Cover
Comença ara de franc H07-Arbeidsmarkt_docentenversie-2.pptx
Summary
# Begrip en werking van de arbeidsmarkt
Dit document biedt een gedetailleerde samenvatting van het begrip en de werking van de arbeidsmarkt, gericht op studenten ter voorbereiding op examens.
## 1. Begrip en werking van de arbeidsmarkt
### 1.1 Definitie van de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Gezinnen en particulieren treden op als aanbieders van arbeid, terwijl bedrijven en de overheid optreden als vragers naar arbeid. Arbeid wordt beschouwd als een productiefactor, naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen.
### 1.2 Aanbod, vraag en evenwicht op de arbeidsmarkt
#### 1.2.1 Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid door werknemers hangt af van verschillende factoren:
* **Het (reële) loon:** Een hoger reëel loon kan de bereidheid om te werken verhogen.
* **Het niet-arbeidsinkomen:** Inkomsten uit vermogen of overheidstransfers verminderen de noodzaak om te werken, waardoor het aanbod van arbeid kan afnemen.
#### 1.2.2 Vraag naar arbeid
De vraag naar arbeid door werkgevers wordt bepaald door de marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP_A) en de marginale kost van arbeid (MK_A).
* **Marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP_A):** Dit is de extra opbrengst die een extra eenheid arbeid genereert. Het wordt berekend als het product van de marginale fysieke productiviteit van arbeid (MFP_A) en de prijs van de goederen ($p$).
$MWP_A = MFP_A \times p$
* **Marginale kost van arbeid (MK_A):** Dit is de extra kost die de aanwerving van een extra eenheid arbeid met zich meebrengt. In een vereenvoudigd model is dit het reële loon ($w$).
$MK_A = w$
Een winstmaximaliserende onderneming zal arbeid blijven aanwerven zolang de marginale waardeproductiviteit van arbeid groter is dan de marginale kost van arbeid ($MWP_A > MK_A$). Het optimale punt voor tewerkstelling wordt bereikt wanneer de marginale waardeproductiviteit van arbeid gelijk is aan de marginale kost van arbeid.
$$MWP_A = MK_A$$
$$MFP_A \times p = w$$
Dit impliceert dat de vraag naar arbeid door werkgevers zodanig wordt aangepast dat de marginale fysieke productiviteit van arbeid gelijk is aan het reële loon.
$$Reëel \ loon = MFP_A$$
#### 1.2.3 Evenwicht op de arbeidsmarkt (Neoklassiek model)
In het neoklassieke model van volkomen concurrentie wordt de arbeidsmarkt gekenmerkt door:
* Individuele gezinnen en ondernemingen kunnen de hoogte van het reële loon niet beïnvloeden (prijsnemers).
* Vrije toetreding en uittreding tot de markt.
* Volledige informatie over het reële loon.
* Arbeid als een homogene dienst.
In het evenwichtspunt van dit model is er enkel vrijwillige werkloosheid.
#### 1.2.4 Invloed van minimumloon
Wanneer de overheid een minimumloon oplegt dat hoger ligt dan het evenwichtsloon, ontstaat er onvrijwillige werkloosheid. Het aanbod van arbeid zal groter zijn dan de vraag naar arbeid bij dit hogere loon.
#### 1.2.5 Verschillende arbeidsmarktmodellen
* **Model van volkomen concurrentie (Neoklassieke visie):** Focust op de interactie tussen vraag en aanbod en de prijselasticiteit van lonen.
* **Institutionalistische visie:** Houdt rekening met gedrag bepaald door tradities, instituties, vakbonden en werkgeversorganisaties. Loonbepaling is hier minder afhankelijk van puur vraag en aanbod. Marktsegmentatie en economische discriminatie spelen een rol. In de praktijk lijkt de arbeidsmarkt meer op een bilateraal monopolie.
#### 1.2.6 Veranderingen in de vraag- en aanbodcurve
* **Technologische vooruitgang die productie verhoogt:** De vraagcurve naar arbeid verschuift naar rechts.
* **Technologische vooruitgang die arbeidsbesparende technieken introduceert:** De vraagcurve naar arbeid verschuift naar links.
* **Stijging van de bevolking op werkbekwame leeftijd:** De aanbodcurve van arbeid verschuift naar rechts.
* **Toename van het niet-arbeidsinkomen:** De aanbodcurve van arbeid verschuift naar links.
### 1.3 Brutoloon, nettoloon en de totale loonkost
#### 1.3.1 Brutoloon
Het brutoloon is het overeengekomen loon voor de arbeid, alvorens inhoudingen worden gedaan.
#### 1.3.2 Socialezekerheidsbijdrage werknemer
Een deel van het brutoloon wordt ingehouden voor sociale zekerheidsbijdragen. In België bedraagt dit voor de werknemer 13,07% op het brutoloon.
#### 1.3.3 Belastbaar loon
Na aftrek van de socialezekerheidsbijdragen en bepaalde andere aftrekposten ontstaat het belastbaar loon.
#### 1.3.4 Bedrijfsvoorheffing
Op het belastbaar loon wordt bedrijfsvoorheffing ingehouden, een voorschot op de personenbelasting.
#### 1.3.5 Nettoloon
Het nettoloon is het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn bankrekening ontvangt na alle inhoudingen.
#### 1.3.6 Netto belastbaar inkomen
Het netto belastbaar inkomen is het inkomen waarop de werknemer de personenbelasting betaalt. Dit is het brutoloon op jaarbasis min RSZ-bijdragen en aftrekbare uitgaven (bv. hypotheekrente, beroepskosten, studiekosten).
#### 1.3.7 Totale loonkost voor de werkgever
Naast het brutoloon draagt de werkgever ook bij aan socialezekerheidsbijdragen (RSZ-werkgeversbijdrage, ongeveer 25% op het brutoloon van de werknemer). Daarnaast komen er nog kosten zoals vakantiegeld, dertiende maand, extralegale voordelen en verzekeringen bij. Dit wordt de totale loonkost voor de werkgever genoemd, onderverdeeld in directe en indirecte loonkosten.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te kennen tussen wat de werknemer netto ontvangt, wat de werkgever betaalt, en het inkomen waarop belastingen worden geheven.
### 1.4 Onderscheid tussen arbeider, bediende, ambtenaar en zelfstandige
Historisch was er een onderscheid tussen arbeiders en bedienden met verschillende wettelijke regels. Sinds 1 januari 2014 is er een eenheidsstatuut ingevoerd voor arbeiders en bedienden wat betreft opzeggingstermijnen en carensdagen. Verdere harmonisatie op gebieden zoals vakantiegeld, gewaarborgd loon, technische werkloosheid en aanvullende pensioenen is nog gaande of is geregeld. Ambtenaren en zelfstandigen vallen onder specifieke wettelijke en sociale kaders die verschillen van die voor werknemers.
### 1.5 De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025
De werkzaamheidsgraad in België is verbeterd, maar er blijven uitdagingen bestaan om de kloven te dichten, zoals culturele obstakels, taalbarrières en discriminatie. De werkloosheidsgraad is laag, maar stijgt weer boven het Europese gemiddelde door economische tegenslagen. De krappe arbeidsmarkt blijft een uitdaging. Het spanningsveld tussen automatische loonindexatie en de concurrentiekracht blijft een actueel thema.
### 1.6 Wie werkt er en wie niet?
* **Bevolkingscategorieën:**
* **Niet-actieven:** Personen die niet kunnen en/of niet willen werken (bv. gepensioneerden, huishoudens zonder betaald werk, personen in vervroegd pensioen).
* **Beroepsbevolking:** Personen tussen 15 en 64 jaar die kunnen én willen werken.
* **Werkenden:** Personen die betaald werk hebben.
* **Niet werkende werkzoekenden (NWWZ):** Personen die niet werken maar wel actief op zoek zijn naar werk en beschikbaar zijn.
* **Nood aan beleid:** In België is er nood aan beleid dat zich richt op de integratie en activatie van inactieven.
### 1.7 Vormen van werkloosheid
* **Natuurlijke werkloosheid:** De "normale" werkloosheid die altijd aanwezig is, ook in een gezonde economie.
* **Frictionele werkloosheid:** Werkloosheid door de tijd die nodig is voor werknemers om een nieuwe baan te vinden na ontslag of bij de overstap naar een nieuwe job.
* **Structurele werkloosheid:**
* **Kwalitatieve verschillen:** Arbeiders beschikken niet over de juiste vaardigheden voor de beschikbare banen.
* **Kwantitatieve tekorten:** Er is een tekort aan arbeidsplaatsen of een overschot aan werknemers.
* **Seizoenswerkloosheid:** Werkloosheid die verband houdt met seizoensgebonden activiteiten.
* **Conjuncturele (economische) werkloosheid:** Werkloosheid die ontstaat door een economische recessie of laagconjunctuur.
* **Verborgen werkloosheid:** Personen die wel willen werken maar niet als werkzoekend geregistreerd staan (bv. ontmoedigde werknemers).
* **Technische werkloosheid:** Tijdelijke werkloosheid door omstandigheden buiten de wil van de werknemer, zoals machinepech of een tekort aan grondstoffen.
* **Gewilde werkloosheid:** Werkloosheid die ontstaat door een te hoog loon dat niet overeenkomt met de productiviteit (kan samenhangen met minimumlonen).
### 1.8 Werkgelegenheidsvallen
Werkgelegenheidsvallen zijn situaties waarin het financieel niet meer interessant is voor een persoon om arbeid aan te bieden of voor een bedrijf om deze persoon aan te werven. De belangrijkste vormen zijn:
* **De werkloosheidsval:** Het verschil tussen het inkomen als werkloze (uitkering) en het nettoloon van een laagbetaalde baan is te klein, waardoor werken niet aantrekkelijk is.
* **De activiteitsval:** Situatie waarin het financieel voordeliger is om geen arbeid aan te bieden.
* **De armoedeval:** Een laagbetaalde baan leidt niet tot een significante verbetering van de financiële situatie, waardoor men in armoede blijft.
* **De productiviteitsval:** Een gebrek aan loopbaanontwikkeling of promotiekansen ontmoedigt werknemers om productiever te worden.
### 1.9 Bestrijden van werkloosheid
Verschillende beleidsmaatregelen kunnen worden ingezet om werkloosheid te bestrijden:
* **Bestrijden van conjuncturele werkloosheid:** Stimuleren van de effectieve vraag door overheidsconsumptie en -investeringen te vergroten, of consumptie van gezinnen en bedrijven te stimuleren.
* **Bestrijden van kwantitatieve structurele werkloosheid:**
* Creëren van nieuwe arbeidsplaatsen.
* Matigen van loonstijgingen.
* Afremmen van loonkostenstijgingen.
* Herverdeling van beschikbare arbeid (stimuleren deeltijdse arbeid, loopbaanonderbreking).
* **Bestrijden van kwalitatieve structurele werkloosheid:**
* Afstemmen van onderwijs op de behoeften van het bedrijfsleven.
* Aanbieden van nascholing en bijscholing.
> **Tip:** Beleid gericht op de arbeidsmarkt omvat vaak een mix van maatregelen die zowel de vraag als het aanbod van arbeid beïnvloeden.
### 1.10 Loonstarheid
Loonstarheid verwijst naar het trage of ontbrekende reageren van de reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt. Dit kan verklaard worden door:
* Werkloosheidsuitkeringen die een bodem leggen voor lonen.
* Minimumlonen die de lonen niet onder een bepaald niveau laten zakken.
* Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's) en vakbondsoptreden die lonen vastleggen.
### 1.11 Invloed van inflatie en belastingen op de arbeidsmarkt
* **Inflatie:** Bij inflatie daalt de koopkracht van het loon. In België en Luxemburg wordt de koopkracht deels beschermd door de automatische aanpassing aan de gezondheidsindex, wat kan leiden tot een loon/prijsspiraal.
* **Directe belastingen:** Progressief stijgende inkomensbelastingen kunnen leiden tot een vermindering van de prikkel om te werken, of juist de prikkel om meer te werken vergroten om het gewenste nettoloon te bereiken. Dit kan ook leiden tot meer zwartwerk. De Laffercurve illustreert de relatie tussen belastingtarieven en belastinginkomsten.
### 1.12 Inkomensherverdeling, ongelijkheid en armoede
* **Primaire inkomensverdeling:** Inkomen verdiend door het ter beschikking stellen van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur).
* **Secundaire inkomensverdeling:** Primair inkomen na aftrek van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen, en toevoeging van ontvangen transferten.
* **Tertiaire inkomensverdeling:** Secundair inkomen na aftrek van indirecte belastingen en toevoeging van prijsverlagende subsidies.
**Factoren die inkomensongelijkheid verminderen:**
* Vakbondsacties.
* Herverdelingsbeleid van de overheid (progressieve belastingen, sociale uitkeringen).
**Factoren die inkomensongelijkheid bewerkstelligen:**
* Moeilijkheid om van sociaaleconomische klasse te veranderen.
* Inwijking van goedkope arbeidskrachten.
* Beleggingsmogelijkheden voor grote inkomens.
* Erfenissen.
**Armoede:** Kan op verschillende manieren gedefinieerd worden (budgetmethode, relatieve benadering, deprivatie-index, subjectieve methodes). Complexe oorzaken zoals lage scholing, gebrek aan werkattitudes, leeftijd, ziekte, handicap, en echtscheiding. De sociale economie wordt soms gezien als een mogelijke oplossing.
> **Voorbeeld:** De inkomenskwintielverhouding (S80/S20) geeft de verhouding weer tussen het totale inkomen van de 20% rijkste huishoudens en de 20% armste huishoudens. Een hogere waarde duidt op grotere inkomensongelijkheid.
---
# De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025 en beleidsmaatregelen
Hier is een gedetailleerde studiegids over de Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025 en beleidsmaatregelen.
## 2. De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025 en beleidsmaatregelen
Dit onderwerp verkent de huidige toestand van de Belgische arbeidsmarkt, inclusief werkzaamheids- en werkloosheidscijfers, de uitdagingen van kloven en krappe markten, en de belangrijkste beleidsmaatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om deze aan te pakken.
### 2.1 Het begrip arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt omvat het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid.
* **Aanbieders:** Gezinnen en particulieren.
* **Vragers:** Bedrijven en de overheid.
Arbeid is hierbij een productiefactor, naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen.
### 2.2 Brutoloon versus nettoloon
* **Nettoloon:** Het bedrag dat de werknemer maandelijks op zijn bankrekening ontvangt. Dit is het brutoloon minus de socialezekerheidsbijdragen van de werknemer en de bedrijfsvoorheffing.
* **Netto belastbaar inkomen:** Het inkomen waarop een werknemer wordt belast in de personenbelasting. Dit wordt berekend op basis van het brutoloon op jaarbasis, verminderd met RSZ-bijdragen en aftrekposten (zoals hypotheekrente, beroepskosten, studiekosten, etc.).
* **Werkgeversbijdrage:** De werkgever betaalt naast het brutoloon ook nog een werkgeversbijdrage aan de RSZ.
**Totale loonkost voor de werkgever:** Omvat het brutoloon, de werkgeversbijdragen RSZ, vakantiegeld, dertiende maand, extralegale voordelen, arbeidsongevallenverzekering, aansluiting bij een geneeskundige dienst en beheerskosten van een sociaal secretariaat. Dit kan worden onderverdeeld in directe en indirecte loonkosten.
**Nominaal loon versus reëel loon:**
* **Nominaal loon:** Het loon uitgedrukt in een specifiek geldbedrag.
* **Reëel loon:** De koopkracht van dat geldbedrag, rekening houdend met inflatie.
### 2.3 Het eenheidsstatuut
De Wet van 26 december 2013 heeft het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden ingevoerd, met ingang vanaf 1 januari 2014. Dit had als doel de arbeidsmarkt performanter te maken en de concurrentiepositie van België te versterken.
**Belangrijkste kenmerken en gevolgen:**
* **Afschaffing proefperiode:** Voor de meeste werknemers werden de opzegtermijnen korter, wat de werkgever compenseerde voor het wegvallen van de proefperiode.
* **Nieuwe opzegtermijnen:** Sinds 1 mei 2018 golden er nieuwe, kortere opzegtermijnen bij ontslag binnen de eerste zes maanden van de tewerkstelling.
* **Verdere onderhandelingen nodig:** Punten zoals vakantiegeld, gewaarborgd loon, technische werkloosheid en aanvullende pensioenen vereisten nog verdere onderhandelingen.
* **Outplacementbegeleiding:** Werkgevers zijn verplicht outplacementbegeleiding aan te bieden bij ontslag.
* **Zware beroepen:** Moeilijke onderhandelingen waren er over criteria zoals fysiek zwaar werk, onregelmatige uren, veiligheidsrisico's en stress.
Het eenheidsstatuut is onderdeel van bredere arbeidsmarkthervormingen, zoals het optrekken van de pensioenleeftijd, degressieve werkloosheidsuitkeringen, hogere minimumlonen en soepelere regels voor overuren.
### 2.4 Arbeidsdeals van de Regering Michel I en De Croo
**Arbeidsdeal van Regering Michel I (4 februari 2020):**
* Introductie van de antigenderdiscriminatiewet.
* Nieuwe regels voor de Belgische arbeidsmarkt.
**Arbeidsdeal van Regering De Croo (Akkoord sinds juni 2022):**
* **Vierdagenweek:** Mogelijkheid tot een verkorte werkweek.
* **Recht om offline te zijn:** Bescherming tegen permanente bereikbaarheid.
* **Sneller op de hoogte van variabele uurroosters:** Meer duidelijkheid over flexibele schema's.
* **Aan de slag tijdens opzeg:** Mogelijkheid om te werken tijdens de opzegtermijn.
* **Soepeler avondwerk:** Flexibelere regels voor avondarbeid.
* **Meer bescherming in de platformeconomie:** Verbeterde rechten voor werknemers in de deeleconomie.
* **Recht op opleiding:** Benadrukking van levenslang leren.
### 2.5 De Belgische arbeidsmarkt in 2024-2025: Huidige stand en uitdagingen
* **Werkzaamheidsgraad:** Verbeterde van 64,7% naar 71,9% in 2023. Het doel van 80% tegen 2029 blijft echter een uitdaging, mede door de noodzaak van terugverdieneffecten voor het begrotingsevenwicht.
* **Kloven dichten:** Een belangrijke uitdaging is het dichten van de kloven op de arbeidsmarkt. Dit vereist het aanpakken van culturele obstakels, taalbarrières, ongelijke toegang tot onderwijs en scholing, vooroordelen, discriminatie en belemmeringen voortvloeiend uit arbeidswetgeving.
* **Krappe arbeidsmarkt:** De werkloosheidsgraad bleef zeer laag op 6,4% in mei 2025. Voor het eerst sinds 2007 overschreed deze echter het Europees gemiddelde, mede door faillissementsgolven (zoals Van Hool of Audi Brussels).
* **Spanningsveld automatische loonsindexatie:** Het spanningsveld tussen de automatische loonsindexatie en de wet op de concurrentiekracht blijft een aandachtspunt.
### 2.6 Het arbeidsmarktmodel
**Neoklassiek model van volkomen concurrentie:**
* **Aanbod van arbeid:** Hangt af van het reële loon en het niet-arbeidsinkomen (inkomsten uit vermogen, overheidstransfers). Een hoger niet-arbeidsinkomen leidt tot een kleiner aanbod van arbeid.
* **Vraag naar arbeid:** Werkgevers bepalen de vraag op basis van de marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP A). De winst wordt gemaximaliseerd wanneer de MWP A gelijk is aan de marginale kost van arbeid (MK A). De formule is: $MWP_A = MFP_A \ast p$, waarbij $MFP_A$ de marginale fysieke productiviteit van arbeid is en $p$ de prijs van de goederen. De marginale kost van arbeid is gelijk aan het loon ($w$). Dus, voor maximale winst geldt: $MFP_A \ast p = w$. Dit impliceert dat het reële loon gelijk moet zijn aan de MWP A. Een winstmaximaliserende onderneming past haar vraag naar arbeid aan zodat het reële loon gelijk is aan de marginale productiviteit.
* **Evenwicht op de arbeidsmarkt:** In het evenwichtspunt is er enkel vrijwillige werkloosheid. Dit model veronderstelt dat individuele gezinnen en ondernemingen geen invloed hebben op het reële loon, er vrije toe- en uittreding is, volledige informatie beschikbaar is en arbeid een homogene dienst is.
**Institutionalistische visie:**
* Gedrag van werknemers en werkgevers wordt beïnvloed door tradities en instituties.
* Loonbepaling hangt niet volledig af van vraag en aanbod door factoren zoals arbeidsmarktsegmentatie, economische discriminatie en collectieve onderhandelingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. In de praktijk lijkt de arbeidsmarkt vaak op een bilateraal monopolie.
**Impact van technologische vooruitgang en bevolkingsgroei:**
* **Technologische vooruitgang (productieverhogend):** Verhoogt de vraagcurve naar arbeid.
* **Technologische vooruitgang (arbeidsbesparend):** Verlaagt de vraagcurve naar arbeid.
* **Stijging bevolking op werkbekwame leeftijd:** Verhoogt de aanbodcurve van arbeid.
* **Toename niet-arbeidsinkomen:** Verhoogt de aanbodcurve van arbeid.
**Gevolg van een opgelegd minimumloon:**
Wanneer de overheid een minimumloon oplegt dat hoger ligt dan het evenwichtsloon, ontstaat er onvrijwillige werkloosheid (een overschot aan aanbod ten opzichte van de vraag).
### 2.7 Wie werkt er en wie niet? Categorisering op de arbeidsmarkt
* **Bevolkingsopgave:** Omvat alle personen (15-64 jaar).
* **Niet-actieven:** Personen die niet kunnen en/of niet willen werken (bv. studenten, gepensioneerden, bruggepensioneerden).
* **Beroepsbevolking:** Personen die wel kunnen en willen werken. Dit omvat werkenden en niet-werkende werkzoekenden.
* **Niet werkende werkzoekenden:** Personen die momenteel niet werken maar wel actief op zoek zijn naar werk. Dit kan onderverdeeld worden in uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.
### 2.8 Vormen van werkloosheid
* **Frictionele werkloosheid:** Ontstaat door tijdelijke mismatches op de arbeidsmarkt tijdens het zoeken naar een nieuwe baan.
* **Structurele werkloosheid:** Veroorzaakt door kwalitatieve of kwantitatieve tekorten van arbeidskrachten ten opzichte van de vraag.
* **Seizoenswerkloosheid:** Werkloosheid die verband houdt met seizoensgebonden activiteiten.
* **Conjuncturele (economische) werkloosheid:** Ontstaat door een tekort aan de effectieve vraag tijdens economische recessies.
* **Verborgen werkloosheid:** Personen die wel willen werken, maar niet actief op zoek zijn (bv. ontmoedigde werknemers).
* **Technische werkloosheid:** Tijdelijke werkloosheid door omstandigheden onafhankelijk van de wil van de werknemer (bv. economische crisis, slecht weer).
* **Gewilde werkloosheid:** Een vorm van vrijwillige werkloosheid, bijvoorbeeld wanneer iemand ervoor kiest om niet te werken door een ruime uitkering of ander inkomen.
* **Natuurlijke werkloosheid:** Een theoretisch concept dat verwijst naar het deel van de werkloosheid dat altijd aanwezig is, zelfs in een gezonde economie (omvat frictionele en structurele werkloosheid).
### 2.9 Werkgelegenheidsvallen
Werkgelegenheidsvallen zijn situaties waarin het louter financieel niet meer interessant is voor een persoon om arbeid aan te bieden of voor een onderneming om iemand aan te werven. Dit kan verschillende vormen aannemen:
* **De werkloosheidsval:** Het verschil tussen het nettoloon en de werkloosheidsuitkering is te klein om te werken aantrekkelijk te maken.
* **De activiteitsval:** Het inkomen uit arbeid is nauwelijks hoger dan het inkomen zonder arbeid, zelfs na rekening te houden met werkloosheidsuitkeringen en subsidies.
* **De armoedeval:** Mensen die werken, komen nog steeds in armoede terecht vanwege te lage lonen en/of hoge leefkosten.
* **De productiviteitsval:** Een situatie waarin de productiviteit van een werknemer lager wordt ingeschat dan de loonkost, wat aanwerving ontmoedigt.
### 2.10 Bestrijden van werkloosheid
* **Bestrijden van conjuncturele werkloosheid:** Vergroten van de effectieve vraag door overheidsconsumptie en investeringen te stimuleren, en de consumptie van gezinnen en bedrijven aan te moedigen.
* **Bestrijden van kwantitatieve structurele werkloosheid:**
* Creëren van nieuwe arbeidsplaatsen.
* Matigen van loonstijgingen en afremmen van loonkostenstijgingen.
* Herverdeling van beschikbare arbeid door stimuleren van vrijwillige deeltijdse arbeid en loopbaanonderbreking.
* **Bestrijden van kwalitatieve structurele werkloosheid:**
* Afstemmen van het onderwijs op de behoeften van het bedrijfsleven.
* Aanbieden van nascholing en bijscholing. Dit is ook relevant in periodes van hoogconjunctuur waar er toch kwalitatieve tekorten zijn.
### 2.11 Loonstarheid
Loonstarheid verwijst naar het trage of niet reageren van de reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn:
* Werkloosheidsuitkeringen.
* Minimumlonen.
* Collectieve onderhandelingen door vakbonden.
### 2.12 Invloed van inflatie en belastingen op de arbeidsmarkt
* **Inflatie:** Daalt de koopkracht. In België en Luxemburg wordt het loon automatisch aangepast aan de gezondheidsindex, wat kan leiden tot een loon/prijsspiraal.
* **Directe belastingen (progressief):** Kunnen leiden tot een afname van het aanbod van arbeid (lagere marginale opbrengst na belastingen) of juist tot een toename van de vraag naar arbeid door bedrijven die meer loon kunnen betalen om werknemers te motiveren (zie Laffercurve). Er is ook een verhoogd risico op zwartwerk.
### 2.13 Inkomensherverdeling, ongelijkheid en armoede
* **Primair inkomen:** Verdiensten uit de terbeschikkingstelling van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur).
* **Secundair inkomen:** Primair inkomen minus belastingen en RSZ-bijdragen, plus ontvangen transferten.
* **Tertiair inkomen:** Secundair inkomen minus indirecte belastingen, plus ontvangen prijsverlagende subsidies.
**Factoren die inkomensongelijkheid verminderen:**
* Vakbondsacties.
* Herverdelingsbeleid van de overheid.
**Factoren die inkomensongelijkheid bewerkstelligen:**
* Moeilijkheden om van sociaaleconomische klasse te veranderen.
* Inwijking van goedkope, ongeschoolde arbeid.
* Beleggingsmogelijkheden voor hogere inkomens.
* Erfenissen.
**Armoede:** Er zijn verschillende manieren om armoede te definiëren, zoals de budgetmethode, relatieve benadering, deprivatie-index en subjectieve methodes. Complexe oorzaken zijn onder meer lage scholing, gebrek aan werkattitudes en vaardigheden, ouderdom, ziekte, handicap en echtscheiding. De sociale economie en concepten zoals het basisinkomen worden als mogelijke oplossingen of alternatieven besproken.
> **Tip:** Begrijpen hoe de verschillende inkomensniveaus (primair, secundair, tertiair) worden gevormd, is cruciaal om de effecten van overheidsbeleid op ongelijkheid te analyseren.
> **Voorbeeld:** Een overheid die de belastingen op arbeid verlaagt en tegelijkertijd de sociale uitkeringen verhoogt, beïnvloedt zowel het secundair als het tertiair inkomen van huishoudens, met een potentieel herverdelend effect.
---
# Modellen en oorzaken van werkloosheid
Hieronder volgt een studiehandleiding over modellen en oorzaken van werkloosheid, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 3 Modellen en oorzaken van werkloosheid
Dit onderdeel bespreekt de theoretische modellen van de arbeidsmarkt, analyseert de oorzaken van verschillende vormen van werkloosheid, en introduceert gerelateerde concepten zoals werkgelegenheidsvallen en loonstarheid.
### 3.1 De arbeidsmarkt als model van volkomen concurrentie (Neoklassiek model)
Dit model beschouwt de arbeidsmarkt als een markt waar vraag en aanbod van arbeid elkaar ontmoeten zonder enige vorm van marktmacht van individuele deelnemers.
#### 3.1.1 Kenmerken van volkomen concurrentie op de arbeidsmarkt
* Individuele gezinnen en ondernemingen kunnen de hoogte van het reële loon niet beïnvloeden.
* Iedereen kan vrij toetreden tot en uittreden uit de markt.
* Alle deelnemers beschikken over volledige informatie over het reële loon.
* Arbeid wordt als een homogene dienst beschouwd.
#### 3.1.2 Vraag naar arbeid door werkgevers
De vraag naar arbeid door werkgevers hangt af van de marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP_A).
De MWP_A wordt bepaald door de marginale fysieke productiviteit van arbeid (MFP_A) vermenigvuldigd met de prijs van het geproduceerde goed ($p$).
De marginale kost van arbeid (MK_A) is gelijk aan het reële loon ($w$).
Een winstmaximaliserende onderneming zal de vraag naar arbeid aanpassen zodanig dat de marginale waardeproductiviteit van arbeid gelijk is aan de marginale kost van arbeid:
$$MWP_A = MK_A$$
$$MFP_A \times p = w$$
Dit impliceert dat de winst gemaximaliseerd wordt wanneer het reële loon gelijk is aan de marginale waardeproductiviteit van arbeid. Het evenwicht op de arbeidsmarkt in dit model treedt op wanneer de vraag naar arbeid gelijk is aan het aanbod van arbeid. In dit evenwicht is er enkel vrijwillige werkloosheid.
#### 3.1.3 Aanbod van arbeid door werknemers
Het aanbod van arbeid hangt af van:
* Het reële loon.
* Het niet-arbeidsinkomen (inkomsten uit vermogen, overheidstransfers). Een groter niet-arbeidsinkomen leidt tot een kleiner aanbod van arbeid.
#### 3.1.4 Effecten van ingrijpen in het neoklassieke model
* **Opleggen van een minimumloon:** Wanneer de overheid een minimumloon oplegt dat hoger ligt dan het evenwichtsloon, ontstaat er onvrijwillige werkloosheid. Het aanbod van arbeid wordt groter dan de vraag naar arbeid.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen vrijwillige werkloosheid (waarbij men niet wil werken aan het heersende loon) en onvrijwillige werkloosheid (waarbij men wel wil werken aan het heersende loon maar geen baan kan vinden).
### 3.2 De arbeidsmarkt vanuit institutionele visie
Deze visie erkent dat de arbeidsmarkt niet volledig functioneert volgens het model van volkomen concurrentie. Gedrag van werknemers en werkgevers wordt mede bepaald door tradities en instituties.
#### 3.2.1 Factoren die afwijken van volkomen concurrentie
* **Loonbepaling:** Loonbepaling hangt niet (volledig) af van vraag en aanbod.
* **Arbeidsmarktsegmentatie:** De arbeidsmarkt is vaak opgedeeld in verschillende segmenten met verschillende loonstructuren en baankansen.
* **Economische discriminatie:** Ongelijke behandeling op basis van kenmerken die geen economische relevantie hebben.
* **Macht van vakbonden en werkgeversorganisaties:** Deze onderhandelen vaak de lonen, wat kan leiden tot lonen die afwijken van het pure marktmechanisme.
* **Bilateraal monopolie:** In de praktijk vertoont de arbeidsmarkt vaker kenmerken van een bilateraal monopolie, waarbij zowel kopers (werkgevers) als verkopers (werknemers/vakbonden) marktmacht hebben.
### 3.3 Vormen van werkloosheid
Werkloosheid kan op verschillende manieren worden gecategoriseerd, gebaseerd op de oorzaken en kenmerken.
#### 3.3.1 Natuurlijke werkloosheid
Dit is een algemeen begrip dat vaak wordt gebruikt om de structurele en frictionele werkloosheid samen te vatten.
#### 3.3.2 Structurele werkloosheid
Ontstaat door kwalitatieve of kwantitatieve verschillen tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid.
* **Kwalitatieve structurele werkloosheid:** Er is een mismatch tussen de gevraagde vaardigheden en de aanwezige vaardigheden van werknemers. Dit kan zelfs voorkomen in periodes van hoogconjunctuur. Oplossingen omvatten het afstemmen van onderwijs op de behoeften van het bedrijfsleven en het aanbieden van nascholing.
* **Kwantitatieve structurele werkloosheid:** Er is een tekort aan banen in bepaalde sectoren of regio's, of een overschot aan arbeid.
#### 3.3.3 Frictionele werkloosheid
Dit is de werkloosheid die ontstaat tijdens het proces van arbeidsmarkttransities, zoals het zoeken naar een nieuwe baan na ontslag, het veranderen van baan, of het net starten op de arbeidsmarkt. Het is een tijdelijk fenomeen.
#### 3.3.4 Seizoenswerkloosheid
Werkloosheid die verband houdt met de seizoensgebondenheid van bepaalde economische activiteiten, zoals in de landbouw of het toerisme.
#### 3.3.5 Conjuncturele (economische) werkloosheid
Deze vorm van werkloosheid is direct gerelateerd aan de economische cyclus. Tijdens een economische neergang (recessie) daalt de totale vraag, wat leidt tot minder productie en dus minder vraag naar arbeid.
#### 3.3.6 Verborgen werkloosheid
Dit zijn personen die wel willen werken maar niet actief op zoek zijn naar werk, vaak omdat ze ontmoedigd zijn of denken geen kans te maken. Ze worden niet meegeteld in de officiële werkloosheidscijfers.
#### 3.3.7 Technische werkloosheid
Tijdelijke werkloosheid die wordt veroorzaakt door specifieke problemen bij de werkgever, zoals tijdelijk productieverlies door machines die hersteld moeten worden of een plotselinge daling van de orders. Vaak wordt dit opgevangen met een uitkering voor tijdelijke werkloosheid.
#### 3.3.8 Gewilde werkloosheid
Dit is een paradoxale term en verwijst mogelijk naar situaties waarin iemand niet wil werken aan de heersende voorwaarden, wat overlapt met vrijwillige werkloosheid.
> **Tip:** Begrijp de oorzaken van elk type werkloosheid om de juiste beleidsmaatregelen te kunnen identificeren. Structurele werkloosheid vereist bijvoorbeeld investeringen in opleiding, terwijl conjuncturele werkloosheid vraagt om stimuleringsmaatregelen voor de economie.
### 3.4 Werkgelegenheidsvallen
Werkgelegenheidsvallen zijn situaties waarin het voor een individu financieel niet meer interessant is om arbeid aan te bieden of voor een onderneming om iemand aan te werven. Dit kan komen door een combinatie van lage lonen en hoge sociale zekerheidsbijdragen of uitkeringen.
* **De werkloosheidsval:** Het verschil tussen het nettoloon van een laagbetaalde baan en de werkloosheidsuitkering is minimaal, waardoor werken financieel weinig oplevert.
* **De activiteitsval:** Dit is een bredere term die ook de werkloosheidsval omvat, maar kan ook verwijzen naar situaties waarin iemand niet genoeg verdient om uit de armoede te geraken, zelfs met werk.
* **De armoedeval:** Het risico dat werken iemand niet uit de armoede haalt door lage lonen en hoge kosten.
* **De productiviteitsval:** Dit kan verwijzen naar situaties waarin de productiviteit van een werknemer laag is, waardoor het loon dat hij kan vragen ook laag is, wat kan leiden tot een werkgelegenheidsval.
### 3.5 Loonstarheid
Loonstarheid verwijst naar het trage of niet reageren van reële lonen op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt.
#### 3.5.1 Verklaringen voor loonstarheid
* **Werkloosheidsuitkeringen:** Sociale vangnetten kunnen een bodem leggen onder de lonen.
* **Minimumlonen:** Wettelijk vastgelegde minimumprijzen voor arbeid.
* **Vakbondsoptreden:** Collectieve onderhandelingen kunnen lonen boven het marktevenwicht houden.
* **Automatische loonindexatie:** In België wordt het loon automatisch aangepast aan de inflatie (gezondheidsindex). Dit kan leiden tot een loon-prijsspiraal als de inflatie aanhoudt.
#### 3.5.2 Invloed van inflatie op de arbeidsmarkt
Inflatie tast de koopkracht van lonen aan. In België leidt de automatische indexatie tot aanpassing van lonen aan de gezondheidsindex, wat bescherming biedt tegen koopkrachtverlies maar ook een risico op een loon-prijsspiraal inhoudt.
#### 3.5.3 Invloed van directe belastingen op de arbeidsmarkt
Een progressief stijgende inkomensbelasting kan leiden tot minder werken, meer kans op zwartwerk, of juist een prikkel om meer te werken om een hoger nettoloon te behalen, afhankelijk van de individuele afweging (Laffercurve).
### 3.6 Bestrijden van werkloosheid
Beleid gericht op het bestrijden van werkloosheid hangt af van het type werkloosheid.
#### 3.6.1 Bestrijden van conjuncturele werkloosheid
Dit vereist maatregelen om de effectieve vraag te vergroten:
* Vergroten van overheidsconsumptie en investeringen.
* Stimuleren van consumptie van gezinnen.
* Stimuleren van investeringen van bedrijven.
#### 3.6.2 Bestrijden van kwantitatieve structurele werkloosheid
* Creëren van nieuwe arbeidsplaatsen.
* Matigen van loonstijgingen.
* Afremmen van loonkostenstijgingen.
* Herverdeling van de beschikbare arbeid (bijvoorbeeld door stimuleren van deeltijds werk, loopbaanonderbreking).
#### 3.6.3 Bestrijden van kwalitatieve structurele werkloosheid
* Afstemmen van onderwijs en opleiding op de behoeften van de arbeidsmarkt.
* Aanbieden van permanente vorming en bijscholing.
### 3.7 De institutionele visie op de arbeidsmarkt
Deze visie benadrukt dat de arbeidsmarkt wordt gevormd door instituties zoals tradities, sociale normen, wetgeving, en de macht van organisaties zoals vakbonden en werkgeversfederaties. Dit beïnvloedt loonvorming, arbeidsvoorwaarden en de efficiëntie van de markt. De realiteit op de Belgische arbeidsmarkt wordt vaak gekenmerkt door een meer complexe dynamiek dan het strikte neoklassieke model suggereert, met elementen van arbeidsmarktsegmentatie, onderhandelde lonen, en de impact van sociale partners.
### 3.8 Oorzaken van werkloosheid in een bredere context
Naast de theoretische modellen zijn er diverse maatschappelijke en economische factoren die werkloosheid veroorzaken of beïnvloeden:
* **Demografische factoren:** Immigratie, emigratie, vroegtijdige pensionering, sterfte.
* **Arbeidswetgeving:** Regelgeving rond ontslag, proefperiodes, en arbeidscontracten.
* **Economische schokken:** Faillissementsgolven, technologische veranderingen (zoals AI), pandemieën.
* **Opleidings- en onderwijsniveau:** Een mismatch tussen het opleidingsniveau van de beroepsbevolking en de vraag van bedrijven leidt tot structurele werkloosheid.
* **Culturele factoren:** Taalbarrières, vooroordelen, en discriminatie op de arbeidsmarkt.
* **Ongelijke toegang tot kansen:** Ongelijke toegang tot onderwijs en scholing kan intergenerationele armoede en werkloosheid in stand houden.
### 3.9 De Belgische arbeidsmarkt: actuele uitdagingen
De Belgische arbeidsmarkt kent een lage werkloosheidsgraad, maar deze ligt sinds kort boven het Europese gemiddelde. Uitdagingen omvatten:
* Het dichten van kloven in werkgelegenheid door het opruimen van obstakels zoals culturele barrières, taalproblemen, en discriminatie.
* Het managen van het spanningsveld tussen automatische loonsindexatie en het behouden van concurrentiekracht.
* Het stimuleren van de werkzaamheidsgraad om begrotingsevenwicht te bereiken.
* De impact van technologische vooruitgang, zoals AI, op de aard van banen en de benodigde vaardigheden.
* Het activeren van inactieven om het arbeidspotentieel te vergroten.
---
# Inkomensverdeling en armoede
Dit onderwerp analyseert de verdeling van inkomen binnen een samenleving, de factoren die inkomensongelijkheid beïnvloeden en de definitie en oorzaken van armoede.
### 7.1 Inkomensverdeling
Inkomensverdeling verwijst naar hoe het totale inkomen van een land wordt verdeeld over de bevolking. Dit kan op verschillende niveaus worden bekeken:
#### 7.1.1 Primaire inkomensverdeling
Dit is de verdeling van inkomen dat rechtstreeks voortvloeit uit de productiefactoren die gezinnen of individuen ter beschikking stellen aan de markt. Dit omvat lonen, salarissen, winsten, rente en pacht. Het is het inkomen dat verdiend wordt voordat belastingen en sociale premies zijn afgetrokken en voordat overheidsoverdrachten zijn ontvangen.
#### 7.1.2 Secundaire inkomensverdeling
Dit is de verdeling van inkomen nadat de overheid belastingen en sociale premies heeft afgetrokken van de primaire inkomens en overheidsuitkeringen (transfers) heeft toegekend. Het betreft dus het beschikbare inkomen voor gezinnen en individuen na de herverdelingsmaatregelen van de overheid.
#### 7.1.3 Tertiaire inkomensverdeling
Dit is de verdeling van inkomen na aftrek van indirecte belastingen (zoals btw) en toevoeging van prijsverlagende subsidies van de overheid. Dit vertegenwoordigt het inkomen dat het dichtst bij de uiteindelijke koopkracht van de consument komt.
#### 7.1.4 Ongelijke verdeling van het inkomen
De inkomensverdeling is zelden gelijk. Dit wordt geïllustreerd door:
* **Brutoloon per klasse:** Een uitsplitsing van het brutoloon per loonschaal toont percentages werknemers binnen elke klasse, wat de concentratie van inkomens in bepaalde bandbreedtes aangeeft.
* **Decielen:** De bevolking kan worden verdeeld in tien gelijke groepen (decielen) op basis van inkomen. Deciel 1 vertegenwoordigt de armste 10% van de bevolking, terwijl deciel 10 de rijkste 10% vertegenwoordigt. Vergelijkingen tussen deze decielen tonen de mate van inkomensongelijkheid.
#### 7.1.5 Factoren die inkomensongelijkheid beïnvloeden
Verschillende factoren dragen bij aan zowel het vergroten als het verkleinen van inkomensongelijkheid:
* **Factoren die ongelijkheid vergroten:**
* Beperkte sociale mobiliteit: Moeilijkheid om van sociaaleconomische klasse te veranderen, waardoor armoede van generatie op generatie kan worden doorgegeven.
* Immigratie van goedkope, ongeschoolde arbeid: Kan druk zetten op lonen in bepaalde sectoren.
* Beleggingsmogelijkheden voor grote inkomens: Hogere inkomens kunnen meer profiteren van investeringen, wat hun vermogen verder vergroot.
* Erfenissen: Vermogen dat wordt doorgegeven via erfenissen kan bestaande inkomensverschillen versterken.
* **Factoren die ongelijkheid verminderen:**
* Vakbondsacties: Collectieve onderhandelingen door vakbonden kunnen leiden tot hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden voor werknemers, wat de inkomensongelijkheid kan verkleinen.
* Herverdelingsbeleid van de overheid: Progressieve belastingen en sociale transfers (uitkeringen, subsidies) zijn bedoeld om inkomen te herverdelen van de hogere naar de lagere inkomensgroepen.
### 7.2 Armoede
Armoede kan vanuit verschillende perspectieven worden gedefinieerd en gemeten.
#### 7.2.1 Definities van armoede
Er is geen eenduidige definitie van armoede, wat leidt tot verschillende meetmethoden:
* **Budgetmethode:** Deze methode baseert zich op een minimaal noodzakelijk budget om in basisbehoeften te kunnen voorzien (huisvesting, voeding, kleding, etc.). Personen of huishoudens wiens inkomen onder dit budget valt, worden als arm beschouwd.
* **Relatieve benadering:** Hierbij wordt armoede gedefinieerd ten opzichte van de gemiddelde levensstandaard in een bepaalde samenleving. Iemand wordt als arm beschouwd als zijn inkomen significant lager is dan het gemiddelde of mediane inkomen. In België bijvoorbeeld wordt vaak gekeken naar de inkomenskwintielverhouding S80/S20, die het inkomen van de rijkste 20% vergelijkt met dat van de armste 20%.
* **Deprivatie-index:** Meet armoede op basis van het onvermogen om toegang te hebben tot specifieke goederen en diensten die als noodzakelijk worden beschouwd voor deelname aan de samenleving.
* **Subjectieve methodes:** Gebaseerd op de perceptie van individuen zelf of van de samenleving over wie arm is.
#### 7.2.2 Oorzaken van armoede
Armoede kent complexe oorzaken die vaak met elkaar samenhangen:
* Lage scholing en gebrek aan vaardigheden: Beperken de toegang tot goedbetaalde banen.
* Gebrek aan essentiële werkattitudes: Kan de kansen op de arbeidsmarkt negatief beïnvloeden.
* Ouderdom: Gepensioneerden met lage pensioenen kunnen in armoede terechtkomen.
* Ziekte of handicap: Kunnen leiden tot verlies van inkomen en hogere zorgkosten.
* Echtscheiding: Kan leiden tot financiële instabiliteit voor een van de partners.
* Vroege pensionering of brugpensioen: Kan leiden tot een inkomen onder het activiteitsniveau.
#### 7.2.3 Armoedeval en gerelateerde concepten
De armoedeval, ook wel werkloosheidsval of activiteitsval genoemd, beschrijft situaties waarin het voor een persoon financieel niet meer aantrekkelijk is om te gaan werken, omdat de uitkeringen en toeslagen (inclusief mogelijke subsidies) bijna even hoog zijn als het nettoloon na aftrek van werkgerelateerde kosten. Dit kan een ontmoediging vormen om arbeid aan te bieden of om een persoon aan te werven.
#### 7.2.4 Sociale economie en basisinkomen als mogelijke oplossingen
De sociale economie, die gericht is op het creëren van werk en inkomen voor kwetsbare groepen, en het concept van een basisinkomen worden besproken als mogelijke benaderingen om armoede te bestrijden. Het basisinkomen zou een gegarandeerd inkomen aan alle burgers verschaffen, wat potentieel de armoede kan verminderen, hoewel er ook nadelen aan verbonden zijn.
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat de definitie en meting van armoede cruciaal zijn voor het beleid dat wordt gevoerd. Verschillende definities kunnen leiden tot verschillende beleidskeuzes en resultaten.
> **Voorbeeld:** Een persoon die een werkloosheidsuitkering ontvangt, kan bij het aannemen van een deeltijdse job met een laag loon, na aftrek van belastingen, socialezekerheidsbijdragen en werkgerelateerde kosten (zoals kinderopvang en transport), financieel weinig tot niets op vooruitgaan. Dit is een voorbeeld van een armoedeval.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arbeidsmarkt | Het geheel van de vraag naar en het aanbod van arbeid. Gezinnen en particulieren treden op als aanbieders, terwijl bedrijven en de overheid als vragers fungeren. Arbeid wordt beschouwd als een productiefactor naast kapitaal, technologie en natuurlijke hulpbronnen. |
| Brutoloon | Het oorspronkelijke loonbedrag voordat er inhoudingen plaatsvinden voor belastingen en sociale zekerheid. Dit is het bedrag dat de werkgever oorspronkelijk is overeengekomen met de werknemer. |
| Nettoloon | Het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn bankrekening ontvangt nadat alle verplichte inhoudingen, zoals sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing, zijn afgetrokken van het brutoloon. |
| Netto belastbaar inkomen | Het inkomen waarop een werknemer belast wordt in de personenbelasting. Dit wordt berekend door het brutoloon op jaarbasis te verminderen met de RSZ-bijdragen en bepaalde aftrekposten, zoals hypotheekrente of beroepskosten. |
| Nominale loon | Het loon uitgedrukt in een geldbedrag, zonder rekening te houden met de inflatie of koopkracht. Het vertegenwoordigt de nominale waarde van het verdiende inkomen. |
| Reële loon | Het loon uitgedrukt in koopkracht. Het geeft aan hoeveel goederen en diensten men daadwerkelijk kan kopen met het verdiende loon, rekening houdend met veranderingen in het prijspeil. |
| Totale loonkost voor de werkgever | De som van alle kosten die een werkgever maakt voor het tewerkstellen van een werknemer. Dit omvat niet alleen het brutoloon en de werkgeversbijdragen aan de RSZ, maar ook extralegale voordelen en andere gerelateerde kosten. |
| Eenheidsstatuut | Een hervorming op de arbeidsmarkt die beoogt de verschillen tussen arbeiders en bedienden te elimineren, met name op het gebied van opzeggingstermijnen en carensdagen, om de arbeidsmarkt efficiënter te maken. |
| Werkzaamheidsgraad | Het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat daadwerkelijk werkt. Een hogere werkzaamheidsgraad duidt op een actievere economie en een grotere participatie op de arbeidsmarkt. |
| Werkloosheidsgraad | Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is, dat wil zeggen, niet werkt maar wel actief op zoek is naar werk. Een lage werkloosheidsgraad wordt over het algemeen als positief beschouwd voor de economie. |
| Loomstarheid | Het verschijnsel waarbij de reële lonen traag of niet reageren op veranderingen in het vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt, wat kan leiden tot aanhoudende werkloosheid. |
| Inkomensherverdeling | Het proces waarbij inkomen wordt herverdeeld binnen een samenleving, vaak door middel van belastingen en sociale uitkeringen, met als doel de inkomensverschillen te verkleinen en armoede te bestrijden. |
| Armoede | Een toestand van gebrek aan middelen of inkomen om te voldoen aan de basisbehoeften van het leven. Er bestaan verschillende definities, waaronder de budgetmethode en de relatieve benadering. |
| Conjuncturele werkloosheid | Werkloosheid die ontstaat als gevolg van schommelingen in de economische cyclus, met name tijdens periodes van economische neergang of recessie. |
| Structurele werkloosheid | Werkloosheid die voortkomt uit een structurele mismatch tussen de aangeboden vaardigheden van werknemers en de vraag van werkgevers, of door een tekort aan banen in bepaalde sectoren of regio's. |
| Frictionele werkloosheid | Tijdelijke werkloosheid die ontstaat wanneer mensen tussen banen wisselen of nieuw op de arbeidsmarkt komen. Het is een natuurlijk en vaak kortstondig fenomeen. |
| Loonstarheid | Het verschijnsel waarbij de reële lonen traag of niet reageren op vraag- en aanbodoverschotten op de arbeidsmarkt, wat de flexibiliteit van de markt kan beperken en kan bijdragen aan aanhoudende werkloosheid. |
| Marginale waardeproductiviteit van arbeid (MWP) | De extra opbrengst die een bedrijf genereert door één extra eenheid arbeid in te zetten. Dit concept is cruciaal in het bepalen van de vraag naar arbeid. |
| Marginale kost van arbeid (MK) | De extra kosten die een bedrijf maakt voor het inzetten van één extra eenheid arbeid, wat doorgaans gelijk is aan het loon ($w$). |