Cover
Comença ara de franc module 5 - delen A+B
Summary
# Functies en beginselen van de begroting
Hier is de samenvatting voor het onderwerp "Functies en beginselen van de begroting":
## 1. Functies en beginselen van de begroting
De begroting is een cruciaal beleidsinstrument voor overheden en dient niet enkel als een boekhoudkundige raming, maar ook als een machtigingsakte en een politiek sturingsmiddel dat de beleidsinitiatieven voor een begrotingsjaar vastlegt en becijfert.
### 1.1 De functies van de begroting
De beleidsinitiatieven binnen een begroting kaderen in drie fundamentele overheidsfuncties:
* **Allocatie-functie:** De overheid voorziet of financiert publieke goederen, merit goods en goederen met externe effecten wanneer markten tekortschieten. Voorbeelden hiervan zijn onderwijs, politie, justitie, wegen, openbaar vervoer, milieumaatregelen en defensie.
* **Herverdelings-functie:** De overheid corrigeert de inkomensverdeling door middel van belastingen en uitgaven. Voorbeelden zijn progressieve personenbelasting, sociale uitkeringen (werkloosheid, pensioenen, kinderbijslag), sociale tarieven en verhoogde tegemoetkomingen in de gezondheidszorg.
* **Stabilisatie-functie:** De overheid gebruikt de begroting om de economie te stabiliseren bij schokken of crises. Dit gebeurt via automatische stabilisatoren en aanvullend crisis- of relancebeleid (investeringen, steunmaatregelen, besparingen) om groei, werkgelegenheid, inflatie en de overheidsschuld te beheersen.
De budgettaire uitkomst van de economische toestand beïnvloedt op zijn beurt de economie. Bij een gunstige conjunctuur stijgen de belastingontvangsten en dalen bepaalde uitgaven, wat leidt tot een spontane verbetering van het begrotingssaldo. Omgekeerd verslechtert het saldo in een recessie. België kent een relatief sterke gevoeligheid voor conjunctuurschommelingen, wat blijkt uit de semi-elasticiteit van het begrotingssaldo ten opzichte van de economische groei.
Stabilisatiebeleid streeft ernaar conjunctuurschommelingen af te remmen en de economie rond een "normale" groei te houden, met als doel maximale tewerkstelling en aanvaardbare inflatie. Dit gebeurt op twee manieren:
1. **Automatische stabilisatoren:** Deze zijn ingebouwd in het systeem en werken zonder nieuw politiek besluit.
* **Bij recessie:** Hogere (werkloosheids)uitkeringen verhogen de koopkracht; inkomensafhankelijke subsidies en uitkeringen nemen toe; progressieve personenbelasting zorgt ervoor dat nettolonen minder sterk dalen.
* **Bij hoogconjunctuur:** Lagere uitkeringen en hogere belastingopbrengsten remmen de economie automatisch af.
Voorbeelden zijn werkloosheidsuitkeringen, inkomensafhankelijke uitkeringen/subsidies en progressieve personenbelasting. Automatische stabilisatoren kunnen op korte termijn een aanzienlijk deel van de economische terugval compenseren.
2. **Discretionair begrotingsbeleid:** Dit omvat bewuste, eenmalige politieke beslissingen om inkomsten of uitgaven aan te passen.
* Voorbeelden zijn tijdelijke belastingverlagingen of -verhogingen, extra investeringen (infrastructuur, groene relance) en besparingsplannen.
De ruimte voor discretionair beleid wordt beperkt door het bestaande begrotingstekort en de overheidsschuld. Landen met hoge schulden hebben minder begrotingsruimte. De European Recovery and Resilience Facility (RRF) is een voorbeeld van een Europees herstelfonds dat discretionair begrotingsbeleid ondersteunt via subsidies en leningen voor economisch herstel en versterking van groeikracht.
### 1.2 De algemene begrotingsprincipes
Elke begroting wordt opgesteld rekening houdende met een reeks fundamentele beginselen:
* **Legaliteitsbeginsel:** De begroting moet goedgekeurd worden door het parlement (wet/decreet/ordonnantie). De regering mag geen belastingen innen of uitgaven doen die niet in de begroting zijn opgenomen.
* **Jaarlijksheidsbeginsel:** De begroting is geldig voor één kalenderjaar en moet jaarlijks opnieuw worden opgesteld en goedgekeurd.
* **Eenheidsbeginsel:** Voor elke overheid wordt één globale begroting opgesteld waarin alle diensten en instellingen van die entiteit worden samengebracht.
* **Universaliteits-/volledigheidsbeginsel:** Alle ontvangsten en uitgaven moeten in de begroting worden opgenomen, zonder verborgen fondsen of saldering.
* **Specialiteitsbeginsel:** Kredieten worden toegekend per beleidsdomein, programma of artikel. Geld dat voor een specifiek doel is bestemd, mag niet zonder meer voor een ander doel worden gebruikt.
* **Evenwichtsbeginsel:** In principe moeten uitgaven en ontvangsten in evenwicht zijn; tekorten mogen geen permanent karakter krijgen.
* **Beginsel van houdbaarheid:** De begroting moet ook de meerjarengevolgen van schulden en tekorten in acht nemen om de overheidsfinanciën op lange termijn draaglijk te houden.
* **Waarachtigheids-/realiteitsbeginsel:** Ramingen moeten eerlijk en realistisch zijn, gebaseerd op objectieve gegevens.
* **Transparantiebeginsel:** De begroting moet leesbaar en begrijpelijk zijn voor het parlement en de burgers.
* **Goed financieel beheer:** Dit omvat doelmatigheid en zuinigheid: maximale resultaten behalen met minimale middelen, en een koppeling tussen kredieten en beleidsdoelstellingen (prestatiebegroting).
### 1.3 Toepassingsgebied en consolidatieperimeter
Het begrip "overheid" is door de tijd heen geëvolueerd en omvat niet enkel de klassieke administraties, maar ook agentschappen en publiek-private samenwerkingen. EUROSTAT definieert welke instellingen tot de overheidssector (S.13) behoren, die wordt onderverdeeld in:
1. **Centrale overheid (S.1311):** Federale staat en federale instellingen van openbaar nut.
2. **Deelstaatoverheden (S.1312):** Gemeenschappen, gewesten, gemeenschappelijke gemeenschapscommissies en hun instellingen.
3. **Lagere overheden (S.1313):** Provincies, gemeenten, OCMW's, politiezones en andere lokale instellingen.
4. **Sociale zekerheidsinstellingen (S.1314).**
Alle entiteiten binnen deze sector moeten geconsolideerd worden wanneer overheidsbegrotingscijfers aan Europa worden gerapporteerd. De **consolidatieperimeter** bepaalt welke instellingen in de overheidsbegroting worden opgenomen, wat kan wijzigen door nieuwe verordeningen, staatshervormingen of governance-modellen. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) volgt de EUROSTAT-regels en adviseert over de boeking van transacties.
Voor Europa telt de geconsolideerde begroting van de lidstaat België, wat een aggregaat is van de begrotingen van entiteit 1 (federale overheid en sociale zekerheid) en entiteit 2 (gewesten, gemeenschappen en lokale besturen). Onderlinge financiële stromen tussen deze entiteiten worden geneutraliseerd. De sociale zekerheid kent geen globale, éénheidsbegroting, maar diverse instellingen beheren middelen en uitgaven via specifieke stelsels.
In het federale België zijn de begrotingen van entiteit I en II sterk gekoppeld via de bijzondere financieringswet (BFW), die de financiering van deelstaten door de federale overheid regelt. De 6e staatshervorming heeft geleid tot aanpassingen in de BFW, zoals een verhoogde fiscale autonomie en de responsabilizering van deelstaten.
De federale overheid fungeert vaak als doorgeefluik voor transfers naar andere overheden. De samenwerkingsakkoorden tussen de entiteiten, met name het Overlegcomité, spelen een cruciale rol bij het afstemmen en verdelen van begrotingsinspanningen.
### 1.4 De begrotingskalender en kerndocumenten
Het begrotingsproces kent een jaarlijkse cyclus met de volgende fasen en documenten:
1. **Initiële begroting (BO):** Opmaak in het najaar van het voorgaande jaar ($t-1$) voor het begrotingsjaar ($t$). Het parlement keurt de begroting goed tegen 31 december.
2. **Begrotingsaanpassing (BA):** In het voorjaar van het begrotingsjaar ($t$), om ramingen aan te passen aan veranderende economische omstandigheden of schokken.
3. **Rekening (AR):** De afrekening van werkelijke ontvangsten en uitgaven, opgesteld in de zomer na het begrotingsjaar ($t+1$) en gecontroleerd door het Rekenhof.
De opmaak van de initiële begroting start reeds in het voorjaar van het voorafgaande jaar. Belangrijke actoren zoals het Federaal Planbureau (macro-economische vooruitzichten) en de Inspectie van Financiën spelen een rol. Het Monitoringcomité berekent het vorderingensaldo bij ongewijzigd beleid en vergelijkt dit met Europese doelstellingen. Het Overlegcomité keurt de begrotingsafspraken tussen de entiteiten goed. Het Rekenhof onderzoekt de ontwerpbegroting en adviseert het parlement.
De belangrijkste begrotingsdocumenten zijn:
* **Middelenbegroting (MB):** Bevat de machtiging voor de inning van belastingen en het aangaan van leningen, met een raming van alle ontvangsten en de inventaris van fiscale uitgaven.
* **Algemene Uitgavenbegroting (AUB):** Bevat de eigenlijke begroting (toelichting, wetsontwerp, krediettabellen), de verantwoording van de uitgaven en de algemene beleidslijnen.
* **Algemene Toelichting (AT):** Verbindt de middelen- en uitgavenbegroting, geeft een algemeen beeld van het begrotingsbeleid, en bevat de saldi van de begrotings- en schatkistverrichtingen, evenals de evolutie van de overheidsschuld. Dit is het meest informatieve document voor buitenstaanders.
### 1.5 Belangrijke saldi en hun betekenis
Begrotingssaldi zijn cruciale indicatoren voor de financiële gezondheid van de overheid, de noodzaak aan schuldfinanciering, de houdbaarheid van publieke financiën en de ruimte voor stabilisatiebeleid.
* **Primair saldo:** Ontvangsten minus uitgaven, *zonder* rekening te houden met rentelasten op de schuld. Dit toont de budgettaire inspanning van de regering voor het lopende beleid, los van oude schulden.
* **Financieringssaldo (vorderingensaldo, algemeen saldo):** Ontvangsten minus uitgaven, *met* rekening houding van rentelasten. Dit is het saldo dat bepaalt hoeveel er dat jaar extra geleend moet worden en de werkelijke verslechtering van de schuldpositie aangeeft. Verband: Financieringssaldo = Primair saldo – Rentelasten.
* **Conjunctuurgezuiverd saldo:** Het begrotingssaldo gecorrigeerd voor de effecten van de conjunctuur. Dit toont hoe de begroting eruit zou zien als de economie op haar "normale" trend draaide, en helpt bij de beleidsevaluatie zonder de invloed van economische cycli.
* **Structureel saldo:** Het conjunctuurgezuiverde saldo, verder gecorrigeerd voor eenmalige en niet-recurrente uitgaven en ontvangsten. Dit geeft de meest realistische indicatie van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn, omdat tijdelijke meevallers worden geweerd. Dit saldo is cruciaal voor de Europese begrotingscontroles.
* **ESR-geconsolideerd vorderingensaldo:** Dit is de parameter die de Europese Commissie evalueert. Het houdt rekening met de geconsolideerde overheid (inclusief alle entiteiten binnen de consolidatieperimeter), neutraliseert stromen tussen overheidsniveaus, en corrigeert voor aanrekeningstijdstip, onderbenutting en specifieke ESR-regels. Dit geharmoniseerde saldo maakt internationale vergelijkingen mogelijk.
De inschatting van de **conjunctuurcomponent** van de begroting is essentieel voor de berekening van het conjunctuurgezuiverde en structurele saldo. Dit gebeurt aan de hand van de **output gap**, het verschil tussen de feitelijke economische groei (reëel BBP) en de potentiële groei. Een negatieve output gap wijst op een laagconjunctuur en een negatief conjunctureel effect op het saldo, terwijl een positieve output gap wijst op hoogconjunctuur en een positief effect. De **semi-elasticiteit** van het begrotingssaldo ten opzichte van de conjunctuur (hoeveel het saldo als percentage van het BBP verandert bij een procentuele verandering van de output gap) is hierbij een belangrijke factor.
De structuur van de Belgische begroting, met name de bijdrage van de federale overheid en de sociale zekerheid, evenals de rentelasten, bepalen de uiteindelijke saldi. De vergrijzing en de stijgende uitgaven voor gezondheidszorg vormen structurele uitdagingen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De verschillende overheidsniveaus (federaal, deelstaten, lagere overheden) dragen elk bij aan het globale begrotingstekort, waarbij de federale overheid en de sociale zekerheid vaak de grootste impact hebben op de structurele verslechtering. Het ESR-vorderingensaldo, zoals berekend volgens de Europese regels, is de maatstaf die Europa hanteert voor de beoordeling van de begrotingsdiscipline van de lidstaten.
---
# De verschillende begrotingssaldi en hun berekening
Hieronder vind je een gedetailleerde samenvatting over de verschillende begrotingssaldi en hun berekening, speciaal samengesteld voor een examenvoorbereiding.
## 2. De verschillende begrotingssaldi en hun berekening
De analyse van overheidsfinanciën vereist het begrijpen van verschillende begrotingssaldi die inzicht geven in de financiële gezondheid, de houdbaarheid van de schuld, de nood aan nieuwe financiering en de ruimte voor economische stabilisatie. Deze saldi helpen om de impact van beleid en economische conjunctuur te scheiden.
### 2.1 Algemene Principes en Betekenis van Saldi
Begrotingssaldi geven inzicht in vier cruciale aspecten:
1. **Financiële gezondheid van de overheid:** Een tekort duidt op financiële zwakte, een overschot op een gezondere positie.
2. **Nood aan nieuwe schuldfinanciering:** Elk tekort moet gefinancierd worden met nieuwe leningen, wat de overheidsschuld verhoogt.
3. **Houdbaarheid op middellange en lange termijn:** Langdurige en grote tekorten bemoeilijken het leefbaar houden van de overheidsfinanciën.
4. **Ruimte voor stabilisatiebeleid:** Een gezonde begrotingsmarge (klein tekort of overschot) is nodig om in crisistijden extra uitgaven te kunnen doen of belastingen te verlagen.
De belangrijkste te onderscheiden saldi zijn: primaire saldi, financieringssaldi (of algemene saldi), conjunctuurgezuiverde saldi en structurele saldi. Verder is er het ESR-geconsolideerd vorderingssaldo, dat cruciaal is voor Europese vergelijkingen.
### 2.2 Primaire saldi versus vorderingssaldi (algemene saldi)
Het verschil tussen deze twee saldi ligt in de al dan niet inbegrepen rente op de overheidsschuld.
* **Primair saldo:** Dit is het resultaat van de ontvangsten min de uitgaven, **exclusief** de rentelasten op de bestaande schuld. Het meet de huidige budgettaire inspanning van de regering, los van de effecten van oude schulden. Het wordt berekend als:
$$ \text{Primair saldo} = \text{Alle ontvangsten} - \text{Alle uitgaven (excl. rentelasten)} $$
Als de overheid geen schuld zou hebben, zou het primaire saldo gelijk zijn aan het financieringssaldo.
* **Vorderingssaldo (ook wel financieringssaldo of algemeen saldo genoemd):** Dit saldo houdt **wél** rekening met de rente-uitgaven op de staatsschuld. Het geeft aan hoeveel de overheid dat jaar extra moet lenen en wordt berekend als:
$$ \text{Financieel saldo} = \text{Primair saldo} - \text{Rentelasten} $$
of
$$ \text{Financieel saldo} = \text{Alle ontvangsten} - \text{Alle uitgaven (incl. rentelasten)} $$
In landen met een hoge overheidsschuld kan het verschil tussen het primaire en het financieringssaldo aanzienlijk zijn. Een primair saldo in evenwicht betekent niet noodzakelijk een begroting in evenwicht als er grote rentelasten zijn.
### 2.3 Nominale versus structurele saldi (conjunctuurgezuiverde saldi)
Dit concept helpt om de impact van de economische conjunctuur op het begrotingssaldo te isoleren en zo het werkelijke beleidsresultaat te beoordelen.
1. **Probleemstelling:** Het *gewone* of *nominale* begrotingssaldo is sterk afhankelijk van de economische conjunctuur. In tijden van hoogconjunctuur stijgen de belastingontvangsten (bv. personenbelasting, btw) en dalen de uitgaven (bv. werkloosheidsuitkeringen) spontaan, wat leidt tot een beter saldo. Omgekeerd verslechtert het saldo in tijden van laagconjunctuur. Dit gebeurt *automatisch*, zonder dat de overheid nieuw beleid voert.
2. **Conjunctuurgezuiverd saldo:** Dit saldo probeert de invloed van de economische cyclus ("conjunctuur-ruis") uit het gewone saldo te filteren. Het toont hoe de begroting eruit zou zien als de economie op haar **normale trendmatige niveau** zou draaien.
$$ \text{Conjunctuurgezuiverd saldo} = \text{Nominaal saldo} - \text{Cyclische component} $$
Dit is een belangrijk instrument voor beleidsevaluatie, omdat het de impact van automatische stabilisatoren (zoals progressieve belastingen en werkloosheidsuitkeringen) wegneemt.
3. **Structureel saldo:** Dit saldo gaat een stap verder dan het conjunctuurgezuiverde saldo. Het **sluit ook alle eenmalige en tijdelijke ontvangsten en uitgaven uit**. Eenmalige ontvangsten (bv. verkoop van overheidsvermogen) kunnen een begroting tijdelijk 'opsmukken', maar de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn wordt beter ingeschat door deze uitgaven en ontvangsten te weren.
$$ \text{Structureel saldo} = \text{Conjunctuurgezuiverd saldo} - \text{Eenmalige/tijdelijke maatregelen} $$
Het structurele saldo wordt door de Europese Commissie gebruikt om te beoordelen of lidstaten voldoen aan de begrotingsnormen, aangezien het een zuiverder beeld geeft van de onderliggende, permanente begrotingspositie en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
> **Tip:** Het nominale saldo toont de realiteit van vandaag, terwijl het structurele saldo de "onderliggende gezondheid" van de begroting laat zien, los van conjunctuur en eenmalige effecten.
#### 2.3.1 Indicatie van de conjunctuurcomponent: Potentiële groei en de output gap
Om de conjunctuurcomponent te meten, wordt gekeken naar de **output gap**.
* **Potentiële groei:** Dit is de theoretisch maximale economische groei (BBP-groei) die een economie kan realiseren wanneer alle productiefactoren (arbeid, kapitaal) normaal bezet zijn en er geen knelpunten zijn. Dit is de "normale" of "trendmatige" groei.
* **Output gap:** Dit is het verschil tussen de **feitelijke economische groei** (reëel BBP) en de **potentiële groei**.
* Een **positieve output gap** betekent dat de feitelijke groei de potentiële groei overschrijdt (hoogconjunctuur, "oververhitting").
* Een **negatieve output gap** betekent dat de feitelijke groei lager is dan de potentiële groei (laagconjunctuur, recessie, "onderbenutting").
* Een output gap van **nul** betekent dat de economie precies op haar potentiële niveau draait.
De output gap is een cruciale input voor het berekenen van het conjunctuurgezuiverde saldo. Diverse methoden worden gebruikt om de potentiële groei te schatten, waaronder statistische trendlijnen (bv. Hodrick-Prescott filters), de productiefunctiebenadering (waarbij de bijdrage van arbeid, kapitaal en totale factorproductiviteit wordt geanalyseerd) en dynamische structurele groeimodellen.
De berekening van de conjunctuurcomponent van de begroting gebeurt door het nominale saldo te verminderen met de cyclische component. Deze cyclische component is het product van de output gap ($OG_t$) en de semi-elasticiteit van de begroting voor de conjunctuur ($\varepsilon$). De semi-elasticiteit geeft aan hoe het begrotingssaldo als percentage van het BBP verandert bij een verandering van het BBP.
$$ \text{Conjunctuurcomponent} = \varepsilon \cdot OG_t $$
Voor België werd de semi-elasticiteit geschat op ongeveer $0.61$, wat betekent dat een toename van de output gap met 1 procentpunt leidt tot een automatische verbetering van het begrotingssaldo met ongeveer $0.61$ procentpunt van het BBP.
#### 2.3.2 Berekening van het structureel saldo (voorbeeld)
Stel voor 2019:
* Nominaal overheidssaldo ($B/Y$): -1.3% van het BBP
* Output gap ($OG_t$): +0.2% van het BBP (dus een kleine hoogconjunctuur)
* Semi-elasticiteit ($\varepsilon$): 0.61
De conjunctuurcomponent is dan:
$$ \text{Conjunctuurcomponent} = 0.61 \cdot 0.2\% = 0.122\% \text{ van het BBP} $$
Het conjunctuurgezuiverde saldo is:
$$ \text{Conjunctuurgezuiverd saldo} = (-1.3\%) - (0.122\%) = -1.422\% \text{ van het BBP} $$
Als er voor 2019 geen eenmalige maatregelen waren, is het structureel saldo gelijk aan het conjunctuurgezuiverde saldo: -1.422% van het BBP. Dit geeft aan dat, zelfs bij een licht gunstige conjunctuur, de onderliggende begrotingspositie nog steeds een tekort vertoont.
### 2.4 Het ESR-geconsolideerd vorderingssaldo
Dit is het belangrijkste saldo dat door de Europese Commissie wordt geëvalueerd om de begrotingspositie van de lidstaten te beoordelen en te vergelijken. De berekening ervan omvat een reeks stappen:
1. **Berekening van het begrotingssaldo:** Ontvangsten min uitgaven van de gehele overheid.
2. **Neutralisatie van stromen binnen de overheid:** Alle financiële transacties tussen verschillende overheidsniveaus (bv. transfers van de federale overheid naar gewesten) en tussen een overheidsniveau en zijn instellingen (bv. subsidies van de Vlaamse regering aan De Lijn) worden weggelaten om dubbeltellingen te vermijden. Dit zorgt voor een **geconsolideerd** beeld.
3. **Neutralisatie van rente op indirecte schuld:** Rente-uitgaven die verband houden met indirecte schuld worden uit de berekening gehaald om tot een ESR-gecorrigeerd primair saldo te komen.
4. **Correcties voor overgedragen saldi en reserves:** Saldi van vorig begrotingsjaren en opnames uit reservefondsen worden aangepast.
5. **Aftrekken van onderbenutting:** Omdat overheden vaak niet alle begrote uitgaven daadwerkelijk realiseren, wordt een schatting van deze onderbenutting afgetrokken om een realistischer beeld te krijgen.
6. **Overige ESR-correcties:** Dit omvat aanpassingen voor het correcte aanrekeningstijdstip, herclassificaties van instellingen in de consolidatieperimeter, en de behandeling van investeringen.
Het resultaat is een geharmoniseerd en geconsolideerd saldo dat internationaal vergelijkbaar is en de financiële positie van de overheid volgens Europese regels weerspiegelt.
> **Tip:** Het ESR-saldo is het cijfer dat echt telt voor Europa. Het is gestandaardiseerd en gecorrigeerd om lidstaten objectief te kunnen vergelijken en te controleren.
### 2.5 De saldi van de lidstaat België en de verschillende overheidsniveaus
In het federale België is het belangrijk om de saldi op verschillende niveaus te analyseren:
* **Totale overheid (S.13):** Dit omvat de geconsolideerde saldi van alle overheidsniveaus.
* **Centrale overheid (S.1311):** Federale overheid en federale instellingen van openbaar nut.
* **Deelstaatoverheden (S.1312):** Gemeenschappen, gewesten, gemeenschappelijke gemeenschapscommissies.
* **Lagere overheden (S.1313):** Provincies, gemeenten, OCMW's, politiezones.
* **Sociale zekerheidsinstellingen (S.1314):** Diverse sociale zekerheidsfondsen.
Vaak worden deze niveaus ook gegroepeerd in **Entiteit I** (federale overheid + sociale zekerheid) en **Entiteit II** (deelstaten + lagere overheden).
Belangrijke vaststellingen voor België:
* De **federale overheid en de sociale zekerheid** dragen vaak het leeuwendeel van de tekorten, met name door stijgende uitgaven voor sociale zekerheid (o.a. pensioenen door vergrijzing) en gezondheidszorg.
* **Rentelasten** vormen een aanzienlijk deel van het begrotingstekort, wat de noodzaak van schuldafbouw benadrukt.
* De **vergrijzing** zal de kosten van sociale uitkeringen en pensioenen in de toekomst verder doen stijgen.
* De verschillende **deelstaten** kampen ook met tekorten, hoewel de omvang en evolutie kunnen variëren per deelstaat.
* Het **Vlaamse ESR-vorderingssaldo** vertoont sinds de coronacrisis significante tekorten, deels door grote investeringsprojecten die de zichtbaarheid van de begroting beïnvloeden.
### 2.6 Indicatoren voor begrotingsbeleid: Procyclisch en contracyclisch beleid
De relatie tussen het primaire saldo en de output gap (conjunctuur) kan vier situaties van begrotingsbeleid onderscheiden:
* **Procyclisch restrictief:** Bij een verslechterende conjunctuur (negatieve output gap) wordt een primair tekort opgetekend, wat de economische neergang versterkt.
* **Contracyclisch expansief:** Bij een verslechterende conjunctuur (negatieve output gap) wordt een primair tekort opgetekend, wat de economie ondersteunt. Dit was het geval in België tijdens de COVID-19-crisis in 2020-2021.
* **Procyclisch expansief:** Bij een verbeterende conjunctuur (positieve output gap) worden primaire tekorten opgetekend, wat de economie verder kan opwarmen.
* **Contracyclisch restrictief:** Bij een verbeterende conjunctuur (positieve output gap) worden primaire overschotten opgetekend, wat de economie afremt.
Na de COVID-crisis in België bleef de economie zich herstellen, maar de primaire tekorten bleven hoog, wat duidt op een structureel probleem aan de uitgavenkant dat niet volledig door de conjunctuur verklaard kan worden.
---
# Betrokken actoren en het begrotingsproces
Hier is een samenvatting voor het onderwerp "Betrokken actoren en het begrotingsproces", opgesteld als een examenklare studiegids.
## 3. Betrokken actoren en het begrotingsproces
Dit onderdeel identificeert de sleutelspelers en processen die betrokken zijn bij de totstandkoming en controle van de begroting, evenals de tijdlijn van het begrotingsproces.
### 3.1 De functies van de begroting
De begroting is het centrale beleidsinstrument van alle overheden en vervult drie hoofdfuncties:
* **Allocatiefunctie:** De overheid voorziet of financiert goederen en diensten wanneer markten tekortschieten, zoals onderwijs, politie, infrastructuur en milieumaatregelen.
* **Herverdelingsfunctie:** De overheid corrigeert de inkomensverdeling door middel van belastingen en uitgaven, bijvoorbeeld via progressieve belastingen en sociale uitkeringen.
* **Stabilisatiefunctie:** De overheid gebruikt de begroting om de economie te stabiliseren, met name door middel van automatische stabilisatoren (zoals progressieve belastingen en werkloosheidsuitkeringen) en discretionair beleid (gerichte maatregelen om schokken op te vangen).
### 3.2 Algemene begrotingsprincipes
Elke begroting wordt opgesteld met inachtneming van de volgende principes:
* **Centralisatie:** Alle financiële stromen worden geconcentreerd bij één centrale rekenplichtige (meestal de minister van Financiën/schatkist) voor beter overzicht en controle.
* **Non-affectatie (algemeen principe):** Middelen zijn in principe niet specifiek toegewezen; ontvangsten kunnen elke uitgave dekken. Uitzonderingen hierop zijn de specifieke begrotingsfondsen.
* **Homogeniteitsprincipe:** Alleen beleidsmaatregelen met budgettaire gevolgen worden in de begroting opgenomen. Louter inhoudelijke maatregelen komen in aparte wetten.
* **Legaliteitsbeginsel:** De begroting is een wet die door het parlement moet worden goedgekeurd. De regering mag geen belastingen innen of uitgaven doen die niet in de begroting zijn opgenomen.
* **Jaarlijksheidsbeginsel:** De begroting geldt slechts voor één kalenderjaar en moet jaarlijks opnieuw worden opgesteld en goedgekeurd.
* **Eenheidsbeginsel:** Per overheid wordt één globale begroting opgesteld, die alle diensten en instellingen van die entiteit omvat.
* **Universaliteits-/Volledigheidsbeginsel:** Alle ontvangsten en uitgaven moeten in de begroting worden opgenomen; er mogen geen verborgen fondsen of saldering plaatsvinden.
* **Specialiteitsbeginsel:** Kredieten zijn toegekend per beleidsdomein, programma of artikel. Geld bestemd voor doel X mag niet zomaar voor doel Y worden aangewend.
* **Evenwichtsbeginsel:** In principe moeten uitgaven en ontvangsten in evenwicht zijn. Tekorten mogen geen normaal en blijvend karakter krijgen.
* **Beginsel van houdbaarheid:** De meerjarengevolgen van schulden en tekorten moeten in acht worden genomen om de overheidsfinanciën op lange termijn draaglijk te houden.
* **Waarachtigheids-/Realiteitsbeginsel:** Ramingen moeten eerlijk en realistisch zijn, gebaseerd op objectieve gegevens.
* **Transparantiebeginsel:** De begroting moet leesbaar en begrijpelijk zijn voor parlement en burgers.
* **Goed financieel beheer:** Dit omvat doelmatigheid en zuinigheid, waarbij met minimale middelen maximale (en nuttige) resultaten worden behaald, en een koppeling tussen kredieten en beleidsdoelstellingen (prestatiebegroting).
### 3.3 Het toepassingsgebied van de overheid
Het begrip "overheid" is geëvolueerd en omvat niet alleen traditionele administraties, maar ook agentschappen en entiteiten die door EUROSTAT worden gedefinieerd binnen de sector S.13. Deze sector omvat:
* **Centrale overheid (S.1311):** Federale staat en federale instellingen van openbaar nut.
* **Deelstaatoverheden (S.1312):** Gemeenschappen, gewesten, gemeenschappelijke gemeenschapscommissies en hun instellingen.
* **Lagere overheden (S.1313):** Provincies, gemeenten, OCMW's, politiezones en andere lokale instellingen.
* **Sociale zekerheidsinstellingen (S.1314):** Instellingen die sociale zekerheid beheren.
Al deze entiteiten moeten worden geconsolideerd voor Europese rapportage. De **consolidatieperimeter** bepaalt welke instellingen worden meegenomen, en deze kan wijzigen door Europese verordeningen, staatshervormingen of nieuwe governance-modellen.
### 3.4 De begroting van de lidstaat België
Voor Europa wordt de geconsolideerde begroting van België als één geheel beschouwd. Dit aggregaat van entiteit 1 (federale overheid en sociale zekerheid) en entiteit 2 (deelstaten en lokale besturen) wordt opgemaakt volgens de ESR-richtlijnen voor Europese vergelijkbaarheid. De **bijzondere financieringswet (BFW)** regelt de financiële stromen tussen entiteit 1 en entiteit 2, wat politiek cruciaal is ondanks de neutralisatie bij consolidatie. De federale overheid fungeert vaak als doorgeefluik van middelen naar andere overheden.
Het **Overlegcomité (OC)** speelt een centrale rol bij de afstemming van begrotingsafspraken tussen de verschillende entiteiten en de verdeling van saneringsinspanningen, hoewel het samenwerkingsakkoord hieromtrent in de praktijk beperkt wordt toegepast. Vanaf 2024 legt de Europese Commissie (EC) een traject vast voor duurzame overheidsfinanciën.
### 3.5 Betrokken actoren in het begrotingsproces
Verschillende actoren zijn betrokken bij de opmaak en controle van de begroting:
* **Federale en regionale administraties voor begroting en financiën:**
* **FOD BOSA (Directoraat-Generaal Begroting en Beleidsevaluatie):** Administratieve voorbereiding en opmaak van de federale begroting, beleidsevaluatie en rapportage.
* **FOD Financiën:** Opvolging van de begrotingsopmaak op federaal niveau.
* **Departement Financiën en Begroting (Vlaanderen):** Vergelijkbare taken op Vlaams niveau.
* **Ministers en staatssecretarissen:** Bepalen politieke prioriteiten, onderhandelen over het begrotingsakkoord en verdedigen hun uitgavenvoorstellen.
* **Hoge Raad van Financiën (HRF):** Onafhankelijk adviesorgaan dat o.a. adviseert over het noodzakelijke saneringstraject en de verdeling van inspanningen tussen de verschillende overheidsniveaus. De afdeling "financieringsbehoeften van de overheid" is hierbij cruciaal.
* **Federaal Planbureau (FPB):** Levert de macro-economische vooruitzichten (groei, inflatie, werkgelegenheid), die de basis vormen voor de raming van ontvangsten en uitgaven.
* **Monitoringcomité:** Volgt de uitvoering van de begroting gedurende het jaar op, rapporteert over afwijkingen en berekent het vorderingssaldo bij ongewijzigd beleid ("as is") om dit te vergelijken met de begrotingsdoelstellingen ("to be"). Er is een federaal en een Vlaams Monitoringcomité.
* **Inspectie van Financiën:** Controleert vooraf of nieuwe beleidsmaatregelen budgettair haalbaar zijn en geeft begrotingsadvies.
* **Rekenhof:** Controleert achteraf, namens het parlement, de correcte uitvoering van de begroting, de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven. Het onderzoekt ook de ontwerpbegroting en de algemene rekening en certificeert deze.
* **Overlegcomité (OC):** De "regering der regeringen" die overlegt, conflicten voorkomt of beslecht, beleidsafstemming tot stand brengt en begrotingsafspraken tussen entiteiten goedkeurt.
#### 3.5.1 Het Federaal Planbureau (FPB)
Het FPB stelt, in samenwerking met het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), de macro-economische vooruitzichten op. Deze **parameters** (economische groei, inflatie, rentevoeten, export, werkloosheid, olieprijzen) zijn essentieel voor de raming van zowel ontvangsten (bv. conjunctuurgevoelige belastingen) als uitgaven (bv. werkloosheidsuitkeringen, indexaties).
#### 3.5.2 Het Overlegcomité (OC)
Het OC is het overlegorgaan tussen de federale overheid en de deelstaten. Het is belast met het beslechten van conflicten, het afstemmen van beleid en het finaliseren van samenwerkingsakkoorden. Voor de begroting is het cruciaal voor het goedkeuren van de begrotingsafspraken tussen de verschillende entiteiten.
#### 3.5.3 Het Monitoringcomité
Het Monitoringcomité bereidt de begroting voor door, op basis van de macro-economische vooruitzichten, een raming te maken van het vorderingssaldo bij **ongewijzigd beleid** ("as is"). Dit wordt vergeleken met de Europese doelstellingen ("to be") om de benodigde saneringsinspanning te bepalen. Het publiceert meerdere rapporten per jaar om regeringen te informeren over de begrotingssituatie en benodigde maatregelen. In België bereidt het Monitoringcomité sinds 2010 de begroting voor.
#### 3.5.4 De Hoge Raad van Financiën (HRF)
De HRF is het onafhankelijke begrotingsadviesorgaan dat controleert of begrotingsdoelstellingen worden gehaald en adviseert over het noodzakelijke saneringstraject en de verdeling van inspanningen over de verschillende overheden. Zij kan enkel adviseren en heeft geen sanctiemacht, hoewel haar adviezen politiek van groot belang zijn.
#### 3.5.5 Het Rekenhof
Het Rekenhof fungeert als de onafhankelijke controleur van het parlement. Het onderzoekt de **ontwerpbegroting** op realisme en correctheid, helpt parlementsleden bij hun analyse en geeft advies. Na afloop van het jaar controleert het de **rekening** (de werkelijke ontvangsten en uitgaven) en certificeert deze. Het Rekenhof waakt over de eerlijkheid, realisme en correctheid van de begroting en de rekening, en ondersteunt zo het parlement bij de controle op de regering.
### 3.6 De begrotingskalender
Het begrotingsproces kent drie cruciale fasen met bijhorende documenten:
1. **Initiële begroting (BO):** Opmaak in het najaar van jaar t-1 (bv. oktober 2020 voor begroting 2021). Dit is een raming van de verwachte ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar. De regering stelt deze voor, en het parlement keurt deze goed tegen 31 december.
* **Verdere details van de opmaak:**
* **Februari-april:** Economische raming door het Federaal Planbureau.
* **April:** Omzendbrief van de Minister van Begroting met richtlijnen.
* **Mei:** Ontwerpbegrotingen per departement, met advies van de Inspectie van Financiën.
* **Juni:** Technische bilaterales tussen departementen en Begroting.
* **Juli:** Monitoringcomité berekent "as is"-saldo; eerste begrotingsconclaaf.
* **Eind augustus-september:** Afwerking na nieuwe cijfers; regering neemt definitieve beslissingen; resultaat is de definitieve ontwerpbegroting.
* **Oktober:** Opmaak en indiening van officiële begrotingsdocumenten bij het parlement (uiterlijk 15 oktober).
* **November-december:** Parlementaire controle, amendementen en stemming van de begrotingswet.
* **Indien geen goedkeuring voor 31 december:** Voorlopige twaalfden (maandelijks 1/12 van de vorige jaarbegroting).
2. **Begrotingsaanpassing (BA):** In het voorjaar van het begrotingsjaar t (bv. april 2021). Er wordt geëvalueerd of de oorspronkelijke ramingen nog kloppen, rekening houdend met schokken (crisis, inflatie). De begroting wordt dan bijgestuurd en definitief goedgekeurd door het parlement voor het zomerreces.
3. **Rekening (AR):** In de zomer na het begrotingsjaar t+1 (bv. zomer 2021 voor jaar 2020). Dit is de afrekening van de werkelijk gerealiseerde ontvangsten en uitgaven. Deze wordt na controle door o.a. het Rekenhof aan het parlement voorgelegd en goedgekeurd uiterlijk in augustus van t+1.
### 3.7 De kerndocumenten van de begroting
De begroting bestaat uit drie hoofd-documenten:
* **Middelenbegroting (MB):** Machtige de invordering van belastingen en het aangaan van leningen. Het bevat een raming van alle ontvangsten, inclusief fiscale uitgaven (aftrekken, verminderingen).
* **Algemene Uitgavenbegroting (AUB):** Bevat de eigenlijke begroting (toelichting, wetsontwerp, krediettabellen), de verantwoording ervan en de algemene beleidslijnen.
* **Algemene Toelichting (AT):** Geeft de relatie weer tussen de middelen- en uitgavenbegroting, en biedt zo een algemeen beeld van het begrotingsbeleid. Dit is het meest informatieve document voor buitenstaanders en bevat o.a. het economisch en begrotingsverslag, de saldi, en de evolutie van de overheidsschuld.
### 3.8 De verschillende begrotingssaldi
Begrotingssaldi geven inzicht in de financiële gezondheid van de overheid, de nood aan financiering, de houdbaarheid op middellange termijn en de ruimte voor stabilisatiebeleid. De belangrijkste saldi zijn:
* **Vorderingssaldo / Financieringssaldo / Algemeen saldo:** Het verschil tussen alle ontvangsten en uitgaven, *inclusief* de rentelasten op de overheidsschuld. Dit is het saldo dat bepaalt hoeveel er dat jaar extra geleend moet worden.
* **Primair saldo:** Het verschil tussen ontvangsten en uitgaven, *exclusief* de rentelasten op de schuld. Het meet de budgettaire inspanning van de regering voor het lopende beleid, los van oude schulden.
* `Financieel saldo = Primair saldo – Rentelasten`
* **Nominaal saldo:** Het "gewone" begrotingssaldo dat geen rekening houdt met conjuncturele effecten of eenmalige uitgaven/ontvangsten. Het geeft aan of er ruimte is voor nieuw beleid (positief saldo) of dat er geleend of bespaard moet worden (negatief saldo).
* **Conjunctuurgezuiverd saldo:** Het nominale saldo gecorrigeerd voor de impact van de conjunctuur. Het toont hoe de begroting eruit zou zien als de economie op haar "normale" trend zou draaien. Dit is nuttig voor beleidsevaluatie zonder de invloed van conjunctuurschommelingen.
* Het wordt berekend door het nominale saldo te verminderen met de cyclische component, die het product is van de **output gap** en de **semi-elasticiteit** van de begroting voor de conjunctuur.
$$ \text{Conjunctuurgezuiverd saldo} = \frac{\text{Nominaal saldo}}{\text{BBP}} - \epsilon \cdot \text{Output Gap} $$
De **semi-elasticiteit ($\epsilon$)** geeft aan hoe het begrotingssaldo (als percentage van het BBP) wijzigt wanneer het BBP wijzigt. Voor België werd deze in 2014 geschat op 0.61.
* **Structureel saldo:** Het conjunctuurgezuiverde saldo, verder gecorrigeerd voor **eenmalige of tijdelijke maatregelen** (zowel uitgaven als ontvangsten). Dit saldo is de meest robuuste indicator voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn.
* De berekening van het structureel saldo is cruciaal voor de inschatting van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en wordt door Europa gebruikt om te controleren of lidstaten voldoen aan de begrotingsnormen.
* **Output gap:** Het verschil tussen het feitelijke BBP en het potentiële BBP (het BBP dat de economie theoretisch kan produceren bij normale benutting van arbeid en kapitaal). Een positieve output gap duidt op hoogconjunctuur, een negatieve op laagconjunctuur of crisis.
* **Potentiële groei:** De normale, verwachte jaarlijkse groei van de economie.
* **ESR-geconsolideerd vorderingssaldo:** Dit is de **parameter die door de Europese Commissie wordt geëvalueerd**. Het is het begrotingssaldo dat geherrekend is volgens de Europese ESR-regels en geconsolideerd is (interne stromen tussen overheidsinstellingen worden geneutraliseerd). Dit saldo wordt ook gecorrigeerd voor onderbenutting van kredieten en andere ESR-correcties.
#### 3.8.1 De conjunctuurcomponent van de begroting
De conjunctuurcomponent wordt gemeten aan de hand van de **output gap**. De output gap wordt berekend door de feitelijke economische groei te vergelijken met de potentiële groei. Er zijn verschillende methoden om de potentiële groei te schatten, waaronder statistische trendlijnen (bv. met Hodrick-Prescott filters) en de productiefunctiebenadering, die rekening houdt met de bijdragen van arbeid, kapitaal en totale factorproductiviteit. De **semi-elasticiteit** van de begroting voor de conjunctuur, die aangeeft hoe gevoelig het saldo is voor veranderingen in de output gap, is ook essentieel voor de berekening van het conjunctuurgezuiverde saldo.
$$ \text{Cyclische component} = \epsilon \cdot \text{Output Gap} $$
Voor België werd deze semi-elasticiteit in 2014 geschat op 0.61, wat impliceert dat een toename van de output gap met 1 procentpunt het begrotingssaldo met ongeveer 0.61 procentpunt van het BBP verbetert.
#### 3.8.2 ESR-correcties
Het ESR-geconsolideerd vorderingssaldo vereist diverse correcties:
* **Neutraliseren van stromen tussen overheidsinstellingen:** Om dubbeltelling te vermijden worden onderlinge overdrachten (bv. dotaties, leningen) en rente-uitgaven op indirecte schuld geneutraliseerd.
* **Onderbenutting:** Er wordt rekening gehouden met het feit dat overheden niet altijd alle voorziene uitgaven realiseren.
* **Andere ESR-correcties:** Dit omvat correcties gerelateerd aan het aanrekeningstijdstip, herclassificaties van instellingen en de behandeling van investeringen in uitvoering.
### 3.9 De saldi van de lidstaat België en de verschillende overheidsniveaus
In 2024 wordt voor België een vorderingsentekort van circa 4.6% van het BBP verwacht. De federale overheid draagt hiervan 3%, de deelstaten 1.5% en de lagere overheden 0.2%. De sociale zekerheidsstelsels worden globaal in evenwicht verwacht. Het primair saldo bedroeg -2.5% van het BBP, met rentelasten van 2.1%. Het structureel saldo wordt geschat op -4.1% van het BBP.
De analyse van de NBB toont aan dat de structurele verslechtering van de Belgische staatsfinanciën voornamelijk bij de federale overheid en de sociale zekerheid ligt, met name door gestegen sociale uitgaven (vergrijzing, gezondheidszorg) en de impact van automatische loonindexering. België kende in 2020-2021 een contracyclisch expansief beleid, waarbij slechte conjuncturele omstandigheden samengingen met primaire tekorten. Vanaf 2022 bleven primaire tekorten bestaan, voornamelijk door stijgende uitgaven.
Voor de deelstaten blijven tot 2029 tekorten worden verwacht, hoewel deze in Vlaanderen en het Waals gewest naar verwachting afnemen. Het Vlaamse ESR-vorderingensaldo vertoonde na een licht overschot in 2017 en 2019, aanzienlijke tekorten sinds 2020, mede door de coronacrisis. Bij de berekening van het Vlaamse saldo worden uitgaven voor grote infrastructuurwerken zoals de Oosterweelverbinding en investeringen uit het Vlaams Veerkrachtplan, gefinancierd met Europees geld, soms buiten beschouwing gelaten voor de begrotingsdoelstellingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Allocatie-functie | De functie van de overheid die zich richt op het voorzien of financieren van goederen en diensten wanneer markten tekortschieten, zoals bij publieke goederen, merit goods en goederen met externe effecten. |
| Herverdelings-functie | De functie van de overheid die gericht is op het corrigeren van de inkomensverdeling door middel van belastingen en uitgaven, zoals progressieve belastingen en sociale uitkeringen. |
| Stabilisatiefunctie | De functie van de overheid die de begroting gebruikt om de economie te stabiliseren bij schokken of crisissen, met behulp van automatische stabilisatoren en discretionair beleid. |
| Ramingsakte | Een document waarin wordt vastgesteld welke uitgaven gedaan kunnen worden tijdens het begrotingsjaar en welke ontvangsten deze uitgaven mogelijk maken; het is een schatting die kan afwijken door onverwachte gebeurtenissen. |
| Machtigingsakte | Een goedgekeurde begroting die het Parlement de Regering machtigt om belastingen te innen en uitgaven te verrichten binnen bepaalde limieten. |
| Bijzondere wettelijke akte | Een wet die specifiek betrekking heeft op de begroting, met als kenmerk dat deze enkel geldig is voor één kalenderjaar en geen rechtsbron is. |
| Beleidsakte | Een begroting die alle beleidsinitiatieven van een regering voor een begrotingsjaar omvat en becijfert, en die dient als een belangrijk politiek instrument om prioriteiten kenbaar te maken. |
| Automatische stabilisatoren | Mechanismen die automatisch in het economische systeem zijn ingebouwd en zonder nieuw politiek besluit werken om conjunctuurschommelingen af te remmen, zoals progressieve belastingen en werkloosheidsuitkeringen. |
| Discretionair begrotingsbeleid | Bewuste, eenmalige politieke beslissingen van de overheid om inkomsten of uitgaven aan te passen, zoals tijdelijke belastingverlagingen of extra investeringen. |
| Structureel saldo | Het begrotingssaldo gecorrigeerd voor conjuncturele effecten en eenmalige maatregelen, dat een indicatie geeft van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn. |
| Primair saldo | Het verschil tussen ontvangsten en uitgaven, exclusief de rentelasten op de bestaande overheidsschuld. Dit saldo meet de budgettaire inspanning van de overheid op de lopende beleidsvoering. |
| Financieringssaldo (Vorderingssaldo) | Het begrotingssaldo dat wel rekening houdt met de rentelasten op de overheidsschuld. Dit saldo geeft aan hoeveel de overheid dat jaar extra moet lenen. |
| Conjunctuurgezuiverd saldo | Het begrotingssaldo dat gecorrigeerd is voor de invloed van de economische conjunctuur, om de onderliggende begrotingspositie en beleidsevaluatie mogelijk te maken. |
| ESR-vorderingssaldo | Het begrotingssaldo zoals geclassificeerd en berekend volgens de regels van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR), dat wordt gebruikt voor internationale vergelijkingen en Europese begrotingstoezicht. |
| Output gap | Het verschil tussen de feitelijke economische groei (BBP) en de potentiële groei van de economie, wat aangeeft of er sprake is van hoog- of laagconjunctuur. |
| Semi-elasticiteit | Een maatstaf die aangeeft hoe het begrotingssaldo als percentage van het BBP verandert bij een verandering van de output gap. |
| Consolidatieperimeter | De verzameling van instellingen en entiteiten die volgens de definities van EUROSTAT tot de overheidssector worden gerekend en waarvan de begrotingscijfers moeten worden opgenomen in de overheidsfinanciën. |
| Federaal Planbureau (FPB) | Een instelling die macro-economische vooruitzichten (groei, inflatie, werkgelegenheid) opstelt, welke dienen als basis voor de ramingen van ontvangsten en uitgaven in de begroting. |
| Rekenhof | Een onafhankelijke instelling die de begroting en de jaarrekeningen controleert op juistheid, volledigheid en doelmatigheid, ter ondersteuning van het parlement in zijn controle op de regering. |
| Monitoringcomité | Een orgaan dat de uitvoering van de begroting volgt en rapporteert over overschrijdingen of meevallers, en dat helpt bij het bepalen van de benodigde saneringsinspanningen. |
| Hoge Raad van Financiën (HRF) | Een onafhankelijk begrotingsadviesorgaan dat advies geeft over het noodzakelijke saneringstraject en de verdeling van de begrotingsinspanningen over de verschillende overheidsniveaus. |
| Begrotingskalender | De tijdslijn van het begrotingsproces, met specifieke documenten zoals de initiële begroting, begrotingsaanpassing en de jaarekening, die elk op vaste momenten in het jaar worden opgesteld en goedgekeurd. |
| Middelenbegroting (MB) | Een onderdeel van de begroting dat de machtiging voor de invordering van belastingen en het aangaan van leningen bevat; het is een raming van de ontvangsten van het algemeen bestuur. |
| Algemene Uitgavenbegroting (AUB) | Een onderdeel van de begroting dat de raming van de uitgaven van de overheid bevat, inclusief toelichting, wetsontwerp en krediettabellen. |
| Algemene Toelichting (AT) | Een document dat de relatie weergeeft tussen de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting, en dat een algemeen beeld geeft van het begrotingsbeleid, de saldi en de overheidsschuld. |
| Legaliteitsbeginsel | Het principe dat de begroting een wet is die door het parlement moet worden goedgekeurd, en dat de regering geen belastingen mag innen of uitgaven mag doen die niet in de begroting staan. |
| Jaarlijksheidsbeginsel | Het principe dat de begroting slechts voor één kalenderjaar geldig is en dat er elk jaar een nieuwe begroting moet worden opgesteld en gestemd. |
| Eenheidsbeginsel | Het principe dat per overheid één globale begroting wordt opgesteld, waarin alle diensten en instellingen van die entiteit worden samengebracht. |
| Universaliteits-/Volledigheidsbeginsel | Het principe dat alle ontvangsten en uitgaven in de begroting moeten worden opgenomen, zonder verborgen fondsen of saldering. |
| Specialiteitsbeginsel | Het principe dat kredieten zijn toegekend per beleidsdomein, programma of artikel, en dat geld dat voor een specifiek doel is ingeschreven, niet zomaar voor een ander doel mag worden gebruikt. |
| Evenwichtsbeginsel | Het principe dat de uitgaven en ontvangsten in principe in evenwicht moeten zijn, en dat tekorten geen normaal en blijvend gegeven mogen zijn. |
| Houdbaarheid | Het principe dat er rekening moet worden gehouden met de meerjarengevolgen van het begrotingsbeleid, en dat schulden en tekorten op lange termijn draaglijk moeten blijven. |
| Waarachtigheids-/Realiteitsbeginsel | Het principe dat ramingen zo eerlijk en realistisch mogelijk moeten zijn, gebaseerd op objectieve gegevens, en niet op opgepoetste cijfers. |
| Transparantiebeginsel | Het principe dat de begroting zo leesbaar en begrijpelijk mogelijk moet zijn voor zowel het parlement als de burgers. |
| Goed financieel beheer | Het principe van doelmatigheid en zuinigheid, waarbij met zo weinig mogelijk middelen zo veel mogelijk nuttige resultaten moeten worden behaald, met een koppeling tussen kredieten en beleidsdoelstellingen. |