Cover
Comença ara de franc Kopie van Lesnota's - Basisbegrippen van recht.docx
Summary
## Basisbegrippen van Recht
Dit studiegids biedt een gedetailleerd overzicht van de basisbegrippen van het recht, gebaseerd op de lesnotities, PowerPoints en het handboek, met erkenning aan professoren Gerd Verschelden en Piet Taelman.
### Deel I – Wat is recht?
#### Hoofdstuk 1 - Het recht als een geheel van gedragsregels
Het recht kan worden gedefinieerd als een geheel van gedragsregels en ermee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met het oog op een rechtszekere, rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij. Er bestaat geen universeel aanvaarde definitie van recht, maar er is wel consensus over centrale elementen.
##### Afdeling 1 – Enkele definities
* **Objectief recht** verwijst naar het geheel van gedragsregels dat in een bepaalde samenleving en tijd geldt.
* **Subjectieve rechten** zijn de door het recht bekrachtigde aanspraken van rechtssubjecten (natuurlijke personen en rechtspersonen) op medepersonen of voorwerpen om hun doelen in het rechtsverkeer te realiseren.
Het recht wordt onderverdeeld in **publiekrecht** (verhouding burger-overheid of overheid-overheid) en **privaatrecht** (verhouding tussen gelijken, burgers onderling). De bronnen van het Belgisch privaatrecht omvatten wetgeving, gewoonte en algemene rechtsbeginselen.
* **Notatie van wetsartikelen:** (art. [Boek.[Artikel BW)
* **Burgerlijk Wetboek (BW):** Een mix van oud (Napoleontisch) en nieuw recht. Er is een overgangsfase in de hercodificatie.
* **Bijzondere wetten:** Reglementering die niet in het BW of oud BW is opgenomen, zoals die betreffende notariaat, marktpraktijken (WER), nationaliteitsrecht (BWN), jeugdbescherming, etc.
* **Gewoonte:** Een regel die voortvloeit uit bestendig gebruik met de overtuiging van haar bindend karakter. Niet elk gebruik is een gewoonte.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Door het Hof van Cassatie erkende principes, soms gecodificeerd, die als rechtsbeginsel gelden.
De klassieke onderscheiden tussen publiek- en privaatrecht vervagen steeds meer, onder andere door de meergelaagde rechtsorde (internationaal, nationaal, gewestelijk, gemeentelijk niveau) en de toenemende privaatrechtelijke benadering door de overheid.
**Materieel recht** regelt de inhoud van het recht, terwijl **formeel recht** de vorm en afdwinging ervan regelt (bv. procesrecht).
**Rechtsfeiten** zijn feiten die rechtsgevolgen meebrengen (bv. geboorte), terwijl **rechtshandelingen** menselijke wilsverklaringen zijn met het oog op gewilde rechtsgevolgen (bv. een kind erkennen, een huis kopen).
##### Afdeling 2 – Centrale elementen in het begrip recht
Rechtsregels kunnen **dwingend** zijn (niet van af te wijken) of **aanvullend** (afwijking mogelijk via overeenkomst). Het **institutionele en begripsmatige kader** omvat de formulering, toepassing en afdwinging van rechtsregels door de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
Het doel van rechtsregels is een **kwalitatieve ordening van de maatschappij**, die afhangt van:
* **Rechtszekerheid:** Vereist voorspelbaarheid, vastheid, algemeenheid en onderlinge consistentie van wetten.
* **Rechtvaardigheid:** Moet rechtvaardig overkomen en is evolutief. Een harde kern van waarden (bv. eerbiediging van leven) moet gerespecteerd worden.
* **Doeltreffendheid:** Middelen moeten aangepast zijn aan de doelstellingen, die idealiter geëvalueerd worden.
**Handhaving van rechtsregels** gebeurt door of krachtens het maatschappelijk gezag (uitvoerende en rechterlijke macht). Het initiatief tot handhaving ligt bij de burger in privaatrecht en bij de staat in publiekrecht.
#### Hoofdstuk 2 – Relativiteit van deze benadering
De benadering van recht als een geheel van gedragsregels is niet universeel. In landen als de VS worden regels afgeleid uit precedenten (eerdere uitspraken), en in Japan ligt de nadruk meer op verzoening en dialoog. De ordenende functie van recht is cruciaal in ons systeem. Een efficiënte jurist streeft naar een cliëntgerichte aanpak en benut alternatieve oplossingen zoals bemiddeling.
### Deel II – Basisbegrippen
#### Hoofdstuk 1 – Rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn personen (fysieke of rechtspersonen) voor wie rechtsnormen rechten en plichten meebrengen.
##### Afdeling 1 – Begrippen
* **Rechtssubject:** Een synoniem voor 'persoon' in juridische zin, waaronder natuurlijke personen en rechtspersonen vallen.
* **Dieren:** Zijn geen juridische personen, maar genieten wel rechtsbescherming. Ze hebben geen plichten.
* **Embryo:** Vanaf de versmelting van zaad- en eicel, geen rechtssubject maar geniet rechtsbescherming.
* **Lijk:** Stoffelijk overschot van een overleden persoon; geen rechtssubject meer, maar geniet rechtsbescherming en er zijn regels omtrent de lijkbezorging.
* **Doodgeboren kind:** Geen titularis van rechten en plichten, wel kunnen akten van burgerlijke stand worden opgemaakt voor sociale/familiale gevolgen.
##### Afdeling 2 – Natuurlijke personen
* **Levende en levensvatbare personen:** Elke levend en levensvatbaar geboren mens is een rechtssubject. Levensvatbaarheid wordt bepaald door medische consensus over de mogelijkheid tot overleven.
* **Einde van juridische persoonlijkheid:** De dood, vastgesteld door een arts. Bepaalde juridische aspecten (bv. auteursrecht, erkenning van een overleden kind) kunnen na het overlijden blijven bestaan of nog gewijzigd worden.
##### Afdeling 3 – Rechtspersonen
Een rechtspersoon is een groepering van rechtssubjecten of een afgescheiden vermogen dat titularis kan zijn van rechten en plichten.
* **Rechtspersonen versus samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid:** Rechtspersonen verkrijgen zelf juridische persoonlijkheid en kunnen rechtshandelingen stellen; ze hebben een eigen, afgescheiden vermogen. Samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid (bv. maatschap, feitelijke verenigingen) hebben geen afgescheiden vermogen.
* **Soorten rechtspersonen:**
* **Publiekrechtelijke:** Opgericht door de overheid voor publieke dienstverlening (bv. Belgische Staat, Gemeenschappen).
* **Privaatrechtelijke:** Privaat initiatief, met andere doelen dan staatsgezag (bv. vennootschappen, verenigingen, stichtingen).
* **Verenigingen:** Streven een belangeloos doel na (bv. VZW's).
* **Stichtingen:** Afgescheiden vermogen voor een belangeloos doel (bv. Private Stichting, Stichting van openbaar nut).
* **Vennootschappen:** Gericht op winstverdeling (bv. VOF, BV, NV, CV).
* **Legaliteitsbeginsel:** Rechtspersoonlijkheid kan enkel worden toegekend in wettelijk voorziene gevallen.
* **Ontstaan en einde:** Rechtspersoonlijkheid ontstaat bij neerlegging van een uittreksel van de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank. Het einde wordt bepaald door ontbinding en vereffening.
* **Tegenwerpelijkheid:** Het bestaan van de rechtspersoon wordt tegenwerpelijk aan derden na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
#### Hoofdstuk 2 – Bekwaamheid
Bekwaamheid slaat op de juridische mogelijkheid om rechten en plichten te hebben (rechtsbekwaamheid) of zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid).
##### Afdeling 1 – Begrippen
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten. Principe: volledige rechtsbekwaamheid voor alle Belgen.
* **Uitzonderingen:** Vreemdelingen (burgerlijke rechten, politieke rechten), zwaar strafrechtelijk veroordeelden.
* **Specifieke rechtsonbekwaamheden:** Wettelijk opgelegd (bv. huwelijksbeletselen) of rechterlijk opgelegd (bv. verbod tot beroepsuitoefening).
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. Principe: iedereen is handelingsbekwaam.
* **Beperkingen:** Handelingsonbekwaamheid, die algemeen (bv. minderjarigen) of gedeeltelijk kan zijn.
* **Beschermingsregimes:** Vertegenwoordiging of bijstand door een derde (bv. ouders voor minderjarigen, bewindvoerder voor beschermde meerderjarigen).
##### Afdeling 2 – De bekwaamheid van natuurlijke personen
* **Rechtsbekwaamheid:** Principe is volledig, behalve voor bepaalde categorieën personen (vreemdelingen, zwaar veroordeelden) en specifieke wettelijke/rechterlijke beperkingen (bv. voogdij).
* **Handelingsbekwaamheid:** Principe is volledig. Beperkingen gelden voor niet-ontvoogde minderjarigen (algemeen handelingsonbekwaam) en beschermde meerderjarigen (vaak gedeeltelijk handelingsonbekwaam).
* **Nietigheid:** Rechtshandelingen gesteld door handelingsonbekwamen zijn vatbaar voor nietigverklaring, afhankelijk van de aard van de bekwaamheidsbeperking (relatieve nietigheid) of de aard van de regel (absolute nietigheid).
* **Onderscheid nietigheid rechtens vs. nietigheid wegens benadeling:** Nietigheid rechtens vereist enkel de overtreding van de regel, nietigheid wegens benadeling vereist ook bewijs van nadeel.
##### Afdeling 3 – De bekwaamheid van rechtspersonen
* **Genotsbekwaamheid:** Beperkt door de aard van de rechtspersoon, de wet en het doel (specialiteitsbeginsel).
* **Handelingsbekwaamheid:** Wordt uitgeoefend via natuurlijke personen (organen, lasthebbers).
#### Hoofdstuk 3 – Rechtshandelingen
Rechtshandelingen zijn menselijke wilsverklaringen waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, afgelegd met het doel deze rechtsgevolgen te creëren. Ze kunnen materieel, formeel of procesrechtelijk zijn.
##### Afdeling 1 – Inleiding
Rechtshandelingen onderscheiden zich van materiële handelingen en rechtsfeiten.
##### Afdeling 2 – Geldigheid van rechtshandelingen
Geldigheidsvereisten voor contracten omvatten vrije en bewuste toestemming, bekwaamheid, een bepaald en geoorloofd voorwerp, en een geoorloofde oorzaak. Conformiteit met dwingende rechtsregels is eveneens cruciaal.
* **Toestemming:** Moet de werkelijke wil beantwoorden. Wilsgebreken (dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden) kunnen tot nietigverklaring leiden. De vertrouwensleer kan hierop een correctie vormen.
* **Voorwerp:** Moet geoorloofd zijn.
* **Oorzaak:** Een individuele rechtvaardiging voor de rechtshandeling. Een ongeoorloofde oorzaak leidt tot absolute nietigheid.
##### Afdeling 3 – Nietigheid van rechtshandelingen
Een nietige rechtshandeling bestaat tot ze wordt vernietigd. De gevolgen van nietigverklaring werken ex tunc (retroactief) en ex nunc (voor de toekomst).
* **Absolute nietigheid:** Bij strijdigheid met openbare orde, genotsonbekwaamheid, ongeldig voorwerp of oorzaak. Kan door elke belanghebbende of de rechter worden ingeroepen.
* **Relatieve nietigheid:** Bij strijdigheid met louter dwingend recht, handelingsonbekwaamheid, of wilsgebreken. Kan enkel door de beschermde persoon worden ingeroepen.
#### Hoofdstuk 4 – Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid regelt wie de schade vergoedt die door een ander is veroorzaakt. Dit kan via verzekeringen of schadefondsen. Het aansprakelijkheidsrecht kent een hercodificatie in boek 6 BW, met ingang van 1 januari 2025.
##### Afdeling 1 – Begrip en situering
Het aansprakelijkheidsrecht bepaalt in welke gevallen schade moet worden vergoed, door wie, en op welke wijze. De hercodificatie beoogt de opname van rechtersrecht, modernisering en een duidelijke structuur.
##### Afdeling 2 – Soorten aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Bij overtreding van een norm met strafsanctie, ongeacht opzet of schade.
* **Burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Verplichting tot herstel van schade berokkend aan een ander burger.
Onderscheid tussen **contractuele aansprakelijkheid** (wanprestatie bij contractuitvoering) en **buitencontractuele aansprakelijkheid** (schade door andere wanprestatie). Het **samenloopverbod** van vroeger is grotendeels afgeschaft onder het nieuwe BW, wat een keuze mogelijk maakt tussen beide regimes, tenzij wet of contract anders bepaalt.
* **Enkelvoudige aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid voor eigen daad (art. 6.5 BW).
* **Samengestelde aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid voor andermans daad (oud BW: art. 1384 BW), zaken en dieren.
##### Afdeling 3 – Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Schuldaansprakelijkheid:** Vereist bewijs van schade, fout van de tegenpartij, toerekenbaarheid en causaal verband (art. 6.5 BW). De fout wordt objectief bepaald (elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging).
* **Objectieve aansprakelijkheid (foutloze aansprakelijkheid):** Verplichting tot schadevergoeding zonder noodzaak van een fout (bv. aansprakelijkheid voor dieren - art. 1385 oud BW, 6.17 BW; gebrekkige zaken - art. 1384 oud BW, 6.16 BW).
* **Toereken(ingsvat)baarheid:** Cruciaal voor foutaansprakelijkheid. Minderjarigen onder 12 jaar zijn nooit persoonlijk aansprakelijk (art. 6.5 BW). Voor minderjarigen van 12 jaar en geestesgestoorden geldt een billijkheidsregeling. Rechtspersonen zijn aansprakelijk via hun organen.
##### Afdeling 4 – Oorzakelijk verband
Er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de fout en de schade. De **equivalentieleer** (conditio sine qua non) wordt bevestigd in boek 6 BW, met correcties op basis van feitelijke en juridische causaliteit (billijkheidscorrectie).
##### Afdeling 5 – Schade
Schade is de aantasting van een juridisch beschermd belang. De schade moet rechtmatig, vaststaand (eventueel toekomstig) en persoonlijk zijn.
* **Patrimoniale schade:** Economische gevolgen (verliezen, kosten, winstderving).
* **Extrapatrimoniale schade:** Niet-economische gevolgen (lichamelijke/psychische pijn, terugslag).
Schadeloosstelling streeft naar herstel van wat kapot is gemaakt (patrimoniale schade) of een billijke vergoeding (extrapatrimoniale schade).
#### Hoofdstuk 5 – Rechtsmisbruik
Rechtsmisbruik treedt op wanneer een subjectief recht op een wijze wordt uitgeoefend die kennelijk de grenzen van normale rechtsuitoefening te buiten gaat, vaak met het oogmerk om een ander te schaden. De sanctie is de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd schadeherstel.
#### Hoofdstuk 6 – Subjectieve rechten
Subjectieve rechten zijn juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die rechtssubjecten kunnen uitoefenen. Ze worden behandeld door de gewone rechtbanken.
##### Afdeling 1 – Begrip en nut
Subjectieve rechten kunnen politieke of burgerlijke rechten zijn, en patrimoniale of extrapatrimoniale rechten.
##### Afdeling 2 – Indeling van de subjectieve rechten volgens het rechtsobject
* **Patrimoniale rechten:** Gerelateerd aan goederen (lichamelijk of onlichamelijk). Omvatten zakelijke rechten (eigendom, mede-eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, etc.) en vorderingsrechten.
* **Extrapatrimoniale rechten:** Betreffen niet-in-geld-waardeerbare belangen, zoals persoonlijkheidsrechten (recht op naam, afbeelding, privacy) en familierechten (recht op huwelijk, echtscheiding).
#### Hoofdstuk 7 – Duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van het heden zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Dit concept heeft internationale (VN, SDG's) en nationale juridische kaders (Grondwet art. 7bis, federale en Vlaamse wetgeving). De rechtsleer en rechtspraak (bv. klimaatzaken) spelen een rol in de implementatie ervan.
### Deel III – De professionele actoren in het recht
Diverse actoren zijn betrokken bij de rechtspleging, elk met hun specifieke rol en opleiding.
#### Hoofdstuk 1 – De magistraat
Magistraten (rechters en parketmagistraten) beslechten geschillen en hebben een verzoeningsopdracht. Ze worden benoemd na een rigoureus selectieproces en genieten onafhankelijkheid.
#### Hoofdstuk 2 – Het gerechtspersoneel
* **Griffier:** Assisteert de rechter in zijn ambt, beheert de administratie van de rechtbank.
* **Referendaris:** Verleent juridische bijstand aan magistraten, vooral bij hogere rechtscolleges.
* **Parketjurist:** Vergelijkbaar met referendaris, maar werkzaam bij het Openbaar Ministerie.
#### Hoofdstuk 3 – De advocaat
Advocaten adviseren, staan partijen bij en pleiten voor hen. Ze zijn onderworpen aan deontologie en tucht.
#### Hoofdstuk 4 – De gerechtsdeurwaarder
Gerechtsdeurwaarders zijn ministeriële ambtenaren die exploten opstellen, betekenen en zorgen voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken.
#### Hoofdstuk 5 – De notaris
Notarissen verlijden authentieke akten, waken over de belangen van alle partijen en geven juridisch advies. Ze hebben een hybride statuut van openbaar ambtenaar en vrij beroep.
#### Hoofdstuk 6 – De bedrijfsjurist
Bedrijfsjuristen begeleiden ondernemingen op juridisch vlak en zijn beschermd tot titel.
#### Hoofdstuk 7 – De overheidsjurist
Werken voor de overheid, met takenpakket en specialisatie afhankelijk van de werkomgeving.
#### Hoofdstuk 8 – De jurist in academia
Academici verbonden aan rechtsfaculteiten dragen bij aan rechtsvorming via publicaties en adviezen.
### Deel IV – Kennismaking met het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht regelt hoe geschillen via de rechtbank worden beslecht en hoe rechterlijke beslissingen worden afgedwongen.
#### Hoofdstuk 1 – Inleiding
In geval van een geschil (bv. Leen Puttemans na val over putdeksel) dient men zich te wenden tot de rechter. Het verbod op eigenrichting is essentieel. Alternatieve conflicthanteringsmethoden zoals minnelijke schikking, bemiddeling en collaboratieve onderhandelingen worden steeds belangrijker.
#### Hoofdstuk 2 – Bronnen van burgerlijk procesrecht
De belangrijkste bronnen zijn de Grondwet (scheiding der machten, onafhankelijkheid rechter, motiveringsplicht), het Gerechtelijk Wetboek (codificatie van procedurele regels), bijzondere wetgeving en algemene beginselen van behoorlijke procesvoering (bv. recht op toegang tot de rechter, hoor- en wederhoor, onpartijdigheid).
#### Hoofdstuk 3 – Organisatie en bevoegdheid van de internrechtelijke rechtscolleges
Het Belgische gerechtelijk landschap is piramidaal opgebouwd met o.a. Vredegerechten, Politierechtbanken, Rechtbanken van eerste aanleg, Arbeidsrechtbanken, Ondernemingsrechtbanken, Hoven van beroep en het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie waakt over de eenheid van rechtspraak.
* **Bevoegdheid:** De rechtsmacht van een rechter wordt bepaald door materiële en territoriale bevoegdheid.
#### Hoofdstuk 4 – Rechtspleging
De rechtspleging omvat de stappen om een zaak voor de rechtbank te brengen en te laten beslechten.
##### Afdeling 1 – Voorwaarden voor de rechtsvordering
Om een rechtsvordering te kunnen instellen, moet men juridische persoonlijkheid bezitten, handelingsbekwaam zijn, belang hebben en de juiste hoedanigheid hebben.
##### Afdeling 2 – Soorten vorderingen
Er zijn inleidende vorderingen en tussenvorderingen (uitbreiding, tegenvordering, tussenkomst, nieuwe procesverhouding).
##### Afdeling 3 – Inleiding van de vordering
Een vordering kan worden ingesteld via dagvaardingsexploot, verzoekschrift op tegenspraak, of gezamenlijk verzoekschrift. De zaak wordt ingeschreven op de rol en er wordt een dossier van de rechtspleging opgemaakt.
##### Afdeling 4 – Inleidende zitting
Bij de inleidende zitting verschijnen de partijen (persoonlijk, vertegenwoordigd of bijgestaan). Bij niet-verschijning kan verstek worden uitgesproken. Vervolgens volgt de instaatstelling (uitwisseling van conclusies en stukken).
##### Afdeling 5 – Het in staat stellen van de zaak
Dit omvat de uitwisseling van conclusies (schriftelijke argumentatie) en stavingsstukken, volgens een vastgestelde kalender of in der minne.
##### Afdeling 6 – Rechtsdag
De rechtsdag is de pleitzitting waar partijen hun zaak mondeling kunnen toelichten.
##### Afdeling 7 – Beraad en uitspraak
Na het sluiten van het debat en eventueel advies van het OM, volgt het beraad en de uitspraak (vonnis, arrest, beschikking). De motiveringsplicht en de redelijke termijn zijn hierbij cruciaal.
##### Afdeling 8 – Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zoals verzet en hoger beroep maken het mogelijk om beslissingen van de rechter aan te vechten.
#### Hoofdstuk 5 – Gedwongen tenuitvoerlegging
Indien een partij een vonnis niet vrijwillig naleeft, kan de uitvoerende macht (gerechtsdeurwaarders) via gedwongen tenuitvoerlegging de beslissing afdwingen, vaak via verhaalsexecutie op het vermogen van de schuldenaar. Dwangsommen kunnen ook als drukkingsmiddel dienen.
### Conclusie
Het recht is een complex geheel van regels en principes, met een breed scala aan juridische actoren en procedures. De studie van deze basisbegrippen is essentieel voor elke rechtsstudent.
---
**Veelvoorkomende fouten om te vermijden:**
* Het door elkaar halen van objectief en subjectief recht.
* Het verwarren van rechtsfeiten met rechtshandelingen.
* Het onjuist toepassen van de verschillende soorten aansprakelijkheid (schuld vs. objectief, contractueel vs. buitencontractueel).
* Onjuiste interpretatie van de bevoegdheidsregels van de rechtbanken.
* Het onderschatten van de rol van de rechter en de partijautonomie in het procesrecht.
* Het vergeten van de belangstellingseisen of hoedanigheid bij het instellen van een vordering.
* Niet correct toepassen van de regels inzake nietigheid en de gevolgen ervan.
* Het negeren van de evoluerende rechtspraak en wetgeving, zoals de hercodificatie van het aansprakelijkheidsrecht.
* Verwarring tussen de verschillende bevoegdheidsgrenzen (bv. aanleggrenzen voor hoger beroep).
* Het niet correct interpreteren van de rol van de verschillende actoren in het rechtsverkeer (bv. advocaat vs. magistraat).
```
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
|---|---|
| Objectief recht | Het geheel van gedragsregels die in een bepaalde samenleving in een bepaalde tijd bestaan. |
| Subjectieve rechten | Rechten van rechtssubjecten (fysieke personen en rechtspersonen); door het recht bekrachtigde aanspraak van een rechtssubject, met betrekking tot medepersonen of voorwerpen, met de bedoeling deze in het rechtsverkeer te verwezenlijken. |
| Rechtsfeit | Een feit dat rechtsgevolgen meebrengt, ongeacht of dit door een menselijke handeling is veroorzaakt. |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring waarbij een rechtssubject een handeling stelt met het oog op rechtsgevolgen, die door de persoon die de rechtshandeling stelt gewild zijn. |
| Conventionele vertegenwoordiging | Vertegenwoordiging waarbij de bevoegdheid tot vertegenwoordiging voortvloeit uit een overeenkomst tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde. |
| Materiële schade | Schade die een economisch gevolg heeft voor het slachtoffer, zoals verliezen, kosten of winstderving. |
| Morele schade | Schade die een niet-economisch gevolg heeft voor het slachtoffer, zoals lichamelijke of psychische pijn. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, vaak met het oogmerk om een ander te schaden. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij verleent over een bepaald goed of een geheel van goederen, zonder de tussenkomst van een andere persoon. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat recht geeft op een prestatie van een andere persoon, zijnde doen, laten of geven. |
| Beslag | Een gerechtelijke maatregel die tot doel heeft de beschikkingsbevoegdheid van een schuldenaar over bepaalde goederen te beperken, teneinde deze goederen te bewaren voor mogelijke verhaalexecutie door de schuldeiser. |