Cover
Comença ara de franc Inhoudscursus Tijd.pdf
Summary
# De prehistorie: van de oorsprong van de mens tot de landbouwrevolutie
Hier is de samenvatting voor het examenonderwerp "De prehistorie: van de oorsprong van de mens tot de landbouwrevolutie".
## 1. De prehistorie: van de oorsprong van de mens tot de landbouwrevolutie
Dit onderwerp verkent de prehistorie, beginnend bij de oorsprong van het heelal en het leven op aarde, de evolutie van de mens, en eindigend met de overgang naar een nomadische samenleving en de gevolgen van de landbouwrevolutie.
### 1.1 De prehistorie of ‘voorgeschiedenis’
De prehistorie omvat de periode in de menselijke geschiedenis waarvoor geen geschreven bronnen bestaan. In onze streken eindigt deze periode met de komst van de Romeinen (ongeveer 55 v.C.), terwijl in het Nabije Oosten dit al rond 3500 v.C. was door de ontwikkeling van het schrift. De term 'prehistorie' kan de belangrijke rol van deze periode onderschatten; het is cruciaal voor het begrijpen van de menselijke evolutie en maatschappelijke ontwikkelingen. Materiële bronnen, zoals botten en gebruiksvoorwerpen, zijn de primaire bronnen voor onze kennis van de prehistorie, bestudeerd door de archeologie [5](#page=5).
### 1.2 Het ontstaan van het heelal, de aarde en leven op aarde
Naast scheppingsmythen, die vaak goddelijke oorsprongen beschrijven, biedt de wetenschap verklaringen. De meest geaccepteerde theorie voor het ontstaan van het heelal is de Big Bang, geschat op ongeveer 13,7 miljard jaar oud. De aarde ontstond ongeveer 4,5 miljard jaar geleden, en het eerste leven ontwikkelde zich in het water. Charles Darwins evolutietheorie vormt de basis voor wetenschappelijke verklaringen van de evolutie van leven op aarde [5](#page=5).
### 1.3 De mens, een laatkomer in de geschiedenis: hoe, waar, wanneer?
De mens verscheen relatief laat in de aardse evolutie. Mensachtigen (hominiden) behoren tot de klasse van zoogdieren en de orde der primaten, en zijn nauw verwant aan mensapen. Genetisch onderzoek toont 98-99% overeenkomst met chimpansees en bonobo's. Belangrijke verschillen met mensapen zijn onder andere het rechtop lopen en het maken van stenen werktuigen, gekoppeld aan grotere hersenen. De mens is waarschijnlijk ontstaan in Afrika, mogelijk uit een gemeenschappelijke voorouder die door geografische isolatie in de Riftvallei tot verschillende soorten evolueerde. Rechtop lopen wordt beschouwd als een cruciale stap in de menselijke evolutie. De oudste sporen van mensachtigen dateren van ongeveer 7 miljoen jaar geleden, met de evolutie van verschillende soorten, waaronder de Homo sapiens rond 200.000 v.C. [6](#page=6).
### 1.4 De ‘stamboom’ van de mens
Onze kennis van de menselijke afstamming is gebaseerd op beperkte en hypothetische archeologische vondsten, waardoor het wetenschappelijk debat nog gaande is. Moderne inzichten schetsen een complexe stamboom met zijtakken. Belangrijke mensachtigen/mensensoorten zijn [7](#page=7):
* **Australopithecus**: Een groep van de oudste mensachtigen, die nog sterk op mensapen lijken en in Afrika leefden [7](#page=7).
* **Lucy**: Een beroemd skelet van een Australopithecus afarensis (ca. 3,2 miljoen jaar geleden), dat bewijst dat zij op twee benen liep [7](#page=7).
* **Homo habilis**: Had een grotere herseninhoud en maakte waarschijnlijk de eerste (eenvoudige) werktuigen. Leefde van ca. 2,5 tot 1,5 miljoen jaar geleden in Afrika [7](#page=7).
* **Homo erectus**: De eerste ‘wereldreiziger’, die Afrika, Europa, Azië en Oceanië bereikte. Beheerste het vuur, verfijnde steenbewerking en ging actief op jacht. Leefde van ca. 1,7 miljoen tot 250.000 jaar geleden [7](#page=7).
* **Homo neanderthalensis (Neanderthaler)**: Leefde in Europa en West-Azië tussen 350.000 en 38.000 jaar geleden. Intelligent, maar geen directe voorouder van de moderne mens, hoewel er genetische menging was (ongeveer 2% Neanderthaler DNA bij hedendaagse Europeanen). De 'Man van Spy' in België is een bekende vondst [7](#page=7).
* **Homo sapiens**: Ontstond ca. 200.000 jaar geleden in Afrika en verspreidde zich vanaf 100.000 jaar geleden wereldwijd. Is de enige overgebleven mensensoort [7](#page=7).
* **Homo floresiensis**: Een kleine mensensoort (ca. 100.000 tot 50.000 jaar geleden) ontdekt op het Indonesische eiland Flores [8](#page=8).
> **Tip:** De menselijke 'stamboom' is dynamisch en wordt voortdurend aangepast door nieuwe archeologische vondsten.
### 1.5 Een nomadische samenleving
De eerste mensen leidden een nomadenbestaan, waarbij ze in kleine groepen (circa 30 man) rondtrokken om te overleven [8](#page=8).
#### 1.5.1 Voedselvoorziening: rondtrekken om te overleven
Nomaden trokken rond om plantaardig voedsel en water te vinden, of om het wild te volgen. Ze waren waarschijnlijk aaseters en later jagers, waarbij ze alle delen van een dier gebruikten. Klimaatveranderingen (ijstijden en tussenijstijden) hadden een grote invloed op hun leven. De Homo erectus was mogelijk de eerste die vuur gebruikte, wat het levenscomfort vergrootte [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.5.2 Werktuigen
Stenen werktuigen vormen de belangrijkste archeologische sporen. Deze evolueerden van eenvoudige keien (Homo habilis) tot de multifunctionele vuistbijl (Homo erectus) en gespecialiseerde werktuigen zoals schrabbers, messen en naalden (Neanderthaler en Homo sapiens). Vuursteen (silex) was een veelgebruikt materiaal [9](#page=9).
#### 1.5.3 De woning, kleding en sieraden
Homo habilis en erectus zochten natuurlijke beschutting of leefden in openluchtkampen. Vanaf de Neanderthaler werden gestructureerde woningen zoals tenten of hutten van dierenhuiden gebouwd, en grotten werden gebruikt. Indirecte aanwijzingen voor kleding (zoals priemen en naalden) zijn gevonden vanaf de Neanderthaler, en daadwerkelijke kledingresten bij Homo sapiens. Sieraden van schelpen, ivoor en been zijn eveneens gevonden vanaf de Neanderthaler [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.5.4 Kunst en geloof
Vroeger werd gedacht dat kunst pas bij Homo sapiens ontstond, maar recent onderzoek toont aan dat ook Neanderthalers kunstzinnig waren (mobiele kunst). Grotschilderingen, met realistische dierlijke afbeeldingen, zijn bekend uit Frankrijk (Lascaux, Chauvet) en Spanje (Altamira). De betekenis hiervan blijft onduidelijk; het kan verband houden met jachtrituelen of spirituele overtuigingen. Sporen van rituelen rond de dood en geloof in een leven na de dood zijn gevonden, zoals het begraven van doden met giften [10](#page=10).
#### 1.5.5 Prehistorie in onze streken
De oudste sporen van menselijke bewoning in België zijn vuistbijlen uit Kesselt (Limburg), daterend van 400.000-500.000 jaar geleden. Neanderthaler-kampen en werktuigvindplaatsen, met resten van prehistorische dieren, zijn gevonden in Veldwezelt (Limburg) en de Maasvallei. De grotten van Spy leverden ook belangrijke Neanderthaler-vondsten op [10](#page=10) [11](#page=11).
### 1.6 Overgang van nomadische naar landbouwsamenleving
#### 1.6.1 Het ontstaan van landbouw: waarom, waar, wanneer?
De landbouwrevolutie, rond 12.000 jaar geleden (ca. 10.000 v.C.), markeerde een ingrijpende verandering in levenswijze, deels veroorzaakt door mondiale opwarming na de laatste ijstijd. Warmer en vochtiger klimaten bevorderden de groei van granen, waardoor rondtrekken minder noodzakelijk werd. Landbouw ontstond in de Vruchtbare Sikkel (rond de Syrische woestijn, oostelijke Middellandse Zeekust en Mesopotamië). Gedomesticeerde planten zoals tarwe, rijst en maïs vormen nog steeds de basis van onze voeding. Ook veeteelt ontwikkelde zich [11](#page=11).
#### 1.6.2 Een nieuwe levenswijze: gevolgen van de landbouw
De landbouwrevolutie had diverse positieve en negatieve gevolgen:
##### 1.6.2.1 Sedentarisatie en ontstaan van de eerste dorpen en steden
Mensen vestigden zich permanent (sedentarisatie) op vruchtbare gronden, wat leidde tot de vorming van dorpen en later steden. Jericho was een van de oudste steden, en Catalhöyük in Turkije was een grote, ontwikkelde nederzetting met tot 10.000 inwoners. Omwalde steden ontstonden om zich te beschermen tegen plunderaars, wat ook het begin van grootschalige conflicten en oorlogen markeerde [11](#page=11) [12](#page=12).
##### 1.6.2.2 Stijging van de wereldbevolking
De landbouw zorgde voor een toegenomen voedselproductie en een veiligere, comfortabelere levensstijl, wat leidde tot een hogere overlevingskans en een stijging van de wereldbevolking [12](#page=12).
##### 1.6.2.3 Ontstaan van ambachten, privé-bezit en grotere sociale ongelijkheid
Door de bevolkingsgroei en efficiëntere voedselproductie specialiseerden mensen zich in andere beroepen dan landbouw, zoals metaalbewerking en pottenbakken (ambachten). Dit bevorderde ruilhandel. Het concept van privé-bezit, zoals land en voorraden, deed zijn intrede, wat leidde tot sociale ongelijkheid en de opkomst van rijkdom en macht [12](#page=12).
##### 1.6.2.4 Nieuwe materialen (metaal) & nieuwe werktuigen
Vanaf ca. 4500 v.C. werd metaal (koper, brons, ijzer) bewerkt, wat de productie van efficiëntere werktuigen en wapens mogelijk maakte. De landbouw stimuleerde ook de ontwikkeling van nieuwe gebruiksvoorwerpen en technieken zoals de sikkel, maalsteen en het wiel [12](#page=12).
#### 1.6.3 De landbouw in onze streken
Vanaf ca. 5500 v.C. verspreidde de landbouw zich vanuit de Vruchtbare Sikkel naar West-Europa. De eerste boeren vestigden zich aan rivieren, zoals in Rosmeer (Limburg), waar resten van een oude landbouwnederzetting werden gevonden. Tussen 3500 en 2500 v.C. bereikte de megalitische cultuur, gekenmerkt door grote stenen monumenten (menhirs, dolmens), een hoogtepunt. Deze bouwwerken zijn voornamelijk in Wallonië te vinden, met Wéris als bekendste site. De precieze betekenis van megalithische bouwsels blijft onduidelijk, mogelijk waren ze begraafplaatsen of hadden ze astronomische functies [12](#page=12) [13](#page=13).
---
# De oudheid: beschavingen in Mesopotamië, Egypte, Griekenland en Rome
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de ontwikkeling van de eerste grote beschavingen in Mesopotamië en Egypte, de invloed van de Griekse poleis en democratie, en de expansie en impact van het Romeinse Rijk.
## 2. De oudheid: beschavingen in Mesopotamië, Egypte, Griekenland en Rome
Met landbouw als motor ontwikkelden zich in de buurt van belangrijke rivieren op verscheidene plaatsen in de wereld de eerste beschavingen met een complexere sociale structuur, omvangrijke stedelijke centra en een bestuurlijke administratie. In deze beschavingen doken rond 3500 v.C. de eerste schriftsystemen op, waarschijnlijk vanwege de toegenomen complexiteit op bestuurlijk, organisatorisch en economisch vlak [13](#page=13) [14](#page=14).
### 2.1 Mesopotamië
Verschillende volkeren, zoals de Sumeriërs, Babyloniërs en Assyriërs, domineerden achtereenvolgens het vruchtbare Mesopotamië [14](#page=14).
#### 2.1.1 Economie: irrigatielandbouw als basis - ruileconomie
De overstromingen van de Tigris en Eufraat zorgden voor vruchtbaar slib, maar waren onregelmatig. Irrigatielandbouw door het graven van kanalen en aanleggen van dijken was daarom noodzakelijk voor een grote opbrengst. Deze landbouw vereiste een goede organisatie en samenwerking. De grote productie maakte specialisatie in andere beroepen en ruilhandel mogelijk [14](#page=14).
#### 2.1.2 Bestuur: stadsstaten groeien uit tot rijken onder leiding van de priester-koning
Dorpen groeiden uit tot stadsstaten zoals Ur en Uruk. De leider was een priester-koning, die zowel politieke als culturele taken had en als vertegenwoordiger van de goden werd gezien. Hij bestuurde de stad, bepaalde wetten, had het bevel over het leger en controleerde de voedselvoorraad. Ambtenaren, zoals boekhouders en schrijvers, hielpen hem. Het schrift maakte het mogelijk regels en wetten op te schrijven en gegevens beter te onthouden [14](#page=14) [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** De Codex Hammurabi, opgetekend rond 1750 v.C. door de Babylonische priester-koning Hammurabi, is een van de oudste bekende wetboeken. De wetten weerspiegelden sociale ongelijkheid en strengere straffen voor overtredingen tegen hooggeplaatste mannen [15](#page=15).
#### 2.1.3 Samenleving: leven in een standenmaatschappij
De samenleving was een standenmaatschappij, gebaseerd op sociale status bij geboorte. Bovenaan stonden de priester-koning, gevolgd door schrijvers, handelaars en ambachtslieden, en onderaan boeren en slaafgemaakten [15](#page=15).
#### 2.1.4 Godsdienst
Ondanks irrigatie bleef men sterk afhankelijk van de natuur. Verschillende goden werden vereerd om hulp te vragen. Het centrum van de stad was de tempeltoren of ziggurat, die een religieuze functie had [15](#page=15).
#### 2.1.5 Ontstaan van het schrift
Het schrift ontstond in de eerste Mesopotamische steden. Het eerste schrift was pictografisch en evolueerde naar spijkerschrift, waarbij tekens met een rieten stokje in klei werden gedrukt. Kleitabletten waren het meest gebruikte schrijfmateriaal. Het schrift werd gebruikt voor bestuur, tempelorganisatie, religieuze en literaire teksten, zoals het Gilgamesj-epos [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.1.6 Wetenschap
Mesopotamië was een centrum van wetenschappelijke vooruitgang, vooral in astronomie en wiskunde. Ze ontwikkelden een 60-tallig getalstelsel, wat leidde tot de huidige indeling van tijd (uren, minuten, seconden) en de 360 graden in een cirkel. Ze konden astronomische gebeurtenissen voorspellen en stelden een maankalender op [16](#page=16).
### 2.2 Het Oude Egypte, ‘goddelijk geschenk van de Nijl’
Het succes van Egypte was sterk verbonden met de Nijl, die gunstige omstandigheden creëerde voor de beschaving van de farao's. De jaarlijkse overstroming zorgde voor vruchtbaar slib ("het zwarte land"), in tegenstelling tot de woestijn ("het rode land") [16](#page=16).
#### 2.2.1 Economie: irrigatielandbouw vormt de basis
De Egyptische economie was gebaseerd op landbouw. De Nijl zorgde voor zowel bevloeiing als bemesting. Irrigatie was nodig om te voorkomen dat de akkers te snel uitdroogden. Er waren gespecialiseerde handwerklieden en belangrijke nijverheidstakken zoals potten bakken, bouwen en het bewerken van papyrus. Handel was ruilhandel en buitenlandse handel was een monopolie van de farao [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 2.2.2 Samenleving: een verhaal van bevoorrechten, vrijen en slaven
Egypte kende een standenmaatschappij [17](#page=17):
* **Farao:** Goddelijke heerser [17](#page=17).
* **Priesters:** Onderhielden tempels en verzorgden erediensten [17](#page=17).
* **Edelen:** Landeigenaren of legeraanvoerders [17](#page=17).
* **Vrije mensen:** Ambtenaren, ambachtslieden en handelaars [17](#page=17).
* **Boeren:** Werkten op het land van grootgrondbezitters [17](#page=17).
* **Slaven/slaafgemaakten:** Vooral krijgsgevangenen, hadden geen rechten [17](#page=17).
#### 2.2.3 Bestuur: farao – koning tussen goden en mensen
De politieke geschiedenis begon met de éénmaking van Opper- en Neder-Egypte rond 3000 v.C.. De geschiedenis wordt ingedeeld in het Oude Rijk, Middenrijk, Nieuwe Rijk en de Late Tijd, met soms tussengelegen periodes van verzwakt centraal gezag. De farao werd als goddelijk beschouwd, vertegenwoordiger van Horus, bemiddelaar tussen goden en mensen, en hoogste priester. Zijn taak was het handhaven van de Maät (wereldorde). Kenmerkende attributen van de farao waren de scepter, vlegel, kronen, koningsbaard en de cobraslang [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.2.4 Godsdienst: geloof in veel natuurgoden en in leven na de dood
De Egyptenaren vereerden vele goden, vaak verbonden aan natuurverschijnselen. De zonnegod Ra of Re was de belangrijkste god. Dieren werden ook vereerd vanwege hun vaardigheden. Er was een sterk geloof in leven na de dood, wat leidde tot mummificatie om het lichaam intact te bewaren. Begrafenissen varieerden van kuilgraven voor gewone mensen tot mastaba's en piramides voor rijken en farao's, en later verborgen rotsgraven in de Vallei der Koningen. Een dodengericht vond plaats voor toelating tot het hiernamaals [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 2.2.5 Kunst: ter ere van de farao en het geloof
Kunst stond in dienst van de farao, goden en het geloof in het eeuwige leven [19](#page=19).
* **Bouwkunst:** Piramides dienden als laatste rustplaats voor farao's. De bouw ervan was een logistieke onderneming, niet door slaven maar door duizenden arbeiders. Tempels waren het huis van de god en groeiden uit tot economische centra. Obelisken, hoge stenen naalden, werden opgericht bij belangrijke gebeurtenissen en hadden zonnesymboliek [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Beeldhouwkunst:** Kenmerkend is de geïdealiseerde voorstelling en het onderscheid in grootte gebaseerd op belangrijkheid [20](#page=20).
* **Schilderkunst:** Muurschilderingen in tempels en graven versierden wanden met taferelen uit het dagelijks leven en begrafenissen. Grotere afbeelden duidden op hogere status [20](#page=20).
#### 2.2.6 Het schrift: hiërogliefen
Het Egyptische schrift kreeg de naam hiërogliefen. Alleen priesters en hoge ambtenaren konden schrijven, wat hen een belangrijke positie gaf. Schrijven gebeurde op papyrusrollen en in steen. De Steen van Rosetta, met Grieks, demotisch en hiërogliefen, maakte ontcijfering mogelijk door Champollion in 1822 [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 2.2.7 De wetenschap
De oude Egyptenaren waren uitvinders op gebieden als papier (papyrus), inkt en sloten. Wetenschappen zoals meetkunde (voor landafbakening, handel, belastingen, bouw), geneeskunde (met toverformules maar ook medicijnen en chirurgie), scheikunde (mummificatie) en sterrenkunde (jaar van 365 dagen) ontwikkelden zich [21](#page=21).
### 2.3 De Griekse wereld (ca. 800 v.C. – ca. 150 v.C.)
Griekenland legde de basis voor onze democratie en veel aspecten van westerse cultuur. De Griekse geschiedenis start rond 800 v.C. met o.a. de Griekse jaartelling en het ontstaan van poleis. De periode eindigt rond 150 v.C. met de Romeinse verovering [21](#page=21).
#### 2.3.1 Situering in tijd en ruimte
De Griekse wereld (Hellas) omvatte meer dan het huidige Griekenland, ook de kusten van de Egeïsche Zee en Griekse kolonies rond de Middellandse en Zwarte Zee. Het bergachtige reliëf leidde tot ingesloten woonkernen en stadstaten. De zee was nooit veraf, met een lange, grillige kustlijn en vele eilanden. Het mediterrane klimaat kende hete, droge zomers en milde winters [22](#page=22).
#### 2.3.2 Economie
De economie van de polis was afhankelijk van de ligging. Slechts een klein deel van de grond was geschikt voor landbouw, dus voedselinvoer was vaak noodzakelijk. De teelt van olijven en druiven floreerde. Handel en kolonisatie overzee waren belangrijk vanwege het gebrek aan landbouwgrond en de nabijheid van de zee. De handel werd in de 7e eeuw v.C. ondersteund door geldhandel met eigen munten per stadstaat. Nijverheid, met name aardewerk, werkte grotendeels voor export [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 2.3.3 Samenleving
##### 2.3.3.1 Een ongelijke samenleving
De samenleving was een mannen- en slavenmaatschappij [23](#page=23).
* **Slaafgemaakten:** Grootste bevolkingsgroep, zonder rechten [23](#page=23).
* **Burgers:** Vrije mannen met alle burgerrechten [23](#page=23).
* **Vreemdelingen:** Vrij maar zonder burgerrechten [23](#page=23).
* **Vrouwen:** Geen volwaardige burgers, geen politieke rechten [23](#page=23).
##### 2.3.3.2 Dagelijks leven: woning en kleding waren afgestemd op een leven ‘buiten’
Het dagelijks leven speelde zich grotendeels buiten af, waardoor huizen klein en schaars bemeubeld waren. Kleding was los en ruim, aangepast aan het klimaat [23](#page=23).
#### 2.3.4 Bestuur: versnippering in poleis met elk een eigen bestuursvorm – de eerste democratie
Het politieke leven speelde zich af binnen honderden zelfstandige stadstaten of poleis. Elke polis had een eigen bestuursvorm. Athene voerde in de 5e eeuw v.C. de eerste democratie in, mede dankzij de Wetten van Solon die de standenmaatschappij hervormden op basis van bezit. Belangrijke beslissingen werden genomen door de volksvergadering van alle mannelijke burgers boven 20 jaar. Vrouwen, vreemdelingen en slaafgemaakten waren uitgesloten [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Tip:** Ondanks de directe inspraak, had slechts een klein deel van de bevolking (ongeveer 30.000 van 300.000 inwoners) inspraak in Athene, wat vragen oproept bij het democratische gehalte [24](#page=24).
#### 2.3.5 Godsdienst
##### 2.3.5.1 De Griekse goden en mythen
Godsdienst, taal en kunst waren bindingselementen in de Griekse wereld. Alle Grieken vereerden dezelfde goden en bezochten dezelfde orakels. De belangrijkste Griekse goden woonden op de berg Olympos en vormden de 12 Olympische goden, met Zeus als oppergod. Goden werden voorgesteld als mensen met menselijke eigenschappen, maar dan onsterfelijk. Mythen verklaarden de wereld en het leven [24](#page=24) [25](#page=25).
##### 2.3.5.2 De Olympische Spelen: spelen ter ere van Zeus
De spelen te Olympia ter ere van Zeus waren het belangrijkst en werden om de 4 jaar gehouden. Gedurende de spelen heerste er vrede. De moderne Olympische Spelen, ingevoerd door Pierre de Coubertin, zijn een herstel van dit Griekse ideaal, met de eerste moderne spelen in Athene in 1896 [25](#page=25).
#### 2.3.6 Kunst
##### 2.3.6.1 Bouwkunst: tempels en theaters
Veel tempels werden opgericht voor de goden, zoals het Parthenon op de Akropolis in Athene. De tempels hadden een vast grondplan, waren rechthoekig en omgeven door zuilen. Griekse bouwkunst, met elementen als zuilen en driehoekige frontons, inspireert nog steeds. Theaters waren openluchttheaters met duizenden plaatsen, functioneel voor akoestiek en zicht [26](#page=26).
##### 2.3.6.2 Beeldhouwkunst: een hele evolutie
Griekse beeldhouwkunst streefde naar een ideale weergave van het menselijke lichaam, vaak met atleten als onderwerp. Deze kunst werd een inspiratiebron voor latere kunstenaars [26](#page=26).
#### 2.3.7 Wetenschap en filosofie
De Grieken maakten grote vorderingen in wiskunde (Pythagoras, Euclides), natuurkunde (Archimedes), geneeskunde (Hippocrates) en sterrenkunde (Ptolemaeus). Filosofie, "houden van wijsheid", vindt zijn oorsprong in het oude Griekenland met filosofen als Socrates, Plato en Aristoteles [27](#page=27).
### 2.4 De Romeinen (ca. 800 v.C. - ca. 500 n.C.)
Rome groeide uit van een boerendorp tot een machtig wereldrijk, het Imperium Romanum. Het Romeinse Rijk omvatte vanaf de 1e eeuw n.C. alle kusten van de Middellandse Zee [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.4.1 Situering in tijd en ruimte
Rome werd legendarisch gesticht in 753 v.C.. De archeologische vondsten bevestigen de samenvoeging van boerendorpen in de 7e eeuw v.C.. Het rijk bereikte zijn grootste omvang begin 2e eeuw n.C.. De term 'limes' (grens) werd gebruikt voor de rand van het rijk. Het Romeinse rijk was multicultureel en onderging romanisering, waarbij lokale culturen werden beïnvloed door de Romeinse cultuur. Vanaf de 4e eeuw n.C. kwam het rijk onder druk te staan en verdween het in West-Europa rond 500 n.C. [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.4.2 Economie
De Romeinse economie was hoofdzakelijk een landbouweconomie, met grote landbouwbedrijven vaak bemand door slaven. Typische mediterrane producten zoals graan, druiven en olijven werden verbouwd en verspreid. Het rijk kende een grote interne afzetmarkt door de vele steden en het Romeinse leger. Rome werd een trefpunt van wereldhandel, bevorderd door een handelsvloot en een netwerk van heirbanen. Een gelijkvormig munt-, gewichten- en matensysteem vergemakkelijkte de handel [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 2.4.3 Samenleving
##### 2.4.3.1 Groepen met verschillende rechten
De Romeinse samenleving kende sociaal onderscheid: patriciërs (vrije burgers met macht), plebejers (grote volksmassa) en slaafgemaakten. Vrouwen stonden levenslang onder voogdij van de 'pater familias' [29](#page=29).
##### 2.4.3.2 Het Romeinse leger: goed georganiseerd!
Het Romeinse leger was cruciaal voor bescherming en expansie, en legde ook wegen aan en bouwde steden. Soldaten waren gedisciplineerd, kregen een vergoeding en konden Romeins burger worden na 25 jaar dienst [30](#page=30).
##### 2.4.3.3 Dagelijks leven: een verschil tussen stad en platteland en arm en rijk
Rijke Romeinen in de stad woonden in ruime herenhuizen (domus). Armere Romeinen woonden in comfortloze, slecht gebouwde woonblokken (insula). Op het platteland woonden grootgrondbezitters in villa's. Kleding bestond uit tunica's en toga's voor mannen, en stola's voor vrouwen [30](#page=30).
#### 2.4.4 Bestuur: een groot rijk - drie bestuursvormen
Rome kende drie bestuursvormen: koningstijd, republiek en keizerrijk. In het keizerrijk had de keizer de macht en bereikte het rijk zijn grootste omvang. De Pax Romana (eerste twee eeuwen keizerrijk) kende politieke stabiliteit, welvaart en vrede, mede dankzij een goed bestuur, leger en rechtsregels [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.4.5 Godsdienst: van veelgodendom tot christendom als staatsgodsdienst
Rome nam veel goden van andere volkeren over (bv. Zeus werd Jupiter). Vanaf het keizerrijk werd de keizer ook als goddelijk vereerd. Het christendom werd aanvankelijk als staatsgevaarlijk beschouwd, maar kreeg met keizer Constantijn godsdienstvrijheid en werd later staatsgodsdienst [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 2.4.6 Kunst: de Romeinen waren geniale bouwers
Romeinse tempels namen veel Griekse bouwelementen over. Het Pantheon te Rome is een bijzonder goed bewaard gebleven tempel. Burgerlijke bouwwerken dienden praktisch nut en ontspanning [31](#page=31):
* **Aquaducten:** Transporteerden water naar steden [31](#page=31).
* **Forum:** Centrale plaats voor politiek, sociaal-economisch, religieus en cultureel leven [32](#page=32).
* **Thermen:** Openbare badhuizen en ontmoetingsplaatsen [32](#page=32).
* **Basilica:** Gebouw voor markthallen, beurzen en rechtspraak, later overgenomen door christenen voor kerken [32](#page=32).
* **Theaters:** Vrijstaande constructies met veel zitplaatsen [32](#page=32).
* **Circus:** Voor wagenrennen, zoals het Circus Maximus [32](#page=32).
* **Amfitheaters:** Zoals het Colosseum, voor spektakelspelen [32](#page=32).
* **Triomfbogen en zegezuilen:** Ter ere van Rome en zijn keizers [32](#page=32).
### 2.5 De Kelten
De Kelten verspreidden zich vanuit Centraal Europa over grote delen van Europa. Archeologisch onderzoek toont een complexere samenleving dan de Romeinse bronnen suggereerden. Ze leefden in stammen, spraken vergelijkbare talen en hadden dezelfde leefgewoonten, maar vormden nooit één rijk. Kenmerkend waren versterkte nederzettingen op hooggelegen plaatsen (heuvelforten). Metaalbewerking stond op een hoog niveau. Vanaf de 1e eeuw v.C. werden de meeste Keltische stammen overwonnen door de Romeinen en Germanen [32](#page=32) [33](#page=33).
### 2.6 De oudheid in onze streken
In onze streken leefden Keltische stammen zoals de Eburonen. Julius Caesar veroverde de streek, maar stuitte op weerstand, zoals de list van Ambiorix tegen het Romeinse leger. Hierna volgde een periode van romanisering gedurende vier eeuwen, met veranderingen in samenleving en infrastructuur. Romeinse provincie Belgica werd deel van het Romeinse rijk, waarbij steden als Tongeren ontstonden. Tongeren was een bloeiende Romeinse stad, Atuatuca Tungrorum. Gallo-Romeinen namen de Romeinse taal en levensgewoonten over. Er zijn nog veel Romeinse sporen te vinden, zoals in Tongeren, langs de heirbaan van Bavay-Tongeren-Keulen, en grafheuvels (tumuli) [33](#page=33).
---
# De middeleeuwen: het Karolingische rijk, de islam, de opkomst van steden en de Bourgondiërs
Dit onderwerp overspant de vroege tot late middeleeuwen en belicht de politieke, religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen, van de totstandkoming van het Karolingische Rijk en de opkomst van de islam tot de bloei van steden en de invloed van de Bourgondische hertogen.
### 3.1 Vroege middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1000)
#### 3.1.1 De val van het West-Romeinse rijk en de Germaanse koninkrijken
Vanaf de 3e eeuw n.C. verzwakte het Romeinse Rijk door interne en externe druk. De verdeling in een West- en Oost-Romeins rijk in de late 4e eeuw kon dit niet voorkomen. In 476 n.C. werd de laatste West-Romeinse keizer afgezet, wat het einde betekende van het West-Romeinse Rijk. Op het voormalige grondgebied ontstonden diverse Germaanse koninkrijken, waarvan het rijk van de Franken het meest invloedrijk werd [35](#page=35).
#### 3.1.2 De Franken: Merovingers en Karolingers
* **De Merovingers:** Clovis was de grondlegger van de Merovingische dynastie. Hij verenigde verschillende Frankische koninkrijkjes tot één rijk, legde het volksrecht vast in de Salische Wet, en bekeerde zich tot het christendom, wat leidde tot een sterke band tussen Kerk en Staat. Na zijn dood verbrokkelde het rijk door Germaanse erfrechttradities en interne twisten [35](#page=35) [36](#page=36).
* **De Karolingers en Karel de Grote:** Rond 700 nam de macht van de Merovingers af en kwamen de hofmeiers (eerst ministers) aan de macht, die de dynastie van de Karolingers vormden. Karel de Grote was hun belangrijkste koning. Door militaire expansie breidde hij het rijk enorm uit, en werd hij bekend als 'de vader van Europa'. Het christendom diende als bindmiddel in zijn rijk. In 800 kroonde de paus hem tot keizer, wat een symbolisch herstel betekende van het West-Romeinse keizerschap. Karel organiseerde zijn rijk in gouwen, gebruikte inspecteurs, en breidde het leenstelsel uit. Hij stimuleerde kunst, onderwijs en wetenschappen, wat resulteerde in de Karolingische renaissance. Na zijn dood in 814 volgde zijn zoon Lodewijk de Vrome hem op. De daaropvolgende oorlogen tussen Lodewijk en zijn zonen leidden tot het Verdrag van Verdun in 843, waarbij het Karolingische Rijk in drie delen werd verdeeld, waaruit later Frankrijk en Duitsland zouden ontstaan [36](#page=36).
#### 3.1.3 Samenleving in de vroege middeleeuwen
* **Standenmaatschappij en domaniale economie:** De economie was voornamelijk agrarisch, met grondbezit als bron van rijkdom. Steden waren schaars en klein. De landbouw vond plaats op grote domeinen, onderverdeeld in het land van de heer, bewerkte gronden door boeren, en gemeenschappelijke gronden. Boeren moesten een deel van hun oogst of geld afstaan aan de heer. Handel was beperkt tot noodzakelijke producten. Het leven van de gewone bevolking was hard: eenvoudige woningen, een eenzijdig dieet, en een lage levensverwachting (ongeveer 30 jaar) [37](#page=37).
De samenleving was opgedeeld in drie standen:
* **De adel:** Grootgrondbezitters met economische en militaire macht [37](#page=37).
* **De clerus:** Geestelijken die in dienst stonden van de Kerk [37](#page=37).
* **De 'derde stand':** Werkende mensen, waaronder vrije boeren, horigen (gebonden aan de grond in ruil voor bescherming) en lijfeigenen (zonder vrijheid). Ambachtslieden behoorden ook tot deze stand [37](#page=37).
* **Het leenstelsel (feodaliteit):** De koning of een machtige edelman leende in ruil voor trouw en militaire steun land uit aan mindere edelen (leenmannen of vazallen). Dit systeem van wederzijdse trouw vormde de basis van de feodaliteit. Na het uiteenvallen van het Karolingische Rijk en door invallen van Noormannen namen leenmannen de lokale verdediging op zich en regeerden ze steeds zelfstandiger, wat leidde tot bestuurlijke en territoriale verbrokkeling. Lokale heren bouwden versterkte burchten voor bescherming [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 3.1.4 De christelijke middeleeuwen
Het christendom kende een sterke verspreiding vanaf de 7e eeuw, mede door rondtrekkende missionarissen, de groei van kloosters en abdijen, en de nauwe band tussen Frankische vorsten en de Kerk. Benedictus van Nursia (480-547) was de grondlegger van de benedictijnerregel, die naast gebed ook handenarbeid benadrukte. Kloosters werden belangrijke religieuze, economische en culturele centra, waar ook antieke geschriften werden gekopieerd [39](#page=39).
#### 3.1.5 Kunst: kerken en kloosters in Romaanse stijl
De groei van het kloosterwezen uitte zich in de Romaanse bouwstijl, gekenmerkt door sobere uitstraling, kleine ramen, dikke muren, korte torens en rondbogen [39](#page=39).
#### 3.1.6 De Arabische wereld
* **Ontstaan en verspreiding van de islam:** Rond 600 n.C. ontstond de islam in het Midden-Oosten met Mohammed als profeet. De islamitische tijdrekening begint met de vlucht van Mohammed in 622. Na Mohammeds dood verspreidde de islam zich razendsnel naar Noord-Afrika en het Nabije Oosten, en later naar Spanje. De opmars werd in 732 bij Poitiers door de Frankische koning Karel Martel gestopt. De hoofdstad verhuisde van Damascus naar Bagdad, waar een Huis van de Wijsheid ontstond als centrum voor wetenschappelijk onderzoek en vertalingen van antieke werken. De geleerde Al-Ghazali (1058-1111) is een prominent figuur uit deze periode [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Al-Andalus:** De islamitische verovering van het Iberische schiereiland leidde tot Al-Andalus, dat gedurende een groot deel van de middeleeuwen onder islamitische heerschappij viel. Het bewind was over het algemeen tolerant jegens christenen en joden, mits zij belasting betaalden. De cultuur van Al-Andalus bloeide en beïnvloedde Europa sterk, met name via de verspreiding van Griekse filosofische en wetenschappelijke werken die door Arabische geleerden waren vertaald. Het Alhambra in Granada is een bekend overblijfsel. De periode eindigde met de Reconquista, de herovering door christelijke koninkrijken, die in 1492 werd afgerond [40](#page=40).
* **De kruistochten:** Vanaf de 11e eeuw verslechterden de relaties tussen christelijk Europa en de islamwereld, wat leidde tot de kruistochten om het Heilige Land te heroveren. De eerste kruistocht in 1098 leidde tot de verovering van Jeruzalem. Hoewel minder succesvol in latere campagnes, resulteerden de kruistochten in culturele en economische uitwisselingen, waaronder de introductie van Arabische cijfers en specerijen in Europa [41](#page=41).
#### 3.1.7 De Noormannen of Vikingen
Vanaf het einde van de 8e eeuw vielen plunderende groepen uit Scandinavië, de Noormannen of Vikingen, Europa binnen. Ze reisden met hun snelle schepen, de drakars, en drongen ver het binnenland binnen. Naast plunderingen waren ze ook handelaren en verkenden ze nieuwe gebieden, waaronder IJsland, Groenland en Amerika. De Karolingische vorsten waren aanvankelijk machteloos tegenover hun invallen. Uiteindelijk kwamen er verzet en overeenkomsten, zoals de oprichting van het hertogdom Normandië [41](#page=41) [42](#page=42).
### 3.2 Late middeleeuwen (ca. 1000 – ca. 1500)
#### 3.2.1 Ontstaan van steden
Vanaf ongeveer 1000 n.C. begon in Europa een periode van rust en vrede, wat leidde tot bevolkingstoename en de bloei van internationale handel. Steden ontstonden voornamelijk in de 11e en 12e eeuw, vaak aan kruispunten van handelswegen, nabij burchten of abdijen, of op plaatsen van vroegere Romeinse nederzettingen. Leuven, met zijn ligging aan de Dijle en de handelsweg Brugge-Keulen, diende als voorbeeld van dit fenomeen (#page=42, 43) [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 3.2.2 Steden streven naar autonomie
#### 3.2.3 Rechten van stadsbewoners (poorters)
Nieuwe handelsnederzettingen pasten niet in het feodale systeem. De stedelingen (poorters) streefden naar zelfstandigheid ten opzichte van de lokale heer en verkregen na strijd rechten en vrijheden, vastgelegd in keuren. Het belfort werd het symbool van stedelijke macht, rijkdom en zelfstandigheid. De grenzen van de middeleeuwse steden werden gevormd door stadsmuren, en binnen de muren gold het stadsrecht. Poorters genoten juridische rechten (persoonlijke vrijheid, eigen rechtbank) en economische en bestuurlijke voorrechten (zelf belastingen heffen, markten houden, eigen bestuur kiezen, zelf instaan voor verdediging) [43](#page=43) [44](#page=44).
#### 3.2.4 Sociale groepen in de stad
* **Ambachten en gilden:** Ambachtslieden verenigden zich in goed georganiseerde ambachten, die de productie reglementeerden en een sociale rol vervulden. Handelaren en kooplieden vormden gilden, die zorgden voor aanvoer van grondstoffen en export van afgewerkte producten [45](#page=45).
* **Groeiende spanningen en democratische opstanden:** Vanaf het einde van de 12e eeuw ontstonden spanningen tussen ambachtslieden en kooplieden/patriciërs, die de politieke macht naar zich toe trokken. De ambachten eisten meer economische en politieke inspraak. Conflicten binnen de groepen en stedelijke opstanden, zoals die van Pieter Coutereel in Leuven, kwamen voor. De Guldensporenslag in Kortrijk illustreert de confrontatie tussen patriciërs (Lelieaarts) en ambachten (Klauwaerts) [45](#page=45).
#### 3.2.5 Internationale handel: lakennijverheid en -handel
De lakennijverheid, met wol als grondstof, was na de landbouw de belangrijkste economische activiteit. Lakenhallen dienden voor de keuring en handel van lakens. Brugge groeide uit tot een belangrijke handelsstad [46](#page=46).
#### 3.2.6 Wonen in een middeleeuwse stad
In volkswijken overheerste houtbouw met vakwerk, met smalle huizen en overkragingen die brandgevaar vergrootten. Enkel rijke stedelingen en openbare gebouwen waren van steen. De straten waren vaak ongeplaveid, met gebrek aan riolering en huisvuil, wat de verspreiding van ziekten zoals de pest bevorderde [46](#page=46).
#### 3.2.7 Geloof in de late middeleeuwen
* **Nieuwe kloosterorden (bedelorden):** Vanaf de 12e eeuw ontstonden populaire bedelorden zoals de franciscanen en dominicanen, die in de steden predikten in de volkstaal en zich richtten op armoede [47](#page=47).
* **Begijnen:** Typisch voor onze streken waren de begijnen, ongehuwde vrouwen die religieuze gemeenschappen stichtten in begijnhoven, steden binnen steden. Ze leefden sober, waren actief in gebed, handenarbeid, onderwijs en zorg [47](#page=47).
#### 3.2.8 Cultureel leven in de late middeleeuwen
* **Oprichting van de Leuvense universiteit:** In 1425 werd de Universiteit van Leuven opgericht, de eerste in de Lage Landen [48](#page=48).
* **Gotische bouwkunst:** De Gotische stijl, gekenmerkt door verticalisme en bouwkundige vernieuwingen zoals steunberen en spitsbogen, domineerde in de late middeleeuwen, vooral in steden [48](#page=48).
* **De ‘Vlaamse Primitieven’:** In de 15e eeuw kwam de schilderschool van de 'Vlaamse Primitieven' tot bloei, bekend om hun olieverfschilderijen met realistische details en religieuze taferelen in eigentijdse setting. Belangrijke vertegenwoordigers waren Rogier van der Weyden, Hans Memling, de Gebroeders van Eyck, en Dirk Bouts [48](#page=48).
#### 3.2.9 Bestuur: de Bourgondische Nederlanden
Vanaf de 14e eeuw begonnen de Bourgondische hertogen aan de geografische eenmaking en uitbreiding van hun gebieden, die in de 15e eeuw uitgroeiden tot een grootmacht tussen Frankrijk en de Duitse landen. Hun hof in Brussel stimuleerde de kunsten en drukte een stempel op het bestuur van onze streken [49](#page=49).
---
# De vroegmoderne tijd: ontdekkingsreizen, humanisme, reformatie en absolutisme
Deze periode van de vroegmoderne tijd, die grofweg van 1450 tot 1750 liep, kenmerkt zich door een wereldwijde expansie van Europese staten, fundamentele veranderingen in denken en cultuur, religieuze conflicten en de opkomst van centralistische staatsvormen [51](#page=51).
### 4.1 Europese ontdekkingsreizen en kolonisatie
De Europese kennis van de wereld was in de middeleeuwen beperkt tot drie continenten: Afrika, Azië en Europa. De antieke overtuiging van een bolvormige aarde, via Arabische en Spaanse geleerden herontdekt, werd in de 15e en 16e eeuw proefondervindelijk bevestigd [51](#page=51).
#### 4.1.1 Technische vernieuwingen maakten ontdekkingsreizen mogelijk
Verschillende technologische verbeteringen faciliteerden lange zeereizen:
* **Navigatiemiddelen:** Het kompas maakte oriëntatie op zee eenvoudiger. Instrumenten zoals het kwadrant en astrolabium hielpen bij het bepalen van de breedtegraad [52](#page=52).
* **Cartografie:** Nauwkeurigere kaarten, zoals portulaankaarten die havens aanduidden, verbeterden de kennis van Europese en Afrikaanse kusten [52](#page=52).
* **Scheepsbouw:** Het scheepstype 'karveel' met een hogere boeg voor oceaanreizen en meer opslagruimte, gecombineerd met meerdere zeilen en een nieuw roer voor laveren, verbeterde de zeewaardigheid [52](#page=52).
* **Buskruit en wapens:** De toepassing van buskruit leidde tot draagbare vuurwapens en een revolutie in oorlogsvoering [52](#page=52).
#### 4.1.2 Motieven voor ontdekkingsreizen
De West-Europese zeevaarders vertrokken om diverse redenen:
* **Economisch:** De handel in specerijen en luxeproducten was primair. De zijderoutes, die essentieel waren voor de handel met het Verre Oosten, werden duurder door tussenhandel en politieke instabiliteit. Europeanen zochten daarom rechtstreekse zeeverbindingen [52](#page=52).
* **Politiek:** Uitbreiding van macht en invloed van Europese landen speelde een rol [52](#page=52).
* **Godsdienstig:** De wens om het christendom te verspreiden was een drijfveer [52](#page=52).
#### 4.1.3 Belangrijke ontdekkingsreizigers en hun reizen
* **Christoffel Columbus:** Deze Italiaanse zeevaarder zocht een westelijke route naar het Verre Oosten en 'ontdekte' in 1492 Amerika, hoewel hij stierf zonder te beseffen dat het een nieuw continent was. De viering van Columbusdag blijft controversieel vanwege het leed dat de oorspronkelijke bevolking van Amerika werd aangedaan [53](#page=53).
* **Vasco Da Gama:** Deze Portugese zeevaarder was de eerste die in 1497 rond Kaap de Goede Hoop voer en India bereikte [53](#page=53).
* **Fernand Magellaan:** Deze Portugese zeevaarder leidde de eerste reis om de wereld onder de Spaanse vorst Karel V, waarbij hijzelf omkwam op de Filippijnen [53](#page=53).
#### 4.1.4 Gevolgen van de ontdekkingen: kolonialisme en imperialisme
De ontdekkingen leidden tot kolonialisme en imperialisme, waarbij Europese landen gebieden veroverden en de lokale bevolking onderwierpen [54](#page=54).
* **Portugal:** Richtte handelsposten op, versterkte nederzettingen en dreef handel, met de oprichting van plantages in sommige gebieden [54](#page=54).
* **Spanje:** Veroverde grote gebieden, zoals het Azteekse rijk door Hernan Cortés. Spanjaarden stichtten plantages en mijnen en begunstigden Spaanse grootgrondbezitters. De oorspronkelijke bevolking, de 'indianen', leed onder de kolonisatie, nieuwe ziekten, dwangarbeid en economische uitputting. De kolonisatie bracht ook nieuwe talen, religies, producten en een gelaagde samenleving die de regio tot op heden beïnvloedt [54](#page=54).
* **17e Eeuw:** Frankrijk, Engeland en de Verenigde Provinciën braken de koloniale dominantie van Spanje en Portugal en stichtten kolonies in Noord-Amerika, Azië en Oceanië, wat leidde tot conflicten tussen koloniale machten [54](#page=54).
### 4.2 Economisch leven
#### 4.2.1 Landbouw blijft de basis
Landbouw bleef cruciaal voor de Europese welvaart, met de meerderheid van de bevolking werkzaam op het platteland. De teelt van graangewassen bleef dominant, met langzame verbeteringen. De aardappelteelt brak in de 18e eeuw door, wat zorgde voor overvloedig en goedkoop voedsel en een voedselreserve [55](#page=55).
#### 4.2.2 Opkomst van wereldhandel
De ontdekkingsreizen creëerden een echte wereldhandel, waarbij alle continenten commercieel verbonden raakten. De **Atlantische driehoekshandel** werd een vaste handelsroute tussen Europa, Afrika en Amerika. Vanuit Europa gingen handelsgoederen naar West-Afrika voor de ruil met tot slaafgemaakte Afrikanen, die naar Amerika werden verscheept voor plantages en mijnen. Schepen keerden terug met producten als suiker, rum, koffie, katoen, zilver en tabak [55](#page=55).
* **Handelscompagnieën:** De handel was in handen van koningen, staten of handelscompagnieën met koninklijke vergunning, zoals de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC) [55](#page=55).
* **Zwaartepunt verschuift:** Het zwaartepunt van de wereldhandel verplaatste zich van de Middellandse Zee naar de Atlantische havens van West-Europa. Antwerpen werd in de 16e eeuw een wereldhaven, bekend als de 'Gouden Eeuw' van Antwerpen. Koloniale handel bracht enorme winsten, die vaak weer werden geïnvesteerd in handel en industrie [55](#page=55).
#### 4.2.3 Nieuwe industrieën
De toename van de handel stimuleerde de industrie. Naast de textielnijverheid ontstonden nieuwe sectoren zoals papier-, scheeps- en glasbewerking. Huisnijverheid bleef belangrijk, maar grotere werkplaatsen met tientallen arbeiders kwamen ook op [55](#page=55) [56](#page=56).
### 4.3 De samenleving
De middeleeuwse standenmaatschappij bleef bestaan, maar de ongelijkheid tussen arm en rijk nam toe. De burgerij (derde stand) won aan invloed door investeringen in koloniale handel, wat leidde tot economische macht. Slavernij en slavenhandel herleefden door de kolonisatie en de hoge sterfte onder de inheemse bevolking. Meer dan 12,5 miljoen slaafgemaakten werden tussen 1500 en 1875 naar Amerika verscheept [56](#page=56).
### 4.4 Politieke context: de Habsburgers en absolutisme
Na de middeleeuwse versnippering wisten heersers zoals de Habsburgers grote delen van Europa onder hun gezag te brengen. Verschillende Europese vorsten streefden naar absolute macht [56](#page=56).
#### 4.4.1 De Habsburgers
* **Keizer Karel V (1ste helft 16e eeuw):** Door erfenissen en huwelijken werd Karel V heerser over een wereldrijk, waaronder de Oostenrijkse erflanden, de Nederlanden, delen van Italië, Spanje en de Spaanse kolonies, naast keizer van het Duitse Rijk. Men zei dat 'in zijn rijk de zon nooit onder gaat'. Hij streefde naar een sterk centraal gezag in de Nederlanden, wat leidde tot verzet van adel en steden. Hij stelde landvoogden aan, zoals Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije. Karel V trad streng op tegen protestanten, maar kon de verspreiding van het protestantisme niet tegengaan. Ontgoocheld deed hij in 1555 troonsafstand [57](#page=57).
* **Filips II (2de helft 16e eeuw – 1ste helft 17e eeuw):** In de Nederlanden staat hij bekend als een fanatieke heerser. Hij centraliseerde het bestuur en trad hard op tegen protestanten, wat leidde tot de Beeldenstorm en de Tachtigjarige Oorlog. De oorlog eindigde met een splitsing van de Nederlanden: het noorden werd een republiek, het zuiden bleef Spaans [58](#page=58).
* **Oostenrijkse Habsburgers (18e eeuw):** Ferdinand I erfde de keizerskroon en de Oostenrijkse bezittingen. De Oostenrijkse Nederlanden werden in de 18e eeuw deel van dit rijk, geregeerd door Maria Theresia en Jozef II. Onder Maria Theresia werd het middelbaar onderwijs gemoderniseerd en verbeterde de verkeersinfrastructuur [58](#page=58).
#### 4.4.2 Vorstelijk absolutisme
Absolute vorsten streefden naar centralisatie van het bestuur, waarbij ze de macht van adel en steden beperkten. Lodewijk XIV van Frankrijk, de 'zonnekoning', is een bekend voorbeeld van een absolute vorst die macht verwierf op politiek, economisch, militair, cultureel en godsdienstig gebied. Absolute macht vereiste veel geld, afkomstig uit kolonies, belastingen of economische regulering. Absolute vorsten gebruikten kunst en architectuur, zoals het paleis van Versailles, om hun macht te tonen [58](#page=58) [59](#page=59).
### 4.5 Cultureel leven
#### 4.5.1 Het humanisme: een nieuwe manier van denken
Het humanisme was een intellectuele beweging die zich in de 15e en 16e eeuw vanuit Italië verspreidde. Humanisten stelden de mens centraal, moedigden kritisch denken aan en baseerden zich op eigen waarneming en onderzoek in plaats van enkel op de Bijbel of antieke geleerden [59](#page=59).
* **Desiderius Erasmus:** Een vooraanstaande humanist die het Drietalencollege in Leuven stichtte en kritisch schreef over de 16e-eeuwse samenleving in 'De Lof der zotheid' [59](#page=59).
* **Wetenschappelijke vooruitgang:** Leidde tot significante ontwikkelingen in wiskunde, geneeskunde, biologie, cartografie en astronomie [59](#page=59).
* **Cartografie:** Gerardus Mercator ontwikkelde de Mercatorprojectie, een methode om de wereld kaarten zonder hoekvervorming weer te geven, wat nuttig was voor de scheepvaart [59](#page=59).
* **Geneeskunde (anatomie):** Andreas Vesalius, lijfarts van Karel V en Filips II, legde de basis voor de moderne anatomie met zijn werk 'Zeven boeken over de werking van het menselijk lichaam' na onderzoek en dissecties [59](#page=59).
* **Astronomie:** Copernicus weerlegde het geocentrisme met het heliocentrisme, en Galilei leverde bewijs met de telescoop [59](#page=59).
* **Natuurkunde:** Isaac Newton formuleerde belangrijke wetten, waaronder de wet van de zwaartekracht [59](#page=59).
#### 4.5.2 De boekdrukkunst verspreidt kennis
De boekdrukkunst, ontwikkeld door Johannes Gutenberg rond 1450, maakte de snelle en grootschalige verspreiding van humanistische ideeën, wetenschappelijke innovaties en ideeën van de renaissance en reformatie mogelijk. Christoffel Plantijn was een invloedrijke drukker in Antwerpen, wiens drukkerij de grootste van West-Europa werd [60](#page=60).
#### 4.5.3 Nieuwe kunststromingen: renaissance en barok
* **Renaissance (15e – 16e eeuw):** Geïnspireerd door de oudheid, focuste de renaissance op de mens en natuur in een ideale vorm, met aandacht voor anatomie, perspectief, orde, ritme, harmonie en symmetrie. Leonardo da Vinci belichaamde het ideaal van de universele mens ('homo universalis') [60](#page=60).
* **Barok (16e – 18e eeuw):** In tegenstelling tot de renaissance was de barok grillig, theatraal, groots en emotioneel, met felle contrasten, overdadige versiering en gebogen lijnen. De barok weerspiegelde de macht van vorsten en de katholieke kerk. Peter Paul Rubens was een prominente barokschilder in de Nederlanden [61](#page=61).
### 4.6 Godsdienst: reformatie en religieuze conflicten
In de 15e eeuw had de Rooms-Katholieke Kerk nog grote invloed. Mistoestanden in de kerk en de verspreiding van het humanisme leidden tot kritiek en een protestbeweging die zich afzette tegen kerkelijke wantoestanden. Dit resulteerde in een breuk in de westerse christelijke kerk en de opkomst van verschillende stromingen onder de noemer **protestantisme**. De periode werd gekenmerkt door religieuze onverdraagzaamheid en godsdienstoorlogen. Katholieke vorsten, zoals Karel V en Filips II, probeerden protestanten te beteugelen [61](#page=61) [62](#page=62).
---
# De moderne tijd: revoluties, industrialisatie en de Eerste Wereldoorlog
De moderne tijd, van ongeveer 1750 tot 1945, wordt gekenmerkt door ingrijpende veranderingen gedreven door revolutionaire denkwijzen, technologische vooruitgang en grootschalige conflicten, die de basis legden voor onze huidige Westerse samenleving.
### 5.1 Revolutie in het denken: de verlichting
In de 17e en vooral 18e eeuw groeide het vertrouwen in de menselijke rede door wetenschappelijke ontdekkingen. Dit leidde tot de Verlichting, een culturele en filosofische stroming die nieuwe ideeën over samenleving, politiek, economie, geloof en sociale verhoudingen naar voren bracht. Verlichte denkers streefden naar een rechtvaardige maatschappij met vrije en gelijke mensen, en bekritiseerden politieke en sociale misstanden zoals slavernij, de standenmaatschappij en vorstelijk absolutisme. Hun idealen, zoals godsdienstvrijheid en een vrije markteconomie, vormden de basis voor veel hedendaagse concepten als grondwetten en gelijkwaardigheid [63](#page=63).
### 5.2 Politieke revoluties
De ideeën van de Verlichting inspireerden grote politieke omwentelingen aan het einde van de 18e eeuw.
#### 5.2.1 De Franse Revolutie .
Een economische crisis en sociale ongelijkheid leidden in 1789 tot de Franse Revolutie, met als kerngedachte vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. De "Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger" schafte de standenmaatschappij af en creëerde een nieuwe grondwet die de macht van de koning beperkte en de scheiding der machten en Kerk en staat invoerde [63](#page=63).
* **Gevolgen van de Franse Revolutie:**
* **Staatsgreep van Napoleon Bonaparte:** Hij kroonde zichzelf tot keizer en streefde naar een groot rijk, wat leidde tot vele oorlogen. Tijdens zijn bewind werden ideeën van de Franse Revolutie verspreid [64](#page=64).
* **Slag bij Waterloo:** Napoleon werd definitief verslagen en verbannen [64](#page=64).
#### 5.2.2 De Franse Revolutie in onze gewesten
Vanaf 1794 waren de Oostenrijkse Nederlanden deel van Frankrijk gedurende twintig jaar. Franse hervormingen, zoals de afschaffing van kloosters, de scheiding van kerk en staat en een nieuwe bestuurlijke indeling, werden ingevoerd. Dit leidde aanvankelijk tot protest door hoge belastingen en de dienstplicht, maar onder Napoleon verbeterde de relatie met de kerk, werden hervormingen teruggedraaid en bloeide de economie op [64](#page=64).
* **Blijvende gevolgen van het Frans bestuur in België:**
* **Politiek-bestuurlijk:** Invoering van de burgerlijke stand, verplichting tot registratie van geboorte, overlijden en huwelijk, en verplichte familienamen [64](#page=64).
* **Juridisch:** De Napoleontische Code Civile (Burgerlijk Wetboek) vormt nog steeds de basis van het Belgische burgerlijk wetboek. Het schiep een rechtsstaat met uniforme rechtsregels en openbare rechtspraak [64](#page=64).
* **Godsdienstig:** Scheiding tussen Kerk en staat [64](#page=64).
* **Onderwijs:** Oprichting van het rijksonderwijs, dat voorheen in handen van de kerk was [64](#page=64).
* **Sociaal:** De overheid nam armen- en ziekenzorg over, wat leidde tot de oprichting van de openbare onderstand (het huidige OCMW) [65](#page=65).
* **Cultureel:** Verfransing [65](#page=65).
* **Overige:** Invoering van het decimale stelsel voor maten en gewichten, de verplichting om rechts te rijden, en huisnummers [65](#page=65).
#### 5.2.3 De Belgische Revolutie .
Na Napoleons nederlaag in 1815 ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat tot 1830 standhield onder Koning Willem I. Groeiende ontevredenheid in het zuidelijke deel, aangewakkerd door de opera "De stomme van Portici", leidde op 25 augustus 1830 tot opstanden in Brussel die zich verspreidden. Na kort verzet van het Nederlandse leger werd België een constitutionele parlementaire monarchie, met Leopold I als koning vanaf 21 juli 1831. De grondwet garandeerde fundamentele rechten en vrijheden zoals onderwijs-, eredienst- en persvrijheid [65](#page=65).
### 5.3 De Industriële Revolutie(s)
Vanaf circa 1750 transformeerde de Industriële Revolutie, eerst in Engeland en daarna in Europa, de manier van werken en samenleven ingrijpend. Dit proces kende meerdere fasen, met de huidige vierde fase die zich richt op robotica en kunstmatige intelligentie [65](#page=65).
#### 5.3.1 Drie fasen in de Industriële Revolutie
* **Eerste fase (ca. 1750 - ca. 1850):** Mechanisering van textiel- en ijzerindustrie, stoommachine, steenkool als energiedrager, en de aanleg van spoorwegen [65](#page=65).
* **Tweede fase (ca. 1870 – ca. 1960):** Toepassingen van elektriciteit, chemische industrie, petroleum als energiedrager, en de ontwikkeling van de auto en het vliegtuig [65](#page=65).
* **Derde fase (na 1960):** Kernenergie, elektronica, computers, telecommunicatie en globalisering [65](#page=65).
#### 5.3.2 Factoren achter de Eerste Industriële Revolutie
* **Demografische revolutie:** Daling van het sterftecijfer en een hoog geboortecijfer leidden tot een bevolkingstoename [66](#page=66).
* **Agrarische revolutie:** Sterke toename van de landbouwproductie in de tweede helft van de 18e eeuw [66](#page=66).
* **Technische evolutie:** De inzet van machines (mechanisering) zorgde voor een aanzienlijke productieverhoging [66](#page=66).
#### 5.3.3 De revolutie in de industrie
Innovaties en uitvindingen, met name in de steenkool-, metaal- en textielindustrie, dreven de industriële revolutie. De stoommachine en het gebruik van cokes maakten goedkope massaproductie van ijzer mogelijk. De groeiende vraag naar katoenen stoffen door de bevolkingsgroei stimuleerde de mechanisering in de textielindustrie [66](#page=66).
#### 5.3.4 Gevolgen van de Eerste Industriële Revolutie
1. **Sterke groei van handel, transport en communicatiemiddelen:** Verbeteringen zoals spoorwegen, stoomschepen, de telefoon en telegraaf maakten sneller en efficiënter transport en communicatie mogelijk [66](#page=66).
2. **Industriële take-off:** Machines namen steeds meer menselijke arbeid over, wat leidde tot een hogere productie per werknemer. Verschillende industrietakken kenden sterke vooruitgang en mechanisering [66](#page=66).
3. **Economisch liberalisme:** De staat moest zich zo min mogelijk bemoeien met het economisch leven, wat handelaren en ondernemers grote vrijheid gaf [67](#page=67).
4. **Gewijzigde beroepsstructuur:** Een afname van werkgelegenheid in de landbouw (primaire sector) ten gunste van de industrie (secundaire sector) en de groeiende dienstensector (tertiaire sector) [67](#page=67).
5. **Fabrieksnijverheid en verstedelijking:** Huisarbeid werd vervangen door fabrieksarbeid, wat leidde tot migratie van plattelandsbewoners naar steden en een proces van verstedelijking. Het leven werd bepaald door machines, wat leidde tot meer discipline en minder vrijheid voor de arbeiders [67](#page=67).
* **Kinderarbeid:** Wijdverbreid en vaak onder slechte omstandigheden [67](#page=67).
* **Arbeiderswijken (beluiken):** Ellende, armoede, lange werkdagen, lage lonen en slechte werkomstandigheden kenmerkten deze wijken. Vakbonden en stakingen waren verboden [67](#page=67).
* **Socialisme:** Ontstond als reactie op de uitbuiting van arbeiders, wat leidde tot de eerste sociale wetten [67](#page=67).
6. **Impact op landschap:** Aanleg van mijnen, fabrieken en staalindustrie, met grootschalige milieuvervuiling als gevolg. Terrils, kunstmatige heuvels van mijnresten, werden een kenmerkend landschapselement. Infrastructuurwerken zoals kanalen en spoorwegen hadden ook een impact [67](#page=67).
#### 5.3.5 De Industriële Revolutie in België
België was het eerste geïndustrialiseerde land op het Europese vasteland, mede dankzij een dichte bevolking, ontwikkelde landbouw, grondstoffen en een industriële traditie. De eerste treinverbinding op het Europese vasteland reed tussen Brussel en Mechelen [68](#page=68).
* **Wallonië:** Ontwikkelde zich als een industrieel centrum met de steenkool- en metaalindustrie (William Cockerill) en de ijzer- en glasindustrie (Bergen, Charleroi) [68](#page=68).
* **Vlaanderen:** Hinkte achterop, met uitzondering van Gent, waar Lieven Bauwens de gemechaniseerde textielindustrie introduceerde door een "Mule Jenny" uit Groot-Brittannië te smokkelen [68](#page=68).
#### 5.3.6 Landverhuizers
Eind 19e en begin 20e eeuw emigreerden naar schatting 200.000 Belgen naar Noord-Amerika, vaak op zoek naar werk, maar ook om politieke of religieuze redenen. In heel Europa emigreerden circa 37 miljoen mensen, waarvan veel via de Red Star Line schepen [68](#page=68).
### 5.4 De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
De Eerste Wereldoorlog, ook wel de 'Groote Oorlog' genoemd, markeerde het begin van de 20e eeuw en werd voornamelijk op het Europese continent uitgevochten, maar had ook wereldwijde implicaties [68](#page=68).
#### 5.4.1 Oorzaken
De belangrijkste oorzaak was het streven naar macht van Europese staten, gedreven door bevolkingsgroei, industrialisatie en de behoefte aan grondstoffen en afzetmarkten. Dit leidde tot rivaliteit en de vorming van twee machtsblokken [68](#page=68).
#### 5.4.2 Aanleiding – België in oorlog
De oorlog begon met de moord op aartshertog Frans Ferdinand in Sarajevo. De gespannen relaties tussen Europese mogendheden leidden tot een kettingreactie: Oostenrijk-Hongarije verklaarde Servië de oorlog, waarna de bondgenootschappen in werking traden. Duitsland viel het neutrale België binnen om Frankrijk aan te vallen, waarop Groot-Brittannië Duitsland de oorlog verklaarde [69](#page=69).
#### 5.4.3 Bondgenootschappen en verloop van de Eerste Wereldoorlog
* **Centralen:** Duitsland, Oostenrijk-Hongarije [69](#page=69).
* **Geallieerden:** Rusland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, en later België [69](#page=69).
De oorlog kende twee fronten in Europa: het westfront (van Nieuwpoort tot Zwitserland/Noord-Italië) en het oostfront (Rusland). Na initiële successen van de Centralen, ontaardde de oorlog aan het westfront in een loopgravenoorlog [69](#page=69).
* **Keerpunt in 1917:** De Russische Revolutie (Oktoberrevolutie) leidde tot vrede tussen Rusland en Duitsland. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog als reactie op Duitse duikbotenoorlog veranderde het machtsevenwicht [70](#page=70).
* **Einde van de oorlog:** Duitsland capituleerde op 11 november 1918 door oorlogsmoeheid, interne revoluties en de Amerikaanse superioriteit [70](#page=70).
* **Verdrag van Versailles:** Duitsland en zijn bondgenoten werden verantwoordelijk gesteld voor de oorlog en moesten schadevergoeding betalen. Elzas-Lotharingen werd deel van België als compensatie, en België kreeg de voogdij over Rwanda en Burundi [70](#page=70).
#### 5.4.4 De Eerste Wereldoorlog: een ‘totale oorlog’
Dit was een oorlog waarbij alle aspecten van de samenleving betrokken waren, inclusief burgers en koloniën. Het was de eerste geïndustrialiseerde oorlog met nieuwe wapens zoals tanks, artillerie, vliegtuigen en gifgas. De economieën van beide machtsblokken werden tot het uiterste beproefd [70](#page=70).
#### 5.4.5 België tijdens de Eerste Wereldoorlog
* **Militair verloop:** Na de snelle verovering van Luik en Brussel volgden wraakacties van Duitse troepen in 'Martelaarsteden' zoals Leuven. Het Belgische leger trok zich terug in de Westhoek en vocht achter de IJzer. Een kunstmatige overstroming van de IJzervlakte met behulp van sluizen stopte de Duitse opmars en creëerde een "verdronken Niemandsland". De loopgravenoorlog begon eind 1914 en duurde vier jaar, gekenmerkt door prikkeldraadversperringen en zandzakken. Koning Albert I verbleef in het kleine Belgische grondgebied [70](#page=70) [71](#page=71).
* **Leuven:** De stad leed zwaar onder de "Grote Brand van Leuven" in augustus 1914, waarbij veel gebouwen werden verwoest, burgers omkwamen en de universiteitsbibliotheek vernield werd. De "wederopbouwsteen" herinnert aan deze gebeurtenis en de veerkracht van de stad [71](#page=71).
* **De Belgische bevolking tijdens de oorlog:** België werd vier jaar lang leeggemolken door de Duitse bezetters. De economie viel stil door een economische blokkade en grondstoffen en machines verdwenen naar Duitsland. Voedseltekorten waren nijpend, vooral tijdens de winter van 1916-1917. België werd een politiestaat met perscensuur en uitgangsverboden. Het onderwijs viel stil, ironisch genoeg kort na de invoering van de leerplicht. Honderdduizenden gezinnen vluchtten, en kinderen werden geëvacueerd naar schoolkolonies. Vrouwen namen 'mannenwerk' over en organiseerden hulpacties [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 5.4.6 Begraafplaatsen, monumenten en gedenktekens van de Eerste Wereldoorlog
* **De Menenpoort (Ieper):** Een herdenkingsmonument met de namen van meer dan 50.000 gesneuvelde Britse en Gemenebestsoldaten. Elke avond wordt er de 'Last Post' geblazen ter herdenking van de gesneuvelden [72](#page=72).
* **De IJzertoren (Diksmuide):** Oorspronkelijk een symbool van de Vlaamse ontvoogding en vredesgedachte, gebouwd met de overblijfselen van zerkjes van Vlaamse soldaten. De huidige toren werd ingehuldigd in 1965, na vernieling van de eerste toren. Het Museum aan de IJzer benadrukt vrede, vrijheid en verdraagzaamheid [72](#page=72) [73](#page=73).
* **Militaire begraafplaatsen:** Overal in de Westhoek bevinden zich soldatenkerkhoven van verschillende nationaliteiten. Britse begraafplaatsen, zoals Tyne Cot Cemetry, zijn stukjes Engeland, waar gronden eeuwigdurend aan Engeland zijn afgestaan. Deze begraafplaatsen zijn sinds 2023 Unesco werelderfgoed [73](#page=73).
* **De Dodengang:** Een netwerk van loopgraven en bunkers aan de IJzer bij Diksmuide, de meest vooruitgeschoven stelling van het Belgische leger, nu een beschermd monument [73](#page=73).
* **Lokale oorlogsmonumenten:** In vele dorpen en steden herdenken monumenten oorlogsslachtoffers en lokale gebeurtenissen, zoals het monument op het Martelarenplein in Leuven [73](#page=73).
---
# De hedendaagse tijd: Tweede Wereldoorlog, Koude Oorlog, EU, VN en dekolonisatie
Dit deel behandelt de periode na 1945, gekenmerkt door de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog, de oprichting van internationale organisaties zoals de EU en VN, de opkomst van de welvaartstaat, de dekolonisatie van Congo, en de impact van digitalisering en globalisering [75](#page=75).
### 6.1 De Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog (1939-1945) was een wereldwijd conflict met ingrijpende gevolgen [75](#page=75).
#### 6.1.1 Oorzaken, aanleiding en verloop
De oorlog werd veroorzaakt door de machtshonger van de Asmogendheden: Duitsland onder Hitler, Italië en Japan, die de wereldmacht of specifieke regio's wilden beheersen. Zij stonden tegenover de Geallieerden, die hun vrijheid en democratische principes wilden verdedigen. De Duitse inval in Polen op 1 september 1939 vormde de directe aanleiding, na eerdere annexaties en bezettingen van Oostenrijk en Tsjechoslowakije [75](#page=75).
Tot de zomer van 1942 kenden de Asmogendheden succes. De betrokkenheid van de Verenigde Staten na de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 en de mislukkingen van de As op diverse fronten in de winter van 1942-1943, markeerden een keerpunt. De landing in Normandië op 6 juni 1944 (D-Day) startte de herovering van Europa. De oorlog eindigde in Europa met de Duitse overgave op 8 mei 1945 (V-Day) na de zelfmoord van Hitler. Japan capituleerde na de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus 1945 [75](#page=75) [76](#page=76).
#### 6.1.2 Kenmerken van een ‘totale oorlog’
De Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt als een ‘totale oorlog’ om verschillende redenen [76](#page=76):
* **Wereldomspannend:** De oorlog begon in Europa, breidde zich uit naar Noord-Afrika en later wereldwijd na de Duitse aanval op Rusland en de aanval op Pearl Harbor, en werd op alle continenten behalve Amerika gevoerd [76](#page=76).
* **Enorme slachtoffersaantallen:** Naar schatting verloren 50 tot 70 miljoen mensen het leven, voornamelijk burgers [76](#page=76).
* **Geïndustrialiseerde oorlogsvoering:** Er was sprake van aanzienlijke technologische en tactische vernieuwingen, waaronder de massale inzet van luchtmachten, raketten (V1 en V2) en kernwapens [76](#page=76).
#### 6.1.3 België tijdens de Tweede Wereldoorlog
Ondanks neutraliteit werd België op 10 mei 1940 aangevallen door Duitsland (Blitzkrieg). Na de Achttiendaagse Veldtocht gaf het Belgische leger zich over, waarna Leopold III in België bleef en de regering naar Engeland vluchtte. België kende een harde bezetting met tekorten aan levensmiddelen (rantsoenering, zwarte markt), kleding en brandstof. Geallieerde bombardementen en Duitse V-bommen troffen ook steden als Leuven. Vanaf 1942 werd verplichte tewerkstelling in Duitsland ingevoerd [76](#page=76).
De bezetter legde strenge regels op, zoals een avondklok en verduisteringsgebod, en er was censuur op scholen en in handboeken. Dit leidde tot verzet (hulp aan piloten, sluikpers, aanslagen) maar ook tot collaboratie (politiek, militair, economisch). Brussel en Antwerpen werden in september 1944 bevrijd, waarna het Ardennenoffensief (december 1944 – januari 1945) de Duitse weerstand brak [77](#page=77).
#### 6.1.4 De Jodenvervolging en genocide (Holocaust/Shoah)
Het nationaalsocialisme of nazisme, gebaseerd op racisme, antisemitisme en anti-marxisme, zag het Germaanse ras als superieur en streefde naar expansie van 'Lebensraum'. De Holocaust of Shoah was de systematische vervolging en genocide van Joden door de nazi's [77](#page=77).
Na de machtsovername van Hitler in de jaren '30 werden anti-Joodse maatregelen ingevoerd. In België werden Joden vanaf 1940 systematisch uitgesloten, en vanaf mei 1942 verplicht de ster te dragen. Vanaf 1942 fungeerde de Dossinkazerne als doorgangskamp (SS-Sammellager Mechelen), van waaruit Joden werden gedeporteerd naar concentratiekampen als Auschwitz-Birkenau, Buchenwald en Ravensbrück. Naast Joden werden ook andere groepen vervolgd. Vanuit Dossinkazerne vertrokken 28 transporten met 25.484 Joden en 352 Roma, waarvan minder dan vijf procent terugkeerde [77](#page=77).
#### 6.1.5 Het Fort van Breendonk
Het Fort van Breendonk was een nazikamp dat diende als gevangenis voor Joden, verzetsstrijders en politieke tegenstanders. Ongeveer 3600 gevangenen werden er opgesloten, waar dwangarbeid, ontbering en mishandeling aan de orde van de dag waren. Minder dan de helft van de gevangenen overleefde de oorlog [78](#page=78).
### 6.2 Meer internationale samenwerking na 1945: EU en VN
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het besef dat internationale samenwerking essentieel was om toekomstige conflicten te voorkomen [78](#page=78).
#### 6.2.1 De Koude Oorlog
De ideologische tegenstellingen tussen de voormalige bondgenoten, de Verenigde Staten en de Sovjetunie, leidden vanaf 1948 tot de Koude Oorlog. Deze verdeelde de wereld in politiek-ideologische, economische en militaire blokken. Duitsland en Berlijn werden gesplitst door de Berlijnse Muur. De Koude Oorlog eindigde met de implosie van de communistische wereld eind jaren '80 en begin jaren '90, mede door de val van de Berlijnse Muur in 1989 [78](#page=78).
#### 6.2.2 De Europese Unie (EU)
Om oorlogen in Europa, met name tussen Duitsland en Frankrijk, te vermijden, werd gekozen voor samenwerking. De Europese Unie ontstond uit een streven naar vrede en samenwerking [78](#page=78).
* **Ontstaan en evolutie:** In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht met zes lidstaten. In 1957 volgde de Europese Economische Gemeenschap (EEG) met als doel een gemeenschappelijke markt. Het Verdrag van Maastricht breidde de samenwerking uit naar politieke en sociale domeinen, en in 1999 werd de euro ingevoerd. Het Verdrag van Lissabon versterkte de Europese integratie, o.a. door meer invloed voor het Europees Parlement en de aanstelling van een EU-president en minister van Buitenlandse Zaken [78](#page=78).
* **Lidmaatschap en uitdagingen:** Na de Koude Oorlog traden in 2004 acht Centraal- en Oost-Europese landen toe. Momenteel telt de EU 27 lidstaten. Het Verenigd Koninkrijk trok zich in 2020 terug (Brexit). Uitdagingen blijven bestaan op het gebied van gezamenlijke politieke standpunten, defensiebeleid en sociaal Europa [78](#page=78) [79](#page=79).
* **Belangrijke instellingen:** De EU beschikt over de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, de Europese Raad, het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank. Het Europees Parlement wordt elke vijf jaar gekozen. Brussel fungeert in de praktijk als de politieke hoofdstad van de EU [79](#page=79).
* **Impact op het dagelijks leven:** De EU bevordert vrede en stabiliteit tussen lidstaten. Ze stimuleert handel en economische integratie via de gemeenschappelijke munt (euro) in de eurozone en het vrij verkeer van personen (Schengenzone), goederen, diensten en kapitaal. De EU stelt ook wetgeving op voor milieubescherming, voedselveiligheid en strengere controles [79](#page=79).
#### 6.2.3 De Verenigde Naties (VN)
Na de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Naties (VN) opgericht om internationale vrede en samenwerking te bevorderen. Nagenoeg alle landen zijn lid [79](#page=79).
* **Deelorganisaties:** De VN omvat diverse deelorganisaties, zoals UNESCO (erfgoed en cultuur), WHO (wereldgezondheidsorganisatie) en UNICEF (kinderfonds) [79](#page=79).
* **Vredeshandhaving:** Bij conflicten kan de VN, met overeenstemming van de leden, troepen sturen om de vrede te bewaren (blauwhelmen), bijvoorbeeld in Libanon, Cyprus en Congo [79](#page=79).
### 6.3 De welvaartstaat
Na de Tweede Wereldoorlog kende West-Europa een periode van ongekende welvaart [79](#page=79).
#### 6.3.1 Kenmerken en maatschappelijke veranderingen
* **Toegankelijkheid van producten:** De auto, wasmachine en eigen woning werden bereikbaar voor een groot deel van de bevolking. De staat voorzag in gratis of goedkope gezondheidszorg, infrastructuur en onderwijs [79](#page=79).
* **Emancipatie:** De invloed van de kerk en religie op de samenleving nam af. Vrouwen verkregen meer autonomie door de introductie van anticonceptie en de mogelijkheid om professionele carrières op te bouwen, wat leidde tot een daling van het geboortecijfer. Andere groepen emancipereerden zich geleidelijk en verkregen gelijke rechten, zoals het homohuwelijk dat in de jaren '90 wettelijk werd geregeld [80](#page=80).
* **Migratie en multiculturele samenleving:** De zoektocht naar goedkope en laaggeschoolde arbeiders leidde tot migratiestromen, met name in de jaren '50 en '60 vanuit Italië, Griekenland, Marokko en Turkije. Dit veranderde de samenstelling van de bevolking en leidde tot de hedendaagse multiculturele samenleving [80](#page=80).
* **Technologische vooruitgang:** De welvaartstaat evolueerde parallel met snelle wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zoals de eerste maanlanding in 1968 [80](#page=80).
#### 6.3.2 Digitalisering en globalisering
Vanaf de jaren '80 ontwikkelde de informatica zich razendsnel, met verreikende toepassingen. Het internet verbindt mensen wereldwijd en heeft communicatie, informatie-uitwisseling en zakendoen ingrijpend veranderd. E-mail en sociale media hebben traditionele communicatievormen vervangen en de wereld kleiner gemaakt [80](#page=80).
* **Voordelen:** Er is een explosie aan beschikbare informatie en real-time communicatie wereldwijd [80](#page=80).
* **Uitdagingen:** Zorgen over privacy, gegevensbeveiliging, nepnieuws en online desinformatie zijn actueel [80](#page=80).
* **Artificiële intelligentie (AI):** De opkomst van AI biedt grote potentiële toepassingen (bv. medische diagnoses, zelfrijdende auto's) die de samenleving de komende decennia ingrijpend kunnen veranderen [80](#page=80).
### 6.4 Dekolonisatie – Congo onafhankelijk
In de tweede helft van de 20ste eeuw verkregen veel ontwikkelingslanden hun onafhankelijkheid na periodes van koloniaal bestuur door Europese landen. In 1960 werden 17 Afrikaanse landen, waaronder Belgisch Congo, onafhankelijk [80](#page=80).
#### 6.4.1 Het koninkrijk Kongo
Al voor de Belgische kolonisatie bestond er een georganiseerd Kongolees koninkrijk [81](#page=81).
* **Vroege geschiedenis:** Koning Lukeni lua Nimi stichtte aan het einde van de 14de eeuw het koninkrijk met Mbanza Kongo als hoofdstad. In de 15de eeuw kwam het koninkrijk in contact met Portugese zeevaarders en de Europese beschaving, inclusief het Katholicisme. Koning Afonso I bouwde de Katholieke kerk uit en onderhield sterke economische banden met Portugal, waaronder de slavenhandel. De relaties verslechterden en leidden tot oorlog, maar koning Garcia II slaagde er in de 16de eeuw in het land te herbouwen. Vanaf begin 19de eeuw schakelden de Kongolese leiders over op de handel in grondstoffen zoals palmolie en rubber. In de jaren 1880 werden Kongolese leiders misleid om verdragen te tekenen die hun macht ondermijnden [81](#page=81).
#### 6.4.2 Onafhankelijke Vrijstaat, Belgische kolonie en Democratische Republiek Congo
* **De Conferentie van Berlijn:** Afrika werd verdeeld onder Europese landen. Congo werd een onafhankelijke vrijstaat onder koning Leopold II, met een focus op winstgevendheid door dwangarbeid en wreedheden, wat leidde tot een sterke bevolkingsdaling [81](#page=81).
* **Belgische kolonisatie:** In 1909 werd de vrijstaat een kolonie onder Belgisch bestuur. De Belgische kolonie steunde op drie pijlers: de kerk, de administratie en bedrijven. Grote Belgische bedrijven ontgonnen de bodemrijkdommen, en de winsten vloeiden naar België. Missionarissen boden ziekenzorg en onderwijs. De Belgische administratie deed een beroep op Congolese ondergeschikten. Paul Panda Fernana pleitte voor gelijke rechten en betere toegang tot onderwijs voor Congolezen [81](#page=81) [82](#page=82).
* **Dekolonisatie:** Vanaf de jaren '50 groeide de roep om onafhankelijkheid. Na rellen in Leopoldstad (huidige Kinshasa) in 1959, verklaarde België Congo op 30 juni 1960 onafhankelijk. Kort daarna greep kolonel Mobutu de macht en werd hij dictator van Zaïre (nu Congo) tot zijn dood in 1997 [82](#page=82).
#### 6.4.3 Nuancering van het beeld van Afrika/Congo
De geschiedenis van het koninkrijk Kongo en de Belgische kolonie nuanceert het stereotiepe beeld dat Afrikanen vóór de kolonisatie zonder machtige structuren leefden. Er waren reeds politieke en economische structuren aanwezig, en de kustgebieden hadden al een lange geschiedenis van uitwisseling met Europa [82](#page=82).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Prehistorie | Periode in het menselijk verleden waarover geen geschreven bronnen bestaan, gekenmerkt door de afwezigheid van schrift. |
| Archeologie | De wetenschap die het verleden bestudeert op basis van materiële bronnen zoals botten en gebruiksvoorwerpen. |
| Evolutietheorie | Wetenschappelijke theorie, voornamelijk van Charles Darwin, die de ontwikkeling van leven op aarde verklaart. |
| Hominiden | Mensachtigen die behoren tot de klasse van de zoogdieren en de orde der primaten, zoals de voorouders van de mens. |
| Nomadisch bestaan | Een levenswijze waarbij groepen mensen voortdurend rondtrekken om te overleven, vaak op zoek naar voedsel en water. |
| Landbouwrevolutie | Een ingrijpende verandering in de menselijke levenswijze door het ontstaan van landbouw, wat leidde tot sedentarisatie en de vorming van dorpen en steden. |
| Sedentarisatie | Het proces waarbij mensen zich permanent op één plaats vestigen, wat een gevolg is van de ontwikkeling van landbouw. |
| Stadstaat | Een zelfstandige politieke gemeenschap die bestaat uit een stad met omliggend landbouwgebied, zoals de poleis in het oude Griekenland. |
| Spijkerschrift | Het oudste bekende schrift, ontwikkeld in Mesopotamië, waarbij tekens in kleitabletten werden gedrukt met een rieten stokje. |
| Hiërogliefen | Het schrift van de oude Egyptenaren, bestaande uit beelden en symbolen, dat voornamelijk werd gebruikt voor religieuze en administratieve doeleinden. |
| Polis | Een Griekse stadstaat, die fungeerde als een zelfstandige politieke gemeenschap met een eigen bestuur, wetten en leger. |
| Democratie | Een bestuursvorm waarbij de macht bij het volk ligt, zoals in het oude Athene, waar burgers via de volksvergadering inspraak hadden. |
| Absolutisme | Een politiek systeem waarbij de vorst alle macht bezit en niet gebonden is aan wetten of andere machten, zoals Lodewijk XIV in Frankrijk. |
| Humanisme | Een intellectuele beweging in de 15e en 16e eeuw die de mens centraal stelde en kritisch denken aanmoedigde, met Desiderius Erasmus als belangrijke vertegenwoordiger. |
| Reformatie | Een religieuze beweging in de 16e eeuw die leidde tot een breuk binnen de westerse christelijke kerk en het ontstaan van het protestantisme. |
| Industriële Revolutie | Een periode van grote technologische en economische veranderingen, beginnend in de 18e eeuw, die de manier van produceren, werken en samenleven ingrijpend veranderde. |
| Verlichting | Een culturele en filosofische stroming in de 18e eeuw die het vertrouwen in de menselijke rede benadrukte en pleitte voor vrijheid, gelijkheid en tolerantie. |
| Loopgravenoorlog | Een vorm van oorlogvoering waarbij legers zich ingraven in verdedigingslinies, kenmerkend voor de Eerste Wereldoorlog. |
| Holocaust of Shoah | De systematische vervolging en genocide op Joden door de nazi's en hun bondgenoten tijdens de Tweede Wereldoorlog. |
| Koude Oorlog | Een periode van politieke en militaire spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie na de Tweede Wereldoorlog, zonder directe militaire confrontatie. |
| Europese Unie (EU) | Een samenwerkingsverband van Europese landen, opgericht na de Tweede Wereldoorlog met als doel vrede, stabiliteit en economische integratie te bevorderen. |
| Verenigde Naties (VN) | Een internationale organisatie, opgericht na de Tweede Wereldoorlog, die zich richt op het bevorderen van internationale vrede, veiligheid en samenwerking. |
| Welvaartstaat | Een staat waarin de overheid zorgt voor sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid, wat leidde tot een periode van ongekende welvaart na WO II. |
| Dekolonisatie | Het proces waarbij kolonies onafhankelijk werden van hun Europese overheersers, met name in de tweede helft van de 20e eeuw. |
| Digitalisering | Het proces van het omzetten van informatie naar een digitale vorm, wat leidt tot veranderingen in communicatie, informatieverspreiding en zakendoen. |