de nalatenschap is "moederlijke nalatenschap" en de andere helft is "vaderlijke nalatenschap".
* Moederlijke nalatenschap: Moeder is vooroverleden en heeft geen andere afstammelingen achtergelaten die kunnen erven. Deze helft gaat naar de staat.
* Vaderlijke nalatenschap: Deze helft komt toe aan de kinderen van de vader. De kinderen van de vader zijn de volle broer B, de volle zus Z, en de halfbroer HB.
* Volle broer B en volle zus Z worden samen als één "hoofd" van de moederlijke lijn beschouwd.
* De halfbroer HB is het enige "hoofd" van de vaderlijke lijn die niet ook uit de moederlijke lijn komt.
Bij toepassing van de kleine kloving die de nalatenschap opsplitst per ouderlijke lijn:
De helft van de nalatenschap die aan de vaderlijke lijn toekomt, wordt verdeeld tussen de afstammelingen van die vader. De afstammelingen zijn B, Z en HB.
Echter, de kleine kloving zegt dat de nalatenschap gesplitst wordt naar de ouderlijke lijnen. De helft die aan de vader toekomt, wordt verdeeld onder de kinderen die hij heeft. In dit geval zijn dit B, Z en HB. Deze 3 erven elk $\frac{1}{3}$ van deze helft.
* Volle broer B erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
* Volle zus Z erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
* Halfbroer HB erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
Dit laat een deel van de vaderlijke nalatenschap onverdeeld indien de volle broer en zus wel uit de moederlijke lijn komen die leeg is. De klassieke interpretatie is dat de nalatenschap wordt gesplitst in een moederlijke en vaderlijke helft.
* Moederlijke helft: Leeg (er is niemand uit de moederlijke lijn die kan erven behalve de (voormelde) vooroverleden moeder). Deze helft gaat naar de Staat.
* Vaderlijke helft: Komt toe aan de kinderen van de vader. Dit zijn B, Z en HB. Er zijn dus 3 erfgenamen uit de vaderlijke lijn.
* B krijgt $\frac{1}{3}$ van de vaderlijke helft.
* Z krijgt $\frac{1}{3}$ van de vaderlijke helft.
* HB krijgt $\frac{1}{3}$ van de vaderlijke helft.
Dus B en Z erven elk $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
HB erft $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
De som hiervan is $\frac{1}{6} + \frac{1}{6} + \frac{1}{6} = \frac{3}{6} = \frac{1}{2}$. De overige helft gaat naar de Staat.
#### 2.5.2 Casus met halfzus aan vaderszijde en halfbroer aan moederszijde
Stel, X overlijdt en laat na:
* Zijn biologische vader V (in leven)
* Een volle broer B
* Twee halfzussen HZ1 en HZ2 aan de zijde van zijn vader
* Een halfbroer HB aan de zijde van zijn vooroverleden biologische moeder M
* Zijn grootmoeder GM aan vaderszijde.
Omdat de vader (V) in leven is, wordt de nalatenschap in principe verdeeld volgens de regels van de eerste en tweede orde. De vader is de eerste erfgenaam. Echter, de vraag gaat over het principe van de kleine kloving, wat suggereert dat we de situatie moeten bekijken alsof de vader er niet is, of de nalatenschap per ouderlijke lijn wordt beschouwd als een fictieve verdeling. In de context van de "kleine kloving" zoals geïntroduceerd, gaat het om de verdeling wanneer er halfverwanten zijn of wanneer een ouder niet kan erven.
Laten we de situatie bekijken met de principes van de tweede orde en de kleine kloving, uitgaande dat de vader niet alles zou krijgen, of we kijken naar de verdeling van de helften die aan de ouders toekomen.
* **Moederlijke lijn:** De moeder M is vooroverleden. Haar plaatsvervanger is de halfbroer HB. De helft van de nalatenschap die toekomt aan de moederlijke lijn, komt toe aan HB. Dus HB erft $\frac{1}{2}$ van de totale nalatenschap.
* **Vaderlijke lijn:** De vader V is in leven, maar stel voor de toepassing van de kleine kloving dat we de nalatenschap opsplitsen. De vaderlijke helft van de nalatenschap gaat naar de afstammelingen van de vader. De afstammelingen van de vader die nog in leven zijn om te erven zijn de volle broer B, de twee halfzussen HZ1 en HZ2. De grootmoeder GM (vaderszijde) erft enkel indien er geen broers of zussen of hun afstammelingen zijn. De volle broer en halfzussen staan dichterbij dan de grootmoeder.
* De vaderlijke helft ($\frac{1}{2}$ van de nalatenschap) wordt verdeeld tussen B, HZ1 en HZ2. Dit zijn 3 erfgenamen die allemaal tot de vaderlijke lijn behoren.
* Volle broer B erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
* Halfzus HZ1 erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
* Halfzus HZ2 erft: $\frac{1}{2} \times \frac{1}{3} = \frac{1}{6}$ van de totale nalatenschap.
In totaal hebben we dan:
* HB: $\frac{1}{2}$ (of $\frac{3}{6}$)
* B: $\frac{1}{6}$
* HZ1: $\frac{1}{6}$
* HZ2: $\frac{1}{6}$
Totaal: $\frac{3}{6} + \frac{1}{6} + \frac{1}{6} + \frac{1}{6} = \frac{6}{6} = 1$ (de volledige nalatenschap).
> **Tip:** De kern van de kleine kloving is dat de nalatenschap in twee helften wordt gesplitst, één voor de moederlijke lijn en één voor de vaderlijke lijn. Binnen elke lijn worden de erfgenamen naar hoofden verdeeld. Indien een lijn leeg is, gaat die helft naar de Staat. Als er zowel volle broers/zussen als halfbroers/zussen zijn, erven de volle broers/zussen uit beide lijnen, terwijl halfbroers/zussen enkel uit hun respectievelijke lijn erven.
#### 2.5.3 Casus met halfbroer aan moederszijde en grootvader aan vaderszijde
Stel, X overlijdt als enig kind, maar laat aan moederskant een halfbroer B na. De beide biologische ouders zijn vooroverleden. Aan de zijde van zijn vooroverleden vader, laat hij zijn grootvader GV na.
* **Moederlijke lijn:** De moeder is vooroverleden. Haar plaatsvervanger is de halfbroer B. De helft van de nalatenschap die toekomt aan de moederlijke lijn, komt dus toe aan de halfbroer B. HB erft $\frac{1}{2}$ van de totale nalatenschap.
* **Vaderlijke lijn:** De vader is vooroverleden. Zijn afstammelingen (in dit geval X zelf) kunnen niet erven. De eerstvolgende bloedverwanten in de tweede graad langs vaderszijde zijn de grootouders. Aangezien de grootmoeder langs vaderszijde niet vermeld is, blijft de grootvader aan vaderszijde over. De grootvader GV erft de andere helft van de nalatenschap (de vaderlijke helft). GV erft $\frac{1}{2}$ van de totale nalatenschap.
De verdeling is dus:
* Halfbroer B: $\frac{1}{2}$ van de nalatenschap.
* Grootvader GV: $\frac{1}{2}$ van de nalatenschap.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wettelijke erfopvolging | Het proces waarbij de wet bepaalt wie de bezittingen van een overleden persoon erft, in het geval dat er geen testament is opgemaakt. Dit omvat specifieke regels voor de rangorde van erfgenamen. |
| Devolutie | De overgang van rechten en plichten van een overleden persoon naar zijn of haar erfgenamen. Dit omvat de verdeling van de nalatenschap volgens de geldende wettelijke regels of testamentaire bepalingen. |
| Tweede orde erfgenamen | Familieleden die niet tot de eerste orde (kinderen en afstammelingen) behoren, maar wel recht hebben op een deel van de nalatenschap. Dit omvat in deze context broers, zussen, ouders en hun afstammelingen, en grootouders. |
| Stamboom | Een grafische weergave van de familiebanden van een persoon, die de afstamming en verwantschap aangeeft. Het helpt bij het visualiseren van de erfgenamen en de verdeling van de nalatenschap. |
| Vooroverleden | Een persoon die reeds is overleden vóór de datum van overlijden van de erflater. De bezittingen van een vooroverleden erfgenaam worden niet direct aan de erflater toegerekend, maar kunnen via plaatsvervulling toekomen aan diens afstammelingen. |
| Moederszijde / Vaderszijde | Verwijst naar de familieleden die afstammen van respectievelijk de moeder of de vader van een persoon. Bij erfopvolging kan dit relevant zijn voor de verdeling van de nalatenschap. |
| Kleine kloving | Een specifiek principe in het erfrecht waarbij de nalatenschap van een overledene die geen directe afstammelingen nalaat, wordt verdeeld. De nalatenschap wordt in twee helften gesplitst: één helft voor de familie van de vader en één helft voor de familie van de moeder, ongeacht wie er nog in leven is. |
| Halfbroer / Halfzus | Een broer of zus die dezelfde vader of moeder deelt, maar niet beide ouders. In de context van erfopvolging kunnen halfbroers en -zussen, afhankelijk van de specifieke wetgeving, een deel van de nalatenschap erven. |
| Plaatsvervulling | Een juridisch principe waarbij, wanneer een erfgenaam voor de erflater overlijdt, diens afstammelingen in zijn of haar plaats treden om de nalatenschap te erven. Dit geldt ook voor onwaardige erfgenamen of verwerping van de nalatenschap. |
| Grootouder | De ouder van een ouder. In de wettelijke erfopvolging kunnen grootouders als erfgenamen optreden, met name wanneer er geen erfgenamen uit hogere rangen aanwezig zijn. |