Cover
ابدأ الآن مجانًا soc psy .pdf
Summary
# Oorzaken van agressie
Agressie, gedefinieerd als de intentie om schade toe te brengen aan een ander, kan voortkomen uit diverse factoren, variërend van omgevingsprikkels en territoriale inbreuken tot interne psychologische toestanden en aangeleerd gedrag [5](#page=5).
### 1.1 Aspecten van de stimulussituatie
Verschillende omgevingsfactoren kunnen agressief gedrag uitlokken, zelfs wanneer het doelwit niet de directe bron van de negatieve prikkel is. Dit fenomeen wordt mede verklaard door verplaatste agressie, waarbij frustratie uit de ene situatie wordt gericht op niet-gerelateerde doelen, zoals een conflict thuis na stress op het werk, of "computerwoede" [6](#page=6).
#### 1.1.1 Specifieke stimulusfactoren
* **Pijn:** Blootstelling aan pijn, zoals bij experimenten met ratten, kan leiden tot gevechten, zelfs als het andere dier niet de oorzaak is. Algemeen kunnen aversieve situaties ten onrechte aan anderen worden toegeschreven [6](#page=6).
* **Ruimte (Drukte):** Beperkte ruimte verhoogt agressief gedrag significant. Experimenten met ratten toonden aan dat een groter oppervlak het agressief gedrag deed afnemen van 90% naar 2%. Dit is te zien in overvolle gevangenissen en tijdens lockdowns, zoals de COVID-19-pandemie, die leidden tot intrafamiliaal geweld. Een correlatie tussen bevolkingsdichtheid en misdaadcijfers bestaat, hoewel andere factoren ook een rol spelen [6](#page=6).
* **De "Socius" (De Ander in de sociale situatie):** Onaangename of frustrerende situaties leiden vaak tot agressie jegens elk beschikbaar doelwit, waardoor het specifieke individu minder belangrijk wordt. Dit kan ook andere proefdieren, objecten of poppen in experimenten omvatten. Dit concept hangt samen met de Broken Windows-theorie, vandalisme, hooliganisme en plunderingen na rampen [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Temperatuur:** Verhoogde temperaturen worden geassocieerd met toegenomen agressie. Een experiment wees uit dat deelnemers vaker straf toedienden wanneer ze hun hand in ijskoud water hielden, wat suggereert dat ongemak agressie kan vergroten. Een meta-analyse van Andersen bevestigde dat hogere temperaturen leiden tot meer agressie en geweld, zowel geografisch als binnen regio's door de tijd heen. Warme zomers zijn doorgaans agressiever dan koelere [6](#page=6).
* **Provocatie:** Expliciete sociale invloed kan agressief gedrag triggeren. Verkeersagressie ontstaat vaak wanneer de frustratie van het verkeer "een gezicht krijgt", waardoor de provocatie persoonlijk wordt. Het Harris-experiment, waarbij "in de rij snijden" werd onderzocht, toonde aan hoe provocatie agressieve reacties kan oproepen [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 1.1.2 De theorie van de "Gebroken Ramen"
De theorie van "Gebroken Ramen" stelt dat zichtbare tekenen van wanorde, verwaarlozing en verval in een omgeving meer antisociaal en agressief gedrag kunnen aanmoedigen. Dit suggereert een verband tussen de fysieke staat van een gebied en het niveau van misdaad of agressie dat het ervaart. Deze theorie roept vragen op of inspanningen om agressie te bestrijden zich primair moeten richten op individuele daders of op het verbeteren van de omgeving. Het beleid van voormalig burgemeester Rudy Giuliani in New York City, gebaseerd op deze theorie, wordt geassocieerd met een daling van de misdaadcijfers, hoewel het ook kritiek kreeg [7](#page=7).
### 1.2 Territoriale theorie
De territoriale theorie postuleert dat individuen gevoelig zijn voor inbreuken op hun "territorium", dat zowel privé- als openbare ruimtes omvat. Elk individu bezit een territorium dat hun identiteit aanzienlijk bepaalt, inclusief materiële bezittingen en alles wat als rechtmatig eigendom wordt beschouwd [7](#page=7).
#### 1.2.1 Soorten territoria
* **Privégebieden:**
* Persoonlijke ruimte: De fysieke ruimte direct rond een individu [7](#page=7).
* Eigen lichaam: Fysieke integriteit [7](#page=7).
* Gedachten en gevoelens: Mentale en emotionele privacy [7](#page=7).
* Verstoring van de vrede: Inbreuk op de persoonlijke rust [7](#page=7).
* Grensoverschrijding: Gedrag dat letterlijk het domein van een ander binnenkomt [7](#page=7).
* **Openbare gebieden:**
* Psychologische ruimte: De sociale status en perceptie door anderen. De rol van aandacht, het winnen of verliezen ervan, kan significant zijn. Iemand "in een hoek duwen" of beschuldigende uitspraken kunnen worden gezien als territoriale agressie [8](#page=8).
* Actiegebieden: Gebieden onder controle van een individu, zoals hun werklast of specifieke taken. Toegesproken of betutteld worden kan voelen als een inbreuk op dit gebied [8](#page=8).
#### 1.2.2 Uitbreiding van territorium
Het uitbreiden van je territorium wordt beschouwd als agressief gedrag. Een voorbeeld is "manspreading", waarbij mannen in het openbaar vervoer met wijd gespreide benen zitten en meer dan één stoel bezetten, wat een inbreuk is op openbaar grondgebied [8](#page=8).
### 1.3 Intrapersoonlijke oorzaken
Naast situationele factoren kan agressie voortkomen uit interne oorzaken [8](#page=8).
* **Stemmingstoestand:** Huidige emotionele gevoelens [8](#page=8).
* **Persoonlijkheid:** Blijvende eigenschappen en kenmerken [8](#page=8).
* **Karakter en temperament:** Aangeboren aard en gedragspatronen [8](#page=8).
* **Toeschrijving:** De neiging om negatief gedrag van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid ("hij is zo") in plaats van aan omstandigheden, wat agressieve reacties kan aanwakkeren [8](#page=8).
* **Competitie:** Rivaliteit kan agressieve neigingen vergroten [8](#page=8).
* **Emoties:** Sterke emoties kunnen agressieve acties uitlokken [8](#page=8).
* **Opgewonden Deliriumsyndroom:** Een specifieke, controversiële aandoening die geassocieerd wordt met extreme agitatie en agressie [8](#page=8).
#### 1.3.1 Opgewonden Deliriumsyndroom
Excited Delirium Syndrome (EDS) is een controversiële en slecht begrepen aandoening die wordt gekenmerkt door extreme agressie, veranderd bewustzijn, verwarring, bovenmenselijke kracht en weerstand tegen beperking. Het wordt beschreven als een "razende woede, vergezeld van een verlies van contact met de realiteit". EDS is controversieel omdat het vaak wordt aangevoerd in gevallen waarbij mensen overlijden in politiehechtenis [8](#page=8).
### 1.4 Aangeleerde agressie
Hoewel niet expliciet uitgewerkt in de verstrekte tekst, wordt aangeleerde agressie als een kerngebied van oorzaken van agressie genoemd. Dit impliceert dat agressief gedrag kan worden verworven door sociaal leren [5](#page=5) [6](#page=6).
### 1.5 Macht en agressie
Macht wordt ook genoemd als een factor die agressieve neigingen kan beïnvloeden. De exacte aard van deze invloed wordt echter niet verder gespecificeerd in de verstrekte documentatie [6](#page=6).
> **Tip:** Houd er rekening mee dat agressie een complex fenomeen is met interacties tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Dit overzicht richt zich op de oorzaken die in de verstrekte documentatie worden behandeld.
---
# Rotter's locus of control en zelfwaarnemingstheorie
Dit onderwerp onderzoekt hoe individuen hun eigen identiteit, gedrag en controle over gebeurtenissen interpreteren, met een focus op Rotter's locus of control en Bem's zelfwaarnemingstheorie [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
### 2.1 Zelfperceptie en zelfbeeld
Zelfperceptie verwijst naar hoe individuen zichzelf waarnemen en begrijpen. Dit omvat verschillende kerncomponenten [23](#page=23):
* **Zelfbeeld:** Het algemene begrip dat een individu heeft van wie zij zijn [23](#page=23).
* **Zelfkennis:** De perceptie van eigen eigenschappen, vaardigheden en houdingen [23](#page=23).
* **Zelfobservatie:** Het proces waarbij men eigen gedrag, prestaties, uiterlijk, gedachten en motieven waarneemt [23](#page=23).
* **Informatie van anderen:** Externe feedback die de zelfperceptie beïnvloedt, ook wel het "spiegel-zelf" genoemd, waarbij identiteit wordt gevormd door hoe men denkt dat anderen ons waarnemen. Lacan's concepten "Je est un autre" ("Ik ben een ander") en "Le désir de l'homme est le désir de l'autre" ("Het verlangen van de mens is het verlangen van de ander") benadrukken de sociale vorming van het zelf en verlangens [23](#page=23).
* **Zelfwaarde:** De waarderende en beoordelende houdingen die een individu ten opzichte van zichzelf inneemt [24](#page=24).
* **Ideaal Zelf:** Het zelf dat een individu nastreeft, beïnvloed door maatschappelijke normen en persoonlijke doelen [24](#page=24).
#### 2.1.1 Gedrag vormt het zelf
Een fundamenteel principe is dat gedrag het zelf vormt; men wordt wat men doet. Dit betekent dat het uitvoeren van bepaalde handelingen de zelfperceptie en identiteit beïnvloedt. Bijvoorbeeld, gedisciplineerde mensen zijn simpelweg mensen die zich op een gedisciplineerde manier gedragen, wat suggereert dat het aannemen van dit gedrag leidt tot een gedisciplineerd zelfbeeld [24](#page=24).
### 2.2 Zelftoeschrijving en locus of control
Zelftoeschrijving is het proces van het verklaren van de oorzaken van eigen gedrag [24](#page=24).
#### 2.2.1 Weiner's Revised Attribution Theory
Weiner's theorie categoriseert de bronnen van zelftoeschrijving in vier hoofddimensies [24](#page=24):
* **Locus of causality:** De oorzaak van gedrag is intern (persoonlijkheid, inspanning) of extern (situatie, geluk) [24](#page=24).
* **Stabiliteit:** De oorzaak is veranderlijk (stemming, inspanning) of stabiel (talent, intelligentie) [24](#page=24).
* **Globaliteit:** De oorzaak is globaal (geldt voor veel levensgebieden) of specifiek (geldt voor een bepaalde situatie). Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen een gebrek aan succes door algemeen gebrek aan intelligentie versus specifiek moeite hebben met talen [24](#page=24).
* **Beheersbaarheid:** De oorzaak is oncontroleerbaar of controleerbaar [24](#page=24).
#### 2.2.2 Attributiestijl en Rotter's Locus of Control
Attributiestijl, of locus of control, beschrijft de algemene manier waarop een individu gebeurtenissen in zijn of haar leven verklaart, met name met betrekking tot controle. Julian Rotter's concept van locus of control stelt dat overtuigingen over controle over levensgebeurtenissen prestaties, succes en geluk aanzienlijk kunnen beïnvloeden [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Externe locus of control:** Individuen geloven dat hun leven wordt bepaald door het lot, geluk of externe krachten buiten hun invloed. Ze voelen zich machteloos en hopen op een goed resultaat in plaats van actief te streven naar creatie ervan [25](#page=25).
* **Interne locus of control:** Individuen geloven dat ze hun eigen lot beheersen en een grote invloed hebben op wat hen overkomt [25](#page=25).
Een interne locus of control wordt vaak geassocieerd met grotere veerkracht en betere copingmechanismen bij tegenspoed. Dit concept kan worden toegepast op zowel persoonlijke ervaringen als maatschappelijke kwesties [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** Een voetballer die een penalty mist en dit toeschrijft aan ongeluk (externe locus) zal waarschijnlijk anders reageren dan iemand die het toeschrijft aan gebrek aan oefening (interne locus). De implicatie is dat toeschrijving aan interne, stabiele en beheersbare factoren kan leiden tot een groter gevoel van handelingsbekwaamheid en voldoening [25](#page=25).
### 2.3 Bem's zelfwaarnemingstheorie: gedrag gaat vooraf aan houdingen
Bem's zelfwaarnemingstheorie daagt de klassieke opvatting uit dat houdingen gedrag bepalen. In plaats daarvan stelt de theorie dat individuen hun houdingen, persoonlijkheidskenmerken en zelfwaarde ontwikkelen door hun eigen handelingen te observeren, met name wanneer interne gevoelens onduidelijk zijn [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Klassieke opvatting:** We gedragen ons zoals we doen omdat we bepaalde houdingen of persoonlijkheidstrekken hebben (bv. assertief zijn leidt tot het uiten van een mening) [26](#page=26).
* **Bem's zelfwaarnemingstheorie:** We concluderen dat we bepaalde houdingen of eigenschappen hebben omdat we ons eigen gedrag observeren (bv. het uiten van een mening leidt tot de conclusie dat we assertief zijn) [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Zorg je voor je kat omdat je van katten houdt, of concludeer je dat je van katten houdt omdat je dagelijks voor je kat zorgt [26](#page=26)?
Wanneer individuen geen sterke initiële houding of emotionele reacties hebben, leiden ze deze interne toestanden af door hun eigen gedrag en de omstandigheden eromheen te observeren [26](#page=26).
* **Zelfobservatie:** Individuen observeren hun gedrag kritisch, als een externe waarnemer [26](#page=26).
* **Conclusietekening:** Op basis van deze observaties worden conclusies getrokken over verlangens, persoonlijkheidskenmerken, houdingen, meningen en capaciteiten [26](#page=26).
Valins' experiment met deelnemers die de aantrekkelijkheid van foto's beoordeelden terwijl ze een (valse) hartslag hoorden, illustreert dit principe. Deelnemers leidden hun voorkeur af uit de waargenomen fysiologische reactie, die ze vervolgens aan de foto toeschreven [26](#page=26).
#### 2.3.1 "Wij zijn wat wij doen"
Het kernidee is dat onze acties actief bepalen wie we geloven te zijn. Dit is een contrast met "wij doen wat wij zijn" [26](#page=26).
* **Gedragsverandering als katalysator:** Het aannemen van nieuw gedrag kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe houdingen en uiteindelijk tot een nieuwe identiteit. Dit heeft praktische implicaties, zoals in therapie waar nieuw gedrag verborgen aspecten van het zelf kan onthullen, of in marketing waar deelname aan een enquête interesse kan wekken [27](#page=27).
* **Uitdagen van vaste zelfconcepten:** De theorie suggereert dat het koppelen van gedrag aan een onveranderlijke persoonlijkheid beperkend is. Acties kunnen leiden tot veranderingen in zelfconcepten, wat aansluit bij de 'growth mindset'. Mensen streven naar zelfconsistentie en zelfverbetering, waarbij het dynamische zelf wordt beïnvloed door voortdurend gedrag [27](#page=27).
Het mechanisme van de zelfwaarnemingstheorie is dat individuen kennis verkrijgen van hun interne toestanden door hun eigen gedrag en de context ervan te observeren [27](#page=27).
---
# het milgram-experiment en de psychologie van gehoorzaamheid
Het Milgram-experiment is een baanbrekend onderzoek dat de psychologische mechanismen achter gehoorzaamheid aan autoriteit blootlegde, en de schokkende mate waarin mensen bereid zijn schadelijke bevelen op te volgen onder druk van een gezagsfiguur onderzocht [10](#page=10).
### 3.1 De methodologie van het Milgram-experiment
Het experiment, uitgevoerd door Stanley Milgram tussen 1960 en 1963, werd aanvankelijk gepresenteerd als een studie naar "leren". De opzet was als volgt [10](#page=10):
* **Deelnemerswerving:** Deelnemers werden via advertenties geworven [10](#page=10).
* **Rollen:** Er was een experimentator in een laboratoriumjas, een echte deelnemer die de rol van "leraar" kreeg toegewezen, en een confederate (een medewerker van Milgram) die de rol van "leerling" speelde [10](#page=10).
* **Gemanipuleerde loting:** De loting was zo gemanipuleerd dat de echte deelnemer altijd de rol van leraar kreeg [10](#page=10).
* **De schokgenerator:** De leraar werd in een aangrenzende ruimte geplaatst met een schokgenerator. Deze generator had schakelaars die opliepen in intensiteit van "lichte schok" tot "XXX" (wat een dodelijke schok impliceerde) [10](#page=10).
* **De taak:** De leraar moest de leerling testen op geheugen. Voor elk fout antwoord moest de leraar de leerling een elektrische schok toedienen, waarbij de spanning met 15 volt werd verhoogd [10](#page=10).
* **Reacties van de leerling:** De leerling (de confederate) was geïnstrueerd om specifieke reacties te veinzen bij oplopende schokniveaus, variërend van kreunen van pijn tot complete stilte na 330 volt [10](#page=10).
Het centrale doel van het experiment was om te observeren hoe ver deelnemers zouden gaan in het toedienen van schokken wanneer een autoriteitsfiguur hen daartoe opdroeg, zelfs wanneer de leerling tekenen van extreme stress vertoonde of stil bleef [10](#page=10).
### 3.2 Resultaten en generaliseerbaarheid
Ondanks duidelijke tekenen van stress, zoals stotteren, trillen en zweten, toonde een aanzienlijk deel van de deelnemers bereidheid om door te gaan [10](#page=10).
* **Hoge gehoorzaamheid:** 65% van de deelnemers diende schokken toe tot de maximale intensiteit van 450 volt [10](#page=10).
* **Verkeerde inschattingen:** Psychiaters hadden ingeschat dat deelnemers zouden stoppen bij 150 volt, met slechts 0,1% die 450 volt zou bereiken [10](#page=10).
De generaliseerbaarheid van deze bevindingen naar situaties in de echte wereld is een belangrijk discussiepunt, vaak in relatie tot historische gebeurtenissen zoals de Holocaust, de Balkanoorlogen en de Rwandese Genocide [10](#page=10).
#### 3.2.1 Hannah Arendts concepten
Hannah Arendts concepten van "gedachteloosheid" en de "banaliteit van het kwaad" bieden een theoretisch kader om gehoorzaamheid te begrijpen. Zij stelde dat Adolf Eichmann niet zozeer een sadist was, maar eerder een bureaucratische man die bevelen opvolgde zonder kritische reflectie [11](#page=11).
#### 3.2.2 Samuel Marshalls "Mannen tegen vuur"
Dit verwijst naar Samuel Marshalls werk, dat waarschijnlijk de factoren onderzoekt die het gevechtsgedrag en de gehoorzaamheid van soldaten beïnvloeden [11](#page=11).
### 3.3 Variaties op het basisexperiment
Milgram voerde verschillende variaties door om de invloed van andere factoren op gehoorzaamheid te onderzoeken:
#### 3.3.1 Fysieke nabijheid
De mate van fysieke nabijheid tussen de deelnemer (leraar) en de leerling had een significante invloed op de gehoorzaamheid [11](#page=11):
* **Nabije kamers:** Deelnemers konden de reacties van de leerling horen, maar niet zien.
* **Zelfde kamer:** Deelnemers konden de leerling zien en horen.
* **Fysiek contact:** Deelnemers moesten de hand van de leerling op een schokplaat leggen.
**Bevindingen:**
* **Verminderde gehoorzaamheid met nabijheid:** Hoe dichter de deelnemer bij de leerling was, hoe lager het gehoorzaamheidsniveau [11](#page=11).
* **Gemakkelijker schade op afstand:** Grotere afstand maakt het makkelijker om anderen schade toe te brengen, vergelijkbaar met situaties zoals "road rage" (nabijheid, minder schade) versus interacties in een supermarkt (grotere afstand, potentieel meer onpersoonlijk letsel) [11](#page=11).
* **Dehumanisatie en afstand:** Dit principe verklaart mogelijk waarom bommenwerperpiloten minder schuldgevoel ervaren dan grondsoldaten, en waarom online activiteiten zoals trollen of cyberpesten (psychologische afstand) minder directe sociale consequenties lijken te hebben [11](#page=11).
#### 3.3.2 Morele druk en gezag
Andere variaties onderzochten de impact van morele druk en de aard van het gezag [11](#page=11):
* **Morele druk:** Zelfs wanneer de leerling waarschuwde voor zijn zwakke hart en de risico's van emotionele en fysieke belasting, bleven deelnemers grotendeels gehoorzaam [11](#page=11).
* **Nabijheid van de onderzoeker:** De gehoorzaamheid nam aanzienlijk af wanneer de onderzoeker niet fysiek aanwezig was of wanneer deelnemers het gevoel hadden dat ze niet nauwlettend werden gevolgd [12](#page=12).
* **Expertise/Status van de onderzoeker:** Deelnemers vertrouwden op de expertise van de onderzoeker, wat bijdroeg aan hun gehoorzaamheid. De locatie van het experiment (prestigieuze Yale University versus een vervallen gebouw) liet echter minimaal verschil in gehoorzaamheidspercentages zien [12](#page=12).
* **Instemming van de leerling:** 80% van de deelnemers ging door, zelfs wanneer de leerling eerder had aangegeven dat het experiment moest stoppen als hij erom vroeg [12](#page=12).
### 3.4 Waarom gehoorzamen we zo gemakkelijk?
Verschillende psychologische en sociale factoren verklaren waarom mensen geneigd zijn aan autoriteit te voldoen [12](#page=12):
#### 3.4.1 Bijdragende factoren
1. **Neiging tot groepsvorming:** Mensen vormen van nature groepen en nemen normen over, wat individueel gedrag binnen een sociale structuur beïnvloedt [12](#page=12).
2. **Tendens tot hiërarchisatie:** Samenlevingen en groepen vestigen hiërarchieën, wat de perceptie en reactie op autoriteitsfiguren stuurt [12](#page=12).
3. **"Agentic Shift" (Uitvoerdersverschuiving):**
* Dit is een verschuiving van autonomie naar het zien van zichzelf als een "agent" of executeur van het testament van een ander [12](#page=12).
* Het impliceert een overgang van zelfstandig handelen naar optreden namens een gezagsfiguur [12](#page=12).
* Deze scheiding tussen besluitvorming en uitvoering komt vaak voor in professionele omgevingen [12](#page=12).
* Het is cruciaal voor het erkennen van leiderschap [12](#page=12).
* Deze verschuiving stelt individuen in staat het bevel los te koppelen van de persoon die het geeft, soms aangeduid als "anti-antropomorfisme" [12](#page=12).
4. **Individuele psychologische mechanismen tijdens gehoorzaamheid:**
* **Afstemming:** Volledige afstemming met de leider kan leiden tot een loskoppeling van de realiteit [12](#page=12).
* **Herdefiniëring van betekenis:** Situaties worden geïnterpreteerd vanuit het perspectief van de leider [12](#page=12).
* **Dehumanisatie:** Zowel het zelf als het slachtoffer kunnen ontmenselijkt worden; individuen zien zichzelf als een "radertje in de machine" [13](#page=13).
* **Verlies van verantwoordelijkheid:** Individuen voelen zich vrijgesteld van persoonlijke verantwoordelijkheid [13](#page=13).
* **Versmalling van actie:** De focus vernauwt zich tot de specifieke taak, losgekoppeld van bredere gevolgen [13](#page=13).
* **Interne dissociatie:** Er ontstaat een splitsing tussen gevoelens en gedrag; men kan het gevoel hebben dat er iets mis is, maar toch doorgaan [13](#page=13).
#### 3.4.2 Bindingsfactoren (Moeilijkheid om te stoppen)
Zodra gehoorzaamheid begint, wordt het moeilijk om los te komen [13](#page=13):
* **Geleidelijke escalatie:** Het overschrijden van één morele grens maakt latere overtredingen makkelijker, leidend tot een "punt zonder terugkeer" [13](#page=13).
* **Angst voor sancties:** De mogelijke negatieve gevolgen van ongehoorzaamheid kunnen een krachtige afschrikking zijn [13](#page=13).
### 3.5 Dominantie en gehoorzaamheid
Het werk van Timothy Leary suggereert een relatie tussen sociale dynamiek en gehoorzaamheid, waarbij een verticale dimensie (autoriteit/onderwerping) en een horizontale dimensie (gelijkwaardigheid) verschillende gedragingen oproepen [13](#page=13).
### 3.6 Macht en machteloosheid
De kernconcepten van macht en machteloosheid worden gepresenteerd als fundamentele aspecten van menselijke ervaring. Macht wordt breed gedefinieerd als controle over jezelf, anderen en de omgeving, een gevoel dat al vanaf de vroegste leeftijd cruciaal is voor de ontwikkeling [13](#page=13).
---
# het stanford gevangenis-experiment en de kracht van sociale rollen
Het Stanford Gevangenis-experiment en de kracht van sociale rollen onderzoekt hoe de toewijzing van rollen en de sociale omgeving het gedrag van individuen kunnen beïnvloeden, zelfs bij anderszins normale personen.
## 4 Het Stanford Gevangenis-experiment en de kracht van sociale rollen
Het Stanford Gevangenis-experiment, uitgevoerd door Philip Zimbardo, had als doel de oorzaken van wanpraktijken in Amerikaanse gevangenissen te onderzoeken. De onderzoeksvraag was of deze problemen voortkwamen uit de persoonlijkheid van de betrokkenen of uit het gevangenissysteem zelf. Om de invloed van persoonlijkheid te minimaliseren, werden gemiddelde burgers geselecteerd die geen eerdere agressieve neigingen hadden. 24 mannelijke deelnemers werden willekeurig toegewezen aan de rollen van bewaker of gevangene in een nagebouwde "Stanford County Prison" [14](#page=14).
### 4.1 Methodologie en ontmenselijking
Deelnemers werden met verrassing gearresteerd door de politie. Bij aankomst in de gevangenis ondergingen de gevangenen een proces van ontmenselijking: ze werden uitgekleed, bespoten op luizen, kregen uniformen met nummers, nylon mutsen en kettingen om hun enkels. Dit was bedoeld om hun individuele identiteit te verwijderen en hen gedesoriënteerd te maken [14](#page=14).
De bewakers daarentegen kregen kaki uniformen, zonnebrillen om hun emoties te verbergen, en de expliciete opdracht om orde te handhaven. Deze elementen, samen met hun instructies, waren bedoeld om een gevoel van macht en onoverwinnelijkheid te bevorderen [15](#page=15).
### 4.2 Verloop en escalatie van het experiment
Het geplande tweeweekse experiment werd na slechts zes dagen beëindigd vanwege de snelle escalatie van gedrag [15](#page=15).
* **Dag 2:** Gevangenen begonnen een opstand, wat leidde tot gewelddadige reacties van de bewakers, waaronder het gebruik van brandblussers, het uitscheuren van kleding en het toepassen van isolatie. Psychologische druk werd ook toegepast, en een gevangene ervoer ernstige uitputting en emotionele ontreddering [15](#page=15).
* **Dag 3:** Verdere repressieve maatregelen werden genomen na een vermeende ontsnappingspoging. Willekeurige straffen, zoals push-ups en het schoonmaken van toiletten met blote handen, leidden tot woede en een voortdurende escalatie van bruut gedrag en onderdrukking. Zelfs de hoofdonderzoeker raakte betrokken bij de dynamiek [15](#page=15).
De kernconclusie van Zimbardo was dat "het experiment de kracht van sociale, institutionele krachten toont om rechtvaardige mensen te laten deelnemen aan duivelse daden" [15](#page=15).
### 4.3 Kritiek en parallellen
Het experiment kreeg kritiek te verduren, waaronder de claim van sommige bewakers dat ze "slechts een rol speelden" wat vragen opriep over vraagkenmerken. Er is ook discussie over de mate van training die de bewakers kregen en of Zimbardo al dan niet specifieke instructies gaf. Stereotypering van "gevangenisbewaarders" werd ook als mogelijke factor genoemd [15](#page=15) [16](#page=16).
Tegenargumenten wijzen erop dat rollenspellen of instructies zelden leiden tot ernstig misbruik en dat de geobserveerde emotionele stress niet gefaket kon worden. Ethische en deontologische zorgen werden geuit over de behandeling van zowel gevangenen als bewakers [16](#page=16).
De dynamiek van het experiment wordt weerspiegeld in echte gebeurtenissen zoals de Abu Ghraib-processen en de situatie in Guantanamo Bay [15](#page=15).
### 4.4 Aanbevelingen voor correctie-instellingen
De belangrijkste oorzaken van geweld en machtstoename in dergelijke settings zijn onpersoonlijke behandeling, ontmenselijking en onpersoonlijke relaties. Wangedrag wordt makkelijker wanneer de ander niet volledig als mens wordt gezien. Aanbevelingen omvatten het bevorderen van meer persoonlijke en humane banden, het herstellen van waardigheid, het aanpakken van hiërarchische afstanden, het verantwoordelijk houden van bewakers, en het erkennen dat straf alleen niet effectief is voor gedragsmodificatie [16](#page=16).
### 4.5 Gerelateerde concepten
#### 4.5.1 Het Stockholm-syndroom
Dit syndroom beschrijft een vorm van "traumatische binding" die kan ontstaan door macht en gevangenschap, waarbij slachtoffers loyaliteit ontwikkelen ten opzichte van hun onderdrukkers. Belangrijke elementen zijn identificatie, onzekerheid, destabilisatie en het dienen als overlevingsmechanisme [17](#page=17).
#### 4.5.2 Aangeleerde hulpeloosheid
Dit concept, ontwikkeld door Martin Seligman, beschrijft hoe individuen leren dat ze geen controle hebben over een situatie, wat leidt tot machteloosheid. Dit treedt op wanneer proefpersonen of dieren een aversieve situatie ervaren en geen actie ondernemen, ondanks dat ze gedragscontrole bezitten [17](#page=17).
### 4.6 Sociale cognitie en sociale perceptie
Dit bredere kader onderzoekt hoe individuen anderen waarnemen en erover denken, inclusief het vormen van indrukken en het begrijpen van sociaal gedrag [17](#page=17).
* **Sociale Perceptie:** Hoe we naar anderen kijken [17](#page=17).
* **Sociale Cognitie:** Hoe we over anderen denken [17](#page=17).
Deze processen omvatten selectie, structurering en interpretatie van informatie [18](#page=18).
#### 4.6.1 Selectie in sociale waarneming
Sociale perceptie is actief en bevooroordeeld. Belangrijke selectieconcepten zijn [18](#page=18):
* **Zelfvervullende profetie:** We roepen het gedrag op dat we verwachten te zien [18](#page=18).
* **Volhardingseffect:** Aanvankelijke overtuigingen blijven bestaan ondanks tegenstrijdig bewijs. Een voorbeeld is de Latijnse uitdrukking "si non e vero, e ben trovato" [18](#page=18).
* **Pygmalion-effect:** Verwachtingen beïnvloeden gedrag [18](#page=18).
#### 4.6.2 Interpretatie in sociale perceptie
Dit richt zich op **causale toeschrijving**: het toekennen van oorzaken aan gedrag. Er zijn twee hoofdtypen [18](#page=18):
* **Interne causale toeschrijving (persoonlijke toeschrijving):** Gedrag toeschrijven aan de persoonlijkheid of aard van de persoon [18](#page=18).
* **Externe causale toeschrijving (situationele toeschrijving):** Gedrag toeschrijven aan externe factoren of de situatie [18](#page=18).
**Weiners model van attributie** legt uit hoe we oorzaken toeschrijven aan succes of falen, onderscheidend tussen stabiele/onstabiele en interne/externe oorzaken. **Kelly's Covariatiemodel** weegt onderscheidendheid, consistentie en consensus om de oorzaak te bepalen [19](#page=19).
**Causale schema's (Kelly)** zijn mentale kaders:
* **Meervoudig Voldoende Oorzaak Schema:** Een oorzaak wordt minder serieus genomen als er andere voldoende verklaringen bestaan [19](#page=19).
* **Meervoudig Noodzakelijk Oorzaakschema:** Men zoekt naar aanvullende verklaringen wanneer één oorzaak onvoldoende lijkt [19](#page=19).
#### 4.6.3 Attributie-biases
Dit zijn systematische fouten in toeschrijving:
* **Fundamentele toeschrijvingsfout:** De neiging om interne factoren te overschatten en externe factoren te onderschatten bij het verklaren van het gedrag van anderen. Voorbeelden zijn de mythe van de "selfmade man" en het generaliseren van negatieve eigenschappen [20](#page=20).
* **Actor-Observer Bias:** De neiging om eigen gedrag aan situationele factoren toe te schrijven, terwijl het gedrag van anderen aan dispositionele factoren wordt toegeschreven [20](#page=20).
#### 4.6.4 Structurering in sociale perceptie
Dit gaat over hoe we informatie over anderen organiseren. Belangrijke concepten zijn [20](#page=20):
* **Impliciete persoonlijkheidstheorieën:** Onze aannames over welke persoonlijkheidseigenschappen correleren met andere. Ze sturen ons gedrag en leiden vaak tot stereotypen [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Stereotypen:** Gegeneraliseerde overtuigingen over groepen mensen [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Impressievorming:** Hoe we een algehele indruk van een persoon opbouwen [20](#page=20) [22](#page=22).
Factoren die impressievorming beïnvloeden:
* **Geloofwaardigheid:** De betrouwbaarheid van de informatiebron [20](#page=20) [22](#page=22).
* **Positieve versus negatieve informatie:** Negatieve informatie heeft vaak een sterkere impact (negativiteitsbias) [20](#page=20) [22](#page=22).
* **Seriële positie-effecten:**
* **Primacy-effect (Begin Effect):** Vroege informatie heeft meer invloed. Dit leidt tot het **Halo-effect** (positieve eerste indruk leidt tot positieve oordelen) [20](#page=20) [22](#page=22).
* **Recency Effect (Eindeffect):** Late informatie kan ook een sterke impact hebben. Dit leidt tot het **Hoorneffect** (negatieve eerste indruk leidt tot negatieve oordelen) [20](#page=20) [22](#page=22).
#### 4.6.5 Interne versus externe toeschrijving
Dit verwijst naar het verklaren van de oorzaken van gedrag of gebeurtenissen [20](#page=20).
* **Interne toeschrijving:** Gedrag toeschrijven aan interne kenmerken van de persoon, zoals persoonlijkheid of vaardigheden [21](#page=21).
* **Externe toeschrijving:** Gedrag toeschrijven aan factoren buiten het individu, zoals de omgeving of situatie [21](#page=21).
Het begrijpen van deze toeschrijvingen is fundamenteel voor sociale perceptie en het voorspellen van gedrag [21](#page=21).
---
# sociale perceptie en cognitie: hoe we anderen waarnemen en denken
Sociale perceptie en cognitie onderzoeken hoe we informatie over andere mensen verwerken, interpreteren en gebruiken om ons gedrag te sturen [1](#page=1).
### 5.1 De aard van sociale interactie en hulpbereidheid
Mensen zijn fundamenteel sociale wezens, gedreven door een behoefte aan verbinding, veiligheid en samenwerking. Dit uit zich in onze neiging tot sociale interactie, wat essentieel is voor ons welzijn en overleving. De empathie/altruïsme-hypothese verklaart helpend gedrag door te kijken naar de intentie om de ander te helpen, mogelijk zelfs met zelfopoffering, versus het eigenbelang om ongemak te verminderen of positieve gevoelens te ervaren [1](#page=1).
#### 5.1.1 Omstanderseffect en verspreiding van verantwoordelijkheid
Het omstanderseffect, ook bekend als omstander-apathie, beschrijft de paradox dat hoe meer mensen aanwezig zijn bij een noodsituatie, hoe kleiner de kans dat het slachtoffer hulp krijgt. Dit komt door de **verspreiding van verantwoordelijkheid**: individuen voelen zich minder persoonlijk verantwoordelijk om te handelen wanneer er meerdere potentiële helpers zijn. Experimenten, zoals die met een gesimuleerde epileptische aanval of een met rook gevulde kamer, hebben dit effect aangetoond [2](#page=2).
> **Tip:** Denk aan de beroemde Kitty Genovese-zaak, die vaak wordt aangehaald om de mogelijke gevolgen van het omstanderseffect te illustreren [2](#page=2).
#### 5.1.2 Factoren die helpend gedrag beïnvloeden
Verschillende factoren beïnvloeden de bereidheid om te helpen:
* **Vertrouwdheid van medegetuigen:** Mensen helpen eerder als ze de andere omstanders kennen, mogelijk door verminderde angst voor schaamte en betere communicatie [2](#page=2).
* **Competentie van omstanders:** De waargenomen competentie van potentiële helpers speelt een rol; men is eerder geneigd te helpen als men denkt de enige te zijn die hulp kan bieden [3](#page=3).
* **Kosten en baten:** Volgens de Social Exchange Theory wegen individuen de potentiële kosten (persoonlijk gevaar, tijdverlies, normconflicten) en baten (dankbaarheid, respect, vermijden van schuldgevoel) van helpen af. Niet helpen kan ook leiden tot negatieve gevolgen zoals schuldgevoel en spijt [3](#page=3).
* **Beoordeling van ernst:** De ernst van een situatie beoordelen is cruciaal. Onzekerheid leidt ertoe dat mensen de reacties van anderen observeren (observerend leren) om aanwijzingen te krijgen [4](#page=4).
* **Kenmerken van de helper:** Hoewel persoonlijkheidskenmerken een rol spelen, zijn situationele factoren (sociale situatie, cultuur, geslacht) vaak dominanter. Individuele verschillen situeren zich meer in het soort situaties waarin iemand helpt dan in een algemene hulpbereidheid [4](#page=4).
* **Kenmerken van het slachtoffer:** Verwantschap, vertrouwdheid en de waargenomen schuld van het slachtoffer kunnen de hulpbereidheid beïnvloeden [4](#page=4).
#### 5.1.3 Het cognitieve beslissingsmodel
Dit model beschrijft een sequentieel proces dat een potentiële helper doorloopt, waarbij elke stap een filter vormt voor interventie [5](#page=5).
### 5.2 Agressie: definities en oorzaken
Agressie is gedrag met de intentie om schade toe te brengen of aversieve gevolgen te veroorzaken aan een ander. Dit kan voortkomen uit instinctieve driften, biologische mechanismen, of aangeleerd gedrag. De definitie kan variëren, afhankelijk van of de intentie, de omvang van de schade (fysiek, emotioneel, psychologisch) of aversieve gevolgen centraal staan [5](#page=5).
#### 5.2.1 Oorzaken van agressie
De oorzaken van agressie kunnen worden onderverdeeld in:
* **Aspecten van de stimulussituatie:** Omgevingsfactoren zoals pijn, drukte, onaangename temperaturen en provocatie kunnen agressie uitlokken [6](#page=6).
* **Verplaatste agressie:** Frustratie uit één situatie kan leiden tot agressie gericht op een ander doelwit [6](#page=6).
* **Territoriale theorie:** Inbreuken op persoonlijke ruimte of openbare gebieden kunnen agressie veroorzaken [7](#page=7).
* **Gebroken ramen theorie:** Zichtbare tekenen van wanorde en verval in een omgeving kunnen antisociaal en agressief gedrag aanmoedigen [7](#page=7).
* **Intrapersoonlijke oorzaken:** Interne factoren zoals stemming, persoonlijkheid, karakter, temperament, toeschrijvingen (het toeschrijven van negatief gedrag aan persoonlijkheid i.p.v. omstandigheden), competitie en sterke emoties [8](#page=8).
* **Opgewonden Deliriumsyndroom (EDS):** Een controversiële aandoening gekenmerkt door extreme agressie en veranderd bewustzijn, mogelijk fataal door uitdroging, hartfalen en hyperthermie [8](#page=8).
* **Aangeleerde agressie:** Agressief gedrag wordt verworven door sociaal leren, door observatie en imitatie, of door vicair leren van de gevolgen voor anderen [9](#page=9).
* **Macht en agressie:** Macht kan corrumperen, waardoor individuen in machtsposities meer agressie kunnen vertonen [9](#page=9).
### 5.3 Gehoorzaamheid en autoriteit
Gehoorzaamheid aan autoriteit kan leiden tot agressief gedrag, zelfs tegen de eigen morele principes in. Dit werd onderzocht in het **Milgram-experiment** [9](#page=9).
#### 5.3.1 Het Milgram-experiment
In dit experiment werden deelnemers (leraren) geïnstrueerd om elektrische schokken toe te dienen aan een leerling voor elke fout die deze maakte, met oplopende intensiteit. Hoewel deelnemers uiterlijke stress vertoonden, ging 65% door tot de maximale schok van 450 volt, veel verder dan psychiaters verwachtten [10](#page=10).
**Methodologie:**
* Een advertentie voor een "experiment over leren" [10](#page=10).
* Een experimentator, een deelnemer (leraar) en een confederate (leerling) [10](#page=10).
* Een gemanipuleerde loting die de deelnemer altijd de rol van leraar gaf [10](#page=10).
* Een schokgenerator met schakelaars variërend van lichte tot "GEVAARLIJK: ERNSTIGE SCHOK" en "XXX" [10](#page=10).
* De leerling veinsde reacties van pijn, schreeuwen, en uiteindelijk stilte [10](#page=10).
**Resultaten:** Ondanks stress, toonden 65% van de deelnemers gehoorzaamheid tot het einde [10](#page=10).
> **Tip:** De bevindingen van Milgram worden vaak in verband gebracht met historische gebeurtenissen zoals de Holocaust en de Rwandese Genocide, en bieden een kader voor het begrijpen van de "banaliteit van het kwaad" (Hannah Arendt) [11](#page=11).
#### 5.3.2 Variaties en verklaringen van gehoorzaamheid
* **Fysieke nabijheid:** Naarmate de afstand tussen de deelnemer en de leerling afnam (van aangrenzende kamers naar dezelfde kamer, tot fysiek aanraken), nam de gehoorzaamheid af. Grotere afstand maakt het makkelijker om schade toe te brengen, wat ook te zien is bij online interacties [11](#page=11).
* **Morele druk en gezag:** Zelfs wanneer de leerling waarschuwde voor risico's, bleven deelnemers grotendeels gehoorzaam. Nabijheid van de onderzoeker en het vertrouwen in zijn expertise waren ook beïnvloedende factoren [12](#page=12).
* **Waarom gehoorzamen we?**
1. **Neiging tot groepsvorming:** Overname van groepsnormen [12](#page=12).
2. **Tendens tot hiërarchisatie:** Vestigen van hiërarchieën beïnvloedt hoe autoriteit wordt waargenomen [12](#page=12).
3. **"Agentic Shift" (Uitvoerdersverschuiving):** Een verschuiving van autonomie naar het zien van zichzelf als een uitvoerder van het testament van een ander, waarbij besluitvorming en uitvoering gescheiden worden [12](#page=12).
4. **Individuele psychologische mechanismen:**
* **Afstemming:** Loskoppeling van de realiteit [13](#page=13).
* **Herdefiniëring van betekenis:** Situaties interpreteren vanuit het perspectief van de leider [13](#page=13).
* **Dehumanisatie:** Zowel zichzelf als het slachtoffer ontmenselijken [13](#page=13).
* **Verlies van verantwoordelijkheid:** Gevoel van vrijspraak van persoonlijke verantwoordelijkheid [13](#page=13).
* **Versmalling van actie:** Focus op de specifieke taak losgekoppeld van bredere gevolgen [13](#page=13).
* **Interne dissociatie:** Een splitsing tussen gevoelens en gedrag [13](#page=13).
5. **Bindingsfactoren:** Het wordt moeilijk om te stoppen naarmate gehoorzaamheid vordert door geleidelijke escalatie en angst voor sancties [13](#page=13).
### 5.4 Macht, machteloosheid en het Stanford Gevangenis-experiment
Macht wordt gedefinieerd als het ervaren gevoel van controle (over anderen, de situatie, of jezelf). Controle krijgen over de situatie is een fundamentele ontwikkelingstaak [13](#page=13).
#### 5.4.1 Het Stanford Gevangenis-experiment
Dit experiment, geïnspireerd door misstanden in Amerikaanse gevangenissen, onderzocht of de problemen voortkwamen uit de persoonlijkheid van gevangenen/bewakers, of uit het gevangenissysteem zelf [14](#page=14).
* "Gemiddelde" burgers zonder eerdere agressieve neigingen werden geselecteerd [14](#page=14).
* 24 mannelijke deelnemers werden willekeurig toegewezen aan de rollen van bewaker of gevangene [14](#page=14).
* De setting was de "Stanford County Prison" [14](#page=14).
**Procedures en ontmenselijking:**
* Gevangenen werden thuis gearresteerd, uitgekleed, bespoten op luizen, kregen uniformen en identificatienummers, en nylon mutsen en kettingen om hen te ontmenselijken en te destabiliseren [14](#page=14).
* Bewakers kregen kaki uniformen, zonnebrillen (om emoties te verbergen) en de opdracht om orde te handhaven, wat hun gevoel van macht moest bevorderen [14](#page=14).
**Verloop:** Het geplande tweeweekse experiment werd na zes dagen beëindigd door de snelle escalatie van gedrag [15](#page=15).
* **Dag 2:** Gevangenen begonnen een opstand; bewakers reageerden met geweld, psychologische druk en repressieve maatregelen [15](#page=15).
* **Dag 3:** Verdere escalatie van bruut gedrag, agressie en onderdrukking. De hoofdonderzoeker raakte verstrikt in de dynamiek [15](#page=15).
**Kernconclusie:** Het experiment toont de kracht van sociale en institutionele krachten om rechtvaardige mensen tot duivelse daden te laten komen. Het nastreven van macht tegen elke prijs leidt tot een verlies-verliesstrategie [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 5.4.2 Kritiek en aanbevelingen
Kritiek op het experiment omvat getuigenissen van bewakers die beweerden "slechts een rol te spelen", en de twijfelachtige rol van Zimbardo. Tegenargumenten wijzen op de emotionele stress van de gevangenen als bewijs van echtheid [16](#page=16).
**Aanbevelingen voor correctieinstellingen:** De belangrijkste oorzaak van geweld is onpersoonlijke behandeling en ontmenselijking. Bevordering van persoonlijke banden, herstel van waardigheid, aanpakken van hiërarchische afstanden en het verantwoordelijk houden van bewakers zijn cruciaal [16](#page=16).
---
Dit onderwerp verkent de complexe psychologische processen waardoor individuen anderen waarnemen, interpreteren en erover denken, met de nadruk op hoe deze percepties en gedachten gevormd worden en ons gedrag beïnvloeden.
### 5.1 De basis van sociale perceptie
Sociale perceptie en cognitie zijn nauw verbonden met algemene psychologische concepten van waarneming: selectie, structurering en interpretatie [17](#page=17).
#### 5.1.1 Selectie in sociale waarneming
Sociale perceptie is een actief en potentieel bevooroordeeld proces waarbij we niet alles waarnemen, maar vaak slechts fracties van gedrag. Dit kan leiden tot overhaaste conclusies [18](#page=18).
* **Zelfvervullende profetie:** We roepen het gedrag op dat we verwachten te zien [18](#page=18).
* **Volhardingseffect (doorzettingsvermogen):** Aanvankelijke overtuigingen blijven bestaan ondanks tegenstrijdig bewijs. Zelfs valse informatie kan overtuigend zijn als het overeenkomt met bestaande overtuigingen [18](#page=18).
* **Pygmalion-effect:** Verwachtingen beïnvloeden gedrag [18](#page=18).
#### 5.1.2 Interpretatie in sociale perceptie: causale attributie
Interpretatie richt zich op causale attributie: het toekennen van oorzaken aan gedrag [18](#page=18).
* **Twee hoofdtypen toeschrijving:**
* **Interne causale toeschrijving (persoonlijke toeschrijving):** Gedrag toeschrijven aan de persoonlijkheid of aard van de persoon [18](#page=18).
* **Externe causale toeschrijving (situationele toeschrijving):** Gedrag toeschrijven aan externe factoren of de situatie [18](#page=18).
* **Weiners model van attributie:** Legt uit hoe we oorzaken toeschrijven aan succes of falen en maakt onderscheid tussen stabiele/onstabiele en interne/externe oorzaken [19](#page=19).
* **Kelly's Covariatiemodel:** Bepaalt hoe we de oorzaak van sociaal gedrag vaststellen op basis van drie soorten informatie die "covariëren" met het gedrag [19](#page=19):
1. **Onderscheidendheid:** Verschilt het gedrag tussen situaties?
2. **Consistentie:** Blijft het gedrag in dezelfde situatie hetzelfde?
3. **Consensus:** Hoeveel mensen vertonen dit gedrag in deze situatie?
* **Causale schema's (Kelly):** Mentale kaders voor het zoeken naar oorzaken van andermans gedrag [19](#page=19).
* **Meervoudig Voldoende Oorzaak Schema:** Een oorzaak wordt minder serieus genomen als er andere voldoende verklaringen bestaan [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Is een politicus gul, of probeert hij stemmen te winnen [19](#page=19)?
* **Meervoudig Noodzakelijke Oorzaakschema:** We zoeken naar aanvullende verklaringen als één oorzaak op zichzelf onvoldoende lijkt [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** Het verklaren van schokkende gebeurtenissen vereist vaak het zoeken naar meerdere bijdragende factoren [19](#page=19).
* **Attributie-biases:** Systematische fouten in toeschrijving [19](#page=19).
* **Fundamentele toeschrijvingsfout:** De neiging om interne (dispositionele) factoren te overschatten en externe (situationele) factoren te onderschatten bij het verklaren van het gedrag van anderen [19](#page=19).
> **Voorbeeld:** De mythe van de "selfmade man" [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** Negatieve eigenschappen generaliseren zoals "alle politici zijn corrupt" [20](#page=20).
* **Actor-Observer Bias:** De neiging om eigen gedrag toe te schrijven aan situationele factoren, terwijl het gedrag van anderen aan dispositionele factoren wordt toegeschreven [20](#page=20).
#### 5.1.3 Structurering in sociale perceptie
Structurering richt zich op hoe we informatie over anderen organiseren [20](#page=20).
* **Impliciete persoonlijkheidstheorieën:** Onze aannames over welke persoonlijkheidseigenschappen correleren met andere. Deze sturen ons gedrag tegenover anderen en leiden vaak tot stereotypen [20](#page=20) [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een klassiek raadsel illustreert hoe impliciete aannames leiden tot fouten in waarneming (de chirurg is de moeder) [22](#page=22).
* **Stereotypen:** Gegeneraliseerde overtuigingen over groepen mensen [20](#page=20).
* **Impressievorming:** Hoe we een algehele indruk van een persoon opbouwen [20](#page=20).
#### 5.1.4 Factoren die de vorming van indrukken beïnvloeden
Verschillende factoren spelen een rol bij het vormen van indrukken [20](#page=20):
* **Geloofwaardigheid:** De betrouwbaarheid en expertise van de informatiebron [20](#page=20).
* **Positieve versus negatieve informatie:** Negatieve informatie heeft vaak een sterkere impact (negativiteitsbias) [20](#page=20).
* **Seriële positie-effecten:**
* **Primacy-effect (Begin Effect):** Informatie vroeg in een reeks heeft een grotere invloed [20](#page=20).
* **Recency Effect (Eindeffect):** Informatie laat in een reeks kan ook een sterke impact hebben [22](#page=22).
* **Halo-effect:** Een eerste positieve indruk leidt tot positieve oordelen over andere, niet-gerelateerde eigenschappen [20](#page=20).
* **Hoorneffect:** Een eerste negatieve indruk leidt tot negatieve oordelen over andere, niet-gerelateerde eigenschappen [20](#page=20).
> **Experimentvoorbeeld:** Een gastdocent werd anders beoordeeld afhankelijk van of de eigenschap "cool" (vaak negatief geïnterpreteerd) werd genoemd [23](#page=23).
> **Alan en Ben Vergelijking:** De volgorde van positieve versus negatieve eigenschappen beïnvloedt de algemene indruk door het primacy-effect [23](#page=23).
### 5.2 Interne versus externe toeschrijving
Toeschrijving is het proces van het verklaren van de oorzaken van gedrag of gebeurtenissen [20](#page=20).
* **Interne toeschrijving:** Gedrag toeschrijven aan de interne kenmerken van de persoon (persoonlijkheid, vaardigheden, motivaties) [21](#page=21).
> **Scenario:** Iemand is te laat voor een vergadering door slecht tijdmanagement [21](#page=21).
* **Externe toeschrijving:** Gedrag toeschrijven aan factoren buiten het individu (omgeving, situatie, geluk) [21](#page=21).
> **Scenario:** Iemand is te laat voor een vergadering door druk verkeer [21](#page=21).
### 5.3 Zelfcognitie en zelfperceptie
Dit gedeelte onderzoekt hoe we onszelf waarnemen en begrijpen.
#### 5.3.1 Zelfbeeld en zelfkennis
* **Zelfbeeld:** Iemands algemene begrip van wie ze zijn [23](#page=23).
* **Zelfkennis:** Hoe individuen hun eigen eigenschappen, vaardigheden en houdingen waarnemen [23](#page=23).
* **Zelfobservatie:** Het proces van het observeren van eigen gedrag, prestaties, uiterlijk, gedachten en motieven [23](#page=23).
* **Informatie van anderen:** Externe feedback beïnvloedt de zelfperceptie significant [23](#page=23).
* **"Het spiegel-zelf":** Individuen ontwikkelen hun gevoel van zelf op basis van hoe ze denken dat anderen hen waarnemen [23](#page=23).
* **"Je est un autre" (Lacan):** Onze identiteit wordt mede gevormd door de waarneming en erkenning van anderen [23](#page=23).
* **"Le désir de l'homme est le désir de l'autre" (Lacan):** Het verlangen van de mens is het verlangen van de ander, wat de invloed van anderen op ons zelfbeeld benadrukt [24](#page=24).
* **Zelfwaarde:** Hoe individuen zichzelf beoordelen [24](#page=24).
* **Ideaal Zelf:** Het zelf dat een individu wil zijn [24](#page=24).
#### 5.3.2 Gedrag vormt het Zelf
Een kernidee is dat "gedrag het Zelf vormt: je wordt wat je doet". Dit impliceert dat het uitvoeren van bepaalde handelingen onze zelfperceptie en identiteit beïnvloedt [24](#page=24) [26](#page=26).
> **Stelling:** "Gedisciplineerde mensen zijn gewoon mensen die zich op een gedisciplineerde manier gedragen." [24](#page=24).
#### 5.3.3 Zelftoeschrijving: Bronnen
Zelftoeschrijving is het verklaren van de oorzaken van het eigen gedrag, gecategoriseerd in vier dimensies volgens Weiners Revised Attribution Theory [24](#page=24):
* **Locus of causality:** Is de oorzaak intern (persoonlijkheid, inspanning) of extern (situatie, geluk) [24](#page=24)?
* **Stabiliteit:** Is de oorzaak veranderlijk (stemming, inspanning) of stabiel (talent, intelligentie) [24](#page=24)?
* **Globaliteit:** Is de oorzaak globaal (geldt voor veel gebieden) of specifiek (geldt voor een bepaalde situatie) [24](#page=24)?
* **Beheersbaarheid:** Is de oorzaak controleerbaar of oncontroleerbaar [24](#page=24)?
#### 5.3.4 Attributiestijl (Locus of Control)
Attributiestijl verwijst naar de algemene manier waarop een individu gebeurtenissen verklaart, met name wat betreft controle [24](#page=24).
* **Rotter's Locus of Control:**
* **Externe locus of control:** Individuen geloven dat hun leven wordt bepaald door lot, geluk of externe krachten [25](#page=25).
* **Interne locus of control:** Individuen geloven dat ze hun eigen lot in controle hebben en invloed hebben op wat hen overkomt [25](#page=25).
* Een interne locus of control wordt vaak gekoppeld aan meer veerkracht en betere copingmechanismen [25](#page=25).
> **Wie is het gelukkigst?** Een voetballer die succes toeschrijft aan geluk (extern) versus intelligentie (intern). Het toeschrijven aan interne, stabiele, beheersbare factoren leidt mogelijk tot meer handelingsbekwaamheid en voldoening [25](#page=25).
#### 5.3.5 Bem's Zelfwaarnemingstheorie: gedrag gaat vooraf aan houdingen
Deze theorie stelt dat individuen hun houdingen en persoonlijkheidskenmerken ontwikkelen door hun eigen handelingen te observeren, vooral wanneer interne gevoelens onduidelijk zijn [25](#page=25).
* **Klassieke opvatting:** We gedragen ons op een bepaalde manier omdat we specifieke houdingen hebben [26](#page=26).
* **Bem's Zelfwaarnemingstheorie:** We concluderen dat we bepaalde houdingen hebben omdat we ons eigen gedrag observeren [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Zorg je voor je kat omdat je van katten houdt, of concludeer je dat je van katten houdt omdat je voor je kat zorgt [26](#page=26)?
* **Interne toestanden afleiden uit gedrag:** Wanneer initiële houdingen of emoties onduidelijk zijn, leiden we deze af door ons eigen gedrag en de context te observeren [26](#page=26).
* **Valins' Experiment:** Mannen leidden hun voorkeur voor foto's af op basis van waargenomen (maar valse) fysiologische reacties [26](#page=26).
* **"We Are What We Do": Gedrag vormt het Zelf:** Onze acties bepalen actief wie we geloven te zijn. Dit kan leiden tot veranderingen in persoonlijkheid, houding en eigenwaarde [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Praktische implicaties:** Gedragsverandering kan leiden tot nieuwe houdingen en een nieuwe identiteit, met therapeutische en marketingtoepassingen [27](#page=27).
### 5.4 Sociale facilitering en remming
#### 5.4.1 Zajoncs Sociale Activatietheorie
De loutere aanwezigheid van anderen verhoogt de opwinding (spanning), wat dominante responsgedragingen activeert [27](#page=27).
* **Makkelijke/Bekende Taken (Prestatietaken):** Dominante reacties zijn meestal correct en voordelig, leidend tot verbeterde prestaties (sociale facilitatie) [28](#page=28).
* **Moeilijke/Nieuwe Taken (Leertaken):** Dominante reacties zijn mogelijk niet geschikt, wat de prestaties kan belemmeren (sociale remming) [28](#page=28).
> **Voorbeeld:** Een jonge bestuurder kan zelfverzekerder rijden met vrienden in de auto (facilitatie), maar moeite hebben met een complexe navigatietaak (inhibitie) [28](#page=28).
#### 5.4.2 Cottrells Experiment en Evaluatie Aanhouding
* **Belangrijkste bevinding:** Sociale facilitering vond alleen plaats wanneer het publiek aandachtig was en de deelnemer observeerde [28](#page=28).
* **Evaluatie-angsttheorie:** De angst om beoordeeld te worden door anderen verhoogt de opwinding en beïnvloedt prestaties [28](#page=28).
#### 5.4.3 Sociaal lui leven (Sociale Luiheid)
De neiging dat individuen minder moeite doen bij collectief werken dan wanneer ze individueel werken. Dit komt vaker voor wanneer men zich anoniem voelt binnen een groep en niet verwacht beoordeeld te worden [28](#page=28).
> **Klassiek voorbeeld:** Het Ringelmann-touwtrek-experiment toonde aan dat de gemiddelde individuele inspanning afnam naarmate meer mensen deelnamen [28](#page=28).
### 5.5 Onverwachte gevoelens en relaties: Stockholm-syndroom en aangeleerde hulpeloosheid
* **Stockholm-syndroom:** Een vorm van "traumatische binding" waarbij macht en gevangenschap leiden tot onverwachte gevoelens en relaties. Elementen zijn identificatie, onzekerheid, destabilisatie en een overlevingsmechanisme [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Geplaatste kinderen die terug willen naar gewelddadige ouders [17](#page=17).
* **Aangeleerde hulpeloosheid (Seligman):** Het fenomeen waarbij een persoon leert dat hij geen invloed heeft op een situatie, wat leidt tot machteloosheid. Dit gebeurt wanneer proefpersonen een aversieve situatie ervaren, controle hebben, maar toch geen actie ondernemen [17](#page=17).
### 5.6 Groepsdynamiek en eerste percepties: FNG-syndroom
Het FNG-syndroom (F*** New Guy Syndroom) illustreert hoe nieuwe leden van een militaire eenheid mishandeling ondervonden van collega's, wat leidde tot meer psychiatrische slachtoffers. Dit benadrukt de negatieve invloed van groepsdynamiek en eerste percepties op individuen [18](#page=18).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cognitieve Beslissingsmodel | Een model dat een sequentieel proces beschrijft dat een potentiële helper doorloopt voordat hulp wordt geboden, waarbij de kans op hulp relatief laag is omdat aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan. |
| Agressie | Het streven naar het toebrengen van schade of aversieve gevolgen aan een ander, ongeacht persoonlijk gewin of verlies. |
| Doodsdrift (Freud) | Een door Sigmund Freud voorgesteld fundamenteel menselijk instinct dat gericht is op vernietiging, hoewel dit concept wetenschappelijk niet toepasbaar is. |
| Fineertheorie | Een theorie die suggereert dat beschaving een dunne laag is die de inherente, barbaarse aard van de mens in toom houdt. |
| Instrumentele agressie | Agressief gedrag dat wordt uitgevoerd met het doel een niet-agressief doel te bereiken, waarbij de agressie een middel is tot een ander doel. |
| Verplaatste agressie | Agressief gedrag dat wordt gericht op een doelwit dat niet de oorspronkelijke bron van frustratie is, bijvoorbeeld stress op het werk die leidt tot conflict thuis. |
| Territoriale theorie | Een theorie die stelt dat individuen gevoelig zijn voor inbreuken op hun "territorium", wat zowel privé- als openbare ruimtes omvat en aanzienlijk bijdraagt aan hun identiteit. |
| Gebroken Ramen-theorie | Een theorie die stelt dat zichtbare tekenen van wanorde en verval in een omgeving meer antisociaal en agressief gedrag kunnen aanmoedigen, wat een verband suggereert tussen de fysieke staat van een gebied en het niveau van criminaliteit. |
| Intrapersoonlijke oorzaken | Interne factoren die bijdragen aan agressie, zoals stemmingstoestand, persoonlijkheidskenmerken, karakter, temperament en emoties. |
| Toeschrijving (attributie) | De neiging om het negatieve gedrag van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid in plaats van aan omstandigheden, wat agressieve reacties kan aanwakkeren. |
| Opgewonden Deliriumsyndroom (Excited Delirium Syndrome - EDS) | Een controversiële en slecht begrepen aandoening gekenmerkt door extreme agressie, veranderd bewustzijn, verwarring en bovenmenselijke kracht, vaak geassocieerd met sterfgevallen in politiehechtenis. |
| Proprovocatie | Expliciete sociale invloed die agressief gedrag triggert, zoals verkeerswoede die ontstaat wanneer frustratie in het verkeer persoonlijk wordt. |
| Zelfbeeld | Het algemene begrip dat een individu heeft van wie ze zijn, inclusief hun eigenschappen, vaardigheden en houdingen. Dit is een kerncomponent van zelfperceptie. |
| Zelfkennis | De waarneming die individuen hebben van hun eigen eigenschappen, vaardigheden en houdingen; ook wel "zelfbeeld" genoemd. |
| Zelfobservatie | Het proces waarbij individuen hun eigen gedrag, prestaties, fysieke uiterlijk, gedachten, verlangens en motieven observeren om hun interne toestanden te begrijpen. |
| Spiegel-zelf | Een concept dat stelt dat individuen hun gevoel van zelf ontwikkelen op basis van hoe zij denken dat anderen hen waarnemen, waarbij de sociale omgeving als een spiegel fungeert. |
| Zelfwaarde | De beoordeling die individuen maken van zichzelf, inclusief de waarderende en beoordelende houdingen die zij ten opzichte van zichzelf innemen. |
| Ideaal Zelf | Het zelf dat een individu nastreeft te zijn, vaak gevormd door maatschappelijke normen, persoonlijke doelen en bewonderde rolmodellen. |
| Zelftoeschrijving | Het proces waarbij men de oorzaken van het eigen gedrag verklaart, waarbij dimensies zoals locus of causality, stabiliteit, globaliteit en beheersbaarheid een rol spelen. |
| Locus of causality | De dimensie binnen zelftoeschrijving die aangeeft of de oorzaak van gedrag intern (bijvoorbeeld persoonlijkheid) of extern (bijvoorbeeld situatie) wordt geplaatst. |
| Stabiliteit (attributie) | De dimensie binnen zelftoeschrijving die aangeeft of de oorzaak van gedrag als veranderlijk (bijvoorbeeld stemming) of stabiel (bijvoorbeeld talent) wordt beschouwd. |
| Globaliteit (attributie) | De dimensie binnen zelftoeschrijving die aangeeft of de oorzaak van gedrag wordt gezien als van toepassing op veel levensgebieden (globaal) of slechts op een specifieke situatie. |
| Beheersbaarheid (attributie) | De dimensie binnen zelftoeschrijving die aangeeft of de oorzaak van gedrag als controleerbaar of oncontroleerbaar wordt ervaren door het individu. |
| Attributiestijl | De algemene manier waarop een individu gebeurtenissen in zijn of haar leven verklaart, met name met betrekking tot de waargenomen controle over deze gebeurtenissen. |
| Aangeleerde agressie | Agressief gedrag dat wordt verworven door leerprocessen, zoals het observeren en imiteren van agressief gedrag van anderen (sociaal leren) of het leren van de gevolgen van de agressieve acties van anderen (vicairous learning). |
| Agentic Shift (Uitvoerdersverschuiving) | Een psychologisch fenomeen waarbij een individu de overstap maakt van autonomie naar agentschap, zichzelf beschouwend als een uitvoerder van de wil van een ander, wat leidt tot een scheiding tussen besluitvorming en uitvoering. |
| Banaliteit van het Kwaad | Een concept geïntroduceerd door Hannah Arendt, dat stelt dat kwaadaardige daden niet noodzakelijk voortkomen uit sadisme, maar vaak uit gedachteloosheid en het blindelings opvolgen van bevelen door bureaucratische individuen. |
| Dehumanisatie | Het proces waarbij individuen zichzelf of anderen reduceren tot objecten of wezens zonder menselijke eigenschappen, wat kan leiden tot een verminderd gevoel van empathie en verantwoordelijkheid, en het gemakkelijker toebrengen van schade. |
| Dominantie en gehoorzaamheid | De relatie tussen sociale dynamiek en gehoorzaamheid, waarbij de verticale dimensie van sociale interactie leidt tot reacties op autoriteit of onderwerping, en de horizontale dimensie tot meer gelijke interacties. |
| Expertise/Status van de onderzoeker | Het vertrouwen dat deelnemers hebben in de kennis en autoriteit van de onderzoeker, wat een significante factor kan zijn in hun bereidheid om bevelen op te volgen, zelfs in ethisch twijfelachtige situaties. |
| Geleidelijke escalatie | Het proces waarbij het overschrijden van één morele grens het gemakkelijker maakt om latere, ernstiger overtredingen te begaan, wat leidt tot een "punt zonder terugkeer" in gehoorzaamheid. |
| Gehoorzaamheid | Het volgen van bevelen of instructies van een autoriteitsfiguur, zelfs wanneer deze bevelen in strijd zijn met de eigen morele overtuigingen of wanneer de acties schadelijke gevolgen hebben. |
| Macht corrumpeert | Het idee dat macht de neiging heeft om individuen negatief te beïnvloeden, waardoor ze meer agressief of onethisch gedrag kunnen vertonen, vooral wanneer ze in leidinggevende posities opereren. |
| Milgram-experiment | Een reeks psychologische experimenten uitgevoerd door Stanley Milgram om de bereidheid van individuen te onderzoeken om bevelen van een autoriteitsfiguur op te volgen, zelfs als deze bevelen tegen hun geweten ingaan en potentieel schadelijk zijn voor anderen. |
| Morele druk | De psychologische spanning die ontstaat wanneer een individu wordt geconfronteerd met situaties waarin het opvolgen van bevelen ethische dilemma's oproept, zoals het waarschuwen voor gezondheidsrisico's van de "leerling". |
| Nabijheid van de onderzoeker | De fysieke aanwezigheid van de autoriteitsfiguur die de instructies geeft; een grotere nabijheid van de onderzoeker leidt over het algemeen tot hogere gehoorzaamheid. |
| Term | Definitie |
| Macht | In psychologische zin wordt macht gedefinieerd als het ervaren (of gebrek aan ervaren) gevoel van controle, hetzij over anderen, de situatie of de omgeving, of over zichzelf. |
| Stanford Gevangenis-experiment | Een psychologisch experiment dat de effecten van de sociale rollen van gevangenen en bewakers in een gesimuleerde gevangenisomgeving onderzocht, en dat werd afgebroken vanwege de snelle escalatie van gedrag. |
| Ontmenselijking | Het proces waarbij individuen hun menselijkheid wordt ontnomen, vaak door middel van symbolische handelingen zoals het afnemen van identiteit, om ze te destabiliseren en hun individuele identiteit te verwijderen. |
| Sociale Rollen | De gedragspatronen die worden verwacht van een persoon in een bepaalde sociale positie of situatie, zoals die van gevangene of bewaker in het Stanford Gevangenis-experiment. |
| Vraagkenmerken | Een potentiële vertekening in experimenteel onderzoek waarbij deelnemers hun gedrag aanpassen op basis van wat zij denken dat de onderzoeker verwacht, in plaats van hun natuurlijke reactie te tonen. |
| Aangeleerde Hulpeloosheid | Een psychologisch fenomeen waarbij een persoon of dier leert dat hij geen invloed heeft op een situatie, wat leidt tot een gevoel van machteloosheid, zelfs wanneer er wel actie ondernomen kan worden. |
| Sociale Perceptie | Het proces waarbij individuen anderen waarnemen en erover denken, inclusief hoe we indrukken vormen en sociaal gedrag begrijpen, wat beïnvloed wordt door selectie, structurering en interpretatie. |
| Causale Toeschrijving | Het proces waarbij we de oorzaken van gedrag of gebeurtenissen verklaren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen interne (persoonlijke) en externe (situationele) factoren. |
| Fundamentele Toeschrijvingsfout | De neiging om de rol van interne (dispositionele) factoren te overschatten en externe (situationele) factoren te onderschatten bij het verklaren van het gedrag van anderen. |
| Impliciete Persoonlijkheidstheorieën | Onze onderliggende, vaak onbewuste, overtuigingen en schema's over welke persoonlijkheidseigenschappen met elkaar correleren, die onze perceptie van anderen sturen. |
| Halo-effect | Een cognitieve bias waarbij een positieve eerste indruk van een persoon leidt tot positieve oordelen over andere, niet-gerelateerde eigenschappen van die persoon. |
| Hoorneffect | Een cognitieve bias waarbij een negatieve eerste indruk van een persoon leidt tot negatieve oordelen over andere, niet-gerelateerde eigenschappen van die persoon. |
| Sociale psychologie | Het vakgebied binnen de psychologie dat onderzoekt hoe individuen reageren in sociale situaties en de invloed van anderen op hun gedachten, gedrag, emoties en motivatie. |
| Omstanderseffect | Het fenomeen waarbij de kans dat een slachtoffer hulp krijgt tijdens een noodgeval kleiner wordt naarmate er meer omstanders aanwezig zijn, omdat de individuele verantwoordelijkheid wordt verspreid. |
| Verspreiding van verantwoordelijkheid | Een kernbegrip dat het omstanderseffect verklaart, waarbij individuen hun eigen verantwoordelijkheid om te helpen als lager inschatten wanneer er meerdere potentiële helpers aanwezig zijn. |
| Social Exchange Theory | Een theorie die stelt dat individuen de potentiële kosten en baten van helpen afwegen, waarbij helpen wordt gezien als een uitwisseling van input en output. |
| Theorie van de "Gebroken Ramen" | Een theorie die stelt dat zichtbare tekenen van wanorde en verval in een omgeving antisociaal en agressief gedrag kunnen aanmoedigen, wat suggereert dat de fysieke staat van een gebied verband houdt met het niveau van misdaad. |