Cover
Comença ara de franc 04_barrieres.pdf
Summary
# Barrières tegen micro-organismen en de normale flora
Dit onderwerp behandelt de verschillende barrières die het lichaam heeft om micro-organismen buiten te houden en de rol van de normale flora als onderdeel van deze bescherming [1](#page=1).
### 1.1. Inleiding tot barrières en normale flora
Het lichaam is voortdurend blootgesteld aan micro-organismen uit de omgeving, maar slechts zelden leidt dit tot kolonisatie of infectie. Het lichaam beschikt over barrières die kolonisatie en infectie tegengaan.
De huid en slijmvliezen herbergen grote aantallen micro-organismen die de 'normale' microflora vormen. De samenstelling van deze flora is locatie-specifiek en aangepast aan de fysicochemische kenmerken van de omgeving. Deze flora is niet alleen een onderdeel van de niche, maar biedt ook weerstand tegen verstoring, wat een belangrijke barrièrefunctie inhoudt. Meer pathogene bacteriën kunnen de normale flora verstoren en overgroeien, terwijl verstoringen in barrièrefuncties frequente oorzaken zijn van infecties. Langdurige verstoring van de gezonde flora (dysbiose) wordt steeds vaker behandeld met flora-herstellende maatregelen in plaats van antibiotica [1](#page=1) [4](#page=4).
### 1.2. Soorten barrières tegen micro-organismen
De barrières van het lichaam tegen micro-organismen zijn mechanisch (belang van de flow), chemisch, microbiologisch (belang van de flora) en immunologisch van aard [1](#page=1) [5](#page=5).
#### 1.2.1. Fysische barrières (mechanische)
Fysische barrières scheiden het lichaam van de externe omgeving [6](#page=6).
* **Meerlagig epitheel:** Dit omvat de huid, haren en nagels. De huid is een sterke, meerlagige barrière die is afgedekt met een dode cellaag, wat penetratie door intacte huid door virussen bemoeilijkt. Defecten in het huidepitheel kunnen leiden tot penetratie door micro-organismen [6](#page=6).
* **Slijmvliezen:** Deze bekleden de luchtwegen, urinewegen, het gastro-intestinaal kanaal en de geslachtsorganen. Slijmvliezen bestaan vaak uit levende cellen, soms éénlagig, om gas- en voedingstoffenuitwisseling mogelijk te maken, maar deze levende cellen vormen een ingangspoort voor virussen [6](#page=6).
* **Spoelfunctie:** Een continue stroom van mucus helpt bij het afvoeren van micro-organismen [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Snelle celturnover:** Cellen in bijvoorbeeld de darm worden snel afgestoten en vervangen (3-4 dagen), wat herkolonisatie bemoeilijkt [6](#page=6).
* **Aanhechtingsmogelijkheden:** Bacteriën kunnen zich op slijmvliezen alleen aanhechten via specifieke adhesiemoleculen [7](#page=7).
* **Schilfering:** De voortdurende afschilfering van epithelia vereist constante herkolonisatie door bacteriën, behalve op tandglazuur, wat benadrukt waarom tandenpoetsen belangrijk is [7](#page=7).
#### 1.2.2. Chemische barrières
Chemische barrières omvatten omgevingsfactoren en specifieke stoffen [8](#page=8).
* **Omgevingsfactoren:**
* **Aanwezigheid/afwezigheid van zuurstof:** Lage zuurstofspanning in diepe haarfollikels, het colon lumen of tandplaque creëert anaerobe milieus [8](#page=8).
* **Zuurtegraad:** Een zure omgeving, zoals in de vagina en maaginhoud, remt veel micro-organismen [8](#page=8).
* **Aanwezige metabole bronnen:** positieve invloeden en negatieve invloeden
* positieve invloeden:
* **Vagina:** Glycogeen wordt door acidofiele lactobacillen omgezet in lactaat (melkzuur), wat de pH zuur houdt [8](#page=8).
* **Dikdarm:** Grote hoeveelheden onverteerd voedselmateriaal ondersteunen een complex microbiologisch systeem [8](#page=8).
* negatieve invloeden: wat voor een bepaalde soort positief is is voor de andere negatief
* **Hormonale invloeden:** Hormonen beïnvloeden het metabolisme en daarmee de huid (vetten, sebum) en vaginale epitheelcellen (glycogeen) [8](#page=8).
* **Antibacteriële stoffen en immuunglobulines:**
* **Lysosyme:** Een enzym dat peptidoglycanen afbreekt [8](#page=8).
* **Lipocaline/siderocaline:** Bindt bacteriële sideroforen (ijzerbindende moleculen) zodat ijzer niet door bacteriën gebruikt kan worden [8](#page=8).
* **Defensines:** Korte (max 45 AZ), kationische peptiden met hydrofobe delen voor insertie in membraan, die antimicrobieel werken door membranen te verstoren. Ze worden inactief geproduceerd en pas actief na secretie. Het aantal defensine genen varieert per individu [10](#page=10).
* *alfa-defensines* (afgescheiden door neutrofielen (neutrofiele granulocyten), macrofagen en Paneth-cellen (aanwezig in de crypts van kleine intestines))
* *bèta-defensines* (afgescheiden door epitheelcellen).
* **Dimeer IgA:** Een immuunglobuline die een rol speelt in de bescherming [8](#page=8).
#### 1.2.3. De barrièrefunctie van de normale flora (microbiologische)
De normale flora speelt een cruciale rol in de bescherming tegen micro-organismen [11](#page=11).
* **Competitie:** De flora concurreert met potentieel pathogene micro-organismen om ruimte en voedsel [11](#page=11).
* **Metabolietenproductie:** Sommige bacteriën bevorderen de groei van andere door metabolieten te produceren of de pH gunstig te beïnvloeden. Andere remmen de groei door metabolieten of bacteriocines (door bacteriën zelf aangemaakte antibiotica) [11](#page=11).
* **Kolonisatieresistentie:** De normale flora bezet niches, beïnvloedt de lokale omgeving en voorkomt zo dat andere soorten of nieuwe stammen zich kunnen vestigen [11](#page=11).
* **Overige functies:** De normale flora is ook betrokken bij de productie van vitaminen, de vertering van voedsel in het colon, en de stimulatie van het immuunsysteem [11](#page=11).
* **Bron van problemen:** De flora kan echter ook een bron zijn van geurtjes (diep en oppervlakkig), contaminatie van stalen voor onderzoek en endogene infecties [11](#page=11).
* **Stabiliteit:** De normale flora kan niet geëlimineerd worden, maar kan wel tijdelijk of langdurig gewijzigd worden [11](#page=11).
### 1.3. Barrières en microflora per lichaamsoppervlak
Verschillende lichaamsoppervlakken hebben specifieke barrières en microflora's [13](#page=13).
#### 1.3.1. Huidbarrière
De intacte huid vormt een robuuste barrière tegen infectie [13](#page=13).
* **Eigenschappen:** De huid is droog en zuur, met een gekeratiniseerd epitheel. Sebumklieren produceren vetten die lipofiele gisten voeden, en in de gehoorgang is er cerumen. Aangepaste bacteriën produceren metabolieten die andere bacteriën afremmen. De flora bestaat hoofdzakelijk uit coagulase-negatieve stafylokokken, Corynebacterium en Cutibacterium spp [13](#page=13).
* **Immuunsysteem:** Epitheliale cellen (keratinocyten) en Langerhans-cellen in de epidermis bewaken de barrière en kunnen inflammatie induceren bij gevaar [13](#page=13).
* **Verstoringen van de huidbarrière:**
* **Vocht:** Te natte huid (maceratie, occlusie) leidt tot woekering van S. aureus, gramnegatieve staven en gisten, wat kan evolueren naar infectie [14](#page=14).
* **Vet:** Te veel vet stimuleert de groei van Malassezia sp., wat schilfering (roos) veroorzaakt [14](#page=14).
* **Blokkering van klierafvoer:** Sebumstuwing veroorzaakt acne, mede door woekering van Cutibacterium [14](#page=14).
* **Defecten:** Grote huiddefecten (bv. brandwonden) leiden tot sterke kolonisatie en verhoogd infectierisico [14](#page=14).
* **Virussen:** Virussen bereiken de huid eerder via viremie en vinden een target in de huidcellen [14](#page=14).
* **Dermatofyten:** Schimmels die keratine als voedsel gebruiken en oppervlakkige huid-, nagel- en haarinfecties kunnen veroorzaken [14](#page=14).
##### 1.3.1.1. Stafylokokken op de huid
* **Coagulase-negatieve stafylokokken (bv. S. epidermidis):** Deze zijn goed aangepast aan de droge huid en veroorzaken meestal geen infectie, zelfs niet bij huidletsels. Op vreemde lichamen (protheses) kunnen ze echter biofilms vormen die moeilijk te elimineren zijn [15](#page=15).
* **S. lugdunensis:** Hoewel coagulase-negatief, is deze soort even virulent als S. aureus [15](#page=15).
* **S. aureus:** Dit is een bacterie van de mens, die zich voornamelijk nestelt in vochtige gebieden zoals de neusgang en het perineum, maar ook in de keel. Ongeveer 30% van de gezonde mensen is drager in de neus. S. aureus produceert toxines, enzymen en adhesines die invasie, afscherming en pyogene infecties mogelijk maken. Het kan ook overleven in macrofagen. Ziekten veroorzaakt door S. aureus kunnen variëren van voedselvergiftiging (door enterotoxines) tot het toxische shock syndroom (TSST) en stafylokokken scalded skin syndroom (huidloslating). Immuniteit tegen S. aureus wordt bemoeilijkt door een B-cel superantigeen (SpA), wat levenslange bescherming voorkomt [16](#page=16) [17](#page=17).
#### 1.3.2. Mondholte en bovenste luchtwegen
De mondholte en bovenste luchtwegen hebben specifieke barrières en een rijke microflora [19](#page=19).
* **Mondholte en neus:** De neusschelpen verwarmen lucht, creëren turbulentie en vangen stofdeeltjes en bacteriën op in speeksel en mucus. Hoesten, niezen en slikken zijn belangrijke afweermechanismen. Speeksel draagt bij aan vertering, buffert zuren en levert beperkte voedingsstoffen [19](#page=19).
* **Neusbijholten en middenoor:** Deze gebieden zijn grotendeels bacterievrij [19](#page=19).
* **Tanden:**
* **Gingivo-creviculaire vloeistof:** Een kleine sijpeling van serumrijk vocht in de sulcus gingivalis bevat eiwitten, immuunglobulines, complement en macrofagen [19](#page=19).
* **Tandoppervlak:** Vormt plaque, waar bacteriën glucose omzetten in zuren die glazuur oplossen (cariës). Speeksel bufferende eigenschappen en een hoog debiet helpt hierbij [19](#page=19).
* **Nasopharynx, oropharynx en tonsillen (Ring van Waldeyer):** Dit lymfoïde weefsel kan gekoloniseerd worden door potentieel pathogene bacteriën zoals meningokokken, H. influenzae, pneumokokken en S. pyogenes. Direct contact met het immuunsysteem voorkomt vaak infecties, en stammen verdwijnen weer, soms opgevolgd door andere types. Kolonisatie zonder symptomen wordt onderscheiden van infectie [20](#page=20).
* **Mondholte flora:** Grote aantallen bacteriën (ca. $10^7$ per ml speeksel, $10^9$ per mg tandplaque) komen voor, waaronder orale streptokokken [20](#page=20).
* **Bescherming diepe luchtwegen en darmkanaal:** De glottis sluit de luchtwegen af. Slijm, cilia, slikken, hoesten en niezen beschermen de diepe luchtwegen. Het darmkanaal heeft fundamenteel andere fysiologische omstandigheden, beginnend met maagzuur [20](#page=20).
#### 1.3.3. Diepe luchtwegen
De diepe luchtwegen beschikken over efficiënte afweermechanismen [27](#page=27).
* **Bescherming:** Beschermd tegen aspiratie door de glottis. Kleine deeltjes botsen tegen de wanden van bronchiën en bronchioli, waarbij alleen de allerkleinste (aerosolen) de alveoli bereiken. Ciliair epitheel en mucus vangen micro-organismen op en voeren ze af [27](#page=27).
* **Steriliteit:** De lagere luchtwegen zijn nagenoeg steriel. \_Pneumocystis jirovecii (een fungus) kan aanwezig zijn, maar veroorzaakt zelden een opportunistische pneumonie, behalve bij ernstige immuunsuppressie [27](#page=27).
* **Verhoogd risico:** Verminderde ciliaire functie (door roken, virusinfectie) of taai slijm (mucoviscidose) vergemakkelijkt bacteriële infectie. Verminderd bewustzijn verhoogt het risico op aspiratie en pneumonie [27](#page=27).
* **Immuunsysteem:** Secreties bevatten humorale en cellulaire bestanddelen van het aangeboren en verworven immuunsysteem [27](#page=27).
* **Alveolaire macrofagen:** Vormen de eerste verdedigingslinie tegen bacteriën die diep doordringen, zoals pneumokokken, \_Legionella en \_Mycobacterium tuberculosis [27](#page=27).
* **Infectie routes:** Infecties ontstaan vaak na groei in de nasopharynx en aspiratie, of direct via kleine druppeltjes (aerosol) voor soorten die de nasopharynx niet koloniseren [27](#page=27).
* **Chronische inflammatie:** Bij chronische inflammatie (bv. COPD) ontstaan anatomische en histologische afwijkingen, waardoor de diepe luchtwegen permanent gekoloniseerd kunnen raken en infectieuze opstoten kunnen optreden [28](#page=28).
* **Community vs. Hospital Acquired Pneumonia:** Enterobacteriaceae en andere gramnegatieve staven koloniseren de normale nasopharynx niet en veroorzaken zelden community-acquired pneumonie. Gehospitaliseerde patiënten, chronisch zieken en alcoholici kunnen echter drager zijn en hierdoor longontstekingen oplopen, met name ziekenhuisinfecties [28](#page=28).
##### 1.3.3.1. Bovenste en onderste luchtweginfecties (exclusief faryngitis)
Micro-organismen maken ziek ondanks barrières door verminderde barrière functie of doordat ze "professionele" invadors zijn [29](#page=29).
* **Verminderde barrière functie:** Verzwakte barrières, zoals verminderde slijmafvoer of ciliaire functie, laten kolonisatie en infectie toe [29](#page=29).
* **Virussen:** Luchtwegcellen zijn direct toegankelijk voor virussen met specifieke receptoren (bv. rhinovirussen via ICAM-1). Dit leidt tot penetratie en cellyse [29](#page=29).
* **Bacteriën:** 'Professionele' invadors zoals \_Streptococcus pyogenes, pneumokokken en \_H. influenzae hechten aan, vermenigvuldigen zich in grote aantallen, veroorzaken inflammatie, vaak geholpen door toxines [29](#page=29).
#### 1.3.4. Gastro-intestinaal stelsel
Het spijsverteringsstelsel heeft verschillende barrières en een complexe microflora [35](#page=35).
* **Mondholte:** Kan meer dan 500 verschillende species bevatten. Voeding brengt veel bacteriën mee die meestal niet ter plaatse blijven [35](#page=35).
* **Maag:** Vormt een belangrijke barrière door zijn zeer zure milieu, waarin de meeste bacteriën niet overleven. Het wegvallen van maagzuur (door ziekte of medicatie) verhoogt de gevoeligheid voor darmpathogenen. \_Helicobacter pylori is een uitzondering; het neutraliseert maagzuur met urease [35](#page=35).
* **Andere spijsverteringssappen:** Gal en andere sappen kunnen ook groei van micro-organismen afremmen [35](#page=35).
* **Darm:**
* **Tegenwerking groei:** Slijm, kneden en darmbewegingen gaan bacteriële groei tegen [35](#page=35).
* **Bevordering groei:** Grote hoeveelheden voedsel, dode darmcellen, bacteriën, metabolieten en anaerobiose bevorderen groei [35](#page=35).
* **Contact:** Veel bacteriën hebben direct contact met cellen, zitten in het slijm, of bevinden zich vrij in het lumen [35](#page=35).
* **Immuniteit:** Contact met immuuncellen en immuunglobulines vindt plaats [35](#page=35).
* **Adhesie en herkolonisatie:** Gepaste adhesines en receptoren zijn nodig voor kolonisatie van epitheel, en afschilfering van cellen vereist herkolonisatie [35](#page=35).
* **Feces:** Grote aantallen bacteriën ( $10^8$ tot $10^9$ per gram) met een unieke samenstelling worden uitgescheiden [35](#page=35).
* **Mucus in colonwand:** Een dikke laag glycoproteïnen voorkomt adherentie aan epitheelcellen. Darmcommensalen breken de suikerketens af. Dit is een mechanisme waarmee de commensale flora wordt geselecteerd [36](#page=36).
* **Complex interactiesysteem:** Er bestaat een complex systeem van gradiënten, metabole interacties, en signalen tussen bacteriën, epitheelcellen, immuuncellen en andere organen. De microbiële flora beïnvloedt de algehele conditie van het lichaam, hersenfuncties en de ontwikkeling van het immuunsysteem [36](#page=36).
#### 1.3.5. Urogenitale slijmvliezen
De urogenitale slijmvliezen hebben specifieke barrières en een beschermende flora [42](#page=42).
* **Vagina (en urethra bij vrouw):**
* **Bedreigingen:** Grote fysiologische veranderingen (menstruatiecyclus), nabijheid van de anus, invloed van sperma. Darmsoorten en \_Candida spp. kunnen tijdelijk aanwezig zijn [42](#page=42).
* **Bescherming (geslachtsrijpe periode):** Oestrogenen bevorderen een dikker epitheel en glycogeenopslag. Glycogeen is een bron voor acidofiele lactobacillen, die melkzuur produceren en zo een zure pH handhaven. Deze flora biedt kolonisatieresistentie. Na de menopauze en voor de menarche is deze flora minder dominant [42](#page=42).
* **Mannelijke genitaliën:**
* **Bescherming:** Grotere afstand van urethra tot anus, stabielere fysiologie, prostaatsecreties met antibacteriële stoffen, minder contact met anaal gebied [42](#page=42).
* **Flora:** Beperkte, gemengde aeroob-anaerobe mengflora [42](#page=42).
* **Bedreiging:** Contact met mucosa van seksuele partner met potentiële pathogenen [42](#page=42).
* **Bescherming van urinewegen tegen infectie:**
* **Mechanisch:** Wegspoelen door urinestroom; volledige lediging van de blaas is cruciaal [43](#page=43).
* **Eigenschappen van urine:** Urine is een slechte groeiomgeving (hoge osmolariteit, zure pH). Inhibitoren van bacteriële adherentie en lactoferrine (ijzercaptatie) dragen bij aan bescherming [43](#page=43).
* **Blaaswand:** Bevat inflammatoire en immunologische cellen en moleculen [43](#page=43).
* **Oorzaken urineweginfecties:** Minder goede barrières (vrouwelijke urinewegen), afvloeistoornissen (tumoren, stenen, zwangerschap, blaasverlamming, blaassondes), of uropathogene soorten (vooral uropathogene \_E. coli) [43](#page=43).
* * *
# Specifieke microflora per lichaamsoppervlak
Hieronder vindt u een gedetailleerde samenvatting over de specifieke microflora per lichaamsoppervlak, bedoeld als studiehandleiding.
## 2\. Specifieke microflora per lichaamsoppervlak
Dit deel van de studiehandleiding beschrijft de specifieke microflora die voorkomt op verschillende lichaamsoppervlakken, waaronder de huid, de luchtwegen, het maag-darmkanaal en het urogenitale stelsel.
### 2.1 Huidbarrière
De intacte huid vormt een zeer effectieve barrière tegen infecties door bacteriën en virussen. De huid biedt een droge en zure omgeving door gekeratiniseerd epitheel. Speeksel en afscheidingen van talgklieren bevochtigen bepaalde gebieden. Talgklieren produceren vetten die lipofiele gisten zoals \_Malassezia ondersteunen. In de gehoorgang komt ook oorsmeer (cerumen) voor. Aangepaste bacteriën op de huid produceren metabolieten die de groei van onaangepaste bacteriën remmen. De microflora van de huid bestaat voornamelijk uit coagulase-negatieve stafylokokken, \_Corynebacterium en \_Cutibacterium spp., die in grote aantallen aanwezig zijn. Andere soorten zijn transiënt en verdwijnen snel. In vochtigere niches, vaak dichter bij lichaamsopeningen en slijmvliezen, is er meer variatie, inclusief \_S. aureus en \_Acinetobacter [13](#page=13).
Epitheelcellen van de huid, zoals keratinocyten, uiten receptoren van het aangeboren immuunsysteem (TLR, NOD, mannose receptoren) die PAMPs herkennen. Langerhanscellen in de epidermis bewaken de barrière en induceren inflammatie bij gevaar. De huid biedt over het algemeen een uitstekende bescherming tegen indringers [13](#page=13).
#### 2.1.1 Stafylokokken
* **Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS)**: Vaak aangeduid als \_S. epidermidis (de meest voorkomende soort), zijn goed aangepast aan de droge huidomgeving en talrijk aanwezig. Ze veroorzaken doorgaans geen infecties, zelfs niet bij grote huidletsels. Echter, op vreemde voorwerpen zoals protheses kunnen ze een biofilm vormen die moeilijk te bestrijden is met het immuunsysteem of antibiotica [15](#page=15).
* ***S. lugdunensis****: Hoewel niet primair op de huid voorkomend, is het een CNS-soort met een virulentie vergelijkbaar met \_S. aureus [15](#page=15).*
* ***S. aureus****: Deze bacterie produceert het coagulase-enzym en is dus coagulase-positief [15](#page=15).*
> ***Tip:*** *Het belang van CNS op protheses benadrukt de rol van biofilms in infectieziekten.*
#### *2.1.2 S. aureus*
* ***Bron, reservoir en overdracht****: \_S. aureus is een menselijke bacterie (zelden ook huisdieren). De droge huid is geen ideale habitat, maar vochtige gebieden zoals de neusgang en het perineum wel. Ongeveer 30% van de gezonde mensen draagt \_S. aureus in de neus, wat dynamisch is met langdurige dragers, negatieve dragers en mensen die negatief worden. Vanuit dit reservoir kunnen andere lichaamsdelen, zoals vingers, gecontamineerd raken. De bacterie kan ook langdurig overleven op droge oppervlakken in de omgeving van 'strooiers' of na contact. Mensen met huid- of luchtweginfecties zijn ook bronnen. Overdracht vindt plaats via druppels en contact (direct en indirect, inclusief oppervlakken) [16](#page=16).*
* ***Pathogenese****: \_S. aureus produceert toxines, enzymen, adhesines en factoren die het immuunsysteem ontwijken. Dit maakt invasie van cellen en weefsels mogelijk, afscherming en het veroorzaken van pyogene infecties. De bacterie kan ook overleven in macrofagen (eventueel als 'small-colony variants' of persisters), waardoor het beschermd is tegen immuuncellen en sommige antibiotica, en via de bloedbaan naar andere organen verspreid kan worden met metastatische infecties als gevolg [16](#page=16).*
* ***Ziekten door extra toxines****:*
* ***Enterotoxines****: Veroorzaken voedselintoxicaties; de ziekte wordt veroorzaakt door het toxine in het voedsel, niet door de bacterie zelf [16](#page=16).*
* ***TSST (Toxic Shock Syndrome Toxin)****: Veroorzaakt toxische shock, met symptomen zoals shock, diarree en latere schilfering van handpalmen en voetzolen (tamponziekte) [16](#page=16).*
* ***Stafylokokken Scalded Skin Syndrome****: Gekenmerkt door loslating van de huid [16](#page=16).*
### *2.2 Mondholte en bovenste luchtwegen*
*De mondholte en neus spelen een rol bij het verwarmen van de lucht, turbulentie voor het afvangen van stofdeeltjes en bacteriën in speeksel en slijm, hoesten, niezen en slikken. De speekselstroom draagt bij aan de spijsvertering, buffert zuren geproduceerd door bacteriën en levert geringe hoeveelheden voedingsstoffen. Neusbijholten en middenoor zijn grotendeels bacterievrij [19](#page=19).*
#### *2.2.1 Tanden*
*Het tandoppervlak is uniek omdat het niet afschilfert, waardoor plaque (bacterielagen) zich kan vormen. Bepaalde bacteriën zetten glucose om in zure metabolieten die glazuur oplossen en cariës veroorzaken. De gingivo-creviculaire vloeistof in de sulcus gingivalis sijpelt serumrijk vocht met eiwitten, immunoglobulines, complement en macrofagen. Speeksel heeft een bufferende werking, een lage eiwitconcentratie en een relatief hoge doorstroming (flow) [19](#page=19).*
#### *2.2.2 Nasopharynx, oropharynx en tonsilregio*
*Dit gebied, inclusief de ring van Waldeyer (lymfoid weefsel met tonsillen), heeft crypten die contact maken met het immuunsysteem. Het is een plaats van kolonisatie (zonder ziekte) met potentieel pathogene micro-organismen zoals meningokokken, \_H. influenzae, pneumokokken en \_S. pyogenes. Door direct contact met het immuunsysteem ontstaan zelden infecties en verdwijnen de stammen weer, vaak opgevolgd door een ander type. De aanwezigheid van deze bacteriën staat niet gelijk aan een infectie zolang er geen symptomen zijn [20](#page=20).*
*In de mondholte bevinden zich grote aantallen bacteriën (ongeveer $10^7$ per ml speeksel, $10^9$ per mg tandplaque) uit diverse genera, waaronder orale streptokokken (voorheen \_Streptococcus viridans-groep). Meer distaal worden de aantallen beperkt door beschermingsmechanismen van de diepere luchtwegen (glottis, slijm, cilia, slikken, hoesten, niezen) en het maagzuur van het beginnende maag-darmkanaal [20](#page=20).*
#### *2.2.3 Streptokokken*
*Streptokokken zijn medisch onder te verdelen in drie groepen: de pyogene groep, S. pneumoniae, en de S. viridans-groep [21](#page=21).*
##### *2.2.3.1 S. pyogenes (Groep A Lancefield streptococcus)*
* ***Bron, reservoir en overdracht****: \_S. pyogenes is een tijdelijke bewoner van de nasopharynx van de mens. Overdracht vindt plaats via druppels en geïnfecteerde huidletsels. Na contact kan de bacterie zich in de keel handhaven en ziekte of dragerschap veroorzaken. Immuniteit is type-specifiek; na het ontwikkelen van immuniteit verdwijnt de bacterie weer. Dit verklaart deels waarom complicaties vroeger vaker voorkwamen dan nu [23](#page=23).*
* ***Pathogenese****: Bevat veel virulentiefactoren zoals adhesines, toxines, immuun ontwijkende moleculen, weefseldestructieve enzymen en kan intracellulair overleven. Sommige toxines worden door fagen gemedieerd [23](#page=23).*
* ***Infecties****:*
* ***Keelontsteking****: De belangrijkste bacteriële verwekker [23](#page=23).*
* ***Huid- en weke deleninfecties****: Impetigo, cellulitis, necrotiserende fasciitis ('vleesetende bacterie') [23](#page=23).*
* ***Scarlatina (roodvonk)****: Een zeldzame kinderziekte [23](#page=23).*
* ***Andere infecties****: Oor, neus, keel (NKO) infecties, artritis [23](#page=23).*
* ***'Niet-pyogene' complicaties****: Op afstand van de infectiehaard, veroorzaakt door immuuncomplexen (glomerulonefritis) of kruisreactiviteit van antilichamen (artritis, hartklepletsels, acuut reuma). Toxines kunnen ook een rol spelen (roodvonk) [23](#page=23).*
* ***S. dysgalactiae****: Vergelijkbaar met \_S. pyogenes in biologie, voorkomen en infecties, maar minder frequent en met minder ernstige complicaties [23](#page=23).*
##### *2.2.3.2 Orale streptokokken (S. viridans-groep)*
*Dit is een grote groep 'niet-virulente' streptokokken die voornamelijk in de mond voorkomen. Ze worden vaak aangeduid als orale of vergroenende streptokokken. S. pneumoniae wordt biologisch tot de orale streptokokken gerekend, maar is door de verwerving van 'pathogenicity islands' sterk pathogeen geworden [25](#page=25) [30](#page=30).*
* ***Bron, reservoir en overdracht****: Reservoir is de nasopharynx en andere slijmvliezen; overdracht via druppels of slijmvliescontact [25](#page=25).*
* ***Infecties****: Over het algemeen weinig pathogeen, maar kunnen deel uitmaken van gemengde flora bij abcessen (bv. odontogeen). \_Endocarditis lenta of subacuta kan optreden na transiënte bacteriëmie (bij tandmanipulaties, maar ook bij dagelijkse activiteiten zoals bijten en kauwen) in aanwezigheid van een beschadigde hartklep [25](#page=25).*
* ***Pathogenese****: \_S. mutans speelt een belangrijke rol bij cariës door lactaatproductie die glazuur oplost. Glucanen, externe polysacchariden, helpen de bacterie zich te hechten aan tandoppervlakken en hartklepletsels [25](#page=25).*
* ***Bescherming****: Tandhygiëne (plaque preventie) is belangrijk [25](#page=25).*
##### *2.2.3.3 Streptococcus pneumoniae of pneumokok*
* ***Bron, reservoir en overdracht****: Reservoir is de nasopharynx (en andere slijmvliezen) van de mens; overdracht via druppels of slijmvliescontact [30](#page=30).*
* ***Infecties****:*
* ***Invasieve infecties****: Bacteriële pneumonie, meningitis [30](#page=30).*
* ***Respiratoire infecties****: Pneumonie, bronchitis, otitis, conjunctivitis. Deze hebben een minder dramatisch verloop [30](#page=30).*
* ***Pathogenese****: Kolonisatie van de nasopharynx, gevolgd door micro-aspiratie of verspreiding naar het middenoor bij verminderde beluchting of beschadiging van ciliaire functie. Het kapsel is een efficiënt middel tegen fagocytose. De bacterie heeft ontstekingsbevorderende moleculen zoals pneumolysine. Sommige stammen zijn virulenter dan andere [30](#page=30).*
#### *2.2.4 De meningokok of Neisseria meningitidis*
* ***Bron, reservoir en overdracht****: De meningokok komt voor in de nasopharynx van mensen. Overdracht is via druppels en de bacterie overleeft niet lang in de omgeving. De meeste overdrachten leiden tot tijdelijke kolonisatie zonder infectie; dit wordt asymptomatisch dragerschap genoemd. Een infectie hangt af van de virulentie van de stam, de inoculomgrootte en de snelheid van immuniteitsopbouw. Ernstige invasieve infecties zijn zeldzaam [26](#page=26).*
* ***Pathogenese****: Beschikt over specifieke virulentiefactoren voor aanhechting en ontwijking van inflammatie en immuniteit (kapsel, anticomplementaire moleculen, snel wisselen van oppervlakteantigenen, IgAse). Kan epitheelcellen binnendringen en naar de submucosa, bloedbaan of meningeale ruimte gaan. Endotoxine (LPS) veroorzaakt een krachtige inflammatoire reactie met shock, trombopenie en bloedingen [26](#page=26).*
* ***Kapsels****: Belangrijke virulentiefactor, met serotypes A, B en C. Antistoffen tegen een serotype bieden bescherming [26](#page=26).*
> ***Tip:*** *Het 'infernal trio' (pneumokok, \_Haemophilus influenzae, \_Moraxella catarrhalis) zijn de meest voorkomende bacteriële verwekkers van luchtweginfecties, met de nasopharynx als natuurlijke biotoop [33](#page=33).*
### *2.3 Diepe luchtwegen*
*Verminderde ciliaire functie (door roken of virusinfecties) en aandoeningen zoals mucoviscidose vergemakkelijken bacteriële infecties. In de alveoli vormen alveolaire macrofagen de eerste verdedigingslinie. Infecties ontstaan vaak na groei in de nasopharynx en aspiratie, of direct via kleine druppels (aerosolen) voor pathogenen zoals \_Mycobacterium tuberculosis en \_Legionella [27](#page=27).*
> ***Tip:*** *Professionele pathogenen kunnen gezonde individuen ziek maken, terwijl conditionele pathogenen een aanleiding nodig hebben, zoals een virale infectie [34](#page=34).*
### *2.4 Gastro-intestinaal stelsel*
*De mondholte kan meer dan 500 verschillende species bevatten, maar deze bacteriën blijven niet lang ter plaatse.*
#### *2.4.1 Enterokokken*
*enterokokken komen normaal gesproken alleen in de darm voor. Ze zijn resistent tegen veel antibiotica. Pathogene infecties kunnen abcessen, urineweginfecties en endocarditis na bacteriëmie omvatten [38](#page=38).*
#### *2.4.2 Anaeroben*
*De \_Bacteroides fragilis-groep is een belangrijke groep anaeroben die normaal alleen in de darm voorkomt. \_B. fragilis is door zijn kapsels en andere virulentiefactoren mogelijk virulenter en speelt een rol in gemengde anaerobe abcessen en wondinfecties. Anaeroben zijn 100 keer talrijker dan aeroben in de darm [38](#page=38).*
#### *2.4.3 \_Escherichia coli*
* ***Pathogenese****: Een groot deel van het \_E. coli-genoom is variabel, met 'pathogenicity islands'. Hoewel commensaal, kunnen sommige stammen pathogeen zijn en urineweginfecties en gastro-intestinale infecties veroorzaken (uropathogene en enteropathogene stammen). Commensale stammen kunnen ook conditionele infecties veroorzaken bij een verzwakte barrière of immuunsysteem. \_E. coli is gevoelig voor veel antibiotica, maar resistentie neemt toe [39](#page=39).*
#### *2.4.4 \_E. coli, Enterobacterales, gramnegatieve staven*
*Gramnegatieve staven, zoals \_E. coli, \_Shigella, \_Yersinia, \_Salmonella, en \_Pseudomonas, lijken sterk op elkaar qua gramkleuring en hebben biologische overeenkomsten. Ze zijn belangrijk in infectieziekten, met variabele epidemiologie, ziektemakend vermogen en gevoeligheid voor antibiotica [40](#page=40) [41](#page=41).*
> ***Tip:*** *Nosocomiale infecties worden frequent veroorzaakt door bacteriën die overleven in vochtige omgevingen en resistent zijn aan veel antibiotica [41](#page=41).*
### *2.5 Urogenitale slijmvliezen*
#### *2.5.1 Vagina (en urethra bij vrouw)*
*De vaginale flora wordt beïnvloed door grote fysiologische veranderingen, de nabijheid van de anus en soms door sperma. Darmsoorten en \_Candida spp. kunnen tijdelijk aanwezig zijn. Gedurende de geslachtsrijpe periode zorgen oestrogenen voor een dikker epitheel en glycogeenopslag. Glycogeen wordt door lactobacillen gebruikt om melkzuur te produceren, wat een zure pH handhaaft en zorgt voor kolonisatieresistentie. Na de menopauze en voor de menarche is de lactobacillenflora minder aanwezig en de flora gemengder [42](#page=42).*
#### *2.5.2 Mannelijke genitaliën*
*De afstand van de urethra tot de anus en het perineum is groter, de fysiologie is stabieler met antibacteriële prostaatsecreties, en er is minder contact met het anale gebied. De flora is beperkt en een gemengde aeroob-anaerobe mix. Een bedreiging is contact met de mucosa van seksuele partners [42](#page=42).*
#### *2.5.3 Bescherming van urinewegen tegen infectie*
*Bacteriën die de urethra binnendringen, worden afgevoerd of geneutraliseerd door mechanische spoeling door urinestroom, de eigenschappen van urine (hoge osmolariteit, zure pH, inhibitoren van adhesie, lactoferrine) en de blaaswand (immuuncellen en moleculen). Urineweginfecties ontstaan door een minder goede barrière (vrouwelijke urinewegen), afvloeistoornissen van de urine, of door uropathogene soorten zoals uropathogene \_E. coli [43](#page=43).*
* * *
# *Abnormale flora, dysbacteriose en hun gevolgen*
*Dit onderwerp behandelt de verstoring van de normale microbiële gemeenschappen in het lichaam, wat leidt tot dysbacteriose, en de diverse oorzaken en gezondheidsgevolgen die hieruit voortvloeien.*
### *4.4.1. Abnormale flora (kolonisatie)*
*Dysbacteriose wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van micro-organismen, waaronder bacteriën en schimmels, op plaatsen waar ze doorgaans niet worden verwacht of in aantallen die significant afwijken van de normale flora. Deze afwijkende micro-organismen zijn minder aangepast aan de specifieke ecologische omstandigheden van die locatie. Een abnormale kolonisatie is niet per definitie een infectie en veroorzaakt niet altijd symptomen of ziekte. Echter, onder invloed van ecologische veranderingen kunnen deze kiemen persisteren en zich ontwikkelen tot een symptomatische aanwezigheid, oftewel een infectie. Dit kan leiden tot opportunistische infecties, die vaak moeilijker te behandelen zijn vanwege mogelijke resistentie tegen initiële antibiotica [44](#page=44).*
***Voorbeelden van abnormale kolonisatie en de potentiële gevolgen:***
* ***Huid:*** *Een verstoorde huidbarrière, door bijvoorbeeld te veel vocht of occlusie, kan leiden tot woekering van \_S. aureus, gramnegatieve staven en gisten. Ook een te vette huid kan leiden tot een toename van de lipofiele gist \_Malassezia sp., wat schilfering veroorzaakt. Blokkering van talgklieren kan acne veroorzaken, mede door woekering van \_Cutibacterium. Grote defecten zoals brandwonden verhogen het risico op kolonisatie en infectie [14](#page=14).*
* ***Urinewegen:*** *Patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen, kunnen urethrale kolonisatie met \_Pseudomonas sp. ontwikkelen, wat kan leiden tot urineweginfecties [44](#page=44).*
* ***Mondholte:*** *Normaal gesproken niet voorkomende bacteriën zoals \_Bacteroides fragilis en bepaalde 'gram-negatieve staven' (\_E. coli, \_Klebsiella, \_Serratia, etc.) kunnen worden aangetroffen bij chronische ziekte of na meervoudige antibioticabehandelingen [44](#page=44).*
* ***Darm:*** *Hoewel \_E. coli de belangrijkste aerobe gramnegatieve staaf in de normale darmflora is, kunnen na antibiotica, zoals langdurig breedspectrumgebruik van amoxicilline-clavulaanzuur, andere species zoals \_Enterobacter sp. of \_P. aeruginosa dominant worden. Dit kan leiden tot de overgroei van \_Clostridioides difficile, wat post-antibiotische diarree veroorzaakt [44](#page=44).*
* ***Andere anatomische sites:*** *Anatomische locaties die normaal steriel zijn, zoals neussinussen bij chronische afwijkingen, bronchiën bij bronchiëctasieën, of de blaas met een verblijfsonde, kunnen gekoloniseerd worden bij veranderde 'klaring' [44](#page=44).*
### *4.4.2. Dysbacteriose*
*Dysbacteriose is specifiek een veranderde flora die leidt tot symptomen of gezondheidsproblemen op langere termijn [45](#page=45).*
> ***Tip:*** *Hoewel abnormale flora en dysbacteriose gerelateerd zijn, is dysbacteriose een klinisch relevantere term omdat het wijst op symptomatische of pathologische veranderingen in de microflora.*
#### *4.4.2.1. Bacteriële vaginose (BV)*
*Bacteriële vaginose (BV) is een veelvoorkomende aandoening waarbij de dominante \_Lactobacillus-flora in de vagina wordt vervangen door een toename van bacteriën zoals \_G. vaginalis, anaëroben en \_Mycoplasmata. Klinische tekenen omvatten een vuilgrijze afscheiding, een verhoogde pH en stinkende metabolieten (amines). Patiënten ervaren een stinkende geur en verhoogde afscheiding. Ondanks adequate antibiotica kan BV hardnekkig recidiveren. De precieze oorzaak van deze dysbacteriose is onbekend. Pogingen om BV te behandelen met probiotica (lokale toediening van lactobacillen) zijn tot nu toe niet erg succesvol [46](#page=46).*
#### *4.4.2.2. Candida van huid en slijmvliezen: bv. vaginitis*
*Candida vaginitis treedt op wanneer gistcellen, normaal aanwezig in zeer kleine aantallen, sterk toenemen. Dit resulteert in klinische tekenen zoals een rode vagina met wit beslag, witte fluor en een branderig gevoel. Candida vaginitis kan worden uitgelokt door antibiotica of spontaan ontstaan. Bij sommige personen kunnen frequente of hardnekkige recidieven optreden zonder aanwijsbare onderliggende oorzaak. Bacteriële vaginose en vaginale candidiasis zijn de meest voorkomende microbiële oorzaken van vaginitis; een derde, minder frequente oorzaak is de protozoön \_Trichomonas vaginalis [47](#page=47).*
> ***Example:*** *Een patiënt die antibiotica gebruikt voor een bacteriële infectie, kan een verhoogd risico lopen op Candida vaginitis omdat de antibiotica de normale vaginale flora, die de groei van Candida remt, aantasten.*
#### *4.4.2.3. Caries en parodontitis*
*Tandplaque, een dikke laag bacteriën die ontstaat door onvoldoende mondhygiëne, kan leiden tot ernstige gebitsproblemen [48](#page=48).*
* ***Caries (tandbederf):*** *In supragingivale plaque woekeren zuurminnende bacteriën zoals \_Streptococcus mutans. Deze zetten voedingssuikers om in melkzuur, wat leidt tot de oplossing van tandglazuur. Hierna kunnen andere bacteriën het dentine binnendringen, wat resulteert in tandbederf [48](#page=48).*
* ***Parodontitis (parodontale afbraak):*** *Subgingivale plaque, aanwezig aan de rand van de tandvleesrand, kent een woekering van anaërobe gramnegatieve staven. Dit veroorzaakt inflammatie (gingivitis) en op termijn verlies van steunweefsel en bot, wat leidt tot loskomen van tanden [48](#page=48).*
*Caries en parodontitis zijn belangrijke oorzaken van tandabcessen en vormen een risico voor bacteriëmie en daaropvolgende infecties zoals endocarditis. \_S. mutans speelt een cruciale rol bij het ontstaan van cariës door lactaatproductie en het vasthechten op het tandoppervlak via geproduceerde glucanen [25](#page=25) [48](#page=48).*
#### *4.4.2.4. Clostridioides difficile diarree*
*\_C. difficile is een belangrijke verwekker van diarree bij of na antibioticagebruik. De ziekte kan variëren van banaal tot zeer ernstig, met ulcera en perforatie. Kleine hoeveelheden van de bacterie en zijn sporen zijn normaal aanwezig in de darm. De ziekte ontstaat wanneer de normale flora wordt verstoord, waardoor \_C. difficile kan toenemen en toxines produceert. Na genezing worden de aantallen \_C. difficile weer ingeperkt door de normale flora. Sommige patiënten blijven echter recidiveren ondanks 'gepaste' antibiotica (orale metronidazole of vancomycine). De bacterie kan overleven in de omgeving als sporen, wat een verhoogd risico in ziekenhuizen betekent [50](#page=50).*
> ***Example:*** *Een 66-jarige man die herstelt van een coloncarcinoomoperatie, ontwikkelt koorts en hevige diarree na antibioticagebruik (amoxicilline-clavulaanzuur) vanwege een verdenking op urineweginfectie. Fecesonderzoek bevestigt \_Clostridioides difficile infectie. Een succesvolle behandeling met fecestransplantatie van een gezonde donor illustreert de rol van dysbacteriose bij deze aandoening [49](#page=49) [50](#page=50).*
*Fecestransplantatie (stoelgangstransplantatie) van een gezonde donor is inmiddels de meest effectieve behandeling voor recidiverende \_Clostridioides difficile diarree, omdat het de darmflora herstelt [51](#page=51).*
#### *4.4.2.5. Ziekte van Crohn*
*De ziekte van Crohn is een chronische, moeilijk te behandelen darmziekte waarvoor steeds meer bewijs is dat het mede het gevolg is van een intestinale dysbacteriose [50](#page=50).*
### *4.5. Positieve beïnvloeding van de microflora*
*Het doel is om dysbacteriose om te keren of te voorkomen. Interferentiestrategieën omvatten [51](#page=51):*
* ***Probiotica:*** *Dit zijn levende micro-organismen (bv. \_Saccharomyces sp., lactobacillen) die, bij adequate inname, gunstige effecten hebben op de gezondheid. Ze worden gebruikt om algemeen gezonder te zijn, en tegen obstipatie of diarree na antibiotica [51](#page=51).*
* ***Prebiotica:*** *Dit zijn voedingsbestanddelen die selectief de groei en/of activiteit van bepaalde bacteriën in de darm bevorderen, zonder dat deze bacteriën zelf worden toegediend [51](#page=51).*
*Veel van deze interventies blijven controversieel en de klinische studies zijn vaak moeilijk te onderbouwen, mede doordat deze producten vaak als voedingssupplementen worden aangeboden en niet onder de strenge regelgeving voor geneesmiddelen vallen [51](#page=51).*
*Stoelgangstransplantatie is de beste behandeling gebleken voor recidiverende \_Clostridioides difficile diarree [51](#page=51).*
*Onderzoek naar de commensale flora met behulp van deep sequencing (microbioomstudies) heeft correlaties aangetoond tussen bepaalde flora-types en chronische darmziekten, zwaarlijvigheid en neurologische aandoeningen. Nieuwe studies zullen naar verwachting leiden tot nieuwe ontdekkingen en mogelijke behandelingen of interventies [51](#page=51).*
* * *
# *Positieve beïnvloeding van de microflora*
*Dit deel behandelt methoden om de microflora positief te beïnvloeden, zoals probiotica, prebiotica en fecestransplantatie, en de huidige stand van onderzoek [3](#page=3) [51](#page=51).*
### *4.5.1 Doelstellingen van positieve beïnvloeding*
*Het primaire doel van het positief beïnvloeden van de microflora is het omkeren of voorkomen van dysbacteriose. Dit wordt nagestreefd om algemene gezondheid en fitheid te bevorderen, en specifiek om klachten zoals obstipatie en diarree na antibiotica te bestrijden [51](#page=51).*
### *4.5.2 Interferentiestrategieën*
*Er zijn verschillende strategieën ontwikkeld om de microflora te beïnvloeden:*
#### *4.5.2.1 Probiotica*
*Probiotica zijn levende micro-organismen die, wanneer in voldoende hoeveelheden toegediend, een gunstig effect hebben op de gezondheid van de gastheer. Voorbeelden hiervan zijn \_Saccharomyces sp. (bakkersgist) en lactobacillen. Ze worden ingezet voor diverse toepassingen, waaronder het verbeteren van de spijsvertering en het behandelen van diarree na antibioticagebruik [51](#page=51).*
#### *4.5.2.2 Prebiotica*
*Prebiotica zijn voedingsbestanddelen die selectief bepaalde bacteriën in de darm stimuleren om te groeien en actief te worden, zonder dat deze bacteriën zelf direct worden toegediend [51](#page=51).*
#### *4.5.2.3 Fecestransplantatie*
*Fecestransplantatie (Stoelgangstransplantatie) is een interventie die inmiddels wordt beschouwd als de meest effectieve behandeling voor recidiverende \_Clostridioides difficile diarree [51](#page=51).*
### *4.5.3 Onderzoek en controverses*
*Veel van de interventies gericht op het positief beïnvloeden van de microflora blijven controversieel. De bewijsvoering met behulp van goede klinische studies is vaak moeilijk, mede doordat veel van deze producten als voedingssupplementen worden aangeboden en daardoor niet onder de strenge regelgeving voor geneesmiddelen vallen [51](#page=51).*
#### *4.5.3.1 Microbiomenstudie*
*Met behulp van 'deep sequencing' worden de microbiomen, de gemeenschappen van commensale flora, bestudeerd. Er is reeds een correlatie vastgesteld tussen specifieke flora-types en aandoeningen zoals chronische darmziekten, zwaarlijvigheid en neurologische aandoeningen [51](#page=51).*
#### *4.5.3.2 Toekomstperspectief*
*Nieuw onderzoek zal naar verwachting leiden tot verdere ontdekkingen en potentieel nieuwe behandelingen of interventies om de microflora positief te beïnvloeden [51](#page=51).*
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Barrières | Fysische, chemische, microbiële en immunologische mechanismen die het lichaam beschermen tegen het binnendringen van vreemde organismen. |
| Normale flora | De gemeenschap van micro-organismen die van nature op en in het lichaam voorkomen en een belangrijke rol spelen in de bescherming tegen pathogenen. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid van micro-organismen op een lichaamsoppervlak zonder dat dit leidt tot ziekteverschijnselen. |
| Infectie | Symptomatische kolonisatie, waarbij micro-organismen schade aanrichten en ziekteverschijnselen veroorzaken. |
| Dysbacteriose | Een verstoring van de normale balans van de microflora, gekenmerkt door de aanwezigheid van micro-organismen die men normaal niet op die plaats verwacht. |
| Virulentie | Het vermogen van een micro-organisme om ziekte te veroorzaken, vaak door de aanwezigheid van specifieke factoren die de gastheer kunnen schaden. |
| Pathogeen | Een micro-organisme dat ziekte kan veroorzaken. |
| Commensaal | Een organisme dat samenleeft met een andere soort, zonder deze te schaden, en er mogelijk voordeel van ondervindt. |
| Sideroforen | Moleculen die door bacteriën worden geproduceerd om ijzer te binden, een essentieel element voor hun groei, en zo concurrerende bacteriën te hinderen. |
| Defensines | Antimicrobiële peptiden die een rol spelen in het aangeboren immuunsysteem door bacteriële, virale of schimmelmembranen te doorboren. |
| Glycoproteïnen | Eiwitten waaraan koolhydraatketens zijn gebonden, die een rol spelen in de structuur van slijmvliezen en de hechting van bacteriën kunnen beïnvloeden. |
| Enterokokken | Een groep bacteriën die normaal gesproken in de darmen voorkomt en resistent kan zijn tegen diverse antibiotica. |
| Anaeroben | Micro-organismen die kunnen groeien in een omgeving zonder zuurstof. |
| Uropathogeen | Een micro-organisme dat specifiek infecties van de urinewegen kan veroorzaken. |
| Fecestransplantatie | Een medische procedure waarbij fecale materie van een gezonde donor wordt getransplanteerd in het maag-darmkanaal van een patiënt om de darmflora te herstellen. |
| Probiotica | Levende micro-organismen die, wanneer in voldoende hoeveelheden toegediend, een gezondheidsvoordeel bieden aan de gastheer. |
| Prebiotica | Niet-verteerbare voedingsbestanddelen die selectief de groei en/of activiteit van bepaalde micro-organismen in de darm bevorderen. |
| Bacteriële vaginose | Een veelvoorkomende vaginale dysbacteriose, gekenmerkt door een verandering in de dominante microflora, met een afname van lactobacillen en een toename van anaëroben en G. vaginalis. |
| Candida vaginitis | Een vaginale infectie veroorzaakt door een overgroei van de gist Candida, vaak voorkomend bij verstoring van de normale vaginale flora of door antibiotica-gebruik. |
| Clostridioides difficile diarree | Een vorm van diarree die ontstaat na verstoring van de darmflora, meestal door antibioticagebruik, waardoor C. difficile toxines produceert. |
| Caries | Tandbederf veroorzaakt door zuurproducerende bacteriën die suikers omzetten in melkzuur, wat leidt tot de demineralisatie van tandglazuur. |
| Parodontitis | Een ernstige ontsteking van het tandvlees en het omliggende kaakbot, vaak veroorzaakt door anaërobe gramnegatieve bacteriën in subgingivale plaque. |