Cover
Comença ara de franc PGB 6!.pdf
Summary
# De economische en institutionele crises in België (1974-2020)
Hier is de studiegids voor het onderwerp "De economische en institutionele crises in België (1974-2020)":
## 1. De economische en institutionele crises in België (1974-2020)
Dit onderwerp belicht de belangrijkste economische en institutionele uitdagingen waar België tussen 1974 en 2020 mee te maken kreeg, van de oliecrisis tot de financiële crisis van 2008 en de opkomst van nieuwe maatschappelijke vraagstukken.
### 1.1 De crisis van de keynesiaanse staat en de oliecrisis (jaren '70)
Na de groei van de jaren '60 kende België vanaf de jaren '70 economische schokken die de bestaande economische modellen onder druk zetten.
#### 1.1.1 De sociaal-economische breuklijn
De economie werd gekenmerkt door een spanning tussen werknemers die hun arbeid hebben om te leven en de bezitters van kapitaal. De autoloze zondag, ingevoerd als reactie op de energiecrisis, illustreerde de impact van energieprijzen op de Belgische economie. De staalindustrie, een energie-intensieve sector, kende productieoverschotten en moest inkrimpen onder druk van de EU-commissie. Dit leidde tot spanningen tussen regio's en overheden over de besteding van geld aan getroffen sectoren [3](#page=3).
#### 1.1.2 De oliecrisis als internationale aanleiding
De oliecrisis van de jaren '70, veroorzaakt door de vermindering van de olieproductie door Arabische staten, leidde tot een significante prijsstijging van olie. Dit had directe gevolgen voor de industrie [4](#page=4):
* Productiekosten stegen, waardoor de winstmarge kleiner werd [4](#page=4).
* Bedrijven moesten werknemers ontslaan, wat leidde tot een stijging van de werkloosheid en een daling van de koopkracht [4](#page=4).
* Internationale bedrijven, met name multinationals, zochten naar lagere productiekosten en verplaatsten hun kapitaal naar goedkopere landen [4](#page=4).
#### 1.1.3 Nationale effecten van de oliecrisis
De impact op België was aanzienlijk:
* **Stijgende werkloosheid:** Dit zette de sociale zekerheid onder druk, aangezien de uitgaven stegen en de inkomsten daalden. Om de sociale zekerheid te behouden, moest de productiviteit stijgen en meer mensen gaan werken [4](#page=4).
* **Dalende investeringen:** De flexibiliteit in het internationaal vervoer maakte investeren in België minder aantrekkelijk [4](#page=4).
* **Financiële crisis:** Staatsuitgaven stegen enorm (van 34% naar 50% van het BNP in 1976), terwijl de staatsinkomsten daalden door de werkloosheid, wat een grote financiële crisis veroorzaakte [4](#page=4).
#### 1.1.4 Reacties op de crisis
De Belgische regeringen reageerden op verschillende manieren:
* **Centrum-rechts (Tindemans):** Voerde een besparingsbeleid als reactie op de crisis, wat leidde tot stakingen en protesten [5](#page=5).
* **Centrum-links (Martens, Eyskens):** Trachtte met tijdelijke Keynesiaanse oplossingen de crisis te bestrijden, zoals het verlagen van de pensioenleeftijd en het verlenen van subsidies aan bedrijven in sectoren als staal en textiel. Deze maatregelen leidden echter tot stijgende overheidsuitgaven, inflatie en stagflatie (economische stagnatie met inflatie). De staatsschuld liep op tot 100% van het BNP en de overheidsuitgaven stegen tot 60% [5](#page=5).
* **Sociaal Pact:** Dit pact, dat gericht was op hogere productiviteit van werknemers in ruil voor meer zekerheden en lonen, werkte goed tijdens de groei van de jaren '60, maar de oliecrisis en de internationale crisis leidden tot het vertrek van multinationals [4](#page=4).
> **Tip:** De oliecrisis markeerde het einde van de naoorlogse economische expansie en dwong beleidsmakers tot nieuwe benaderingen.
### 1.2 De opkomst van het neoliberalisme (jaren '80 en '90)
Als reactie op de crisis van de Keynesiaanse staat kwam het neoliberalisme op, met een focus op een kleinere overheid, lagere belastingen en meer marktwerking.
#### 1.2.1 Kernprincipes van het neoliberalisme
Geïnspireerd door economen als Milton Friedman en de school van Chicago, legde het neoliberalisme de nadruk op:
* **Monetarisme:** Controle van de geldhoeveelheid om inflatie te bestrijden [7](#page=7).
* **Besparing door de overheid:** Lagere belastingen, minder overheidsuitgaven, minder ambtenaren en "New Public Management" [7](#page=7).
* **Stimuleren van het aanbod:** Lagere lonen, bijvoorbeeld door de indexsprong, om de concurrentiepositie van bedrijven te verbeteren [7](#page=7).
* **Sterke munt:** Om inflatie te bestrijden en investeringen aan te trekken [7](#page=7).
* **Vermindering van overheidsinvesteringen:** Minder investeringen in publieke infrastructuur zoals gebouwen en wegen [7](#page=7).
#### 1.2.2 Impact op de economie en de samenleving
Het neoliberale gedachtegoed had diepgaande gevolgen:
* **Technologische verbetering van kapitaal:** Investeringen in machines en efficiëntere productiemethoden namen toe [7](#page=7).
* **Globalisering:** Daling van transportkosten en internationale handel faciliteerden de delokalisatie van productie naar goedkopere landen, wat leidde tot een transformatie van de samenleving [7](#page=7).
* **Verlies van industriële tewerkstelling:** De industrie werd geconfronteerd met concurrentie uit lagelonenlanden, wat leidde tot een daling van industriële banen en een toename van banen in de tertiaire dienstensector [7](#page=7).
* **Verschuiving van inkomsten:** Het inkomen uit kapitaal (bv. huurinkomsten, dividenden) werd relatief belangrijker dan het inkomen uit arbeid. Beleggen leverde meer op dan werken, wat de sociale zekerheid, die gebaseerd is op productiviteitsstijgingen in de industrie, onder druk zette [7](#page=7).
* **Indexsprong:** Een maatregel waarbij lonen gedurende een jaar niet meestegen met de welvaart, wat de koopkracht aantastte [7](#page=7).
#### 1.2.3 Regeringen Martens V-VII (1981-1987) en de doorbraak van het neoliberalisme
De regeringen onder leiding van Wilfried Martens zetten vol in op het neoliberale gedachtegoed om de Belgische economie competitief te maken [10](#page=10):
* **Daling van de kosten voor werkgevers:** Dit werd nagestreefd door tijdelijke contracten, interimcontracten en het verlengen van de arbeidsduur [10](#page=10).
* **Daling van lonen en stijging van dividenden:** Indexsprongen zorgden voor dalende lonen, terwijl winsten van ondernemingen naar aandeelhouders gingen [10](#page=10).
* **Werknemers als aandeelhouders:** De Wet Cooreman-De Clercq moedigde werknemers aan om te investeren in aandelen in plaats van te sparen [10](#page=10).
* **Prioriteit voor inflatiebeheersing:** De beheersing van inflatie (7-8% in de jaren '80) had prioriteit boven het bestrijden van de hoge werkloosheid. Een hogere werkloosheid kon immers leiden tot lagere lonen [10](#page=10).
* **Einde van het Fordisme en Keynesianisme:** Het idee van de welvarende werknemer die de economie stimuleert, maakte plaats voor een model waarin winstmaximalisatie vooropstond [10](#page=10).
> **Tip:** Het neoliberale beleid was een directe reactie op de economische stagnatie van de jaren '70 en had als doel de concurrentiepositie van België te verbeteren door middel van een minder interventionistische overheid.
### 1.3 Postreformisme en competitiviteit (jaren '90)
De jaren '90 kenmerkten zich door een beleidsfocus op het behoud van de internationale competitiviteit van de Belgische economie, met belangrijke institutionele aanpassingen.
#### 1.3.1 Regeren met bijzondere machten en de invloed van sociale partners
Regeringen, zoals de regeringen Martens VIII, IX en Dehaene I en II, regeerden vaak met bijzondere machten. Dit gaf de uitvoerende macht de mogelijkheid om beslissingen te nemen die als wet geldig waren na parlementaire bekrachtiging, wat de democratische controle beperkte. Overleg met sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties) werd cruciaal, met name via het "Poupehan-overleg" [11](#page=11) [9](#page=9).
#### 1.3.2 De focus op competitiviteit
Het economisch denken verschoof naar de competitiviteit van de nationale economie, gemeten aan de hand van:
* **Concurrentenanalyse:** Jaarlijkse rapporten vergeleken België met zijn concurrenten [11](#page=11).
* **Evolutie van de loonkost:** Het beheersen van de loonkosten was essentieel [11](#page=11).
* **Financiële kosten:** De Belgische staatsschuld bleef een aandachtspunt [11](#page=11).
* **Energiekosten:** De kosten van energie bleven een belangrijke factor [11](#page=11).
* **"Structurele parameters":** Deze vormden het kader voor sociaal overleg, waarbij de mogelijkheden voor loonstijgingen en verbeteringen van arbeidsvoorwaarden werden beperkt door de internationale concurrentiepositie [11](#page=11).
#### 1.3.3 De rol van de Euro en het Verdrag van Maastricht
De vorming van de Europese eenheidsmunt, de euro, had een significante impact op België :
* **Globale Plan:** De regeringen Dehaene I (CVP-PSC/PS-SP) voerden een loonstop, een gezondheidsindex en een verlaging van de sociale lasten door .
* **Verdrag van Maastricht:** Dit verdrag legde economische criteria vast waaraan EU-landen moesten voldoen om de euro in te voeren. Cruciaal hierbij waren :
* Een begrotingstekort van maximaal 3% van het Bruto Nationaal Product (BNP) .
* Een staatsschuld van maximaal 60% van het BNP. Dit was een aanzienlijke uitdaging voor België .
* **Europees Stabiliteitspact:** Dit pact introduceerde Europees toezicht op de begrotingen van lidstaten .
> **Tip:** Het Verdrag van Maastricht markeerde een belangrijke stap in de Europese integratie en stelde strenge budgettaire eisen aan lidstaten, wat België aanzette tot verdere sanering van zijn staatsfinanciën.
### 1.4 Recessie, aarzelt herstel en begrotingstekort (1991-1996)
De periode 1991-1996 werd gekenmerkt door economische recessie, een aarzelend herstel en aanhoudende druk op de overheidsbegroting.
#### 1.4.1 Sanering van de staatsschuld en privatiseringen
De Belgische regering zette sterk in op het reduceren van de staatsschuld en het begrotingstekort. Dit omvatte :
* **Privatiseringen:** Openbare banken zoals ASLK (Algemene Spaar- en Lijfrentekas) werden verkocht aan Fortis, en Gemeentekrediet fuseerde met Crédit Local de France om Dexia te vormen. Deze privatiseringen moesten bijdragen aan de sanering van de staatsschuld .
* **Gezondheidsindex:** De focus verschoof van een algemene index die alle prijzen volgde, naar een gezondheidsindex die rekening hield met de stijging van prijzen van vervuilende producten, maar niet met de algemene welvaart .
* **Lagere sociale lasten:** Een verlaging van de sociale belastingen werd doorgevoerd .
#### 1.4.2 Invloed van de internationale context
De internationale economische context speelde een cruciale rol:
* **Duitse invloed op de euro:** Duitsland, met een sterke mark, eiste dat landen die profiteren van de gemeenschappelijke munt moesten besparen en hun begrotingstekorten moesten beperken .
* **EU-commissie:** De commissie hield jaarlijkse rapporten bij over de begrotingen, schulden en tekorten van lidstaten .
### 1.5 De witte crisis .
De "witte crisis" in 1996 was een diepe vertrouwenscrisis in het rechtssysteem en de politiek in België, ingegeven door schandalen en de aanpak van ernstige misdrijven.
#### 1.5.1 Het Dutroux-schandaal en de impact op het gerecht
Het Marc Dutroux-schandaal, waarbij kinderen werden ontvoerd, misbruikt en vermoord, legde ernstige tekortkomingen bloot binnen het gerechtelijke systeem. Er rees publieke verontwaardiging over de gebrekkige coördinatie en aanpak door politie en justitie .
#### 1.5.2 Hervormingen van justitie en politie
Als reactie op de crisis werden significante hervormingen doorgevoerd:
* **Hoge Raad voor Justitie:** Opgericht om de politieke invloed op benoemingen binnen het gerecht te verminderen .
* **Fusie van politie en rijkswacht:** De fusie van de Rijkswacht en de lokale politie moest leiden tot een efficiëntere en meer gecoördineerde politiedienst, en een einde maken aan de interne conflicten ("guerre des flics") .
#### 1.5.3 Gebrek aan vertrouwen in politici
Naast de hervormingen in justitie en politie, kwam ook het gebrek aan vertrouwen in politici aan het licht, mede door schandalen zoals de Affaire Dassault en de Affaire Milieuboxen. Er ontstond een roep om een "nieuwe politieke cultuur", gericht op bekwaamheid boven partijpolitiek, maar deze hervorming bleef grotendeels uit door gebrek aan electorale gevolgen of de opkomst van nieuwe partijen .
> **Tip:** De witte crisis was een cruciaal moment in de Belgische geschiedenis dat leidde tot belangrijke institutionele hervormingen en een hernieuwd debat over integriteit in de publieke sector.
### 1.6 Globalisering, andersglobalisme en de loonlast (jaren '90 en 2000)
De globalisering vanaf de jaren '90 en de vroege 2000 veranderde het economisch landschap ingrijpend, met nieuwe uitdagingen en reacties.
#### 1.6.1 De opkomst van de globale markt
Met de val van de Berlijnse Muur en de opkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) werden internationale handel en lagere invoerrechten bevorderd. Dit stimuleerde wereldwijde groei, maar leidde ook tot een terugtrekking van de staat en een groeiende macht van multinationale ondernemingen .
#### 1.6.2 Impact op het Belgische sociale model
De globalisering oefende druk uit op het Belgische sociale model:
* **Delokalisatie van productie:** Lageloonlanden boden goedkopere productie, waardoor industriële banen in België verdwenen en de lonen daalden .
* **Verschuiving naar gespecialiseerde taken:** België focuste zich op complexere handelingen en technologische/technisch geschoolde banen, maar ook deze werden steeds vaker uitbesteed aan landen met lagere lonen .
* **Dalende koopkracht:** De daling van de koopkracht was een direct gevolg van de lagere lonen en de stijgende kosten voor aandeelhouders .
* **Overheidsbeslag:** De druk op belastingen en sociale zekerheid bleef bestaan .
#### 1.6.3 Reacties op de globalisering
De globalisering riep verschillende reacties op:
* **Andersglobalisme:** Een beweging die internationale publieke opinie mobiliseerde tegen de negatieve effecten van globalisering .
* **Milieubeweging:** De ecologische kost van vervuiling, met name door transport, werd een belangrijk thema. Dit leidde tot klimaatakkoorden .
* **Economisch protectionisme:** Recentelijk is er een heropleving van economisch protectionisme, gericht op het beschermen van binnenlandse bedrijven en sectoren .
* **Tobin Tax:** België steunde voor de opkomst van de N-VA een voorstel voor een wereldwijde mini-belasting op valutatransacties om speculatie tegen te gaan .
#### 1.6.4 De "nieuwe economie" en digitale transformatie
De opkomst van de digitale economie en de macht van grote technologiebedrijven zoals Apple, Microsoft en Google veranderden de economische dynamiek verder. Multinationals zochten actief naar landen met een fiscaal gunstig klimaat, wat de sociale zekerheidssystemen verder onder druk zette .
> **Tip:** De globalisering heeft België, als klein en open land, zowel economische kansen als aanzienlijke uitdagingen geboden, met name voor het behoud van de welvaart en de sociale zekerheid.
### 1.7 De financiële crisis van 2008 en de nasleep
De wereldwijde financiële crisis van 2008, gestart met de beurscrash op Wall Street, had ook in België diepgaande gevolgen.
#### 1.7.1 Oorzaken en directe gevolgen
* **Beurscrash Wall Street:** Het faillissement van Lehman Brothers veroorzaakte een domino-effect dat banken wereldwijd, waaronder in België, trof .
* **Overheidsingrijpen:** Regeringen moesten banken ondersteunen door kapitaal te injecteren of ze over te nemen om een totale financiële ineenstorting te voorkomen .
* **Quantitative Easing:** De Amerikaanse centrale bank en later ook de ECB drukten geld bij om de economie te stimuleren en hypothecaire kredieten te ondersteunen, wat leidde tot een stijging van de staatsschuld .
#### 1.7.2 Impact op de Belgische bankensector
Belgische banken stonden zwaar onder druk:
* **Fortis:** De problemen van Fortis leidden tot de overname door de Franse bank BNP Paribas .
* **Dexia:** Dexia werd genationaliseerd en opgesplitst in een "bad bank" en Belfius, een staatsbank .
* **ARCO-dossier:** Het financiële vehikel ARCO, dat investeerde in Dexia, bracht veel coöperanten in de problemen toen Dexia bezweek, wat leidde tot politieke discussies en ontevredenheid bij de CD&V-kiezers .
* **Ethias:** Ook Ethias kampte met financiële problemen en had overheidssteun nodig .
#### 1.7.3 Gevolgen voor de overheidsschuld en de sociale zekerheid
* **Stijging van de overheidsschuld:** De overheid nam de schulden van de banken over, wat leidde tot een aanzienlijke stijging van de staatsschuld .
* **Sociale zekerheid als buffer:** Het sociale zekerheidssysteem fungeerde als een buffer tegen de economische schokken .
* **Twee mogelijke antwoorden:**
* **Keynesiaans:** Geld bijdrukken en staatsschulden kwijtschelden om investeringen en consumptie te stimuleren (goed voor werkzoekenden, minder voor aandeelhouders) .
* **Friedmaniaans:** Besparen tot het tekort weg is, zoals in Duitsland en andere Zuid-Europese landen (optie van bezuinigingen) .
#### 1.7.4 Gekozen oplossing en de impact op België
De Europese Centrale Bank (ECB) koos ervoor om staatsobligaties van landen zoals Italië en Spanje op te kopen en gratis kredieten aan banken te verstrekken, wat de rentetarieven laag hield .
* **Lagere rente op staatsschuld:** Dit maakte de Belgische staatsschuld goedkoper .
* **"Leterme-bon":** De Belgische regering lanceerde staatsbons met een aantrekkelijke rente en lage belastingen op financiële inkomsten .
* **Besparingslogica:** De besparingslogica bij de overheid zette zich voort, met de toepassing van "New Public Management" .
> **Tip:** De financiële crisis van 2008 toonde de onderlinge verwevenheid van de wereldeconomie en de noodzaak van internationale samenwerking, maar ook de uiteenlopende antwoorden op economische crises, met name tussen de Keynesiaanse en de neoliberale benadering. De crisis heeft de Belgische staatsschuld aanzienlijk doen toenemen en de discussie over besparingen verder aangezwengeld.
---
# De communautaire breuklijn en staatshervormingen
Dit deel van het document analyseert de communautaire spanningen in België en de opeenvolgende staatshervormingen die leidden tot de huidige federale structuur, met aandacht voor de rol van regio's en gemeenschappen [26](#page=26).
### 2.1 Evolutie van de Belgische staat
#### 2.1.1 De staatshervormingen: een overzicht
België onderging verschillende staatshervormingen, die de basis legden voor het huidige federale systeem. Deze hervormingen waren een reactie op de groeiende communautaire spanningen en de erkenning van de Vlaamse en Franstalige gemeenschappen [26](#page=26).
#### 2.1.2 De eerste staatshervorming .
De eerste staatshervorming, die voortkwam uit de verklaring van Eerste Minister Gaston Eyskens over de Grondwetsherziening in 1970, introduceerde het concept van gemeenschappen, aanvankelijk bevoegd voor cultuur. De Volksunie pleitte voor federalisme, amnestie en economische autonomie voor Vlaanderen [26](#page=26).
#### 2.1.3 De tweede staatshervorming .
De tweede staatshervorming, met de bijzondere wet van 8 augustus 1980, bracht de gewesten tot stand, bevoegd voor economie en ruimtelijke ordening. De gemeenschappen behielden hun bevoegdheden en breidden deze uit naar persoonsgebonden materies. De regio's kregen bevoegdheden voor economie, ruimtelijke ordening en subsidies. Brussel werd aanvankelijk "in de koelkast" geplaatst vanwege de complexiteit van de communautaire verhoudingen aldaar. De gewestraden en deelregeringen werden opgericht [27](#page=27) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 2.1.4 De derde staatshervorming .
De derde staatshervorming breidde de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen verder uit en omvatte ook de financieringswet. Onderwijs werd overweldigend overgeheveld naar de gemeenschappen. De "ideologische alarmbelprocedure" werd ook ingevoerd op gemeenschapsniveau. Brussel kreeg in 1989 een geweststatus met beperkingen, zoals pariteit in de regering en vaste vertegenwoordiging in het parlement [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 2.1.5 De vierde staatshervorming .
De vierde staatshervorming, die de grondwet hernummerde, definieerde België expliciet als een federale staat bestaande uit gemeenschappen en gewesten. Er kwam een einde aan dubbelmandaten en de Senaat verloor bevoegdheden. De provincie Brabant werd gesplitst. De hervorming voorzag in pistes voor de toekomst, zoals de constitutieve autonomie van regionale parlementen en de toewijzing van residuaire bevoegdheden aan de gewesten [41](#page=41).
#### 2.1.6 De vijfde staatshervorming (2000-2001)
De vijfde staatshervorming, die voornamelijk via bijzondere wetten werd gerealiseerd, kende de gewesten bevoegdheden toe inzake organieke wetgeving van gemeenten en provincies. De financieringswet werd aangepast, en er was compensatie voor het Franstalig onderwijs. De bevoegdheden van de gewesten namen toe, wat leidde tot meer fiscale autonomie. Brussel kreeg op gewestelijk niveau meer erkenning, maar de gemeentelijke verhoudingen bleven complex [43](#page=43).
#### 2.1.7 De zesde staatshervorming (2007-2011)
De zesde staatshervorming, grotendeels gedreven door het probleem van Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV), resulteerde in een compromis dat de financieringswet ingrijpend veranderde. Hierbij ging een groter deel van de fiscaliteit naar de gewesten. Ook werd de federale sociale zekerheid ontmanteld, met de overdracht van de kinderbijslag naar de gemeenschappen. Deze hervorming leidde tot een verdere versnippering van België [49](#page=49) [51](#page=51) [52](#page=52).
### 2.2 De structuur van de federale staat
#### 2.2.1 Gewesten en Gemeenschappen
De staatshervormingen creëerden een structuur met twee niveaus van deelstaten: gewesten en gemeenschappen. De gewesten zijn bevoegd voor economie, ruimtelijke ordening en grote vergunningen. De gemeenschappen zijn bevoegd voor cultuur, onderwijs en persoonsgebonden materies [27](#page=27).
* **Gewesten:**
* Vlaams Gewest [27](#page=27).
* Waals Gewest [27](#page=27).
* Brussels Hoofdstedelijk Gewest [36](#page=36).
* **Gemeenschappen:**
* Vlaamse Gemeenschap (Nederlandstalig) [27](#page=27).
* Franse Gemeenschap (Franstalig) [27](#page=27).
* Duitstalige Gemeenschap [31](#page=31).
#### 2.2.2 Het federalisme van gelijken
Het Belgische federalisme is een "federalisme van gelijken". Dit betekent dat de federale regering minder autonomie heeft en verplicht is tot overleg met de deelstaten. Het federale parlement kan geen wetten doordrukken tegen de meerderheid van een taalgroep [28](#page=28) [29](#page=29).
#### 2.2.3 Exclusieve bevoegdheden
De federale en deelstaatparlementen hebben exclusieve bevoegdheden op hun eigen grondgebied [29](#page=29).
#### 2.2.4 Bijzondere meerderheidswetten
Bijzondere meerderheidswetten vereisen een tweederdemeerderheid van de stemmen en een meerderheid binnen elke taalgroep. Ze dienen om een eenzijdige Vlaamse meerderheid te voorkomen en om staatshervormingen soepeler te laten verlopen zonder nieuwe verkiezingen [29](#page=29) [30](#page=30) [36](#page=36).
#### 2.2.5 De alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure is een mechanisme dat is ingesteld om te voorkomen dat wetten worden aangenomen die driekwart van een taalgroep niet wil. Een voorstel of ontwerp kan hierdoor naar de regering worden verwezen. Deze procedure speelt een cruciale rol in intercommunautaire onderhandelingen en kan leiden tot politieke impasses [30](#page=30) [47](#page=47).
#### 2.2.6 De rol van Brussel
Brussel is een complex knooppunt in de Belgische federale structuur. Hoewel het een eigen gewest is, zijn er specifieke regelingen met betrekking tot de pariteit tussen Franstaligen en Nederlandstaligen in de regering en vertegenwoordiging in het parlement. De gemeenschappen oefenen hun bevoegdheden in Brussel uit via gemeenschapscommissies [36](#page=36) [40](#page=40).
### 2.3 Financiële aspecten van het federalisme
#### 2.3.1 Financiering van deelstaten
De financieringswetten bepalen hoe de middelen worden verdeeld tussen de federale overheid en de deelstaten. De deelstaten hebben steeds meer fiscale autonomie verkregen [39](#page=39) [43](#page=43).
#### 2.3.2 De overdracht van middelen
Er is een aanzienlijke overdracht van middelen van de federale overheid naar de gemeenschappen en gewesten geweest, wat de federale begroting onder druk heeft gezet. De financiële situatie van Wallonië, de Franse Gemeenschap en Brussel wordt als precairder beschouwd binnen het "federalisme van gelijken" [43](#page=43) [50](#page=50).
### 2.4 Specifieke dossiers en conflicten
#### 2.4.1 Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV)
Het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde was een langdurig conflictpunt dat de staatshervormingen bemoeilijkte. De splitsing van dit kiesarrondissement was noodzakelijk voor de verdere staatshervormingen, maar leidde tot politieke impasses en polarisatie. Het probleem werd uiteindelijk opgelost in het kader van de zesde staatshervorming [44](#page=44) [46](#page=46) [47](#page=47) [49](#page=49).
#### 2.4.2 De rol van de Senaat
De Senaat heeft door de staatshervormingen aanzienlijk aan bevoegdheden ingeboet [41](#page=41).
### 2.5 Evaluatie en toekomstperspectieven
De opeenvolgende staatshervormingen hebben geleid tot een complex federaal België met meerdere bestuursniveaus. De toenemende bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen hebben echter ook geleid tot uitdagingen op het gebied van coördinatie, financiering en solidariteit tussen de deelstaten. De politieke landschap is sterk versnipperd, wat het vormen van meerderheden voor verdere staatshervormingen bemoeilijkt [50](#page=50) [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54).
> **Tip:** Begrijp de onderlinge relatie tussen gemeenschappen en gewesten, evenals de specifieke rol en problematiek van Brussel. De alarmbelprocedure en bijzondere meerderheidswetten zijn cruciale instrumenten in het Belgische staatshervormingsproces.
> **Example:** De invoering van het "federalisme van gelijken" heeft ervoor gezorgd dat de federale regering niet zomaar beslissingen kan opleggen aan de deelstaten, wat leidt tot een grotere noodzaak aan overleg en consensus [28](#page=28).
---
# Ethische kwesties op de politieke agenda
Dit onderwerp behandelt de impact van ethische kwesties en symbolische dossiers op de Belgische politiek, met een specifieke focus op het Brussels-Halle-Vilvoorde (BHV) kiesarrondissement als casestudy van een politiek gevoelig dossier dat leidde tot staats hervormingen [44](#page=44).
### 3.1 Het Brussels-Halle-Vilvoorde (BHV) dossier
Het BHV-dossier was een sluimerend dossier sinds de taalgrens in 1963 dat uitgroeide tot een "doos van Pandora" met betrekking tot de hervorming van de kieswetgeving. De kern van het probleem lag in de indeling van arrondissementen ten opzichte van provincies [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 3.1.1 De problematiek van BHV
* **Oorspronkelijke situatie:** BHV was een gerechtelijk arrondissement en een van de drie kieskringen van de oude provincie Brabant, goed voor 22 zetels in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Na de splitsing van de provincie Brabant in 1995 bleven de kieskringen relevant voor de Kamer. Dit creëerde een situatie waarin Franstalige en Nederlandstalige partijen in BHV zowel Franstalige als Nederlandstalige kiezers konden aanspreken [44](#page=44).
* **Aparentering:** Sinds 1919 werd de "aparentering" ingevoerd, een lijstverbinding tussen arrondissementen binnen dezelfde provincie. Dit betekende dat stemmen van Franstalige liberalen en Waals-Brabantse partijen in BHV werden samengevoegd, net als die van Groen! (Agalev). Een nadeel van de aparentering was de moeilijke voorspelbaarheid van de verdeling van restzetels [44](#page=44).
* **Politieke motivatie:** De hervorming van de kieswetgeving in BHV werd mede ingegeven door liberale en socialistische partijen om de CVP (later CD&V) te raken, die sterk stonden in gemeentebesturen en via hun achterban. Men hoopte dat de CVP een "genadeslag" zou krijgen. Voor deze verandering was geen bijzondere meerderheid of herziening van de Grondwet nodig [44](#page=44).
* **Brussel en de Rand:** In Brussel stemt 85-90% Franstalig. Vlaamse Brusselaars hadden stemmen uit de Rand nodig om verkozen te raken. De Rand kent echter ongeveer 50.000 Franstalige kiezers, wat ertoe leidde dat PS, MR, cdH en Défi campagne voerden in de Rand [45](#page=45).
* **Systeem van overlopende vaten:** Om het probleem van stemmencompensatie op te lossen, werd een systeem van "overlopende vaten" voorgesteld. Het idee was om kleine kieskringen samen te voegen om de verkiezingsuitslag voorspelbaarder te maken. Het voorgestelde systeem zou leiden tot een grotere vertegenwoordiging van Brusselse politici [45](#page=45) [46](#page=46).
#### 3.1.2 Juridische en politieke obstakels
* **Grondwettelijk Hof:** In 2002/2003 schorste het Grondwettelijk Hof de hervorming van Verhofstadt. Inwoners van de kieskring Leuven stapten naar het Hof omdat ze niet zeker waren van hun vertegenwoordiging op basis van hun bevolkingsgewicht. Het Hof bevestigde dit en de oplossing werd vernietigd [46](#page=46).
* **Zuiverheid van de oplossing:** De splitsing van BHV hoefde niet "zuiver" te zijn, maar er moest wel een "welkome" marge voor politieke oplossingen zijn. Een zuivere oplossing voor BHV zou betekenen dat politici uit Brussel geen stemmen meer konden halen in Halle-Vilvoorde, wat de Vlaamse Beweging wilde. Dit zou ook betekenen dat inwoners van faciliteitengemeenten in de rand rond Brussel niet meer konden stemmen op politici van hun keuze. Het Hof oordeelde echter dat er ruimte was voor een oplossing, mede vanwege de Nederlandstalige minderheid in Brussel [46](#page=46).
* **Polarisatie:** CD&V, destijds in de oppositie, zag de hervorming als een poging om hen kleiner te maken en radicaliseerde zich. Samen met N-VA, in een kartel, voerden zij campagne over BHV. Dit leidde tot een periode van polarisatie met het Vlaams Belang dat de zaak aankaartte. De kwestie BHV bleef tien jaar stil [46](#page=46) [48](#page=48).
#### 3.1.3 De alarmbelprocedure en de zesde staatshervorming
* **Alarmbelprocedure:** Sinds de staatshervorming van 1970 kon er zonder de Franstaligen niets worden gedaan; er moest met hen worden onderhandeld. De alarmbelprocedure, die werd ingeroepen omdat quasi alle Franstalige partijen tegen de hervorming waren, voorkomt dat één gemeenschap zijn wil oplegt aan de andere. Dit leidde tot een bom in de koelkast, gevolgd door mislukte gesprekken, een bom op tafel van de regering, en uiteindelijk verkiezingen in 2010. Door het migrantenstemrecht waren er genoeg Vlaamse zetels om bijvoorbeeld BHV te beïnvloeden, en genoeg Franstalige zetels om tegen te stemmen [47](#page=47).
* **Polarisatie en impasse:** De periode van polarisatie werd versterkt doordat CD&V en N-VA in 2007 samen 30 zetels haalden en probeerden een regering te vormen zonder de nodige 2/3 meerderheid voor staats hervormingen. Het kartel tussen CD&V en N-VA brak in 2010, waarna N-VA een kleiner aantal zetels behaalde en niet deelnam aan de regering. Dit leidde tot een politieke impasse van 2010 tot 2011 [48](#page=48) [49](#page=49).
* **De zesde staatshervorming:** Om een 2/3 meerderheid, inclusief een meerderheid per taalgroep, te bekomen voor een staatshervorming, was de deelname van bijna alle politieke partijen vereist. De zesde staatshervorming werd uiteindelijk tot stand gebracht door acht politieke partijen aan tafel. Het BHV-dossier werd opgelost via een compromis [49](#page=49).
#### 3.1.4 Essentiële akkoorden van de zesde staatshervorming
De zesde staatshervorming omvatte fundamentele veranderingen naast de oplossing van BHV. De belangrijkste punten waren [49](#page=49):
* **Financieringswet:** Een wet die ervoor zorgde dat Wallonië op termijn middelen zou verliezen als de opbrengst van personenbelasting lager bleef, doordat een groter deel van de fiscaliteit naar de gewesten ging [49](#page=49).
* **Overdracht kinderbijslag (sociale zekerheid):** De ontmanteling van de federale sociale zekerheid, waarbij de zorg voor ouderen naar Vlaanderen ging en de kinderbijslag naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) [49](#page=49).
> **Tip:** Het BHV-dossier illustreert hoe een symbolisch gevoelig dossier, ook al is de directe impact minder groot dan de symbolische waarde, politieke instabiliteit kan veroorzaken en kan leiden tot fundamentele staats hervormingen. Het toont ook het belang van onderhandelingen tussen gemeenschappen en de rol van het Grondwettelijk Hof in het Belgische politieke landschap [44](#page=44).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Legitimiteitscrisis | Een periode waarin het vertrouwen in de overheid of politieke instellingen significant afneemt, wat kan leiden tot maatschappelijke instabiliteit en onrust. |
| Sociaal-economische breuklijn | Een fundamentele scheiding binnen de samenleving die gebaseerd is op economische status, inkomen, bezit van kapitaal versus arbeid, en die vaak leidt tot politieke en sociale spanningen. |
| Keynesiaanse staat | Een economisch concept gebaseerd op de theorieën van John Maynard Keynes, waarbij de overheid een actieve rol speelt in het reguleren van de economie, met name door overheidsuitgaven om vraag te stimuleren en werkgelegenheid te bevorderen tijdens economische neergang. |
| Stagflatie | Een economische situatie die wordt gekenmerkt door zowel hoge inflatie als economische stagnatie (lage groei en hoge werkloosheid) tegelijkertijd. |
| Neoliberalisme | Een economische en politieke ideologie die pleit voor een minimale rol van de staat in de economie, met nadruk op vrije markten, privatisering, deregulering en lagere belastingen. |
| Monetarisme | Een economische theorie die de geldhoeveelheid als de belangrijkste determinant van economische activiteit beschouwt, met de nadruk op het beheersen van inflatie door middel van monetair beleid. |
| Globalisering | Het proces van toenemende wereldwijde economische, politieke en culturele integratie, gekenmerkt door een verhoogde internationale handel, kapitaalstromen en culturele uitwisseling. |
| Andersglobalisme | Een sociale beweging die kritisch staat tegenover de negatieve effecten van globalisering en pleit voor een meer rechtvaardige en duurzame wereldwijde economische orde, met aandacht voor sociale rechtvaardigheid en milieubescherming. |
| Witte crisis | Een periode van diep maatschappelijk wantrouwen en protest, vaak veroorzaakt door schandalen, corruptie of gebrekkige rechtsbedeling, wat leidt tot brede volkswoede en roep om hervormingen. |
| Federale staat | Een staatsvorm waarbij de soevereiniteit is verdeeld tussen een centrale (federale) overheid en deelstaten (regio's of gemeenschappen), die elk eigen bevoegdheden hebben. |
| Staatshervorming | Een proces van constitutionele wijzigingen en overdracht van bevoegdheden van de federale overheid naar de deelstaten (regio's en gemeenschappen) in een federale staat, teneinde de structuur en machtsverdeling aan te passen. |
| Alarmbelprocedure | Een constitutioneel mechanisme dat partijen in staat stelt om een wetgevingsvoorstel te blokkeren als zij menen dat hun fundamentele belangen of die van hun gemeenschap worden geschaad, wat leidt tot een politieke crisis of onderhandelingen. |
| Gewest | Een van de geografische en administratieve entiteiten binnen een federale staat, die specifieke bevoegdheden heeft op gebieden zoals economie, ruimtelijke ordening en werkgelegenheid. |
| Gemeenschap | Een entiteit binnen een federale staat die bevoegdheden heeft op persoonsgebonden domeinen zoals cultuur, onderwijs en gezondheidszorg, vaak gebaseerd op taal of culturele identiteit. |
| Grondwettelijk Hof | Een rechterlijke instantie die bevoegd is om de grondwettelijkheid van wetten en decreten te toetsen, en toezicht houdt op de naleving van de grondwet en de verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende overheidsniveaus. |
| Bijzondere meerderheidswet | Een wet die vereist dat een gekwalificeerde meerderheid, vaak tweederde van de stemmen en een meerderheid binnen elke taalgroep, wordt behaald om goedgekeurd te worden, wat nodig is voor constitutionele hervormingen en gevoelige wetgeving. |
| Pariteit | Het principe van gelijke vertegenwoordiging tussen verschillende groepen, zoals taalgroepen of politieke partijen, binnen overheidsorganen of besluitvormingsprocessen. |
| Dubbel mandaat | Een situatie waarin een politicus tegelijkertijd lid is van twee verschillende parlementen, bijvoorbeeld een gewestelijk en een federaal parlement, wat later is afgeschaft om de autonomie en verantwoordelijkheid van de parlementen te vergroten. |
| Financieringswet | Een wet die de verdeling van financiële middelen en belastingsbevoegdheden tussen de federale overheid en de deelstaten regelt, en die essentieel is voor de autonomie en het functioneren van de regio's en gemeenschappen. |
| Consitutieve autonomie | Het recht van regionale parlementen om de organisatie en werking van hun eigen instellingen binnen bepaalde grenzen zelf te regelen. |
| Residuaire bevoegdheden | Bevoegdheden die niet expliciet aan de federale staat, regio's of gemeenschappen zijn toegewezen en die daarom aan een bepaald niveau van bestuur kunnen worden toegekend. |
| Inschrijvingsrecht | Een recht dat Franstaligen in facilitatengemeenten in Vlaanderen toestond zich administratief in te schrijven in Brussel, wat leidde tot politieke spanningen rond stemrecht en territoriale indeling. |
| Overlopende vaten | Een politiek compromis dat kandidaten uit Brussel toestaat op lijsten in aangrenzende kieskringen te staan, en vice versa, om zo representatie te waarborgen in een complex kieslandschap. |
| Verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers | De periodieke verkiezingen voor het federaal parlement in België, waarbij de zetelverdeling de politieke machtsverhoudingen in het land weerspiegelt. |
| Syntheseakkoord | Een politiek akkoord dat tot stand komt na langdurige onderhandelingen en dat de belangrijkste afspraken bevat over staatshervormingen, bevoegdheidsoverdrachten en financiering tussen de verschillende politieke partijen en niveaus van bestuur. |
| Kinderbijslag | Een uitkering die gezinnen met kinderen ontvangt om de kosten van kinderopvang te ondersteunen; in België is deze bevoegdheid na staatshervormingen overgedragen aan de gemeenschappen. |
| Coördinatiecommissie | Een commissie die instaat voor de coördinatie van bevoegdheden en beleid tussen verschillende overheidsniveaus of gemeenschappen, bijvoorbeeld de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in Brussel. |
| Ethische kwesties | Maatschappelijke of politieke vraagstukken die betrekking hebben op morele principes, waarden en normen, zoals abortus, euthanasie, homohuwelijk en gelijke rechten. |
| Secularisering | Het proces waarbij religie en kerkelijke invloed in de samenleving afnemen ten gunste van seculiere normen en waarden, en de scheiding tussen kerk en staat wordt versterkt. |
| Feminisme | Een beweging en ideologie die streeft naar gendergelijkheid en de emancipatie van vrouwen, en die zich richt op het bestrijden van discriminatie en het bevorderen van gelijke rechten en kansen. |
| Huwelijk van hetzelfde geslacht | De wettelijke erkenning van het huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht, wat een belangrijke ethische en juridische kwestie is geweest in veel landen. |
| Euthanasie | Het opzettelijk beëindigen van iemands leven om lijden te verlichten, onder strikte medische en wettelijke voorwaarden; een gevoelig ethisch en juridisch debat. |
| Migrantenstemrecht | Het recht voor niet-burgers, zoals migranten, om te stemmen bij verkiezingen, wat een debat is geweest over de integratie en democratische participatie van nieuwkomers. |
| Politieke breuklijn | Een fundamentele scheiding binnen de politiek die gebaseerd is op ideologische, culturele of sociale verschillen, en die de politieke dynamiek en partijvorming in een land beïnvloedt. |
| Communautaire breuklijn | Een politieke scheiding binnen een staat die gebaseerd is op taal, cultuur of etnische identiteit, en die vaak leidt tot spanningen tussen verschillende gemeenschappen en de roep om autonomie of federalisme. |
| Levensbeschouwelijke breuklijn | Een scheiding in de samenleving gebaseerd op verschillen in levensbeschouwing, religieuze overtuiging of filosofische opvattingen, die politieke en sociale meningsverschillen kan veroorzaken. |