Cover
ابدأ الآن مجانًا OPS H6.pdf
Summary
# Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid
Deze sectie behandelt de opkomende volwassenheid, de transitie tussen jeugd en volwassenheid, en de ontwikkeling van intieme relaties tijdens de vroege volwassenheid [1](#page=1).
### 1.1 De opkomende volwassenheid: een geleidelijke overgang
De opkomende volwassenheid wordt gekenmerkt als een fase van multidimensionale en multidirectionele ontwikkeling. Het is een graduele overgang vanaf de vroege twintiger jaren, waarbij individuen de exploratie aangaan van studiekeuze, werk en waarden. Gedurende deze periode zijn er weinig sociale verwachtingen, wat ruimte biedt voor de verdieping van attitudes en waarden. Het is fundamenteel een transitieperiode tussen de jeugd en de volwassenheid [1](#page=1).
#### 1.1.1 Het twee-cyclus model van identiteitsontwikkeling
Dit model beschrijft een dynamisch proces waarbij men eerst breed exploreert, vervolgens een keuze maakt waaraan men zich bindt, en daarna de keuze in diepte evalueert. Indien de keuze niet voldoet, kan men terugkeren naar exploratie. Dit model is vooral een recent fenomeen dat zich manifesteert in rijke, geïndustrialiseerde landen en minder voorkomt in ontwikkelingslanden of landen met een lage sociaaleconomische status [1](#page=1).
#### 1.1.2 Criteria voor volwassenheid
Universele criteria voor volwassenheid omvatten het voor jezelf zorgen, verantwoordelijkheid nemen voor eigen daden, financiële onafhankelijkheid bereiken, en het ontwikkelen van een egalitaire relatie met ouders. Specifieke criteria, die meer in collectivistische contexten voorkomen, omvatten het zorgen voor je gezin en minder zelf-georiënteerd worden [2](#page=2).
### 1.2 Theorie van Erikson: intimiteit tegenover isolement
Erikson beschrijft de psychosociale crisis van de vroege volwassenheid als een conflict tussen intimiteit en isolement. Succesvolle oplossing van dit conflict leidt tot de verworven deugd van liefde en de mogelijkheid om een permanente keuze voor een levenspartner te maken (commitment). Isolement daarentegen kenmerkt zich door een permanente keuze voor het alleen zijn, eenzaamheid, zelfabsorptie, aarzeling om intieme relaties aan te gaan, en bindingsangst tegengesteld aan separatieangst. Het succesvol doorlopen van deze fase bereidt individuen voor op generativiteit, het zorgen voor de volgende generatie en het verbeteren van de maatschappij [2](#page=2).
### 1.3 Andere theorieën over psychosociale ontwikkeling van volwassenen
#### 1.3.1 Levinson's "Seasons of life"
Levinson deelt de levensloop op in stadia, vergelijkbaar met de seizoenen: adolescentie als lente, jongvolwassenheid als zomer (het tijdperk van grootste energie, contradictie en stress), midden volwassenheid als herfst, en late volwassenheid als winter. Elk stadium begint met een overgang van ongeveer vijf jaar, afgewisseld met stabiele perioden van vijf tot zeven jaar, wat duidt op een discontinue ontwikkeling. De levensstructuur wordt gedefinieerd als het onderliggende design van iemands leven [2](#page=2).
##### 1.3.1.1 Theorie Levinson in de vroege volwassenheid
De vroege volwassenheid kent volgens Levinson de volgende fasen:
1. **Overgang vroege volwassenheid (17-22 jaar):** Gekenmerkt door de "droom", een beeld van de toekomst dat levensbeslissingen stuurt, en de rol van een "mentor" die helpt bij het realiseren van deze droom. Onderzoek met de "Dromen Over je Toekomst" (DOT) toonde aan dat mannen vaak eenzijdige beroepsdromen hadden, terwijl vrouwen complexe relationele dromen hadden, wat leidde tot "split dreams" tussen carrière en relaties [3](#page=3).
2. **Eerste levensstructuur der vroege volwassenheid (22-28 jaar):** Een periode van het vestigen van de levensstructuur [3](#page=3).
3. **Overgang van de dertiger jaren (28-33 jaar):** Een periode van her evaluatie van de levensstructuur, met de vraag "is dit het dan?". Vrouwen passen hun structuur vaak drastischer aan dan mannen [3](#page=3).
4. **Settling down voor mannen, blijvende instabiliteit voor vrouwen:** Mannen richten zich op bepaalde relaties, terwijl veel vrouwen pas stabiliteit bereiken in de midden volwassenheid [3](#page=3).
#### 1.3.2 Vaillant: aanpassing aan het leven
Vaillant bevestigt de fasen van Erikson en voegt eraan toe: 20-ers focussen op intiemiteit, 30-ers consolideren hun carrière, 40-ers op generativiteit, 50- en 60-ers als behoeders van betekenis, en 70-ers worden spiritueel en reflexief. Vaillant's theorie sluit aan bij die van Levinson, maar zonder strikte levensafbakeningen. Hoewel Vaillant oorspronkelijk alleen mannen bestudeerde, toonde onderzoek met een kleine steekproef hoog-opgeleide vrouwen gelijkaardige veranderingen aan [3](#page=3).
#### 1.3.3 Beperkingen van Levinson en Vaillant
De conclusies van zowel Levinson als Vaillant zijn gebaseerd op personen geboren tussen de jaren 1920 en 1940. Levinson bestudeerde mensen van lage SES, maar minder mensen met hoger onderwijs, vooral vrouwen. Bovendien waren de deelnemers van Levinson in middelbare leeftijd, wat vragen oproept over de betrouwbaarheid van hun herinneringen [3](#page=3).
### 1.4 Sociale klok
De sociale klok verwijst naar de levensgebonden verwachtingen voor specifieke levensgebeurtenissen, zoals trouwen. Het volgen van de sociale klok kan bijdragen aan vertrouwen en sociale stabiliteit. Het niet kunnen volgen of achterop raken kan leiden tot distress [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.5 Intieme relaties
#### 1.5.1 Partnerkeuze
Over het algemeen kiezen mensen een partner die op hen lijkt; "opposites attract" is minder vaak het geval. Er zijn geslachtsverschillen in partnerkeuze: mannen geven de voorkeur aan aantrekkelijkheid, een iets jongere leeftijd en huishoudelijke vaardigheden, terwijl vrouwen intelligentie, ambitie en financiële stabiliteit belangrijker vinden. Zowel biologische als sociale krachten beïnvloeden partnerkeuze. Biologische krachten, zoals de evolutietheorie, suggereren dat vrouwen (met beperkte reproductieve capaciteit) een partner zoeken die nakomelingen kan beschermen, terwijl mannen (met grotere reproductieve capaciteit) mogelijks minder selectief zijn. Sociale krachten, zoals de sociale leertheorie en geslachtsrollen, beïnvloeden ook de voorkeuren; vrouwen worden geassocieerd met zorgtaken en mannen met assertiviteit en onafhankelijkheid. In culturen met grote gelijkheid tussen geslachten, vertonen mannen en vrouwen vergelijkbare partnervoorkeuren [4](#page=4).
#### 1.5.2 Liefde
De liefdesdriehoek van Sternberg omvat drie componenten: passie (fysiek), engagement (cognitief) en intimiteit (emotioneel). Passie is de fysieke aantrekkingskracht en seksuele component, die relatief snel afneemt en aangevuld moet worden. Intimiteit betreft het diepste van jezelf kunnen delen. Commitment is de communicatie van de intentie om voor de relatie te gaan. Passionele liefde is vaak aanwezig aan het begin van een relatie ("bij elkaar passen"), maar neemt geleidelijk af door minder praten, minder gezamenlijke leuke activiteiten en minder het innemen van het standpunt van de ander. De combinatie van intimiteit en engagement resulteert in "companionate love", wat een recept is voor een langdurige relatie [4](#page=4) [5](#page=5).
Factoren die bepalen of een relatie standhoudt, zijn onder andere:
* **Engagement (commitment):** Dit voorspelt de duur en kwaliteit van de relatie [5](#page=5).
* **Communicatie van engagement:** Het commitment moet worden uitgesproken [5](#page=5).
* **Constructieve probleemoplossing:** Het vermogen om problemen op een positieve manier op te lossen [5](#page=5).
Cultuurverschillen in liefde zijn merkbaar: in Westerse landen vormen passie en intimiteit de basis voor het huwelijk, terwijl in Oosterse culturen gevoelens meer verspreid zijn over het sociale netwerk, met minder intensiteit per individuele relatie [5](#page=5).
#### 1.5.3 Vriendschap
Vrienden versterken de zelfwaardering, bieden sociale ondersteuning en maken het leven interessanter [5](#page=5).
* **Vriendschappen van hetzelfde geslacht:** Vrouwen hebben vaak intiemere vriendschappen waarbij praten centraal staat, terwijl mannen vriendschappen nastreven waarbij ze samen iets ondernemen. Hoe langer een vriendschap duurt, hoe intiemer deze doorgaans wordt [5](#page=5).
* **Vriendschappen van het andere geslacht:** Jongvolwassenen leren hierdoor over mannelijke en vrouwelijke stijlen van intimiteit, seksuele aantrekking wordt gereguleerd, en deze vriendschappen kunnen evolueren naar romantische relaties [5](#page=5).
* **Vriendschappen tussen broers en zussen:** Deze relaties gaan het langst mee en kunnen een indicator zijn voor mentale gezondheid in de jongvolwassenheid, mits ze niet verstoord worden door ouderlijk favoritisme of sibling rivaliteit [5](#page=5).
#### 1.5.4 Eenzaamheid
Eenzaamheid wordt gedefinieerd als het gevoel van ongelukkig zijn dat voortkomt uit de kloof tussen de huidige sociale relaties en de gewenste sociale relaties. Volwassenen voelen zich eenzaam wanneer ze een intieme partner of vriend missen. Eenzaamheid bereikt een piek in de jongvolwassenheid en opnieuw aan het einde van het leven. Determinanten voor eenzaamheid zijn onder andere de samenlevingsvorm (bv. gescheiden zijn), cultuur (collectivistische culturen) en persoonlijkheid, wat kan leiden tot een negatieve vicieuze cirkel [5](#page=5).
---
# Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens de midden volwassenheid
Tijdens de midden volwassenheid (ongeveer 40-65 jaar) ondergaan individuen significante emotionele en sociale ontwikkelingen, gekenmerkt door concepten als generativiteit versus stagnatie, mogelijke midlife crises, en veranderingen in zelfconcept en persoonlijkheid.
### 2.1 Generativiteit versus stagnatie
Erikson's theorie beschrijft midden volwassenheid als een periode die wordt gekenmerkt door de psychosociale crisis van generativiteit versus stagnatie [7](#page=7).
#### 2.1.1 Generativiteit
Generativiteit verwijst naar het zich openstellen voor anderen op manieren die de volgende generatie helpen en begeleiden. Dit engagement reikt verder dan het eigen zelf. Het wordt typisch gerealiseerd door het opvoeden van kinderen. Het einddoel van generativiteit is symbolische onsterfelijkheid, wat betekent dat men iets bewerkstelligt dat overeind blijft, ook al is men er niet meer [7](#page=7).
Mensen met een hoge mate van generativiteit zijn over het algemeen:
* Goed aangepast [7](#page=7).
* Staan meer open voor verschillende standpunten [7](#page=7).
* Zijn politiek actief en proberen de wereld te verbeteren [7](#page=7).
* Hebben een beter persoonlijk welzijn [7](#page=7).
Groepsverschillen tonen aan dat vaders en moeders generatiever zijn dan niet-vaders en niet-moeders. Een toename in generativiteit leidt ook tot veranderingen in het zelfgevoel, zoals een grotere bezorgdheid over het verouderingsproces, identiteitsveiligheid en een sterk gevoel van competentie [7](#page=7).
#### 2.1.2 Stagnatie
Stagnatie daarentegen treedt op wanneer iemand het eigen comfort en zekerheid boven uitdaging en opoffering plaatst. Dit leidt tot een op zichzelf gerichte houding, met een gebrek aan betrokkenheid of bezorgdheid voor jonge mensen. Er is weinig interesse in productiviteit op het werk of in persoonlijke ontwikkeling [7](#page=7).
### 2.2 Andere theorieën over psycho-sociale ontwikkeling
#### 2.2.1 Levinson: De middelbare volwassenheid
Levinson beschreef de middelbare volwassenheid als een periode van herstructurering, beginnend met een overgangsfase tussen 40 en 45 jaar [7](#page=7).
* **Overgang naar de middelbare leeftijd (40-45 jaar):** Gekenmerkt door het gevoel dat de tijd opraakt. Men evalueert de vroege volwassenheid en overweegt hoe het leven kan worden aangepast voor een betekenisvolle toekomst. De blik richt zich meer naar binnen, in tegenstelling tot de jonge volwassenheid. Het opbouwen van een nieuwe levensstructuur vereist confrontatie met vier ontwikkelingstaken [7](#page=7):
* **Jong – oud:** Nieuwe manieren vinden om tegelijkertijd jong en oud te zijn. Vrouwen maken zich hierin vaak zorgen over verminderde fysieke aantrekkelijkheid [8](#page=8).
* **Vernietigen – scheppen:** Erkennen van destructieve krachten en proberen nieuwe, waardevolle producten te creëren. Dit leidt tot het nalaten van een schenking voor volgende generaties [8](#page=8).
* **Mannelijk – vrouwelijk:** Het vinden van evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke aspecten van het zelf. Mannen worden opener voor hun "vrouwelijke" trekken (bv. verlangen naar verzorging) en vrouwen voor hun "mannelijke" trekken (bv. autonomie). De ouderlijke imperatief, die stereotypen van het geslacht handhaaft tijdens de opvoeding, valt weg als kinderen volwassen zijn [8](#page=8).
* **Binding – afzondering:** Balanceren tussen betrokkenheid op de externe wereld en afzondering daarvan. Mannen en carrièregerichte vrouwen verminderen de focus op ambitie, terwijl gezinsgerichte vrouwen zich meer betrekken op werk of de gemeenschap [8](#page=8).
Levinson identificeerde ook latere fasen: intrede in levensstructuur (45-50 jaar), vijftig-jaar overgang (50-55 jaar) en hoogtepunt levensstructuur (55-60 jaar) [8](#page=8).
#### 2.2.2 Vaillant
Vaillant definieerde generativiteit als het 'bewaren van zin' (keepers of meaning). Middelbare volwassenen voelen dat de volgende generatie klaarstaat om het stokje over te nemen en delen hun kennis. Ze bevestigen zichzelf en hun verworven positie, terwijl ze tegelijkertijd tradities en positieve culturele aspecten willen doorgeven. In veel culturen vormen mensen van middelbare leeftijd een tegengewicht tegen te snelle veranderingen veroorzaakt door jongere generaties [8](#page=8).
#### 2.2.3 Midlife crisis
De midlife crisis wordt omschreven als twijfel aan zichzelf, evaluatie en stress die leiden tot een belangrijke herstructurering van de persoonlijkheid. De frequentie ervan is onderwerp van discussie: Levinson meende dat het bij iedereen voorkomt, wat wordt tegengesproken door Vaillant, die stelt dat het zelden voorkomt en geen normatieve gebeurtenis is. Recente onderzoeken suggereren dat slechts ongeveer een kwart van de mensen een midlife crisis ervaart, vaak getriggerd door ingrijpende gebeurtenissen, wat aangeeft dat het geen normatieve leeftijdsgebonden gebeurtenis is. Wanneer het zich wel voordoet, zijn mannen eerder in hun vroege 40-er jaren en vrouwen in hun late 40-er jaren en begin 50-er jaren, soms pas nadat hun kinderen het huis hebben verlaten. Mannen ervaren een meer unidirectionele verandering, terwijl vrouwen een multidirectionele verandering kunnen doormaken, met conflicten tussen werk en gezin [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.3 Stabiliteit en verandering in zelf-concept en persoonlijkheid
#### 2.3.1 Mogelijke zelven
Mogelijke zelven zijn wat men hoopt of vreest te worden. In de midden volwassenheid worden deze beschrijvingen realistischer, concreter en succesvoller, wat leidt tot meer levenstevredenheid. De beschrijvingen van het actuele zelf blijven stabiel, maar de mogelijke zelven worden beperkter, concreter en daardoor haalbaarder dan die van jongvolwassenen. Er worden minder sociale vergelijkingen gemaakt; men kijkt meer naar binnen en vergelijkt over tijd. Mogelijke zelven worden als meer authentiek ervaren en geven meer voldoening wanneer ze gerealiseerd worden, wat resulteert in een hogere zelfwaardering [9](#page=9).
#### 2.3.2 Zelfaanvaarding
Drie belangrijke persoonlijkheidskenmerken nemen toe tijdens de midden volwassenheid: zelfaanvaarding, autonomie en een gevoel van beheersing van de omgeving. De middelbare leeftijd wordt beschouwd als het hoogtepunt van het leven, de 'prime of life' [9](#page=9).
#### 2.3.3 Coping (omgaan met problemen)
Er is een toename van effectieve copingstrategieën. Effectieve coping is een combinatie van probleemgerichte en emotie-gerichte coping. Middelbare volwassenen ervaren minder stress, niet omdat ze minder gebeurtenissen meemaken, maar door hun betere copingvaardigheden. Dit komt voort uit verbeterde zelfkennis en een groter zelfvertrouwen [9](#page=9).
#### 2.3.4 Persoonlijkheid 'Big Five'
De persoonlijkheidskenmerken, gemodelleerd door het 'Big Five'-model, ondergaan ook veranderingen tijdens de midden volwassenheid [10](#page=10).
1. **Neuroticisme:** Een lage score duidt op emotionele stabiliteit, een hoge score op emotionele instabiliteit [10](#page=10).
2. **Extraversie:** Een hoge score betekent extravert en sociaal, een lage score introvert [10](#page=10).
3. **Openheid:** Hoge openheid kenmerkt creativiteit en fantasierijkheid, lage openheid duidt op minder creativiteit [10](#page=10).
4. **Vriendelijkheid:** Hoge vriendelijkheid impliceert aangenaamheid in de omgang, lage vriendelijkheid onaangenaamheid [10](#page=10).
5. **Gewetensvolheid:** Een hoge score betekent ordelijk en gestructureerd zijn, een lage score impulsief en slordig [10](#page=10).
Over het algemeen is er een positieve verandering in de persoonlijkheid. Gemiddeld daalt neuroticisme, extraversie en openheid. Tegelijkertijd stijgen vriendelijkheid en gewetensvolheid. Echter, de rang-orde stabiliteit van persoonlijkheidskenmerken neemt toe. Dit betekent dat, hoewel er gemiddelde veranderingen plaatsvinden, de relatieve positie van iemands persoonlijkheidskenmerken stabieler wordt vergeleken met de jongvolwassenheid, waar nog meer ruimte is voor grote verschuivingen in de rangorde [10](#page=10).
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat de midlife crisis geen universele ervaring is, maar eerder een mogelijke, vaak getriggerde, reactie op levensveranderingen. De nadruk ligt op de positieve ontwikkelingen in zelfconcept en copingvaardigheden tijdens deze levensfase.
---
# Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens de late volwassenheid
De late volwassenheid wordt gekenmerkt door een verfijning van identiteit en een aanpassing aan een veranderende sociale wereld, met specifieke ontwikkelingstaken die bijdragen aan emotioneel welzijn [11](#page=11).
### 3.1 Erikson's achtste ontwikkelingsstadium: Ego-integriteit versus wanhoop
Het achtste en laatste stadium in Erikson's theorie is ego-integriteit versus wanhoop [11](#page=11).
#### 3.1.1 Ego-integriteit
Ego-integriteit wordt bereikt wanneer een individu zich een geheel voelt en tevreden is met zijn of haar verwezenlijkingen. Dit concept hangt samen met psychosociale maturiteit. Kenmerken van ego-integriteit zijn [11](#page=11):
* Acceptatie van zowel mislukkingen als successen, met het besef van een betekenisvol geleefd leven [11](#page=11).
* Innerlijke vrede en harmonie, zonder angst voor de naderende dood [11](#page=11).
#### 3.1.2 Wanhoop
Wanhoop daarentegen ontstaat wanneer men terugkijkt op het leven en het gevoel heeft dat vele beslissingen fout waren, met spijt over het verleden en het besef dat er te weinig tijd is om dit te herstellen. Dit gaat gepaard met het niet accepteren van de komende dood, woede en minachting voor anderen, ontgoocheling en innerlijke onrust [11](#page=11).
#### 3.1.3 Hogere orde thema's binnen Erikson's ontwikkelingstaken
Achter alle acht ontwikkelingstaken van Erikson liggen twee hogere orde thema's [11](#page=11):
* **Zelfdefinitie:** Het bouwen aan de eigen identiteit, wat terug te zien is in de stadia autonomie vs. schaamte, initiatief vs. schuld, vlijt vs. minderwaardigheid, identiteit vs. verwarring, en ego-integriteit [11](#page=11).
* **Relationele ontwikkeling:** Het interpersoonlijke aspect en het bouwen aan verhoudingen tot anderen, terug te vinden in vertrouwen vs. wantrouwen, intimiteit vs. isolement, en generativiteit vs. stagnatie [11](#page=11).
Recente studies tonen aan dat mensen met stijgende leeftijd meer stappen zetten richting generativiteit en integriteit, wat leidt tot een goed gevoel en een toename van psychologisch welzijn [11](#page=11).
### 3.2 Andere psychosociale theorieën
Naast Erikson zijn er andere theoretici die belangrijke aspecten van de psychosociale ontwikkeling in de late volwassenheid belichten.
#### 3.2.1 Peck: Verfijning van identiteit
Peck benadrukt het belang van het niet volledig bepalen van de identiteit door de carrière, om een leegte na pensionering te voorkomen. Hij identificeert drie deelaspecten van ego-integriteit [11](#page=11):
1. **Ego-differentiatie tegenover preoccupatie met werkrol:** De noodzaak om zich ook op andere domeinen in te zetten om het zelf op te vullen wanneer de werkrol wegvalt [11](#page=11).
2. **Transcendentie van lichaam tegenover preoccupatie met lichaam:** Het vermogen om de eigen fysieke ontwikkeling te overstijgen en vrede te hebben met de lichamelijke veranderingen [11](#page=11).
3. **Ego-transcendentie tegenover preoccupatie met het ego:** Het loslaten van de egocentrische houding, waarbij men niet meer het middelpunt van de wereld is, bescheiden wordt en een rustpunt bereikt [11](#page=11).
**Gerotranscendentie** is een concept dat Peck introduceert als een mogelijke negende ontwikkelingstaak, waarbij men evolueert van een materialistische naar een meer kosmische en transcendente visie, met veel oog voor schoonheid in natuur en kunst. Dit is een spirituele ontwikkeling die niet door iedereen wordt bereikt [12](#page=12).
#### 3.2.2 Labouvie-Vief: Affect-optimalisatie en emotie-gerichte coping
Labouvie-Vief stelt dat ouderen een grotere **affect-optimalisatie** ontwikkelen, wat de capaciteit inhoudt om positieve emoties te maximaliseren en negatieve emoties te reduceren. Dit is cruciaal voor het omgaan met het verlies van mentale en fysieke vermogens. Oudere volwassenen hanteren vaker emotie-gerichte coping, wat betekent dat ze emoties zelf aanpakken in plaats van deze extern af te reageren. Ze worden hierdoor beschouwd als "emotionele experts" [12](#page=12).
#### 3.2.3 Reminiscentie en life review
Voor het bereiken van ego-integriteit is een goede manier van terugkijken op het leven essentieel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen reminiscentie en life review [12](#page=12):
* **Reminiscentie:** Het vertellen van verhalen over mensen, gebeurtenissen, gedachten en gevoelens uit het verleden. Niet alle vormen van reminiscentie zijn echter bevorderlijk voor ego-integriteit [12](#page=12).
* **Focus op zelf (niet-bevorderend):** Het herbeleven van ontgoochelingen kan wanhoop verergeren [12](#page=12).
* **Focus op anderen (bevorderend):** Het versterken van relaties met anderen en het herbeleven van relaties met gestorven personen [12](#page=12).
* **Kennis-gebaseerd (meest-bevorderend):** Het beroep doen op verleden en ervaring om huidige problemen op te lossen, waarbij problemen uit het verleden nuttig blijken om nu anderen te helpen. Dit is het meest bevorderlijk voor ego-integriteit [12](#page=12).
* **Life review:** De evaluatie van de betekenis van ervaringen uit het verleden, wat leidt tot een beter zelfbegrip, een gevoel van integriteit en positieve welzijnseffecten. Dit is een efficiënte weg naar ego-integriteit [12](#page=12).
### 3.3 Zelf-concept in de late volwassenheid
Het zelf-concept blijft gedurende de late volwassenheid veilig en complex. Belangrijke aspecten zijn [13](#page=13):
* **Zelfaanvaarding:** Positieve elementen leiden tot de aanvaarding van negatieve elementen [13](#page=13).
* Er blijven mogelijke en ideale zelven geformuleerd [13](#page=13).
Verder zijn er veranderingen in persoonlijkheidskenmerken waarneembaar:
* Vriendelijkheid neemt toe [13](#page=13).
* Sociabiliteit (extraversie) daalt [13](#page=13).
* De aanvaarding van verandering neemt toe [13](#page=13).
### 3.4 Een veranderende sociale wereld
Ondanks een paradoxale afname van sociaal contact, neemt het welzijn toe. Verschillende theorieën trachten dit sociaal functioneren bij ouderen te verklaren [13](#page=13):
1. **Disengagement theory:** Deze theorie, die stelt dat het terugtrekken van ouderen goed is voor hen en de samenleving (omdat de dood van de ouderen minder erg wordt voor de samenleving), is niet sluitend. Terugtrekking is vaak geen persoonlijke keuze en vele ouderen blijven actief betrokken. Deze theorie klopt **NIET** [13](#page=13).
2. **Activiteitstheorie:** Stelt dat ouderen hun actieve rol willen blijven uitoefenen, maar hiertoe niet altijd de kans krijgen. De leuze is "rust roest", wat impliceert dat ouderen actief moeten blijven. Echter, activiteit en een sociaal netwerk zijn geen goede voorspellers voor het welzijn van ouderen. Deze theorie klopt **NIET** [13](#page=13).
3. **Continuïteitstheorie:** Deze theorie stelt dat er geen vervanging van sociale rollen hoeft te zijn, maar een voortzetting van gebruikelijke activiteiten die een link hebben met hoe men als persoon was. Dit bezorgt een gevoel van continuïteit en identiteit, en het gevoel nuttig te zijn. Sociale activiteiten en hobby's blijven vaak dezelfde. Een voorbeeld is een man die geen viool meer kan spelen, maar energie haalt uit het geven van vioolles aan kinderen. Deze theorie klopt **WEL** [13](#page=13).
4. **Socio-emotionele selectiviteitstheorie:** Oudere volwassenen selecteren naarmate ze ouder worden sociale netwerken die het meest bevredigend zijn en het meest bijdragen aan hun mentale gezondheid. Dit houdt in [13](#page=13):
* Het behouden van intieme relaties (familie, etc.) [13](#page=13).
* Een daling in oppervlakkige contacten [13](#page=13).
Deze theorie klopt **WEL** en wordt beschouwd als de beste theorie [13](#page=13).
De functie van vriendschappen verandert: informatie vergaren neemt af naarmate men ouder wordt, terwijl emotieregulatie toeneemt. Dit leidt tot een groter emotioneel evenwicht, waardoor ouderen "emotionele experts" worden. Dit verklaart de toename in welzijn ondanks een kleiner sociaal netwerk, door meer selectiviteit en meer emotioneel evenwichtige relaties [13](#page=13) [14](#page=14).
---
# Theorieën over psychosociale ontwikkeling
Deze sectie bespreekt verschillende theorieën die de psychosociale ontwikkeling door de verschillende levensfasen heen analyseren, met een focus op de bijdragen van Erikson, Levinson, Vaillant, Peck en Labouvie-Vief.
### 4.1 Theorie van Erik Erikson
Erikson beschrijft de psychosociale ontwikkeling als een reeks van acht conflicten die elk individu gedurende zijn leven moet doorlopen. Het succesvol oplossen van elk conflict leidt tot de verwerving van een specifieke deugd, wat de basis vormt voor de volgende ontwikkelingsfase [11](#page=11) [2](#page=2) [7](#page=7).
#### 4.1.1 Conflicten en de verworven deugden
* **Intimiteit versus isolement (Vroege volwassenheid):** Het vermogen om diepe, betekenisvolle relaties aan te gaan zonder verlies van eigen identiteit is hier cruciaal. Succes leidt tot de deugd van liefde. Een falen hierin resulteert in eenzaamheid en zelfabsorptie [2](#page=2).
* **Generativiteit versus stagnatie (Midden volwassenheid):** Dit conflict draait om de behoefte om bij te dragen aan de volgende generatie en de maatschappij, verder reikend dan het eigen zelf. Dit kan door het opvoeden van kinderen, maar ook door andere vormen van zorg en begeleiding. Het einddoel is symbolische onsterfelijkheid. Stagnatie manifesteert zich als zelfgerichtheid en een gebrek aan betrokkenheid bij jongere generaties of productiviteit. Mensen met veel generativiteit zijn beter aangepast, politiek actief en hebben een hoger welzijn [7](#page=7).
* **Ego-integriteit versus wanhoop (Late volwassenheid):** In deze laatste fase kijkt men terug op het leven. Ego-integriteit wordt bereikt wanneer men tevreden is met de eigen levensverwezenlijkingen, acceptatie van zowel successen als mislukkingen, en innerlijke vrede. Wanhoop ontstaat uit spijt over het verleden, het niet kunnen accepteren van de dood, en voortdurende onrust [11](#page=11).
#### 4.1.2 Hogere orde thema's in Eriksons theorie
Erikson benoemt twee overkoepelende thema's die alle acht ontwikkelingsfasen doorkruisen:
* **Zelfdefinitie:** Dit betreft het opbouwen en consolideren van de eigen identiteit doorheen de fasen. Voorbeelden zijn autonomie versus schaamte, initiatief versus schuld, vlijt versus minderwaardigheid, en identiteit versus verwarring, culminerend in ego-integriteit [11](#page=11).
* **Relationele ontwikkeling:** Dit richt zich op de interpersoonlijke ontwikkeling en de opbouw van relaties met anderen doorheen de fasen. Dit omvat vertrouwen versus wantrouwen, intimiteit versus isolement, en generativiteit versus stagnatie [11](#page=11).
> **Tip:** Recente studies tonen aan dat ouderen meer stappen zetten richting generativiteit en integriteit, wat leidt tot een beter psychologisch welzijn [11](#page=11).
### 4.2 Andere theorieën over psychosociale ontwikkeling bij volwassenen
Naast Erikson hebben andere theoretici, zoals Levinson, Vaillant, Peck en Labouvie-Vief, waardevolle inzichten geboden in de ontwikkeling tijdens de volwassenheid.
#### 4.2.1 Daniel Levinson: Seasons of Life
Levinson deelt de levensloop op in stabiele perioden en overgangsfasen. Hij introduceert het concept van de "levensstructuur", het onderliggende patroon van iemands leven [2](#page=2).
* **Vroege volwassenheid:**
* **Overgang vroege volwassenheid (17-22 jaar):** Gekenmerkt door de vorming van een "droom" (een ideaalbeeld van de toekomst) en de invloed van een "mentor". Levinson maakte een onderscheid tussen mannen met eenzijdige beroepsdromen en vrouwen met complexere, relationele "split dreams" [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Eerste levensstructuur der vroege volwassenheid (22-28 jaar):** Periode van consolidatie [3](#page=3).
* **Overgang van de dertiger jaren (28-33 jaar):** Een evaluatie van de huidige levensstructuur. Vrouwen maken hierbij vaak drastischere aanpassingen [3](#page=3).
* **Settling down voor mannen, blijvende instabiliteit voor vrouwen:** Mannen vinden stabiliteit, terwijl vrouwen dit vaak pas in de midden volwassenheid bereiken [3](#page=3).
* **Midden volwassenheid:**
* **Overgang naar de middelbare leeftijd (40-45 jaar):** Gekenmerkt door een gevoel van tijdsgebrek en een heroriëntatie naar binnen, in tegenstelling tot de naar buiten gerichte blik van jongvolwassenen. Dit vereist het aanpakken van vier ontwikkelingstaken [7](#page=7):
* **Jong – oud:** Een nieuw evenwicht vinden tussen jong en oud zijn [7](#page=7).
* **Vernietigen – scheppen:** Het erkennen van destructieve krachten en het creëren van waardevolle producten voor toekomstige generaties [8](#page=8).
* **Mannelijk – vrouwelijk:** Het integreren van zowel mannelijke als vrouwelijke aspecten van het zelf; mannen worden opener voor zorgzame trekken, vrouwen voor autonomie [8](#page=8).
* **Binding – afzondering:** Het balanceren van betrokkenheid op de externe wereld en de behoefte aan afzondering [8](#page=8).
* **Intrede in levensstructuur (45-50 jaar), Vijftig-jaar overgang (50-55 jaar), Hoogtepunt levensstructuur (55-60 jaar):** Verdere fasen van consolidatie en verfijning van de levensstructuur [8](#page=8).
> **Tip:** Levinsons theorieën zijn gebaseerd op onderzoek naar mensen geboren tussen 1920 en 1940, wat beperkingen kan opleveren voor hedendaags onderzoek [3](#page=3).
#### 4.2.2 George Vaillant: Aanpassing aan het leven
Vaillant bevestigt Eriksons fasen en voegt specifieke aandachtspunten toe voor verschillende leeftijdsgroepen [3](#page=3).
* **20-ers:** Zorgen omtrent intimiteit [3](#page=3).
* **30-ers:** Consolidatie van carrière en werk [3](#page=3).
* **40-ers:** Generativiteit [3](#page=3).
* **50-ers en 60-ers:** "Behoeders van betekenis" (keepers of meaning), waarbij kennis wordt doorgegeven om zinvol te blijven [3](#page=3) [8](#page=8).
* **70-ers:** Spirituele en reflectieve fase [3](#page=3).
Vaillants theorie sluit aan bij Levinson, maar kent geen strikte levensafbakeningen. Hoewel Vaillant oorspronkelijk alleen mannen onderzocht, werden vergelijkbare veranderingen waargenomen bij een kleine steekproef hoogopgeleide vrouwen [3](#page=3).
> **Tip:** De conclusies van Levinson en Vaillant zijn gebaseerd op specifieke geboortecohorten, wat hun generaliseerbaarheid kan beïnvloeden [3](#page=3).
#### 4.2.3 De Midlife Crisis
De term "midlife crisis" verwijst naar twijfel, evaluatie en stress die leiden tot herstructurering van de persoonlijkheid. Onderzoekingen naar de frequentie hiervan geven tegengestelde resultaten; Levinson suggereert dat het bij iedereen voorkomt, terwijl Vaillant stelt dat het zeldzaam is en geen normatieve gebeurtenis. Als het voorkomt, treft het mannen vaker in hun vroege veertiger jaren [8](#page=8).
#### 4.2.4 Roger Peck: Verfijning in de late volwassenheid
Peck breidt Eriksons concept van ego-integriteit uit met de volgende deelaspecten voor de late volwassenheid:
* **Ego-differentiatie tegenover preoccupatie met werkrol:** Het belang van het vinden van identiteit in andere domeinen dan enkel de werkrol, vooral bij pensionering [11](#page=11).
* **Transcendentie van lichaam tegenover preoccupatie met lichaam:** Het vermogen om de fysieke veranderingen die met ouderdom gepaard gaan te accepteren en te overstijgen [11](#page=11).
* **Ego-transcendentie tegenover preoccupatie met het ego:** Het loslaten van het ego als middelpunt van het universum, wat leidt tot bescheidenheid en een rustpunt [11](#page=11).
Peck introduceerde ook het concept van **gerotranscendentie**, een negende ontwikkelingsstaak die een verschuiving inhoudt van een materialistische naar een meer kosmische en transcendente visie, met een verhoogde waardering voor schoonheid [12](#page=12).
#### 4.2.5 Cornélia Labouvie-Vief: Affect-optimalisatie
Labouvie-Vief benadrukt de **affect-optimalisatie**: de capaciteit om positieve emoties te maximaliseren en negatieve te reduceren. Dit is cruciaal voor het omgaan met het verlies van mentale en fysieke vermogens op latere leeftijd. Dit wordt ondersteund door emotie-gerichte copingstrategieën, waardoor ouderen "emotionele experts" worden [12](#page=12).
#### 4.2.6 Reminiscentie en Life Review
Een goede terugblik op het leven is essentieel voor ego-integriteit [12](#page=12).
* **Reminiscentie:** Het vertellen van verhalen over verleden personen, gebeurtenissen, gedachten en gevoelens. Niet alle vormen zijn bevorderlijk voor ego-integriteit [12](#page=12).
* **Focus op zelf:** Niet bevorderend; kan leiden tot het herbeleven van ontgoochelingen en wanhoop verergeren [12](#page=12).
* **Focus op anderen:** Bevorderend; kan relaties versterken en gestorven personen herbeleven [12](#page=12).
* **Kennis-gebaseerd:** Meest bevorderend; het benutten van verleden ervaringen om huidige problemen op te lossen en anderen te helpen [12](#page=12).
* **Life Review:** Een specifieke vorm van reminiscentie waarbij de betekenis van ervaringen uit het verleden wordt geëvalueerd. Dit leidt tot beter zelfbegrip, een gevoel van integriteit en positieve welzijnseffecten [12](#page=12).
### 4.3 Sociale Klok
De sociale klok verwijst naar de maatschappelijke verwachtingen rondom specifieke levensgebeurtenissen, zoals trouwen. Deze verwachtingen kunnen invloed hebben op de timing en de beleving van ontwikkelingsfasen [3](#page=3).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Opkomende volwassenheid | Een fase van multidimensionele en multidirectionele ontwikkeling die plaatsvindt vanaf de vroege twintiger jaren en gekenmerkt wordt door exploratie van studiekeuze, werk en waarden, met weinig sociale verwachtingen. |
| Twee-cyclus model van identiteitsontwikkeling | Een model dat de dynamische aard van identiteitsvorming beschrijft, waarbij exploratie leidt tot een binding, en indien nodig, terugkeer naar exploratie mogelijk is. |
| Intimiteit tegenover isolement (Erikson) | Het conflict in de vroege volwassenheid waarbij het aangaan van diepe, verbintenisvolle relaties (intimiteit, met als verworven deugd liefde) tegenover eenzaamheid en het vermijden van zulke relaties (isolement) staat. |
| Generativiteit tegenover stagnatie (Erikson) | Het conflict in de midden volwassenheid, waarbij het zorgen voor en begeleiden van de volgende generatie (generativiteit) tegenover een op zichzelf gerichte houding zonder betrokkenheid bij anderen (stagnatie) staat. |
| Ego-integriteit versus wanhoop (Erikson) | Het conflict in de late volwassenheid, waarbij tevredenheid over het geleefde leven en acceptatie van successen en mislukkingen (ego-integriteit) tegenover spijt, onrust en angst voor de dood (wanhoop) staat. |
| Liefdesdriehoek van Sternberg | Een theorie die liefde beschrijft aan de hand van drie componenten: passie (fysieke aantrekking), intimiteit (emotionele verbinding) en engagement (cognitieve toewijding). |
| Sociale klok | Een cultureel bepaalde verwachting over het timen van belangrijke levensgebeurtenissen, zoals trouwen of het krijgen van kinderen. |
| Midlife crisis | Een periode van significante zelftwijfel, evaluatie en stress die kan leiden tot een herstructurering van de persoonlijkheid, meestal in de midden volwassenheid. |
| Mogelijke zelven | Wat men hoopt of vreest te worden in de toekomst; deze worden realistischer en concreter naarmate men ouder wordt. |
| Coping (omgaan met problemen) | Strategieën die individuen gebruiken om met stressvolle situaties om te gaan, variërend van probleemgerichte tot emotie-gerichte benaderingen. |
| Persoonlijkheidskenmerken 'Big Five' | Vijf brede persoonlijkheidsdimensies: neuroticisme, extraversie, openheid, vriendelijkheid en gewetensvolheid, die gedurende de levensloop kunnen veranderen. |
| Gerotranscendentie | Een concept van Peck dat een negende ontwikkelingstaak beschrijft, waarbij men overgaat van een materialistische naar een meer kosmische en transcendente visie op het leven. |
| Affect-optimisatie | Het vermogen om positieve emoties te maximaliseren en negatieve emoties te minimaliseren, cruciaal voor het omgaan met leeftijdsgerelateerde verliezen. |
| Reminiscentie | Het vertellen van verhalen over het verleden, inclusief mensen, gebeurtenissen, gedachten en gevoelens, wat kan bijdragen aan ego-integriteit. |
| Life Review | Een specifieke vorm van reminiscentie waarbij de betekenis van ervaringen uit het verleden wordt geëvalueerd om zelfinzicht te verkrijgen en integriteit te bevorderen. |
| Disengagement theory | Een theorie die stelt dat het terugtrekken van ouderen zowel voor henzelf als voor de samenleving voordelig is; deze theorie wordt echter als achterhaald beschouwd. |
| Activiteitstheorie | Een theorie die stelt dat ouderen actief moeten blijven om welzijn te behouden, maar waarbij activiteit en sociaal netwerk geen sterke voorspellers van welzijn blijken te zijn. |
| Continuïteitstheorie | Een theorie die suggereert dat ouderen hun activiteiten voortzetten op een manier die consistent is met hun eerdere persoonlijkheid en levensstijl, wat gevoelens van continuïteit en identiteit bevordert. |
| Socio-emotionele selectiviteitstheorie | Een theorie die stelt dat ouderen hun sociale netwerken selecteren op basis van bevrediging en bijdrage aan mentale gezondheid, met een focus op intieme relaties en een daling van oppervlakkige contacten. |