Cover
ابدأ الآن مجانًا Mens en samenleving cursus GMW 2025-2026.pdf
Summary
# Genderstereotypen en de sociale constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid
### Kernidee
* Sociologie bestudeert menselijk samenleven, sociaal handelen en de daaruit voortgekomen patronen en structuren op micro-, meso- en macroniveau [5](#page=5).
* Genderstereotypen zijn maatschappelijk bepaalde veronderstellingen over gedrag, kenmerken en rollen van mannen en vrouwen, die vaak onterecht aan biologie worden toegeschreven [8](#page=8).
### Kernbegrippen
* **Sociologie**: Wetenschap die sociaal handelen, patronen en structuren bestudeert om de samenleving te beschrijven, verklaren en verbeteren [5](#page=5).
* **Sociaal handelen**: Menselijk handelen dat beïnvloed wordt door het handelen van anderen, gericht op interacties [5](#page=5).
* **Patronen en structuren**: Stabiele resultaten van sociaal handelen, zoals gedragspatronen, normen, waarden, tradities en georganiseerde domeinen binnen de samenleving [5](#page=5).
* **Microniveau**: Niveau van individuen, sociale relaties en kleine informele groepen zoals gezin en vriendenkring [6](#page=6).
* **Mesoniveau**: Niveau van formele groeperingen zoals vakbonden, organisaties en verenigingen [6](#page=6).
* **Macroniveau**: Niveau van de samenleving als geheel, met grotere structuren, abstracte relaties, beleid en cultuur [6](#page=6).
* **Actorbenadering**: Focus op sociaal handelen van individuele leden met subjectieve bedoelingen en motieven [6](#page=6).
* **Structuurbenadering**: Focus op sociale gehelen als de meest relevante realiteit, die individueel handelen en motieven bepaalt [6](#page=6).
* **Consensusvisie**: Gericht op een stabiele samenleving met consensus, waarbij conflicten als ongewenst worden gezien [7](#page=7).
* **Conflictperspectief**: Ziet de samenleving als een arena van groepen die strijden om middelen en controle [7](#page=7).
* **Genderstereotypen**: Maatschappelijk bepaalde, breed gedragen veronderstellingen over mannelijk en vrouwelijk gedrag, kenmerken en rollen [8](#page=8).
### Sleutelconcepten en voorbeelden
* **Genderstereotypen in de praktijk**:
* Vrouwelijk: zorgzaam, warm, lief [8](#page=8).
* Mannelijk: ambitieus, assertief, zelfstandig, beter technisch inzicht [8](#page=8).
* Vrouwen: sociaal intelligenter [8](#page=8).
* Mannen: zware fysieke arbeid ("mannenwerk") [8](#page=8).
* **Voorbeelden van maatschappelijke invloed**:
* Speelgoedkeuze voor kinderen ("jongens zijn stoer", "meisjes zijn lief") [8](#page=8).
* Acceptatie van onderhandelingsgedrag: mannen sneller geaccepteerd bij hard onderhandelen, vrouwen als onaardig beschouwd [8](#page=8).
* Structureel minder financiering voor vrouwelijke ondernemers in Zweden [8](#page=8).
* Vrouwen vaker aangesproken op "agressieve" communicatie in functioneringsgesprekken [8](#page=8).
* **Sociale constructie vs. biologie**:Margaret Mead's onderzoek naar de Arapesh, Mundugamor en Tsjamboeli stammen toont aan dat veel verschillen tussen mannen en vrouwen sociaal bepaald zijn, niet biologisch [10](#page=10).
* Arapesh: weinig onderscheid, minimaliseren van agressiviteit en biologische rol van moederschap [10](#page=10).
### Implicaties en uitdagingen
---
## Armoede in de samenleving
### Kernconcepten
* Armoede is meer dan een beperkt inkomen; het is een complex samenspel van sociale uitsluitingen en wederzijdse onbegrip [26](#page=26).
* De 'kringloop van armoede' beschrijft hoe diverse factoren (inkomen, huisvesting, werk, thuissituatie) elkaar versterken, waardoor armoede van generatie op generatie kan doorwerken [26](#page=26) [27](#page=27).
* Er zijn vier verklaringsmodellen voor armoede, gebaseerd op de aard en het niveau van de oorzaak (individueel/maatschappelijk, schuld/ongeval) [27](#page=27).
### Soorten armoede
* **Relatieve armoede:** Tekort aan middelen vergeleken met de welvaart in de omgeving [21](#page=21).
* **Absolute armoede:** Systematisch tekort om basisbehoeften te voldoen; een dagelijkse strijd om te overleven [21](#page=21).
* **Sociale armoede:** Niet kunnen deelnemen aan het dagelijkse leven door geldgebrek, leidend tot sociaal isolement [21](#page=21).
* **Armoede bij werkenden:** Voorkomend bij laagbetaalde jobs of gezinnen met één inkomen [21](#page=21).
* **Kansarmoede:** Naast laag inkomen, ook achterstelling op vlak van opleiding, huisvesting, gezondheid, etc. [21](#page=21).
* **Generatiearmoede:** Armoede die van de ene generatie op de andere overgaat [21](#page=21).
### Cijfers en indicatoren
* Het **risico op armoede en sociale uitsluiting (AROPE)** wordt gemeten met:
* Relatieve armoede (AROP): inkomen < 60% van nationaal mediaan equivalent beschikbaar huishoudinkomen [22](#page=22).
* Ernstige materiële en sociale deprivatie (SMD): ontberen van minstens 7 uit 13 items wegens geldgebrek [22](#page=22).
* Zeer lage werkintensiteit (LWI): < 20% van mogelijke werkuren effectief gewerkt [22](#page=22).
* In 2024 leefde 18,2% van de Belgische bevolking (ca. 2,1 miljoen) met AROPE [26](#page=26).
* Het relatieve armoederisico (AROP) bedroeg 11,5% in 2024 [26](#page=26).
* 65-plussers, eenoudergezinnen en alleenstaanden hebben een hoger armoederisico [25](#page=25).
* Tewerkstelling beschermt tegen armoede, maar werklozen hebben het hoogste risico (41,5%) [25](#page=25).
* Zonder sociale zekerheid zou 42,1% van de bevolking onder de armoedegrens leven [25](#page=25).
### Verklaringsmodellen van Vranken
* ** Individueel schuldmodel:** Armoede is gevolg van luiheid, spilzucht of onverantwoordelijkheid van het individu [1](#page=1) [27](#page=27) [29](#page=29).
* ** Individueel ongevalmodel:** Armoede door persoonlijke tegenslagen (ziekte, handicap, wegvallen kostwinner) [27](#page=27) [29](#page=29) [2](#page=2).
* ** Maatschappelijk schuldmodel:** Armoede is ingebakken in de maatschappelijke structuur en economisch systeem, en dient zelfs doelen [28](#page=28) [29](#page=29) [3](#page=3).
* ** Maatschappelijk ongevalmodel:** Armoede door maatschappelijke evoluties of veranderingen (economische crisis, automatisering) [28](#page=28) [29](#page=29) [4](#page=4).
* Uitbreiding met mesoniveau:
* **Institutioneel schuldmodel:** Functioneren van organisaties (bureaucratie, hulpverlening) [28](#page=28).
* **Institutioneel ongevalmodel:** Stereotypering, discriminatie, gebrek aan beleidsaandacht [28](#page=28).
### Gevolgen van leven in armoede
### Overlevingsstrategieën
### Armoedebestrijding
---
## Genderstereotypen en de sociale constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid
* De tekst bevat geen directe informatie over genderstereotypen. De focus ligt op armoede en eenzaamheid.
### Armoede en haar manifestaties
* **Persoonlijke verhalen over armoede:**
* Guido ervaart financiële en emotionele zwaarte na vroeg overlijden moeder, verkeersongeval met blijvende fysieke en mentale gevolgen, en moeite met werk [37](#page=37).
* Willy en Jenny, met 66% invaliditeit, hebben schulden en drie kinderen die ook OCMW-cliënt zijn door faillissement, schulden, drankprobleem en verwaarlozing kinderen [38](#page=38).
* Bo kan door gezondheidsproblemen niet meer voltijds werken, leeft van stempelgeld en zit in collectieve schuldbemiddeling, ervaart armoede als vrouw alleen [38](#page=38).
* Sandy woont in slechte woonomstandigheden, heeft gezondheidsproblemen door medicatiekosten, schoolproblemen door kleding en concentratie, en kiest voor beroepsopleiding [39](#page=39).
* **De kringloop van armoede:** Wordt geïllustreerd door generaties van problemen binnen families, zoals schulden die leiden tot faillissement of schuldbemiddeling, en verwaarlozing die leidt tot plaatsing van kinderen [38](#page=38).
* **Levensdomeinen beïnvloed door armoede:** Financiën, gezondheid, huisvesting, onderwijs, werk, sociale contacten, mentale welzijn [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39) [41](#page=41).
### Perspectieven op armoede
* **Vranken's model van armoede:** Uitspraken worden gekoppeld aan dit model, zoals:
* "Te lui om te werken" - individueel verwijt [40](#page=40).
* Te weinig wetten voor armen - structureel tekort [40](#page=40).
* "Het zal u maar overkomen" - ongeluk, pech [40](#page=40).
* Economische groei brengt jobs - macro-economische oplossing [40](#page=40).
* Armen zijn vaak gehandicapt/invalide - correlatie met kwetsbaarheid [40](#page=40).
* Maatregelen voor kwetsbaren - preventieve zorg [40](#page=40).
* Werkloosheid en automatisering als oorzaak - structurele oorzaken [40](#page=40).
* Pech en ziekelijke kinderen - gevolgen van tegenslag [40](#page=40).
* **Gevoeligheid van binnenuit armoede:** Schaamte bij het inleveren van statiegeldflessen zonder aankoop, en het verzwijgen van schoolkosten uit angst de moeder niet te kunnen betalen [41](#page=41).
* **Theorie en soort armoede:** Laaggeschooldheid leidt tot minder kansen, hogere werkloosheid, huurproblemen, slechte huisvesting, gezondheidsproblemen bij kinderen, en dus minder kansen op diploma [41](#page=41).
### Houdingen ten opzichte van armoede
* **Profielen van houdingen (Welzijnsschakels test):**
* **Reddende engel:** Onvoorwaardelijk en onmiddellijk helpen, maar mist diepgang [48](#page=48).
* **Medestander:** Erkent structurele oorzaken, zoekt contact en oplossingen, biedt duurzame hoop [48](#page=48).
* **Eilandbewoner:** Staat niet stil bij armoede, leeft in gescheiden leefwereld [48](#page=48).
* **Onrechtvaardige rechter:** Wijt armoede aan individuen, voelt zich onwennig, oordeelt snel [48](#page=48).
* **Aandachtspunten voor contact met mensen in armoede:** Niet oordelen, contact zoeken, hulpverlening aanbieden in overleg, respect tonen, erkennen dat cultuur ook voor armen is [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
### Eenzaamheid
---
## Oorzaken en gevolgen van eenzaamheid
### Persoonlijke factoren
* Beperkte sociale vaardigheden dragen bij aan eenzaamheid [54](#page=54).
* Een negatief zelfbeeld, gebrek aan zelfvertrouwen en onvermogen anderen te vertrouwen vergroten eenzaamheid [54](#page=54).
* Sterke verlegenheid, emotionele instabiliteit en weinig openheid voor verandering zijn risicofactoren [54](#page=54).
* Traumatische herinneringen kunnen eenzaamheid beïnvloeden [54](#page=54).
* Te hoge verwachtingen van sociale contacten leiden tot ontevredenheid en eenzaamheid [54](#page=54).
* Mensen die afwijken van de sociale norm lopen risico op onbegrip en eenzaamheid [54](#page=54).
* Psychische problemen zoals depressie en angstklachten gaan vaak gepaard met eenzaamheid [54](#page=54).
### Partnerrelaties
* Alleenstaanden en mensen zonder partner ervaren vaker eenzaamheid [54](#page=54).
* Een partnerrelatie biedt bescherming tegen emotionele eenzaamheid [54](#page=54).
* Gescheiden mensen en weduwen/weduwnaars voelen zich eenzamer dan gehuwden of samenwonenden [54](#page=54).
* De kwaliteit van een partnerrelatie is cruciaal; een partner kan ook een bron van eenzaamheid zijn als er geen hulp of begrip is [54](#page=54).
### Levensomstandigheden
* Laag inkomen en financiële problemen verhogen het risico op eenzaamheid door beperking van sociale activiteiten [55](#page=55).
* Werkloosheid leidt tot minder financiële middelen en het wegvallen van sociaal contact met collega's [55](#page=55).
* Gezondheidsklachten, zowel eigen als bij naasten (mantelzorg), belemmeren sociale contacten en vergroten eenzaamheid [55](#page=55).
* Ingrijpende levensveranderingen zoals pensioen of verhuizen kunnen leiden tot het wegvallen van dagelijkse contacten [55](#page=55).
* Migratie, met name voor niet-westerse immigranten, verhoogt het risico door taalproblemen, culturele verschillen en sociale isolatie [55](#page=55).
* De woonomgeving, onveiligheidsgevoelens en etnische samenstelling van een buurt kunnen eenzaamheid beïnvloeden [56](#page=56).
* Dorpen en plattelandsgebieden kennen minder eenzaamheid dan stedelijke gebieden door meer buurtcontacten [56](#page=56).
### Maatschappelijke ontwikkelingen
* Individualisering en een 'ieder voor zich'-mentaliteit ondermijnen gevoelens van verbondenheid [56](#page=56).
* Technologische ontwikkelingen, zoals computergebruik, kunnen ouderen isoleren [56](#page=56).
* Veranderingen in de zorg, met een focus op taakgerichtheid, verminderen ruimte voor sociale contacten [56](#page=56).
### Gevolgen van eenzaamheid
* Gezondheidsrisico's: negatieve invloed op het immuunsysteem, verhoogde vatbaarheid voor infecties, hoofdpijn, slaapstoornissen, hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten [57](#page=57).
* Verminderd welbevinden: ontevredenheid, gevoelens van leegte, zinloosheid, depressieve klachten, verminderd zelfrespect en angststoornissen [57](#page=57).
* Sociaal isolement: zelftwijfel, negatieve zelfoordelen, terugtrekking uit sociale gelegenheden en angst voor afwijzing [57](#page=57).
* Voortijdig overlijden: verhoogd risico op vroegtijdig overlijden, mogelijk gerelateerd aan depressies en suïcidale gedachten [57](#page=57).
### Omgaan met eenzaamheid
---
## Partnergeweld, soorten, cycli en gevolgen
### Kernconcepten van partnergeweld
* Partnergeweld is een geheel van gedragingen dat de fysieke of persoonlijke integriteit van een partner aantast [70](#page=70).
* Het omvat fysieke, psychische, seksuele en economische agressie die zich kan herhalen [70](#page=70).
* Familiaal geweld is elke vorm van geweld binnen een familie, huiselijk geweld door iemand uit de huiselijke kring [71](#page=71).
### Soorten partnergeweld
* **Fysiek geweld:** Lichamelijke agressie [71](#page=71).
* **Psychisch geweld:** Vernederingen, negeren, dreigen, stalking [71](#page=71).
* **Seksueel geweld:** Seksuele handelingen tegen de wil van de partner [71](#page=71).
* **Economisch geweld:** Beperken van financiële controle over eigen inkomen of financiën [71](#page=71).
* **Stalking:** Opzettelijk en herhaaldelijk bespioneren en bedreigen van een persoon [71](#page=71).
### Cijfers en trends partnergeweld
* 12,5% van de respondenten was slachtoffer van geweld door partner/ex-partner in het afgelopen jaar [72](#page=72).
* Vrouwen zijn vaker slachtoffer van ernstig partnergeweld [72](#page=72).
* Psychologisch of verbaal geweld komt het meest voor [72](#page=72).
* Slechts 3,3% van de slachtoffers doet aangifte bij de politie [72](#page=72).
* In 2021 waren er 48.325 aangiften van intrafamiliaal geweld, waarvan het leeuwendeel partnergeweld [72](#page=72).
* De cijfers over intrafamiliaal geweld blijven stabiel over de jaren heen [72](#page=72).
* Slechts één op de vijf gevallen van partnergeweld wordt gemeld (groot dark number) [73](#page=73).
### Gendersensitief werken en geweldpatronen
* Mannen worden vaker opgepakt en veroordeeld, mede door genderstereotypen [74](#page=74).
* Partnergeweld is vaak bidirectioneel, met complexe dynamieken tussen dader en slachtoffer [74](#page=74).
* **Situationeel geweld:** Incidenteel of chronisch geweld door stressfactoren [74](#page=74).
* **Intieme terreur:** Intentioneel geweld gericht op dominatie en controle, met extreme angst bij slachtoffer [74](#page=74).
* **Gewelddadig verweer:** Reactie op dwingend controlerend gedrag om geweld te stoppen [74](#page=74).
* **Scheidingsgerelateerd geweld:** Geweld dat ontstaat bij traumatische scheiding of controleverlies [74](#page=74).
### De geweldcyclus
* **Fase 1 - Spanningsopbouw:** Stroevere communicatie, lichte vormen van geweld, slachtoffer ontwikkelt vermijdingsstrategieën [76](#page=76).
* **Fase 2 - Gewelddaad:** Explosie van geweld, machtsmisbruik, angst, slachtoffer bereid hulp te zoeken [76](#page=76).
* **Fase 3 - Neutralisering:** Verontschuldigingen van dader, of schuld bij slachtoffer leggen; relatie lijkt hersteld, externe hulp wordt geweigerd [76](#page=76).
* **Fase 4 - Honeymoonfase:** Periode zonder problemen, wittebroodsweken, noodzaak van hulpverlening wordt niet ingezien [76](#page=76).
### Gevolgen van partnergeweld
### Soorten slachtoffers en plegers
### Hulpverlening bij partnergeweld
### Blijven of weggaan
---
### Vooroordelen en sociale waarneming
* Sociale psychologie onderzoekt hoe we anderen waarnemen en de denkprocessen die daarbij komen kijken [90](#page=90).
* We vormen actief een beeld van anderen op basis van beperkte gegevens, waarbij het eerste contact vaak beslissend is [90](#page=90).
* Het primacy-effect (begineffect) beschrijft hoe eerdere indrukken meer waarde krijgen dan latere [90](#page=90).
* Het recency-effect (recentheidseffect) beschrijft hoe latere indrukken grotere invloed hebben [90](#page=90).
* Asch toonde aan dat de volgorde van kenmerken de globale indruk sterk beïnvloedt [91](#page=91).
* Latere informatie wordt minder aandacht besteed, genegeerd, of geïnterpreteerd vanuit het reeds gevormde beeld (selectieve interpretatie) [91](#page=91).
* Cognitieve schema's, zoals impliciete persoonlijkheidstheorieën en stereotypen, vereenvoudigen sociale waarneming [92](#page=92).
* Impliciete persoonlijkheidstheorieën zijn intuïtieve aannames over het samen voorkomen van persoonlijkheidstrekken [92](#page=92).
* Het halo-effect treedt op wanneer gunstige kenmerken leiden tot aannames van andere wenselijke eigenschappen [92](#page=92).
* Het hoorn-effect treedt op wanneer ongunstige kenmerken leiden tot aannames van andere ongewenste kenmerken [93](#page=93).
* Centrale kenmerken beïnvloeden de betekenis van andere kenmerken in de globale indruk [93](#page=93).
* Fysische aantrekkelijkheid kan leiden tot toekenning van positieve eigenschappen (halo-effect) [93](#page=93).
* Cognitieve schema's zijn structuren die kennis en opvattingen over een fenomeen bevatten [94](#page=94).
* Schema-activatie wordt beïnvloed door de opvallendheid van een kenmerk en de recentheid van gebruik (priming-effect) [94](#page=94).
* Schema's bieden orde en structuur, maar kunnen leiden tot selectieve aandacht voor stereotype-consistente informatie en vervorming van indrukken [95](#page=95).
### Stereotypen, vooroordelen en discriminatie
* Een stereotype is een vereenvoudigd beeld van een sociale groep dat ervaringen vervormt om aan het beeld te voldoen [97](#page=97).
* Stereotypen vormen de basis voor vooroordelen, welke negatieve opvattingen zijn zonder voldoende feitelijke kennis [97](#page=97).
* Sociale categorisatie, het indelen van mensen in groepen, is tijd- en energiebesparend maar leidt tot overschatting van verschillen tussen groepen en onderschatting van verschillen binnen groepen [97](#page=97).
* Stereotypen beïnvloeden perceptie en interpretatie, en leiden tot beter onthouden van stereotype-consistente informatie [97](#page=97).
* Het scheermes-experiment toonde aan hoe stereotypen (zwarten zijn gewelddadiger) de waarneming kunnen beïnvloeden [98](#page=98).
* 'Modern' of 'aversief' racisme zijn subtiele, vaak ontkende vormen van vooroordelen die zich manifesteren wanneer maatschappelijk aanvaardbaar of rationaliseerbaar [98](#page=98).
* Discriminatie kan optreden wanneer omstandigheden het toelaten een excuus te vinden voor een negatieve reactie [99](#page=99).
* Racisme is diep ingeworteld in de cultuur en stereotypen zijn moeilijk te doorbreken; veel mensen die zich tegen racisme uitspreken, discrimineren toch subtiel [99](#page=99).
* Contacthypothese stelt dat directe sociale contact onder gelijke statusvoorwaarden stereotypen het best kan veranderen [99](#page=99).
* Sociale interactie kan leiden tot een zelfvervullende voorspelling, waarbij men onbewust informatie uitlokt die de oorspronkelijke opvattingen bevestigt [100](#page=100).
---
## Zelfvervullende voorspellingen en sociale perceptie
* Zelfvervullende voorspellingen beschrijven hoe verwachtingen leiden tot gedrag dat deze verwachtingen bevestigt .
* Waarnemers beïnvloeden anderen onbewust via hun eigen gedrag en verwachtingen, wat leidt tot een bevestiging van het oorspronkelijke beeld .
### Belangrijke concepten
* **Confirmatiestrategie**: De neiging om informatie uit te lokken die overeenkomt met een reeds gevormd beeld .
* **Selectieve interpretatie**: Het selecteren en interpreteren van informatie die past bij een bestaand beeld .
* **Primacy-effect**: Eerste indrukken hebben meer invloed op de beeldvorming dan latere indrukken .
* **Impliciete persoonlijkheidstheorie**: Automatisch kenmerken toeschrijven op basis van één of enkele persoonskenmerken (bv. warm impliceert vrijgevig) .
* **Halo-effect**: Gunstige kenmerken leiden tot de veronderstelling van andere wenselijke eigenschappen .
* **Hoorn-effect**: Ongunstige kenmerken leiden tot de veronderstelling van andere onwenselijke eigenschappen .
* **Stereotypen**: Simplistische, veralgemeende, vaak negatieve denkbeelden over sociale categorieën .
### Sleutelconcepten en mechanismen
* Interviewers selecteren suggestieve vragen die aansluiten bij hun hypothese, wat de geïnterviewde dwingt stereotype-consistent te reageren .
* Non-verbaal gedrag van interviewers (bv. glimlachen, oogcontact) beïnvloedt het gedrag en de indruk van sollicitanten .
* Verwachtingen van een interviewer (bv. op basis van CV) beïnvloeden de interactie en verhogen de kans op bevestiging van het vooropgestelde beeld .
- Een onderzoek met telefonische gesprekken toonde aan dat de inschatting van fysieke aantrekkelijkheid (op basis van een foto) het gedrag van mannen beïnvloedde, wat resulteerde in een positievere interactie met
* Vrouwen reageerden op gunstige verwachtingen door animerender te spreken en meer sympathie te tonen, wat de voorspelling bevestigde .
### Implicaties
* Het is essentieel om zich bewust te zijn van de eigen rol in interacties en de beelden die men van anderen heeft .
* Dit fenomeen speelt een rol in alle situaties waar mensen handelen vanuit verwachtingen en stereotypen .
* Bewustzijn van deze mechanismen kan helpen bij het vormen van juistere oordelen over anderen .
### Voorbeelden uit de praktijk
* Een maatschappelijk werkster die 65-plussers weigert op basis van negatieve stereotypen .
* Jan die uitkeringsinstanties wantrouwt, wat leidt tot onbehulpzame reacties van ambtenaren .
* Vrijwilligers die continu advies krijgen ondanks hun aangegeven behoefte hieraan, wat kan leiden tot terughoudendheid .
* Een leidinggevende die suggesties van vrijwilligers afwijst, waardoor vrijwilligers zich terugtrekken .
---
# individuele autonomie versus maatschappelijke integratie
### Core idea
* Mensen zijn sociale wezens die niet buiten de sociale werkelijkheid kunnen bestaan [14](#page=14).
* Hoewel uniek, zijn individuen ook vertegenwoordigers van de samenleving [14](#page=14).
* Individuen kunnen vormgeven aan de samenleving, maar ondergaan ook haar invloeden [14](#page=14).
### Key facts
* Vanaf de geboorte leren we vaardigheden om te functioneren in de samenleving [14](#page=14).
* Taal, tradities, gewoonten, vaardigheden en denkbeelden worden verinnerlijkt en deel van onze identiteit [14](#page=14).
* Zelfs het besluit om uit de samenleving te stappen is een gevolg van aangeleerd denken en spreken [15](#page=15).
* Sociale cohesie verwijst naar de mate van samenhang en verbondenheid binnen een groep mensen [15](#page=15).
* Sociale cohesie kan worden bekeken op micro-, meso- en macroniveau [15](#page=15).
* Sociale cohesie is de "lijm" die mensen verbindt en wordt beïnvloed door o.a. vergrijzing, migratie en digitalisering [15](#page=15).
* Mensen in armoede hebben vaak een beperkt sociaal weefsel en een gebrek aan verbondenheid [15](#page=15).
* Instituties kunnen uitsluiting in stand houden door ontoegankelijkheid [15](#page=15).
* Een gebrek aan verbondenheid door diversiteit kan leiden tot polarisering en radicalisering [16](#page=16).
### Key concepts
* **Sociale cohesie:** De mate van samenhang en verbondenheid binnen een groep of samenleving [15](#page=15).
* **Samenlevingsopbouw:** Werk om sociale cohesie te versterken door gemeenschappen te vormen en te versterken [16](#page=16).
* **Veerkrachtige gemeenschappen:** Gemeenschappen met sterke relaties tussen bewoners, gekenmerkt door laagdrempelige ontmoetingsplekken [16](#page=16).
* **Emancipatie:** Het proces waarbij een persoon of groep evolueert naar meer vrijheid, zelfstandigheid en zelfbeschikking, vaak ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting [18](#page=18).
* **Missing link:** Verwijst naar de verschillende leefwerelden van armen en niet-armen, wat leidt tot wederzijds onbegrip [19](#page=19).
* **Gevoelskloof:** Gevoelens van schaamte, vernedering en minderwaardigheid bij mensen in armoede [19](#page=19).
* **Kenniskloof:** Gebrek aan kennis over de leefwereld en levenskennis van de niet-arme middenklasse [19](#page=19).
* **Vaardigheidskloof:** Tekort aan essentiële vaardigheden voor maatschappelijk functioneren (bv. budgetbeheer, administratie) [20](#page=20).
* **Krachtenkloof:** De veerkracht, sterkte, solidariteit en open communicatie die mensen in armoede vaak wel bezitten [20](#page=20).
* **Structurele kloof (participatiekloof):** Systematische uitsluiting van maatschappelijke levensdomeinen [20](#page=20).
### Implications
* Het niet meedoen aan de samenleving is paradoxaal genoeg een vorm van deelname en kan juist vormgeven aan de samenleving [15](#page=15).
* Sociale cohesie is cruciaal voor een goed functionerende samenleving [15](#page=15).
* Maatschappelijke uitdagingen zoals armoede, eenzaamheid en diversiteit worden sterk beïnvloed door sociale cohesie [15](#page=15).
### Common pitfalls
---
# Oorzaken en verklaringsmodellen van armoede
### Kernidee
* Armoede is een complexe kringloop van sociale uitsluitingen, die moeilijk te doorbreken is [26](#page=26).
* Diverse factoren zoals inkomen, voeding, huisvesting en tewerkstelling versterken elkaar wederzijds [26](#page=26).
* Kind met armoede kan als volwassene vaak zelf in armoede terechtkomen door onderwijs en werk [27](#page=27).
### Verklaringsmodellen van Vranken
* Jan Vranken onderscheidt vier modellen die armoede verklaren op basis van oorzaakniveau (individu/maatschappij) en aard (schuld/ongeval) [27](#page=27).
#### Individuele modellen
* **Individueel schuldmodel:** Armoede wordt toegeschreven aan persoonlijke gebreken zoals luiheid of onverantwoordelijkheid [1](#page=1) [27](#page=27).
* Dit model is ontoereikend en stigmatiserend [27](#page=27).
* **Individueel ongevalmodel:** Armoede ontstaat door persoonlijke tegenslagen zoals ziekte, handicap of werkloosheid [28](#page=28) [2](#page=2).
* Nadruk ligt op de gebeurtenis, niet op de onderliggende maatschappelijke oorzaken [28](#page=28).
#### Maatschappelijke modellen
* **Maatschappelijk schuldmodel:** Armoede wordt veroorzaakt en in stand gehouden door de maatschappelijke structuur, zoals economische ongelijkheid [28](#page=28) [3](#page=3).
* Structurele benadering met focus op inkomen, status en macht [28](#page=28).
* **Maatschappelijk ongevalmodel:** Armoede is een gevolg van maatschappelijke evoluties en veranderingen zoals economische crises of technologische ontwikkelingen [28](#page=28) [4](#page=4).
* Conjuncturaal model dat kijkt naar macroniveau veranderingen [28](#page=28).
### Institutionele modellen (uitbreiding)
* **Mesoniveau:** Beschouwt gemeenschappen en organisaties (vakbonden, scholen, bedrijven) [28](#page=28).
* **Institutioneel schuldmodel:** Armoede door functioneren van organisaties (bv. ontoegankelijkheid, bureaucratie) [28](#page=28).
* **Institutioneel ongevalmodel:** Armoede door stereotypering, discriminatie en gebrek aan beleidsaandacht [28](#page=28).
* Deze institutionele modellen zijn sterk verbonden met de maatschappelijke inrichting [28](#page=28).
### Gevolgen van leven in armoede (beleving)
* **Uitsluiting ("Ik tel niet mee"):** Gevoel van anders zijn, onbegrip en minachting ervaren [30](#page=30).
* **Vaardigheidstekort ("Ik kan het niet"):** Gebrek aan aangeleerde maatschappelijke vaardigheden door generatiearmoede [30](#page=30).
* **Onwetendheid ("Ik ken het niet"):** Onbekendheid met rechten op tussenkomsten of terugbetalingen [31](#page=31).
* **Negatief zelfbeeld ("Ik ben niets waard"):** Weinig geloof in eigen mogelijkheden door tegenslagen [31](#page=31).
* **Internalisering van schuld ("Het is mijn eigen fout"):** Zelf de schuld leggen, ondanks maatschappelijke factoren [31](#page=31).
* **Schaamte ("Ik schaam mij"):** Gevoelens van schaamte leiden tot afsluiting en een masker dragen [31](#page=31).
* **Fatalisme ("Het kan mij niet meer schelen"):** Moedeloosheid en gebrek aan toekomstvisie door energieverlies [31](#page=31).
* Deze gevoelens versterken elkaar en creëren een vicieuze cirkel [31](#page=31).
---
# Gevolgen en beleving van leven in armoede
### Kernidee
* Armoede heeft ingrijpende gevolgen op fysiek, psychisch en sociaal vlak, vaak zwaarder dan materiële tekorten [30](#page=30).
* De "binnenkant van armoede" omvat gevoelens van uitsluiting, onkunde, waardeloosheid en schaamte die het leven beheersen [30](#page=30) [31](#page=31).
* Mensen in armoede ontwikkelen overlevingsstrategieën om basisbehoeften te vervullen, variërend van uitgavenbeperking tot schemerstrategieën [32](#page=32).
### Kernfeiten
* Fysieke gezondheid kan lijden door ongezonde voeding en slechte huisvesting [30](#page=30).
* Psychische problemen zoals minderwaardigheidsgevoelens, schuld, schaamte, depressie en slaapklachten komen veel voor [30](#page=30).
* Beperkte financiële middelen leiden vaak tot sociaal isolement, zoals niet kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten [30](#page=30).
* Gevoelens van schaamte over huisvesting kunnen contacten met anderen bemoeilijken [30](#page=30).
* Mensen in armoede ervaren frequente uitsluiting, onbegrip en minachting [31](#page=31).
* Generatiearmoede kan leiden tot het missen van belangrijke maatschappelijke vaardigheden, zoals budgetbeheer [30](#page=30).
* Onbekendheid met rechten op tussenkomsten en terugbetalingen komt voor [31](#page=31).
* Negatieve zelfbeelden ontstaan door tegenslagen, wat leidt tot weinig geloof in eigen mogelijkheden [31](#page=31).
* Veel mensen in armoede denken dat hun situatie hun eigen schuld is, ondanks maatschappelijke factoren [31](#page=31).
* Schaamte kan leiden tot afsluiting, inkrimping van het sociaal netwerk en het dragen van een masker [31](#page=31).
* Talrijke tegenslagen kunnen leiden tot moedeloosheid, fatalisme en een leven van dag tot dag [31](#page=31).
* Kinderen en jongeren ondervinden negatieve gevolgen van opgroeien in armoede, zoals beperkte deelname aan het maatschappelijk leven [33](#page=33).
* Ouders schuiven eigen behoeften aan de kant om de negatieve impact op hun kinderen te minimaliseren [33](#page=33).
* Deelname aan traditioneel verenigingsleven is lastig door financiële drempels en gevoelens van niet welkom zijn [33](#page=33).
* Geldgebrek ondermijnt zelfvertrouwen en eigenwaardegevoel [34](#page=34).
### Kernconcepten
* **Overlevingsstrategieën**: Bewuste handelingen om te handhaven in moeilijke omstandigheden en beperkingen te overstijgen [32](#page=32).
* Beperken van uitgaven (bv. ongezonde voeding, uitstellen doktersbezoek) [32](#page=32).
* Maken van schulden (bv. uitstellen betalingen, krediet aankopen) [32](#page=32).
* Aanspreken van netwerken (hulp vragen aan familie/vrienden) [32](#page=32).
* Schemerstrategieën (bv. zwart werken, teruggave belasting verzwijgen) [33](#page=33).
* **Binnenkant van armoede**: Gevoelens en belevingen die het leven van mensen in armoede kenmerken [30](#page=30).
* "Ik tel niet mee" (uitsluiting, afwijzing) [31](#page=31).
### Implicaties
---
# armoedebestrijding en beleidsmaatregelen
### Kernidee
* Armoedebestrijding vereist zowel het verlichten van directe noden als het aanpakken van structurele oorzaken [34](#page=34).
### Beleidsmaatregelen
* **Flankerend beleid:** Verlicht direct de symptomen van armoede zonder de oorzaken aan te pakken [34](#page=34).
* Voorbeelden: lege brooddozen op school, 1-euromaaltijden, voedselpakketten [34](#page=34).
* Voorbeelden: gezinsondersteuning, huiswerkbegeleiding, vakantiekampen [34](#page=34).
* **Structureel beleid:** Richt zich op het duurzaam oplossen van armoedeproblemen door de oorzaken aan te pakken [34](#page=34).
* Verbetert de voorwaarden voor een menswaardig bestaan [34](#page=34).
* Stimuleert personen om uit armoede te geraken [34](#page=34).
### Structurele aanpak door de overheid
* **Arbeidsmarktbeleid:** Zorgen voor voldoende en passende banen [34](#page=34).
* **Betaalbare kinderopvang:** Ondersteunt werkende ouders met jonge kinderen [34](#page=34).
* **Huisvestingsbeleid:** Zorgt voor betaalbare en kwalitatieve woningen [34](#page=34).
* **Toegankelijkheid van goederen en diensten:** Verbeteren van de beschikbaarheid en betaalbaarheid [34](#page=34).
### 'B's van toegankelijkheid
* Bekendheid [34](#page=34).
* Bereikbaarheid [34](#page=34).
* Beschikbaarheid [34](#page=34).
* Betaalbaarheid [34](#page=34).
* Bruikbaarheid [34](#page=34).
* Begrijpelijkheid [34](#page=34).
* Betrouwbaarheid [34](#page=34).
### Gevolgen van armoede op individueel niveau
* Twijfel aan zichzelf, gevoel van niet vooruit geraken [34](#page=34).
* Zelfvertrouwen en eigenwaarde worden op de proef gesteld [34](#page=34).
* Aanhoudende stress en ongerustheid [34](#page=34).
* Moeilijkheden om gemotiveerd te blijven [34](#page=34).
### Indicaties van armoede (uit verhalen)
* Wonen in chaotische omstandigheden, moeite met opruimen [38](#page=38).
* Schamen voor de eigen leefsituatie [38](#page=38).
* Moeite met vragen om hulp door aangeleerde onafhankelijkheid [38](#page=38).
---
# hulpverleningsorganisaties en omgang met mensen in armoede
### Kernidee
* Armoede is een complex probleem met structurele oorzaken en gevolgen, wat maatwerk vereist in hulpverlening en omgang [41](#page=41).
### Sleutelfeiten
* Laaggeschooldheid leidt tot minder kansen op de arbeidsmarkt, wat kan resulteren in werkloosheidsuitkeringen en huisvestingsproblemen [41](#page=41).
* Dit kan een vicieuze cirkel creëren: slechte huisvesting leidt tot gezondheidsproblemen en verminderde schoolkansen voor kinderen [41](#page=41).
* Hulpverleningsorganisaties bieden ondersteuning aan cliënten met armoede-gerelateerde problemen [41](#page=41).
* De manier waarop hulpverleners omgaan met cliënten is cruciaal voor effectieve ondersteuning [44](#page=44).
### Sleutelconcepten
* **Structurele armoede:** Langdurige armoede als gevolg van maatschappelijke structuren, niet enkel individueel falen [41](#page=41).
* **Reddende engel:** Hulpverlener die focust op directe, onvoorwaardelijke hulp zonder de cliënt volledig te betrekken bij oplossingen [48](#page=48).
* **Medestander:** Hulpverlener die mensen in armoede ziet als gelijken, samenwerkt aan oplossingen en concrete acties onderneemt [48](#page=48).
* **Eilandbewoner:** Hulpverlener die weinig stilstaat bij armoede en weinig contact heeft met de leefwereld van mensen in armoede [48](#page=48).
* **Onrechtvaardige rechter:** Hulpverlener die oordeelt over mensen in armoede en hen de schuld geeft van hun situatie [48](#page=48).
### Implicaties
* Het belang van een houding van medestander zijn: actief luisteren, samen oplossingen zoeken en concrete hulp bieden [48](#page=48).
* Valkuilen zoals het hebben van een oordelende houding of onvoorwaardelijk 'redden' kunnen de zelfredzaamheid belemmeren [48](#page=48).
* Het bevorderen van participatie van mensen in armoede is essentieel voor duurzame verandering [41](#page=41).
* Kennis over verschillende profielen van hulpverleners kan leiden tot zelfreflectie en verbeterde omgangspraktijken [44](#page=44) [48](#page=48).
### Tips
- > **Tip:** Diepere gesprekken met mensen in (kans)armoede over hoe zij oplossingen zien, zouden de blik op armoedebestrijding kunnen verruimen [48](#page=48)
- > **Tip:** Doorgaan op de weg van medestander zijn, zal mensen in (kans)armoede duurzame hoop geven op een beter leven [48](#page=48)
- > **Tip:** Het 'eiland' eens verlaten en contact nemen met de leefwereld van mensen in (kans)armoede kan een boeiende ervaring zijn [48](#page=48)
- > **Tip:** Gesprekken met medestanders of meer uitgebreide informatie over armoede kunnen een ander beeld geven dan een oordelende houding [48](#page=48)
---
# Eenzaamheid als psychologisch en maatschappelijk fenomeen
### Kernidee
* Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig gemis aan sociale relaties, zowel in kwantiteit als kwaliteit [49](#page=49).
* Het is een gevoel en geen toestand, onderscheidend van alleen zijn of sociaal isolement [50](#page=50).
* Eenzaamheid is een normaal onderdeel van het leven, maar wordt problematisch bij intensiteit of langdurigheid [50](#page=50).
### Belangrijke feiten
* Bijna een derde van de Belgen (32%) ervaart ernstige eenzaamheid, 36% matige [50](#page=50).
* Werklozen (49%) en langdurig zieken (56%) rapporteren de hoogste niveaus van ernstige eenzaamheid [51](#page=51).
* Mensen die ernstig eenzaam zijn, hebben 22% minder kans om gelukkig te zijn [51](#page=51).
* Eenzaamheid komt voor bij alle leeftijden en lagen van de bevolking [50](#page=50).
### Belangrijke concepten
* **Sociale eenzaamheid:** Ontbreken van contacten met mensen met gemeenschappelijke interesses; gaat over de kwantiteit van het sociaal netwerk [51](#page=51).
* **Emotionele eenzaamheid:** Gemis aan een hechte, intieme band met één specifieke persoon; gaat over de kwaliteit van de relatie [51](#page=51).
* **Existentiële eenzaamheid:** Gevoel van betekenisloosheid of zinloosheid in het bestaan [52](#page=52).
* **Chronische eenzaamheid:** Aanhoudende gevoelens van eenzaamheid over een zeer lange periode [52](#page=52).
* **Signalen van eenzaamheid:** Lichamelijke (vermoeidheid), psychische (negatief zelfbeeld), sociale (weinig contacten), gedragsmatige (mensen op afstand houden) en levensgebeurtenissen (overlijden) [52](#page=52) [53](#page=53).
### Implicaties
* Eenzaamheid kan leiden tot een ongezonde levensstijl, lichamelijke en psychische klachten, en vroegtijdig overlijden [57](#page=57).
* Het vermindert het welbevinden, leidt tot gevoelens van leegte, zinloosheid, depressie en angst [57](#page=57).
* Het kan leiden tot sociaal isolement doordat men zich terugtrekt en sociale gelegenheden mijdt [57](#page=57).
* Een positieve, open houding en luistervaardigheden zijn cruciaal bij het bespreekbaar maken van eenzaamheid [53](#page=53).
### Oorzaken
* **Persoonlijke factoren:** Beperkte sociale vaardigheden, negatief zelfbeeld, verlegenheid, psychische problemen [54](#page=54).
* **Partnerrelaties:** Afwezigheid van een partner beschermt tegen emotionele eenzaamheid; kwaliteit van de relatie is cruciaal [54](#page=54).
* **Levensomstandigheden:** Laag inkomen, werkloosheid, gezondheidsklachten, ingrijpende levensveranderingen (pensioen, verhuis, migratie) [55](#page=55).
* **Maatschappelijke ontwikkelingen:** Individualisering, technologische veranderingen, veranderende zorgverlening, verdwijnende solidariteit [56](#page=56).
---
# Omgaan met eenzaamheid en gedragsverandering
### Kernidee
* Eenzaamheid kan leiden tot een vicieuze cirkel van negatieve gevolgen op fysiek, mentaal en sociaal vlak [57](#page=57).
* Gedragsverandering is een proces met verschillende fasen, waarbij terugval een normaal onderdeel is [59](#page=59) [61](#page=61).
### Belangrijkste feiten
* Langdurige eenzaamheid verhoogt het risico op lichamelijke en psychische klachten en kan leiden tot vroegtijdig overlijden [57](#page=57).
* Eenzaamheid beïnvloedt het immuunsysteem negatief, verhoogt de vatbaarheid voor infecties en kan leiden tot hoofdpijn, slaapstoornissen en maagklachten [57](#page=57).
* Een ongezonde levensstijl (minder bewegen, slechter eten, meer verslavingen) kan een gevolg zijn van eenzaamheid, met risico op hart- en vaatziekten en overgewicht [57](#page=57).
* Eenzaamheid kan leiden tot gevoelens van ongeluk, leegte, zinloosheid, depressie, verminderd zelfrespect en angststoornissen [57](#page=57).
* Sociale isolatie versterkt zelftwijfel, negatieve zelfbeelden en angst voor afwijzing, wat leidt tot verder terugtrekken [57](#page=57).
* Er is een verband tussen eenzaamheid en een hogere kans op depressies, suïcidegedachten en zelfdoding [57](#page=57).
* Het oplossen van eenzaamheid vereist actieve inzet van de persoon zelf, met ondersteuning van de omgeving [58](#page=58).
* Verwachtingen over sociale contacten kunnen onrealistisch zijn en bijdragen aan eenzaamheid [58](#page=58).
* Het bespreken van eenzaamheid wordt bemoeilijkt door schaamte, onzekerheid en een sociaal taboe [58](#page=58).
* Het model van Prochaska en DiClemente beschrijft gedragsverandering als een proces met meerdere fasen [59](#page=59).
### Kernconcepten
* **Gezondheidsrisico's:** Fysieke impact van eenzaamheid op lichaam en levensstijl [57](#page=57).
* **Verminderd welbevinden:** Negatieve invloed op geluk, zingeving, zelfwaardering en levenskwaliteit [57](#page=57).
* **Sociaal isolement:** Het proces van verder terugtrekken door gebrek aan sociale vaardigheden of angst [57](#page=57).
* **Vicieuze cirkel:** De wederzijdse versterking van de gevolgen van eenzaamheid [57](#page=57).
* **Gedragsverandering:** Een proces, geen momentopname, met fasen en mogelijke terugval [59](#page=59).
* **Ontkennen:** Fase waarin men een probleem niet erkent of verandering als onhaalbaar ziet [59](#page=59).
* **Overwegen:** Fase waarin men nadenkt over verandering, gekenmerkt door twijfel en ambivalentie [60](#page=60).
* **Beslissen & voorbereiden:** Fase waarin de beslissing tot verandering wordt genomen en een plan wordt gemaakt [60](#page=60).
* **Actie & uitvoeren:** Fase van daadwerkelijke gedragsverandering, met confrontatie met tegenslagen [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Volhouden:** Fase waarin nieuw gedrag een gewoonte wordt, met risico op terugval [61](#page=61).
* **Terugvallen:** Een normaal onderdeel van gedragsverandering, dat kansen biedt voor leren en bijsturen [61](#page=61).
### Gevolgen
* Fysieke klachten zoals hoofdpijn en slaapstoornissen [57](#page=57).
* Psychische klachten zoals depressie en angststoornissen [57](#page=57).
### Aandachtspunten voor gedragsverandering
---
# Partnergeweld: definities, soorten en cijfers
### Core idea
- Partnergeweld is een complex probleem dat diep ingrijpt op de integriteit van individuen en gezinnen [70](#page=70).
- Het manifesteert zich in diverse vormen, vaak herhalend, met ingrijpende gevolgen voor slachtoffers [70](#page=70).
- Statistieken tonen aan dat partnergeweld een aanzienlijk, doch deels verborgen, maatschappelijk probleem is [72](#page=72) [73](#page=73).
### Key facts
- Partnergeweld omvat gedragingen die de persoonlijke of fysieke integriteit van een partner of ex-partner aantasten [70](#page=70).
- Het kan zich voordoen tussen partners of ex-partners [70](#page=70).
- Naast de partners zelf, kunnen ook andere familieleden, waaronder kinderen, slachtoffer worden [70](#page=70).
- In 2021 ontving de politie 48.325 aangiften van intrafamiliaal geweld, waarvan het leeuwendeel tussen partners plaatsvond [72](#page=72).
- De cijfers van aangiften blijven relatief stabiel door de jaren heen [72](#page=72).
- Geschat wordt dat slechts één op de vijf gevallen van partnergeweld gemeld wordt (een groot dark number) [73](#page=73).
- Geweld binnen een partnerrelatie is zelden éénmalig [73](#page=73).
### Key concepts
- **Partnergeweld:** Een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één partner of ex-partner die elkaar of één van beiden in hun persoonlijke of fysieke integriteit aantasten [70](#page=70).
- **Familiaal geweld:** Elke vorm van geweld die zich in een familie kan voordoen tussen diverse familieleden [71](#page=71).
- **Huiselijk geweld:** Geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring, zoals frequente vrienden [71](#page=71).
- **Fysiek geweld:** Alle vormen van lichamelijk geweld [71](#page=71).
- **Psychisch geweld:** Vernederingen, negeren, dreigen, stalking [71](#page=71).
- **Seksueel geweld:** Seksuele handelingen opgelegd tegen de wil van de partner [71](#page=71).
- **Economisch geweld:** Beperking van beheer over eigen loon of financiën [71](#page=71).
- **Stalking:** Opzettelijk en herhaaldelijk bespioneren en bedreigen van een persoon, wat diens veiligheid in gedrang brengt [71](#page=71).
- Stalking wordt beschouwd als een meer specifieke vorm van partnergeweld [71](#page=71).
### Implications
- In de laatste 12 maanden werd 12,5% van de respondenten slachtoffer van een gewelddadige handeling door een (ex-)partner [72](#page=72).
- Vrouwen (14,9%) werden vaker slachtoffer dan mannen (10,5%) [72](#page=72).
- Psychologisch of verbaal geweld komt het meest voor (11%), gevolgd door fysiek geweld (1,3%) [72](#page=72).
- Vrouwen worden vaker slachtoffer van ernstig en zeer ernstig partnergeweld [72](#page=72).
- Fysieke en psychologische gevolgen van partnergeweld zijn aanzienlijk, met name voor vrouwen [72](#page=72).
- Ongeveer de helft van de slachtoffers spreekt met derden; vrouwen (64,8%) vaker dan mannen (39,2%) [72](#page=72).
---
# Hulpverlening bij partnergeweld: strategieën en doorverwijzing
### Kernidee
* Partnergeweld is een complex probleem met diverse patronen en dynamieken die specifieke hulpverleningsstrategieën vereisen [74](#page=74).
* Een gendersensitieve benadering en aandacht voor de relationele dynamiek zijn cruciaal bij de hulpverlening [74](#page=74) [81](#page=81).
* Effectieve hulpverlening omvat zowel interventie tijdens de geweldcyclus als adequate doorverwijzing naar gespecialiseerde diensten [76](#page=76) [82](#page=82).
### Belangrijke feiten
* Mannen worden vaker als dader gezien, met meer incidenten en letsel, terwijl vrouwen als slachtoffer vaker minder aangifte doen door stigma en schaamte [74](#page=74).
* Partnergeweld kan situationeel, intieme terreur, gewelddadig verweer of scheidingsgerelateerd zijn [74](#page=74).
* De geweldcyclus kent vier fasen: spanningsopbouw, gewelddaad, neutralisering en honeymoonfase [76](#page=76).
* Hulpverlening dient idealiter te interveniëren tijdens de fase van de gewelddaad, wanneer het slachtoffer het meest openstaat voor hulp [76](#page=76).
* Na een scheiding kan post-partnergeweld optreden, waarbij de ex-partner de kinderen inzet of juridische en financiële middelen gebruikt [85](#page=85) [86](#page=86).
* Feminicide is de moord op vrouwen omdat ze vrouw zijn en is de meest extreme vorm van geweld tegen vrouwen [87](#page=87).
* Er zijn significante obstakels in de aanpak van partnergeweld en feminicide, zoals lage aangiftebereidheid, onvoldoende justitiële opvolging en gebrek aan middelen [88](#page=88).
### Kernconcepten
* **Gendersensitief werken:** Aandacht voor genderstereotypen en machtsverschillen binnen relaties [74](#page=74).
* **Geweldpatronen:**
* Situationeel geweld: incidenteel of chronisch geweld door stress [74](#page=74).
* Intieme terreur: controle en dominantie, extreme angst en aanhoudende controle [74](#page=74).
* Gewelddadig verweer: reactie op dwingend controlegedrag [74](#page=74).
* Scheidingsgerelateerd geweld: geweld dat ontstaat bij een traumatische scheiding [74](#page=74).
* **Geweldcyclus:** Een model dat de opeenvolging van spanning, geweld, neutralisering en kalmte beschrijft [76](#page=76).
* **Post-partnergeweld:** Intimidatie en controle na scheiding, vaak via kinderen, juridisch systeem of hulpverlening [86](#page=86).
* **Feminicide:** De moord op vrouwen als gevolg van gendergerelateerd geweld [87](#page=87).
### Implicaties voor hulpverlening
* Vermijd stereotypering en richt je op de relationele dynamiek; hanteer meerzijdige partijdigheid [81](#page=81).
* Wees alert op eigen reacties (tegenoverdracht) en stel je niet boven de cliënt [81](#page=81).
* Garandeer veiligheid, bespreek vluchtroutes, leer communiceren en ga indien nodig in therapie [81](#page=81).
* Probleemerkenning bij zowel dader als slachtoffer is essentieel voor ambulante hulp [81](#page=81).
* Verwijs proactief door naar gespecialiseerde diensten zoals 1712, CAW, Vrouwenopvang en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling [82](#page=82).
* Let op alarmsignalen zoals gedragsveranderingen, isolatie, alcohol/drugsmisbruik of fysieke verwondingen [83](#page=83).
### Doorverwijzing naar diensten
---
# Sociale waarneming en de vorming van indrukken
### Kernidee
* Sociale waarneming is het proces waarbij we een beeld vormen van anderen en de denkprocessen die daarbij betrokken zijn [90](#page=90).
* We vormen actief en constructief een globaal beeld van een persoon, vaak op basis van beperkte informatie [90](#page=90).
* Het eerste contact is cruciaal en kan bepalend zijn voor de verdere relatie [90](#page=90).
* Onze waarneming is gericht op het creëren van een zinvol en samenhangend beeld van anderen [92](#page=92).
### Belangrijke feiten
* Het primacy-effect (begineffect) beschrijft dat eerdere indrukken meer waarde hebben dan latere [90](#page=90).
* Het recency-effect (recentheidseffect) stelt dat latere indrukken meer invloed hebben [90](#page=90).
* Onderzoek van Asch toonde aan dat de volgorde van kenmerken de globale indruk sterk beïnvloedt [90](#page=90).
* Positieve kenmerken aan het begin leiden tot een positievere indruk dan negatieve kenmerken aan het begin [90](#page=90).
* Later verkregen informatie wordt minder aandacht gegeven en geïnterpreteerd vanuit het reeds gevormde beeld [91](#page=91).
* Latere informatie krijgt niet alleen minder gewicht, maar ook een andere betekenis door selectieve interpretatie [91](#page=91).
* Kelley's onderzoek met "warm" versus "kil" toonde aan hoe een centraal kenmerk latere interpretaties beïnvloedt [93](#page=93).
* Fysisch aantrekkelijke personen krijgen sneller positieve eigenschappen toegeschreven (halo-effect) [93](#page=93).
* Minder aantrekkelijke personen krijgen voor hetzelfde gedrag sneller negatieve eigenschappen toegeschreven (hoorn-effect) [93](#page=93).
* Higgins, Rholes en Jones toonden een 'priming'-effect aan met woordgroepen die schema's activeerden [95](#page=95).
### Belangrijke concepten
* **Primacy-effect:** De neiging om eerdere informatie meer gewicht te geven bij sociale waarneming [90](#page=90).
* **Recency-effect:** De neiging om recentere informatie meer gewicht te geven [90](#page=90).
* **Selectieve interpretatie:** Latere informatie wordt geïnterpreteerd binnen de context van eerder gevormde beelden [91](#page=91).
* **Cognitieve schema's:** Kennisstructuren of impliciete aannames die onze waarneming vereenvoudigen [92](#page=92).
* **Impliciete persoonlijkheidstheorie:** Intuïtieve aannames over hoe persoonlijkheidstrekken samenkomen en hoe gedrag voortvloeit uit persoonlijkheid [92](#page=92).
* **Halo-effect:** De neiging om positieve kenmerken te veronderstellen op basis van één waargenomen positief kenmerk [92](#page=92) [93](#page=93).
* **Hoorn-effect:** De neiging om negatieve kenmerken te veronderstellen op basis van één waargenomen negatief kenmerk [93](#page=93).
* **Centrale kenmerken:** Kenmerken die de betekenis van andere kenmerken sterk kunnen beïnvloeden in de globale indruk [93](#page=93).
* **Schema-activatie:** Cognitieve schema's worden automatisch geactiveerd door situaties of gebeurtenissen [94](#page=94).
* **Opvallendheid:** Kenmerken die de aandacht trekken, activeren gemakkelijker hun bijbehorende schema's [94](#page=94).
* **Priming-effect:** Recent gebruikte ideeën of woorden beïnvloeden de interpretatie van nieuwe informatie [94](#page=94) [95](#page=95).
### Implicaties
---
# Sociale interactie en zelfvervullende voorspellingen
### Kernidee
* Vroege indrukken en stereotypen vormen een schema waardoor interacties worden gestuurd [100](#page=100).
* Interacties worden vaak gestuurd door een confirmatiestrategie, waarbij bevestigende informatie wordt gezocht en weerleggende informatie wordt genegeerd [100](#page=100).
* Zelfvervullende voorspellingen ontstaan wanneer verwachtingen over iemand ertoe leiden dat die persoon zich volgens die verwachtingen gedraagt .
### Belangrijke feiten
* Stereotypen zijn vereenvoudigde beelden van sociale groepen die percepties vervormen [97](#page=97).
* Vooroordelen zijn negatieve opvattingen zonder voldoende feitelijke kennis, vaak gebaseerd op stereotypen [97](#page=97).
* Sociale categorisatie deelt mensen in groepen in, wat efficiënt is maar leidt tot overschatting van groepsverschillen en onderschatting van verschillen binnen groepen [97](#page=97).
* Het experiment van Allport en Postman toonde aan hoe stereotypen (zwarten met mes) de waarneming kunnen beïnvloeden [98](#page=98).
* Modern racisme is subtiel, ontkend maar manifesteert zich wanneer sociaal aanvaardbaar of rationeel te verklaren [98](#page=98).
* Onderzoek van Frey en Gaertner toonde aan dat hulpverlening aan zwarte handlangers afnam wanneer rationalisatie mogelijk was [98](#page=98).
* Gaertner en Dovidio lieten zien dat mensen die zich tegen racisme uitspreken toch subtiel kunnen discrimineren [99](#page=99).
* Carl Word's onderzoek toonde aan dat onbewust kouder gedrag van interviewers zwarte sollicitanten negatief beïnvloedde [99](#page=99).
* De contacthypothese stelt dat contact onder gelijke statusvoorwaarden stereotypen kan veranderen [99](#page=99).
* De meeste mensen vinden zichzelf minder bevooroordeeld dan anderen [100](#page=100).
* Confirmatie strategieën beïnvloeden de interactie door selectieve interpretatie en het uitlokken van bevestigend gedrag [100](#page=100).
* Non-verbaal gedrag van interviewers kan de prestaties en beoordeling van sollicitanten beïnvloeden .
* Snyder en Swann's onderzoek illustreert hoe selectieve vraagstelling een extravert/introvert oordeel kan bevestigen .
* Het sollicitatie-experiment van Word toonde aan dat de behandeling door de interviewer belangrijker was dan de ras van de kandidaat .
* Snyder, Tanke en Berscheid's onderzoek toonde aan dat verwachtingen over fysieke aantrekkelijkheid het gedrag van gesprekspartners beïnvloedden .
* Mensen dragen vaak onbewust bij aan het beeld dat anderen van zichzelf tonen .
### Belangrijke concepten
* **Stereotypen:** Vereenvoudigde, veralgemenende denkbeelden over sociale categorieën [97](#page=97).
* **Vooroordelen:** Negatieve opvattingen zonder voldoende feitenkennis [97](#page=97).
* **Sociale categorisatie:** Het indelen van mensen in groepen [97](#page=97).
* **Modern racisme:** Subtiele, ontkende vormen van vooroordelen [98](#page=98).
* **Aversief/ambivalent racisme:** Gelijk aan modern racisme [98](#page=98).
* **Confirmatiestrategie:** Het uitlokken van informatie die een bestaand beeld bevestigt [100](#page=100) .
### Implicaties
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Armoede | Een toestand gekenmerkt door ernstige gevolgen op fysiek, psychisch en sociaal vlak, veroorzaakt door beperkte financiële middelen en materiële tekorten. |
| Psychische problemen (in armoede) | Gevoelens van minderwaardigheid, schuld, schaamte, depressie en slaapklachten die regelmatig voorkomen bij mensen in armoede, vaak verergerd door stresshantering met alcohol of sigaretten. |
| Sociaal isolement | Een toestand waarin mensen zich afzonderen van de maatschappij, vaak veroorzaakt door beperkte financiële middelen die deelname aan sociale activiteiten belemmeren en gevoelens van schaamte over huisvesting. |
| Binnenkant van armoede | De subjectieve beleving van armoede, bestaande uit gevoeligheden zoals het gevoel niet mee te tellen, onkunde, onwetendheid, een laag zelfbeeld, schaamte en fatalisme, die vaak zwaarder wegen dan materiële tekorten. |
| Uitsluiting | Het gevoel niet mee te tellen in de samenleving, buurt, school of werk, gekenmerkt door onbegrip, minachting en herhaalde afwijzing door anderen, wat erg kwetsend kan zijn. |
| Generatiearmoede | Armoede die van generatie op generatie wordt doorgegeven, waardoor kinderen bepaalde maatschappelijke vaardigheden niet van hun ouders leren, wat kan leiden tot afhankelijkheid en overname van gedragingen die moeilijk te begrijpen zijn voor buitenstaanders. |
| Negatief zelfbeeld | Een laag zelfbeeld dat ontstaat door tegenslagen, waardoor mensen weinig geloof in zichzelf en hun eigen mogelijkheden hebben en zich waardeloos kunnen voelen, vaak gepaard gaand met wantrouwen jegens hulpverleners. |
| Fatalisme | Een gevoel van moedeloosheid en het idee dat men geen uitweg of toekomst meer ziet, voortkomend uit vele tegenslagen, wat kan leiden tot een leven van dag tot dag. |
| Overlevingsstrategieën | Bewuste handelingen die kwetsbare huishoudens toepassen om hun basisbehoeften op een minimaal bevredigend niveau te vervullen en zich te handhaven in moeilijke omstandigheden, zoals het beperken van uitgaven, het maken van schulden, het aanspreken van netwerken of het aanwenden van schemerstrategieën. |
| Schemerstrategieën | Overlevingsstrategieën waarbij men buiten de lijntjes kleurt en soms op niet-legale wijze probeert extra middelen te vergaren, zoals zwart werken of teruggave van belasting verzwijgen. |
| Flankerend armoedebestrijdingsbeleid | Maatregelen gericht op het verlichten van de symptomen van armoede, zonder de onderliggende oorzaken fundamenteel aan te pakken, zoals het voorzien van maaltijden of voedselpakketten. |
| Structureel armoedebestrijdingsbeleid | Maatregelen gericht op het duurzaam oplossen van armoedeproblemen door de oorzaken aan te pakken, zoals het verbeteren van de inkomenssituatie, arbeidsmarktbeleid, betaalbare kinderopvang en huisvestingsbeleid. |
| Persoonlijke verhalen over armoede | Narratieven die individuen delen over hun ervaringen met armoede, inclusief de emotionele, financiële en sociale gevolgen die dit met zich meebrengt. Deze verhalen bieden inzicht in de complexiteit en de menselijke impact van armoede. |
| Financiële zorgen | Problemen en stress gerelateerd aan een tekort aan geld, zoals moeite met het betalen van rekeningen, schulden opbouwen of het niet kunnen voorzien in basisbehoeften. Dit kan leiden tot aanzienlijke psychologische druk. |
| Invaliditeit | Een fysieke of mentale beperking die iemands vermogen om te werken of dagelijkse activiteiten uit te voeren aanzienlijk beïnvloedt, wat vaak resulteert in een lagere uitkering en financiële kwetsbaarheid. |
| Schuldenregeling | Een formeel proces waarbij een persoon of gezin met aanzienlijke schulden hulp zoekt om deze af te betalen, vaak via een collectieve schuldenregeling die bemiddeling door een instantie zoals het OCMW inhoudt. |
| Kringloop van armoede | Een concept dat beschrijft hoe armoede zich kan voortzetten van generatie op generatie, waarbij factoren zoals beperkte kansen, gezondheidsproblemen en gebrek aan middelen elkaar versterken en de armoede in stand houden. |
| Levensdomeinen | Verschillende aspecten van iemands leven, zoals financiën, gezondheid, huisvesting, onderwijs en sociale relaties, die allemaal beïnvloed kunnen worden door armoede. |
| Collectieve schuldbemiddeling | Een vorm van hulpverlening waarbij een instantie, zoals het OCMW, optreedt als tussenpersoon om de schulden van een persoon te beheren en af te lossen, vaak met een strikt budget en beperkte financiële middelen voor de betrokkene. |
| Sociale woning | Een betaalbare woning die door de overheid of een sociale huisvestingsmaatschappij wordt aangeboden aan mensen met een laag inkomen, bedoeld om de woonlasten te verlichten en betere leefomstandigheden te creëren. |
| Gevoeligheid van de binnenkant van armoede | De diepgaande emotionele en psychologische ervaringen van armoede, zoals schaamte, gêne, verdriet en het gevoel van machteloosheid, die voortkomen uit de dagelijkse strijd en de sociale stigma's. |
| Laaggeschoold | Personen die een beperkte formele opleiding hebben genoten, wat hun kansen op de arbeidsmarkt kan beperken en hen kwetsbaarder maakt voor werkloosheid en armoede. |
| Werkloosheidsuitkering | Een financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt aan personen die werkloos zijn en aan bepaalde voorwaarden voldoen, bedoeld als tijdelijke financiële ondersteuning. |
| Arbeidstrajectbegeleiding | Begeleiding die gericht is op het helpen van mensen om weer aan het werk te gaan, door middel van training, loopbaanadvies en ondersteuning bij het vinden van passende banen. |
| Kansarmoede | Een situatie waarin mensen minder kansen hebben dan de gemiddelde burger, wat kan leiden tot problemen op het gebied van onderwijs, werk en huisvesting. |
| Hulpverleningsorganisaties | Instanties die ondersteuning bieden aan mensen met problemen, waaronder die gerelateerd aan armoede, door middel van advies, financiële hulp, materiële ondersteuning of doorverwijzing naar andere diensten. |
| Participatie | Het actief deelnemen van mensen, ook die in armoede leven, aan maatschappelijke activiteiten en besluitvormingsprocessen, om zo hun eigen situatie te verbeteren en hun stem te laten horen. |
| Reddende engel | Een profiel dat aangeeft dat iemand de neiging heeft om mensen in armoede onvoorwaardelijk en onmiddellijk te willen helpen, zonder dieper in te gaan op hun eigen oplossingen of perspectieven. |
| Medestander | Een profiel dat duidt op iemand die erkent dat er mensen uit de welvaartsboot vallen, dit niet als persoonlijke schuld ziet, en actief contact zoekt en samen met mensen in armoede concrete oplossingen nastreeft. |
| Eilandbewoner | Een profiel dat iemand beschrijft die weinig stilstaat bij armoede in de eigen omgeving en weinig tot geen contact heeft met mensen in armoede, alsof men op een "eiland" leeft met gelijkgestemden. |
| Onrechtvaardige rechter | Een profiel dat iemand kenmerkt die een oordeel heeft over mensen in armoede, hen de schuld geeft van hun situatie en zich onwennig voelt in hun aanwezigheid, vaak gebaseerd op vooroordelen. |
| Basisbehoeften | De meest elementaire noden die een mens nodig heeft om te kunnen overleven en functioneren, zoals voedsel, onderdak, kleding en gezondheidszorg. |
| Culturele ontplooiing | De ontwikkeling van iemands culturele interesses, kennis en vaardigheden, wat kan plaatsvinden door deelname aan culturele activiteiten zoals voorstellingen, musea of concerten. |
| OCMW-cliënt | Een persoon die afhankelijk is van de diensten en ondersteuning van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), vaak vanwege financiële of sociale problemen. |
| Kansen | Mogelijkheden die individuen hebben om hun leven te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, werk, sociale integratie en persoonlijke ontwikkeling. |
| Term | Definitie |
| Vicieuze cirkel | Een situatie waarin de gevolgen van een probleem elkaar wederzijds versterken, waardoor het steeds moeilijker wordt om uit de negatieve spiraal te komen. |
| Gezondheidsrisico's | Potentiële negatieve effecten van eenzaamheid op de fysieke gezondheid, zoals een verzwakt immuunsysteem, verhoogde vatbaarheid voor infecties, en de ontwikkeling van aandoeningen zoals hoofdpijn, maagpijn, ademhalings- en slaapstoornissen. |
| Verminderd welbevinden | Een staat van ontevredenheid en ongelukkig zijn, gekenmerkt door een gevoel van leegte en zinloosheid, vaak gepaard gaand met depressieve klachten, verminderd zelfrespect en angststoornissen, wat de levenskwaliteit bedreigt. |
| Gedragsverandering | Het proces waarbij bestaande denk- en gedragspatronen worden doorbroken en nieuwe activiteiten worden ondernomen, met als doel een probleem aan te pakken of een gewenste situatie te bereiken. |
| Model van Prochaska en diClemente | Een veelgebruikt model dat de verschillende fasen van gedragsverandering stapsgewijs weergeeft, van niet-gemotiveerd zijn tot het volhouden van verandering, inclusief de mogelijkheid van terugval. |
| Ontkennen (fase van gedragsverandering) | De initiële fase waarin een persoon niet bezig is met veranderen, zich niet bewust is van een probleem, of denkt dat veranderen niet haalbaar is, en de negatieve gevolgen van het huidige gedrag niet erkent of bagatelliseert. |
| Overwegen (fase van gedragsverandering) | De fase waarin een persoon overweegt te veranderen, meer openstaat voor informatie en nadenkt over gedrag en gevolgen, maar nog geen definitieve beslissing heeft genomen, gekenmerkt door twijfel en ambivalente gevoelens. |
| Beslissen & voorbereiden (fase van gedragsverandering) | De fase waarin een persoon de beslissing neemt om iets aan het huidige gedrag of probleem te doen, gemotiveerd is, mogelijke obstakels kent en plannen maakt om te veranderen, soms al kleine gedragsveranderingen doorvoert. |
| Actie & uitvoeren (fase van gedragsverandering) | De fase waarin een persoon actief bezig is met het nieuwe gedrag uitproberen en uitvoeren, maar ook geconfronteerd wordt met nadelen, reacties uit de omgeving en mogelijke tegenslagen, waardoor steun essentieel is. |
| Volhouden (fase van gedragsverandering) | De fase waarin een persoon het nieuwe gedrag integreert in zijn leven en er een routine van maakt, waarbij het risico op terugval aanwezig is en het overwinnen van tegenslagen en het vieren van successen belangrijk zijn. |
| Terugvallen (fase van gedragsverandering) | Een natuurlijk onderdeel van het gedragsveranderingsproces waarbij een persoon geconfronteerd wordt met een tegenslag, twijfelt aan de verandering of gedemotiveerd raakt, wat gezien moet worden als een leermoment. |
| Partnergeweld | Een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die elkaar of één van beiden in hun persoonlijke of fysieke integriteit aantasten, en dat zich herhaalt of kan herhalen. |
| Fysiek geweld | Alle vormen van lichamelijk geweld die binnen een partnerrelatie kunnen voorkomen, zoals slaan. |
| Psychisch geweld | Allerhande vormen van vernederingen, negeren, dreigen, stalking en andere psychologische manipulaties die een partner opzettelijk toebrengt aan de ander. |
| Seksueel geweld | Alle soorten seksuele handelingen die door de ene partner aan de andere worden opgelegd tegen diens wil in. |
| Economisch geweld | Gedragingen binnen een relatie waarbij een partner geen controle krijgt over eigen financiën of loon, wat neerkomt op financiële manipulatie. |
| Familiaal geweld | Elke vorm van geweld die zich binnen een familie kan voordoen, zowel tussen partners, kinderen onderling, van ouders naar kinderen, van kinderen naar ouders, als naar ouderen in de familie. |
| Huiselijk geweld | Geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring, zoals vrienden die vaak over de vloer komen. |
| Stalking | Het opzettelijk en herhaaldelijk bespioneren en bedreigen van een andere persoon, op zodanige wijze dat dit zijn of haar veiligheid in gedrang brengt. |
| Dark number (donker getal) | Het geschatte aantal gevallen van partnergeweld dat niet wordt gemeld bij de politie of andere instanties, waardoor de werkelijke omvang van het probleem groter is dan de geregistreerde cijfers doen vermoeden. |
| Bidirectioneel geweld | Partnergeweld waarbij er geen strikte scheiding is tussen dader en slachtoffer, wat impliceert dat beide partners op verschillende momenten of in verschillende mate betrokken kunnen zijn bij agressief gedrag. |
| Geweldcyclus | Een model dat de opeenvolgende fasen beschrijft die kenmerkend zijn voor partnergeweld: spanningsopbouw, gewelddaad, neutralisering van het misbruik en een honeymoonfase, waarin de dynamiek van het geweld wordt verklaard. |
| Gendersensitief werken | Een benadering in de hulpverlening die rekening houdt met genderstereotypen en machtsverschillen binnen relaties, om zo effectiever te kunnen interveniëren bij partnergeweld en stereotypering te vermijden. |
| Intieme terreur | Een categorie van partnergeweld gekenmerkt door de intentie van de dader om het slachtoffer te domineren door middel van controle en macht, wat leidt tot extreme angst bij het slachtoffer en aanhoudende controle door de pleger. |
| Meerzijdige partijdigheid | Een houding van de hulpverlener waarbij er een open en niet-veroordelende benadering wordt gehanteerd ten opzichte van alle betrokken partijen bij partnergeweld, met aandacht voor de relationele dynamiek. |
| Post-partnergeweld | Geweld dat zich voortzet na de beëindiging van een relatie, waarbij een ex-partner de ander probeert te intimideren en te controleren, vaak met inzet van kinderen, juridische middelen of sociale netwerken. |
| Situationeel geweld | Een vorm van partnergeweld waarbij één of beide partners agressief gedrag vertonen zonder een voortdurende behoefte aan macht en controle, wat kan escaleren van incidenteel tot chronisch geweld onder invloed van stressfactoren. |
| Tegenoverdracht | De onbewuste reacties van een hulpverlener op de cliënt, die beïnvloed kunnen worden door eigen ervaringen en gevoelens, en die aandacht vereisen om professionele hulpverlening te waarborgen. |
| Vechtscheiding | Een hoog conflictueuze scheiding waarbij beide ouders het conflict in stand houden, in tegenstelling tot post-partnergeweld waarbij één ouder de ander probeert te intimideren en te controleren. |
| Risico op armoede of sociale uitsluiting (AROPE) | Een indicator die het percentage van de bevolking weergeeft dat een risico loopt op armoede of sociale uitsluiting, gebaseerd op verschillende criteria zoals inkomen, materiële deprivatie en werkintensiteit. |
| Zeer lage werkintensiteit (LWI) | Een indicator die het aandeel van de bevolking in de beroepsactieve leeftijd weergeeft die gedurende het voorgaande jaar slechts zeer beperkt heeft gewerkt, wat kan duiden op onderbezetting of werkloosheid. |
| Relatief armoederisico (AROP) / Inkomensarmoede | Het percentage van de bevolking dat een inkomen heeft onder een bepaalde drempel, meestal gedefinieerd als 60% van het mediaan inkomen van de totale bevolking, wat duidt op inkomensongelijkheid. |
| Ernstige materiële en sociale deprivatie (SMSD) | Een indicator die het aandeel van de bevolking weergeeft dat te kampen heeft met ernstige tekorten op het gebied van materiële goederen en sociale participatie, zoals het niet kunnen veroorloven van bepaalde noodzakelijke uitgaven of sociale activiteiten. |
| Individueel schuldmodel | Een verklaringsmodel van armoede waarbij de oorzaak van armoede wordt toegeschreven aan de individuele kenmerken en gedragingen van de persoon, zoals luiheid of onverantwoordelijkheid, zonder rekening te houden met maatschappelijke omstandigheden. |
| Individueel ongevalmodel | Een verklaringsmodel van armoede waarbij de oorzaak van armoede wordt gezocht in persoonlijke tegenslagen of ongelukken, zoals ziekte, handicap of werkloosheid, die de persoon overkomen. |
| Maatschappelijk schuldmodel | Een verklaringsmodel van armoede dat de oorzaak van armoede plaatst bij de structuur van de samenleving en het economisch systeem, dat armoede voortbrengt en in stand houdt door sociale ongelijkheid. |
| Maatschappelijk ongevalmodel / Conjuncturaal model | Een verklaringsmodel van armoede dat armoede ziet als een gevolg van maatschappelijke evoluties en veranderingen, zoals economische crises, technologische ontwikkelingen of demografische verschuivingen, die leiden tot kwetsbaarheid en achterstand. |
| Institutioneel schuldmodel | Een uitbreiding van de verklaringsmodellen die de oorzaak van armoede zoekt in het functioneren van organisaties en gemeenschappen op mesoniveau, zoals bureaucratisering of ontoereikende hulpverlening. |
| Institutioneel ongevalmodel | Een uitbreiding van de verklaringsmodellen die de oorzaak van armoede zoekt in externe factoren op mesoniveau, zoals stereotypering, discriminatie of onvoldoende beleidsaandacht voor minderheden binnen gemeenschappen en organisaties. |
| Sociale waarneming | Het proces waarbij individuen andere mensen waarnemen en de denkprocessen die daarbij een rol spelen, met als doel een beeld te vormen van wie ze zijn en waarom ze zich gedragen zoals ze doen. |
| Primacy-effect (begineffect) | Het fenomeen waarbij de eerste indrukken die men van een persoon krijgt, een grotere invloed uitoefenen op het uiteindelijke oordeel dan latere informatie. |
| Recency-effect (recentheidseffect) | Het fenomeen waarbij latere indrukken die men van een persoon krijgt, een grotere invloed uitoefenen op het uiteindelijke oordeel dan eerdere informatie. |
| Selectieve interpretatie | Het proces waarbij nieuwe informatie niet alleen passief wordt opgenomen, maar ook wordt uitgeselecteerd, georganiseerd en geïnterpreteerd vanuit een reeds gevormd beeld, waardoor latere informatie een andere betekenis kan krijgen. |
| Cognitieve schema's (kennisstructuren) | Structuren die op een abstract niveau het geheel van onze kennis en opvattingen over een bepaald verschijnsel bevatten, zoals impliciete persoonlijkheidstheorieën en stereotypen, en die automatisch worden geactiveerd bij het waarnemen van situaties of gebeurtenissen. |
| Impliciete persoonlijkheidstheorie | Intuïtieve aannames over het samen voorkomen van min of meer aan elkaar verwante persoonlijkheidstrekken binnen één persoon, en de veronderstelling dat gedrag rechtstreeks voortvloeit uit de persoonlijkheid, zonder rekening te houden met situationele omstandigheden. |
| Halo-effect | Het fenomeen waarbij de observatie van de aanwezigheid van gunstige kenmerken bij een persoon ertoe leidt dat men veronderstelt dat deze persoon ook allerlei andere wenselijke eigenschappen bezit. |
| Hoorn-effect | Het fenomeen waarbij de observatie van de aanwezigheid van ongunstige kenmerken bij een persoon ertoe leidt dat men aanneemt dat er ook andere ongewenste kenmerken aanwezig zijn. |
| Centrale kenmerken | Kenmerken die de betekenis van andere kenmerken in het opbouwen van een globale indruk kunnen beïnvloeden, zoals het woord "warm" of "kil" in de context van een persoonlijkheidsbeschrijving. |
| Priming-effect | De tendens van recent gebruikte woorden of ideeën om makkelijk voor de geest te komen en de interpretatie van nieuwe informatie te beïnvloeden, waardoor eerdere ervaringen een schema kunnen activeren dat de beoordeling van een nieuwe situatie stuurt. |
| Stereotypen | Vereenvoudigde, veralgemeende en doorgaans negatieve denkbeelden over sociale categorieën, zoals beroepsgroepen, leeftijdscategorieën of culturele minderheden, die nieuwe ervaringen vervormen zodat ze met het bestaande denkbeeld overeenstemmen. |
| Vooroordeel | Een negatieve opvatting die men over iets of iemand heeft, zonder voldoende op de hoogte te zijn van de feiten, vaak ontstaan door het toepassen van stereotiepe denkbeelden op specifieke personen van een bepaalde groep. |
| Sociale categorisatie | Het proces waarbij waarnemers objecten, en met name personen, in groepen indelen op basis van gemeenschappelijke kenmerken zoals geslacht, ras of afkomst, in plaats van elk object als afzonderlijk en uniek te beschouwen. |
| Modern racisme (aversief/ambivalent racisme) | Subtiele, bedekte vormen van racisme die openlijk vaak worden ontkend, maar zich manifesteren wanneer de omgeving het aanvaardbaar acht of wanneer het gemakkelijk te rationaliseren is, en die leiden tot subtiele en vaak onbewuste vormen van discriminatie. |
| Contacthypothese | Een theorie die stelt dat stereotypen het best kunnen veranderen door rechtstreeks sociaal contact met leden van de gestereotypeerde groep, mits dit contact plaatsvindt onder gelijke statusvoorwaarden en in een niet-competitieve sfeer. |
| Confirmatiestrategie | De neiging om informatie uit te lokken die past bij een reeds gevormd beeld, zoals een eerste indruk, een impliciete persoonlijkheidstheorie of een stereotype, en informatie die dit beeld weerlegt te negeren. |
| Zelfvervullende voorspelling | Een proces waarbij de verwachtingen die men heeft over een persoon ertoe leiden dat deze persoon zich volgens die verwachtingen gaat gedragen, waardoor het oorspronkelijke beeld wordt bevestigd. |
| Primacy-effect | Het fenomeen waarbij eerste indrukken een grotere invloed uitoefenen op het beeld dat van een ander gevormd wordt dan later verkregen indrukken. |
| Individuele autonomie | Het vermogen van een individu om zelfstandig te denken, te handelen en beslissingen te nemen, los van externe dwang of invloed. Dit omvat zelfbeschikking en de vrijheid om eigen keuzes te maken binnen de grenzen van de samenleving. |
| Maatschappelijke integratie | Het proces waarbij individuen of groepen worden opgenomen in de bredere samenleving, met deelname aan sociale, economische en culturele activiteiten. Dit impliceert het naleven van normen en waarden en het bijdragen aan het sociale weefsel. |
| Sociale cohesie | De mate van samenhang en verbondenheid binnen een groep mensen of de samenleving als geheel. Het is de "lijm" die mensen met elkaar verbindt en zorgt voor stabiliteit en functioneren van de gemeenschap. |
| Verinnerlijking | Het proces waarbij externe normen, waarden, taal, tradities en vaardigheden van de samenleving worden opgenomen en een integraal onderdeel worden van de identiteit van een individu. |
| Sociale wezens | Een fundamenteel kenmerk van mensen, wat inhoudt dat zij niet geïsoleerd kunnen bestaan, maar afhankelijk zijn van en gevormd worden door interactie en relaties met anderen binnen een sociale context. |
| Samenlevingsopbouw | Een proces gericht op het versterken van sociale cohesie door het vormen en ondersteunen van gemeenschappen. Dit omvat het bevorderen van de zelfredzaamheid van individuen en het versterken van onderlinge banden tussen bewoners. |
| Veerkrachtige gemeenschappen | Gemeenschappen die gekenmerkt worden door sterke onderlinge relaties tussen bewoners en het vermogen om uitdagingen te weerstaan en zich aan te passen. Dit wordt bevorderd door laagdrempelige ontmoetingsplekken en burgerparticipatie. |
| Emancipatie | Het proces waarbij een individu of groep evolueert naar meer vrijheid, zelfstandigheid en zelfbeschikking, vaak als reactie op gebrek, uitsluiting of ongelijke behandeling. Het is opkomen voor gelijke rechten en een rechtvaardige behandeling. |
| Missing link | Een concept dat verwijst naar de verschillende leefwerelden van armen en niet-armen, wat leidt tot wederzijds onbegrip en misverstanden. Dit wordt onderverdeeld in de gevoelskloof, kenniskloof, vaardigheidskloof, krachtenkloof en structurele kloof. |
| Gevoelskloof | De innerlijke ervaring van armoede, gekenmerkt door gevoelens van schaamte, vernedering en minderwaardigheid, vaak voortkomend uit een geschiedenis van afwijzingen en tegenslagen. |
| Kenniskloof | Het verschil in kennis en begrip tussen armen en niet-armen over elkaars leefwereld en de complexe samenleving, wat leidt tot moeilijkheden bij het oplossen van problemen en het vinden van de juiste hulp. |
| Armoedebestrijding | Het geheel van maatregelen en beleidsinitiatieven die gericht zijn op het verminderen of uitroeien van armoede binnen een samenleving. |
| B's van toegankelijkheid | Een reeks criteria die gebruikt worden om de toegankelijkheid van (publieke) goederen en diensten te beoordelen, waaronder bekendheid, bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, bruikbaarheid, begrijpelijkheid en betrouwbaarheid. |
| Arbeidsmarktbeleid | Beleid dat gericht is op het reguleren en stimuleren van de arbeidsmarkt, met als doel werkgelegenheid te creëren en de aansluiting tussen vraag en aanbod van arbeid te verbeteren. |
| Betaalbare kinderopvang | Voorzieningen voor kinderopvang waarvan de kosten betaalbaar zijn voor gezinnen, met name voor gezinnen met een lager inkomen, om de arbeidsparticipatie van ouders te bevorderen. |
| Huisvestingsbeleid | Beleid van de overheid dat gericht is op het waarborgen van voldoende, betaalbare en kwalitatief goede huisvesting voor alle burgers, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen. |
| Collectieve schuldenregeling (of schuldbemiddeling) | Een procedure waarbij een instantie, vaak het OCMW, helpt bij het beheren en afbetalen van de schulden van personen of gezinnen die hiermee kampen, om hen financieel weer op de rails te krijgen. |
| Eenzaamheid | Het subjectief ervaren van een onplezierig gemis aan (kwaliteit van) sociale relaties, wat kan voortkomen uit een geringer aantal contacten dan gewenst of een kwaliteit van relaties die achterblijft bij de verwachtingen. |
| Emotionele eenzaamheid | Het gemis van een hechte, intieme band met één specifieke persoon, zoals een partner, wat duidt op een gebrek aan emotionele diepgang in relaties. |
| Sociale eenzaamheid | Het ontbreken van contacten met mensen met wie men gemeenschappelijke interesses en kenmerken deelt, wat zich uit in een beperkt aantal sociale contacten en een minder uitgebreid sociaal netwerk. |
| Existentiële eenzaamheid | Een algeheel gevoel van betekenisloosheid of zinloosheid in het bestaan, gekenmerkt door onthechting en een verloren gevoel waarbij men geen eigen plaats of rol kan ervaren. |
| Chronische eenzaamheid | Gevoelens van eenzaamheid die constant aanwezig zijn en gedurende zeer lange tijd, jarenlang, aanhouden, wat een significante impact heeft op het welbevinden. |
| Lichamelijke signalen (van eenzaamheid) | Indicatoren van eenzaamheid die zich uiten in fysieke klachten zoals verslechterde zelfzorg, vermoeidheid, hoofdpijn, verhoogde spierspanning en gebrek aan eetlust. |
| Psychische signalen (van eenzaamheid) | Indicatoren van eenzaamheid die zich manifesteren in mentale en emotionele toestanden, waaronder een negatief zelfbeeld, gevoelens van zinloosheid, verlatenheid, verdriet en verlies van vertrouwen. |
| Gedragsmatige signalen (van eenzaamheid) | Observeerbaar gedrag dat kan wijzen op eenzaamheid, zoals een tekort aan sociale vaardigheden, mensen op afstand houden, claimend gedrag of overmatig gebruik van middelen. |
| Persoonlijke factoren (bij eenzaamheid) | Individuele eigenschappen en psychische toestanden die het risico op eenzaamheid vergroten, zoals beperkte sociale vaardigheden, een negatief zelfbeeld, angstklachten of traumatische herinneringen. |
| Levensomstandigheden (bij eenzaamheid) | Externe factoren en situaties in het leven die kunnen bijdragen aan het ontstaan van eenzaamheid, zoals financiële problemen, werkloosheid, gezondheidsklachten of ingrijpende levensveranderingen. |
| Maatschappelijke ontwikkelingen (bij eenzaamheid) | Trends en veranderingen in de samenleving die eenzaamheid kunnen bevorderen, zoals individualisering, technologische ontwikkelingen en veranderingen in de zorgverlening. |
| Gewelddadig verweer | Een gewelddadige reactie op dwingend controlerend gedrag van de partner, met als doel het geweld te stoppen. |
| Scheidingsgerelateerd geweld | Geweld dat zich voor het eerst voordoet bij een traumatische scheiding, gekenmerkt door controleverlies, en dat onverwacht en onkarakteristiek is. |
| Genderstereotypen | Maatschappelijk bepaalde, breed gedragen veronderstellingen over het gedrag, de kenmerken en de gepaste rol van mannen en vrouwen. Deze stereotypen kunnen leiden tot onbewuste beïnvloeding van gedrag en keuzes. |
| Sociale constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid | Het idee dat de kenmerken, rollen en gedragingen die als typisch mannelijk of vrouwelijk worden beschouwd, niet primair biologisch bepaald zijn, maar gevormd worden door maatschappelijke normen, waarden en interacties binnen een cultuur. |
| Actor | Een individu binnen de samenleving dat sociaal handelen verricht, waarbij de aandacht gericht is op menselijk handelen dat beïnvloed wordt door het handelen van andere mensen en gericht is op anderen. |
| Structuur | Verwijst naar de grotere domeinen binnen een samenleving, zoals politiek, economie en cultuur, en de manier waarop deze op elkaar zijn afgestemd en het sociaal handelen bepalen. Het wordt gezien als een abstract, zelfstandig, supra-individueel geheel dat individueel handelen vormgeeft. |
| Macroniveau | Het niveau van de samenleving in zijn geheel, dat bestaat uit grotere structuren en samenhangen in de sociale werkelijkheid, en dat zaken als algemeen beleid en cultuur omvat. |
| Microniveau | Het niveau van individuen en hun sociale relaties, met de focus op kleine informele groepen zoals het gezin en de vriendenkring, en hun directe ervaringen in rechtstreekse contacten. |
| Mesoniveau | Het middenveld tussen micro- en macroniveau, waar formele groeperingen zoals vakbonden en organisaties zich bevinden. |
| Relatieve armoede | Een toestand waarin iemand arm is in vergelijking met de welvaart van de omgeving waarin hij leeft, wat resulteert in minder middelen dan anderen voor zaken als een auto of vakantie. |
| Absolute armoede | Een situatie waarin iemand stelselmatig een tekort heeft om in zijn basisbehoeften zoals voedsel en kleding te voorzien, wat resulteert in een dagelijkse strijd om te overleven. |
| Sociale armoede | Een vorm van armoede waarbij geldgebrek leidt tot het niet kunnen deelnemen aan dagelijkse sociale activiteiten, wat kan resulteren in sociaal isolement. |