Cover
Comença ara de franc Lager onderwijs praktijk (af).docx
Summary
# Instructie en opbouw van lessen in lager onderwijs bewegingsonderwijs
Deze sectie behandelt de principes van effectieve instructie bij spel en de fundamentele pijlers voor een goede les bewegingsonderwijs, met de focus op het aantrekken van de aandacht van kinderen en het creëren van een leerzame en plezierige omgeving.
## 1. Instructie en opbouw van lessen in lager onderwijs bewegingsonderwijs
### 1.1 Principes voor effectieve spelinstructie
Effectieve instructie in bewegingsonderwijs, specifiek bij spel, vereist een duidelijke aanpak om de aandacht van de kinderen te trekken en een optimale leeromgeving te creëren. Dit omvat:
* **Duidelijke stem en aandacht trekken:** Een duidelijke en verstaanbare stem is essentieel. Het is belangrijk om actief de aandacht van de kinderen te vragen en te behouden.
* **Minimaliseren van omgevingsprikkels:** Zorg voor een omgeving waarin afleidingen tot een minimum worden beperkt, zodat kinderen zich kunnen concentreren op de instructie.
* **Visuele en auditieve waarneming:** Garandeer dat kinderen zowel de instructeur kunnen zien als horen.
### 1.2 Opbouw van instructies voor spel
Een goede opbouw van instructies voor een spel zorgt ervoor dat de kinderen de spelregels en de uitvoering ervan begrijpen. De volgende elementen dragen hieraan bij:
* **Demonstratie:** Het geven van een demonstratie tijdens de uitleg helpt kinderen om de acties visueel te begrijpen.
* **Afbakening van het terrein:** Duidelijke afbakening van het speelterrein geeft kinderen houvast.
* **Initiële positie:** Plaats de leerlingen in hun beginposities om het spel direct te kunnen starten.
* **Begrip van de regels:** Zorg ervoor dat alle kinderen de spelregels begrijpen.
### 1.3 De vier pijlers voor een goede les bewegingsonderwijs
Een effectieve les bewegingsonderwijs rust op vier fundamentele pijlers die allemaal aandacht moeten krijgen:
* **Veiligheid:** Het waarborgen van een veilige speelomgeving is primair.
* **Leren:** De les moet gericht zijn op het aanleren van nieuwe vaardigheden en kennis.
* **Zweten:** Fysieke inspanning, die leidt tot zweten, is een indicator van activiteit en training.
* **Amuseren:** Plezier is een cruciale motivator en draagt bij aan de motivatie en betrokkenheid van de kinderen.
### 1.4 Soorten loopspelen per graad
Loopspelen worden aangepast aan de ontwikkelingsfase van de leerlingen:
#### 1.4.1 Eerste graad
De focus ligt op individuele prestaties. Voorbeelden zijn:
* Stoelendans
* Schaduwlopen
#### 1.4.2 Tweede graad
De nadruk ligt op prestaties van een beperkte groep. Voorbeelden zijn:
* Klassieke estafette met controleerbare aflossingswijze.
* Aangroei-estafette.
#### 1.4.3 Derde graad
Hier staat strategisch samenwerken in het belang van de groep centraal. Voorbeelden zijn:
* Aflossingsloop met ongelijke afstanden per loper.
* Oriëntatieloop.
### 1.5 Soorten tikspelen
Tikspelen worden op verschillende manieren ingezet, van eenvoudige mikspelen tot complexere varianten:
#### 1.5.1 Kleuters
* Mikspelen op twee terreinen, gericht op het mikken naar materiaal.
#### 1.5.2 Eerste graad
* Schuilplaatsen (waarschijnlijk als onderdeel van een tikspel).
#### 1.5.3 Tweede graad
* Eigenlijke doelgroep voor het aanleren van tikspelen.
#### 1.5.4 Derde graad
* Meerdere gevarenzones: zij- en achtervlakken.
* Trefbal in vier vakken.
* Inzetten van meerdere rollen binnen het spel.
### 1.6 Vaardigheden: vangen en werpen per graad
De ontwikkeling van de vaardigheden vangen en werpen is progressief:
#### 1.6.1 Eerste graad
* Voorwerpen zo ver mogelijk (of zo hoog mogelijk) wegwerpen.
* Een voorwerp vanuit stilstand gericht naar een vast doel werpen.
* Vangen gebeurt vanuit stilstand.
#### 1.6.2 Tweede graad
* Vanuit beweging gericht werpen naar een doel.
* Overgaan tot gericht werpen vanuit beweging naar een bewegend doel.
* Vangen in beweging.
#### 1.6.3 Derde graad
* Vangen en werpen via lijn- en terugslagspelen.
* Vangen en werpen via doelspelen.
### 1.7 Vaardigheden: slaan per graad
Het slaan van voorwerpen wordt geleidelijk complexer:
#### 1.7.1 Eerste graad
* Voorwerpen wegslaan, al dan niet met een slagvoorwerp.
#### 1.7.2 Tweede graad
* Voorwerpen vanuit stilstand of vanuit beweging gericht slaan naar een vast doel.
#### 1.7.3 Derde graad
* Aangeboden via lijn- en terugslagspelen.
### 1.8 Vaardigheden: dribbelen per graad
Dribbelen evolueert van eenvoudige balbeheersing tot meer gecontroleerde bewegingen:
#### 1.8.1 Eerste graad
* Dribbelen met traag botsende of grote ballen.
#### 1.8.2 Tweede graad
* Bal dribbelend en drijvend in beweging houden zonder reeds naar de bal te kijken.
#### 1.8.3 Derde graad
* Dribbelen en drijven aangeboden via doelspelen.
### 1.9 Vaardigheden: trappen per graad
Trappen wordt verfijnd van kracht naar precisie en doelgerichtheid:
#### 1.9.1 Eerste graad
* Voorwerpen zo ver mogelijk wegtrappen.
#### 1.9.2 Tweede graad
* Vanuit stilstand of beweging gericht trappen naar een vast doel.
* Overgaan tot het gericht trappen naar een bewegend doel.
#### 1.9.3 Derde graad
* Trappen aangeboden via doelspelen.
### 1.10 Vaardigheden: balanceren per graad
Balanceren wordt uitdagender door de complexiteit van de ondergronden en de toevoeging van samenwerking:
#### 1.10.1 Eerste graad
* Balanceren op/over een verhoogd versmald oppervlak.
* Balanceren op/over een hellend versmald oppervlak.
* Balanceren op/over een labiel breed oppervlak.
* Gebruik van loopklossen en balanceerplankjes.
#### 1.10.2 Oudere graden (tweede en derde graad)
* Balanceren op/over smalle labiele oppervlakken.
* Balanceren op/over smalle verhoogde oppervlakken, waarbij samenwerking wordt toegevoegd.
* Gebruik van balancetonnen/rollen.
* Gebruik van skateboards en hoverboards.
* Piramides bouwen (waarschijnlijk met elementen van stabiliteit en balans).
---
# Classificatie en ontwikkeling van loop- en trefspelen per leerjaar
Deze sectie beschrijft de classificatie en de ontwikkelingsgerichte opbouw van loop- en trefspelen, afgestemd op de specifieke behoeften en vaardigheden van leerlingen in de eerste, tweede en derde graad.
### 2.1 Algemene principes voor loop- en trefspelen
Een effectieve les bewegingsactiviteiten, inclusief loop- en trefspelen, wordt gekenmerkt door vier pijlers:
* **Veiligheid:** Zorgen voor een veilige speelomgeving en uitvoering.
* **Leren:** Het ontwikkelen van motorische, cognitieve en sociale vaardigheden.
* **Zweten:** Het stimuleren van fysieke inspanning en conditieverbetering.
* **Amuseren:** Het waarborgen van plezier en motivatie bij de leerlingen.
Bij het geven van instructies voor spellen zijn er enkele belangrijke aandachtspunten:
* **Duidelijke stem:** Zorg dat de instructies goed hoorbaar zijn.
* **Aandacht:** Trek de aandacht van de leerlingen en minimaliseer omgevingsprikkels.
* **Visuele ondersteuning:** Zorg dat leerlingen de instructeur kunnen zien.
* **Opbouw van instructies:**
* Geef een demonstratie van de activiteit.
* Wijs het terrein af.
* Plaats leerlingen in hun beginposities.
* Controleer of iedereen de regels begrijpt.
* **Duidelijk begin- en eindsignaal:** Communiceer heldere signalen voor het starten en stoppen van de activiteit.
#### 2.1.1 Soorten loopspelen per leerjaar
De complexiteit en de nadruk van loopspelen evolueren mee met de ontwikkeling van de leerlingen:
* **1e graad:**
* Nadruk ligt op **individuele prestatie**.
* Voorbeelden: Stoelendans, schaduwlopen.
* **2e graad:**
* Nadruk ligt op **prestatie van een beperkte groep**.
* Voorbeelden: Klassieke estafette met controleerbare aflossingswijzen, aangroei-estafette.
* **3e graad:**
* Nadruk ligt op **strategisch samenwerken in het belang van de groep**.
* Voorbeelden: Aflossingsloop met ongelijke afstanden per loper, oriëntatieloop.
#### 2.1.2 Soorten trefspelen per leerjaar
Ook trefspelen kennen een opbouw in complexiteit, variërend van eenvoudige mikspelen tot tactische doelspelen:
* **Kleuters:**
* **Mikspelen** op twee terreinen gericht op het mikken naar materiaal.
* **1e graad:**
* Focus op het ontwikkelen van **werp- en vangvaardigheden vanuit stilstand**.
* **Wegwerpen:** Voorwerpen zo ver of hoog mogelijk weggooien.
* **Gericht werpen:** Een voorwerp vanuit stilstand gericht naar een vast doel werpen.
* **Vangen:** Vangen gebeurt vanuit stilstaand.
* **Slaan:** Voorwerpen wegslaan, al dan niet met een slagvoorwerp.
* **Dribbelen:** Dribbelen met traag botsende of grote ballen.
* **Trappen:** Voorwerpen zo ver mogelijk wegtrappen.
* **Balanceren:** Op/over een verhoogd versmald oppervlak, op/over een hellend versmald oppervlak, op/over een labiel breed oppervlak. Gebruik van loopklossen en balanceerplankjes.
* **2e graad:**
* Nadruk op het ontwikkelen van **werp- en vangvaardigheden vanuit beweging** en het aanleren van trefspelen.
* **Gericht werpen:** Vanuit beweging gericht werpen naar een doel.
* **Gericht werpen (bewegend doel):** Overgaan tot gericht werpen vanuit beweging naar een bewegend doel.
* **Vangen:** Vangen in beweging.
* **Slaan:** Voorwerpen vanuit stilstand of beweging gericht slaan naar een vast doel.
* **Dribbelen:** Bal dribbelend en drijvend in beweging houden zonder reeds naar de bal te kijken.
* **Trappen:** Vanuit stilstand of beweging gericht trappen naar een vast doel. Overgaan tot het gericht trappen naar een bewegend doel.
* **Balanceren:** Op/over smalle labiele oppervlakken, op/over smalle verhoogde oppervlakken met samenwerking.
* **3e graad:**
* Focus op **complexe werp-, vang- en slagtechnieken** en het toepassen hiervan in strategische spelsituaties.
* **Werpen en Vangen:** Via lijn- en terugslagspelen en via doelspelen.
* **Slaan:** Aangeboden via lijn- en terugslagspelen.
* **Dribbelen:** Dribbelen en drijven aangeboden via doelspelen.
* **Trappen:** Trappen aangeboden via doelspelen.
* **Balanceren:** Balanceren op/over smalle labiele en verhoogde oppervlakken met samenwerking. Gebruik van balanceertonnen/rollen, skateboard, hoverboard. Piramides bouwen.
* **Trefspelen met geavanceerde elementen:** Meerdere gevarenzones (zij- en achtervlakken), trefbal in vier vakken, meerdere rollen binnen het spel.
> **Tip:** De opbouw van vaardigheden per leerjaar zorgt voor een gestage progressie, waarbij complexere bewegingen en tactieken voortbouwen op reeds ontwikkelde basisvaardigheden.
> **Example:** Een 1e-klassser leert eerst een bal stilstaand naar een vast doel gooien, terwijl een 3e-klassser leert om een bal, al dribbelend, gericht naar een bewegend teamgenoot te passen in een spel met verdedigers.
---
# Ontwikkeling van slag-, dribbel- en trapvaardigheden
Dit deel behandelt de progressieve ontwikkeling van slag-, dribbel- en trapvaardigheden bij leerlingen, gestructureerd per leerjaar, met de focus op het verbeteren van precisie en kracht.
### 3.1 Schlagvaardigheden
De ontwikkeling van slagvaardigheden wordt per leerjaar als volgt ingedeeld:
#### 3.1.1 Eerste graad
Leerlingen leren voorwerpen wegslaan, zowel met als zonder slagvoorwerp.
#### 3.1.2 Tweede graad
In de tweede graad wordt gericht leren slaan naar een vast doel geoefend, zowel vanuit stilstand als vanuit beweging.
#### 3.1.3 Derde graad
Slagvaardigheden worden in de derde graad aangeboden via lijn- en terugslagspelen.
### 3.2 Dribbelvaardigheden
De progressie in dribbelvaardigheden is als volgt:
#### 3.2.1 Eerste graad
Leerlingen starten met dribbelen met langzaam stuiterende of grote ballen.
#### 3.2.2 Tweede graad
In de tweede graad wordt geoefend om de bal dribbelend en drijvend in beweging te houden zonder constant naar de bal te kijken.
#### 3.2.3 Derde graad
Dribbelen en drijven worden in de derde graad geïntegreerd in doelspelen.
### 3.3 Trapvaardigheden
De ontwikkeling van trapvaardigheden volgt deze lijn:
#### 3.3.1 Eerste graad
De focus ligt op het zo ver mogelijk wegtrappen van voorwerpen.
#### 3.3.2 Tweede graad
Leerlingen leren gericht trappen naar een vast doel, zowel vanuit stilstand als vanuit beweging. Vervolgens wordt dit uitgebreid naar gericht trappen naar een bewegend doel.
#### 3.3.3 Derde graad
Trapvaardigheden worden in de derde graad aangeboden via doelspelen.
### 3.4 Vang- en werpvaardigheden
De ontwikkeling van vang- en werpvaardigheden is als volgt opgebouwd:
#### 3.4.1 Eerste graad
Leerlingen oefenen het zo ver mogelijk (of hoog mogelijk) wegwerpen van voorwerpen. Tevens wordt het gericht werpen naar een vast doel vanuit stilstand aangeleerd. Vangen gebeurt in deze fase vanuit stilstand.
#### 3.4.2 Tweede graad
In de tweede graad wordt gericht werpen vanuit beweging naar een doel geïntroduceerd, evenals gericht werpen naar een bewegend doel. Vangen in beweging wordt hier ook geoefend.
#### 3.4.3 Derde graad
De derde graad breidt vang- en werpvaardigheden uit met lijn- en terugslagspelen, en doelspelen.
### 3.5 Balanceren
De ontwikkeling van balanceren kent verschillende fasen:
#### 3.5.1 Eerste graad
Oefeningen omvatten balanceren op, over of aan verhoogde, versmalde en hellende oppervlakken. Ook het balanceren op labiele, brede oppervlakken met materialen zoals loopklossen en balanceerplankjes komt aan bod.
#### 3.5.2 Oudere graden
Voor oudere leerlingen wordt het balanceren op smalle labiele en verhoogde oppervlakken verder ontwikkeld. Samenwerken op deze oppervlakken, en het gebruik van materialen zoals balanceertonnen, rollen, skateboards en hooverboards worden geïntegreerd. Het bouwen van piramides kan ook deel uitmaken van de oefeningen.
---
# Balanceren en motorische vaardigheden
Deze sectie behandelt de ontwikkeling van balansvaardigheden bij verschillende leeftijdsgroepen, inclusief specifieke oefeningen en activiteiten.
### 4.1 Balansvaardigheden bij jonge kinderen (1e graad)
Voor de jongste leerlingen ligt de focus op het ontwikkelen van basisbalans op diverse ondergronden en met verschillende materialen.
#### 4.1.1 Oefeningen voor de 1e graad
* **Op/over een verhoogd versmald oppervlak:** Dit kan variëren van een lage bank tot een demarcatielijn op de grond.
* **Op/over een hellend versmald oppervlak:** Een schuin aflopende plank of een verhoogd terrein dat afloopt.
* **Op/over een labiel breed oppervlak:** Denk hierbij aan een dik touw op de grond of een breed, maar instabiel oppervlak.
* **Gebruik van materialen:**
* Loopklossen: Het lopen op verhogingen die aan de voeten worden bevestigd.
* Balanceerplankjes: Kleine, wiebelende plankjes waarop geoefend kan worden.
### 4.2 Balansvaardigheden bij oudere leerlingen
Naarmate leerlingen ouder worden, worden de uitdagingen op het gebied van balans complexer en wordt samenwerking geïntegreerd.
#### 4.2.1 Oefeningen voor oudere graden
* **Op/over smalle labiele oppervlakken:** Dit vereist meer precisie en controle, zoals lopen op een koord of een smalle balk.
* **Op/over smalle verhoogde oppervlakken met samenwerken:** Hierbij wordt de balansuitdaging gecombineerd met interpersoonlijke interactie, bijvoorbeeld elkaar ondersteunen op een smalle balk.
* **Gebruik van gespecialiseerde materialen:**
* Balanceertonnen/rol: Cilindervormige objecten waarop leerlingen hun balans moeten bewaren.
* Skateboard, hoverboard: Deze materialen introduceren dynamische balansuitdagingen waarbij stabiliteit onder beweging cruciaal is.
### 4.3 Piramides bouwen
Het bouwen van piramides is een activiteit die zowel fysieke vaardigheden (balans, kracht, coördinatie) als cognitieve vaardigheden (planning, samenwerking) vereist. Hoewel niet direct een balans*oefening* in de zin van individueel balanceren, draagt het bij aan het lichaamsbewustzijn en de ruimtelijke oriëntatie die essentieel zijn voor motorische ontwikkeling. Het kan ook elementen van stabiel staan en beweging binnen een groep omvatten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Instructie | De manier waarop een leerkracht uitleg geeft en aanwijzingen geeft aan leerlingen, met als doel het overbrengen van kennis, vaardigheden of gedragingen. Duidelijke instructies zijn essentieel voor een succesvolle les. |
| Pijlers bewegingsonderwijs | De vier kerncomponenten die de basis vormen voor een effectieve les bewegingsonderwijs: veiligheid, leren, zweten (inspanning) en amuseren (plezier). Een goede les scoort op al deze vlakken. |
| Wegloopspel | Een spelvorm waarbij leerlingen moeten wegrennen, vaak als onderdeel van een tikspel of estafette, met specifieke regels over waarheen gevlucht mag worden. |
| Overloopspel | Een spel waarbij leerlingen een bepaald terrein moeten oversteken, vaak onder tijdsdruk of om een tegenstander te ontwijken. Dit vereist snelheid en behendigheid. |
| Kriskrasspel | Een spel waarbij leerlingen onvoorspelbare bewegingen maken, mogelijk in een patroon dat aan een kras doet denken, wat reactiesnelheid en oriëntatie bevordert. |
| Veilige zone | Een afgebakend gebied binnen een spel waar leerlingen tijdelijk beschermd zijn tegen tikken of andere spelgerelateerde gevaren. Dit creëert een adempauze en strategische optie. |
| Hindernissen | Fysieke objecten of structuren die de leerlingen tijdens een spel moeten overwinnen, zoals bijvoorbeeld kegels, touwen of bankjes. Dit verhoogt de complexiteit en vereist motorische aanpassing. |
| Verlossen | Een spelmechanisme waarbij een afgetikte of gevangen leerling weer in het spel mag komen, vaak door een teamgenoot. Dit element voegt een sociale en strategische dimensie toe. |
| Samenwerking | Het gezamenlijk uitvoeren van taken of het nastreven van gemeenschappelijke doelen binnen een spel of sportactiviteit. Dit bevordert sociale interactie en teamgeest. |
| Lo les | Een les die voornamelijk gericht is op loopactiviteiten en loopspelen, bedoeld om de conditie, snelheid en looptechniek van de leerlingen te verbeteren. |
| Tik spelen | Een brede categorie van spelletjes waarbij het doel is om andere spelers aan te tikken en zo uit te schakelen of bepaalde spelregels te activeren. |
| Individuele prestatie | Activiteiten waarbij de focus ligt op de prestatie van één enkele leerling, los van de prestaties van anderen. Dit stimuleert zelfverbetering en persoonlijke doelen. |
| Prestatie van de beperkte groep | Een spelvorm waarbij de prestatie wordt beoordeeld op basis van een kleine, specifieke groep leerlingen die samenwerken of elkaar beconcurreren. |
| Strategisch samenwerken | Het gezamenlijk plannen en uitvoeren van acties met een duidelijk strategisch doel, waarbij de inzet van individuele groepsleden op elkaar is afgestemd om een gemeenschappelijk doel te bereiken. |
| Mikspelen | Spelletjes waarbij het doel is om een projectiel (bal, ring, etc.) te richten op een specifiek doel, zoals een doelwit of een ander object. Dit ontwikkelt precisie en oog-handcoördinatie. |
| Schuilplaatsen | Gebieden of objecten die leerlingen kunnen gebruiken om zich te verstoppen tijdens een spel, wat tactische mogelijkheden biedt en het spannende karakter van het spel verhoogt. |
| Gevarenzones | Specifieke gebieden op het speelveld waar leerlingen extra risico lopen om afgetikt te worden of andere spelgerelateerde consequenties te ondervinden. Het slim omgaan hiermee is cruciaal. |
| Vangen en werpen | Basale motorische vaardigheden die essentieel zijn voor veel sporten, waarbij het gaat om het succesvol ontvangen van een projectiel en het daarna met kracht en precisie wegslingeren. |
| Slaan | Een motorische vaardigheid waarbij een object met een slagvoorwerp (zoals een bat of een hand) wordt geraakt, met als doel het weg te slaan of naar een doel te dirigeren. |
| Dribbelen | Het herhaaldelijk met de hand of voet tegen een bal slaan om deze in beweging te houden terwijl men zelf ook beweegt. Dit is een kernvaardigheid bij balsporten zoals basketbal en voetbal. |
| Trappen | Een motorische vaardigheid waarbij de voet wordt gebruikt om een bal of ander object weg te slaan, met variaties in kracht, richting en afstand, afhankelijk van het spel. |
| Balanceren | Het vermogen om het lichaam in een stabiele houding te houden, zowel statisch als dynamisch, vaak op verhoogde, versmalde of labiele oppervlakken. Dit vereist fijne motoriek en proprioceptie. |
| Loopklossen | Een type schoeisel of hulpmiddel dat gebruikt wordt om het lopen te bemoeilijken of te trainen, door het zwaartepunt te verhogen of de stabiliteit te verminderen. |
| Balanceerplankjes | Verhoogde of wiebelende oppervlakken die leerlingen gebruiken om hun evenwicht te oefenen, door er op te staan, overheen te lopen of te balanceren. |
| Balanceertonnen/rol | Cilindrische objecten, zoals tonnen of rollen, die gebruikt worden als instabiele ondergrond om balansvaardigheden te ontwikkelen, vaak in combinatie met andere bewegingen. |
| Skateboard | Een plank met wieltjes waarop men staand kan rijden, gebruikt voor recreatie en sport, en dat aanzienlijke balans- en coördinatievaardigheden vereist. |
| Hoover board | Een ander woord voor een hoverboard, een zelfbalancerend elektrisch voertuig met twee wielen aan weerszijden, dat enige oefening vergt om te besturen. |
| Piramides bouwen | Het creëren van menselijke of objectmatige structuren in de vorm van een piramide, wat vaak teamwerk, kracht en stabiliteit vereist. |