Cover
ابدأ الآن مجانًا Hoofdstuk 1. De Europese Unie.docx
Summary
# HOOFDSTUK 1. De Europese Unie
### 1.1. INTERNATIONAAL RECHT
Internationaal recht regelt de betrekkingen tussen staten, waarbij alle staten als gelijk worden beschouwd en hun afspraken vastleggen in verdragen, met het beginsel van staatssoevereiniteit als centraal concept.
Wanneer staten afspraken met elkaar willen maken, is nationaal recht niet van toepassing. Staten maken daarom afspraken op grond van het internationale recht, dat alle betrekkingen tussen staten regelt. Binnen het internationale recht zijn alle staten, groot of klein, gelijk aan elkaar. De afspraken die staten op basis van internationaal recht met elkaar maken, worden meestal in een verdrag vastgelegd. Een belangrijk beginsel bij het overeenkomen van verdragen is dat van staatssoevereiniteit.
### A. Staatssoevereiniteit
Staatssoevereiniteit betekent dat de overheid de ultieme beslissingsbevoegdheid heeft op het grondgebied van de staat en de enige is die wet- en regelgeving kan opstellen. Andere staten kunnen dus niet bepalen hoe een staat zijn regelgeving vormgeeft. Deze macht kan op twee manieren worden beperkt: de soevereiniteit kan vrijwillig worden overgedragen of onvrijwillig worden beperkt.
##### i. Soevereiniteit overdragen
De staat kan besluiten om (een gedeelte van) de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan bijvoorbeeld een internationale organisatie. De staat accepteert dan dat een organisatie hoger en gezaghebbender is dan de staat zelf. Staten dragen hun beslissingsbevoegdheid over als dit het belang van het land dient en bijdraagt aan het welzijn van zijn inwoners.
> **Voorbeeld 1:** De oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952 was ingegeven door de noodzaak om oorlog te voorkomen en economische groei en herstel te bewerkstelligen na de Tweede Wereldoorlog. Door de kolen- en staalindustrie onder beheer te plaatsen van een internationale organisatie, werd het onmogelijk gemaakt om deze industrie nog voor oorlogsdoeleinden in te zetten. Dit vormde het begin van de Europese Unie.
Het (gedeeltelijk) overdragen van staatssoevereiniteit hoeft niet permanent te zijn. Staten hebben de mogelijkheid om hun lidmaatschap van een internationale organisatie op te zeggen en hun staatssoevereiniteit volledig te hernemen. Een voorbeeld hiervan is de procedure voor uittreding uit de Europese Unie, zoals vastgelegd in artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Dit proces vereist echter de instemming van meerdere EU-instellingen en het nationaal parlement van de betreffende lidstaat. Het Verenigd Koninkrijk trad in 2020 uit de EU na een referendum in 2016, een gebeurtenis die bekend staat als de Brexit.
##### ii. Soevereiniteit onvrijwillig beperkt
Staatssoevereiniteit kan ook beperkt worden als een land onvrijwillig de beslissingsbevoegdheid uit handen wordt genomen. Dit kan gebeuren door militaire invasie door een andere staat, of door een mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Internationale organisaties, zoals de VN, kunnen ook vredesmissies sturen om de vrede te waarborgen.
> **Voorbeeld:** KFOR bewaakt de vrede in Kosovo en Nederlandse militairen maakten deel uit van een VN-vredesmissie in Mali om informatie te verzamelen over potentiële spanningshaarden.
### B. Internationale organisaties
Staten zijn de voornaamste spelers binnen het internationale recht, maar internationale organisaties spelen ook een belangrijke rol. Er zijn twee soorten internationale organisaties: gouvernementele en non-gouvernementele organisaties.
#### i. Gouvernementele organisaties
Een samenwerkingsverband tussen staten, zoals de EU, wordt een gouvernementele organisatie genoemd. De oprichting hiervan gebeurt via een verdrag, waarin de doelstellingen en middelen van de organisatie worden vastgelegd.
* **Intergouvernementele organisaties:** Lidstaten geven weinig macht aan de organisatie, waardoor zij zelf de regie behouden. De staatssoevereiniteit wordt niet of nauwelijks overgedragen.
* **VN** = Verenigde Naties, opgericht in 1945 en hebben als doel mondiale veiligheid te creëren en wereldeconomie te versterken. Eerste internationale organisatie na WOII. Meer en meer kritiek op VN.
* **NAVO** = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Defensie van landen in de NAVO zo sterk mogelijk maken en beschermen elkaar. Wanneer ene wordt aangevallen, springen alle andere landen bij. (32 lidstaten)
* **BENELUX** = België, Nederland en Luxemburg. Ooit ontstaan tijdens WOII zodat goederen makkelijker konden doorgaan. Werken samen aan binnenlandse zaken en justitie
* **OECD** = OESO. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Welvarende landen zijn lid. Historische organisatie na WOII omdat ze Europa economisch terug op moesten voeren.
* **EEG (1957: Verdrag van Rome)**
\= Europese Economische Gemeenschappen
* Oprichters: BE, NL, LUX, FR, DL en IT
* Doel:
* Gemeenschappelijke markt creëren voor vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal tussen lidstaten
* Economische samenwerking versterken om oorlog te voorkomen
* **EVA (1960: Conventie van Stockholm)**
\= Europese Vrijhandelsassociatie
* Oprichters: VK, ZWE, NW, DEN, OOS, POR en ZWI
* Doel: Alternatief voor EEG voor landen die wel economische samenwerking wouden, maar geen soevereiniteit wouden afstaan
* Gevolg: Veel landen gingen er uit en terug naar EEG omdat ze merken dat het niet goed werkte als je niets moet afstaan
* Huidige leden: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland
* **EER (1994)**
\= Europese Economische Ruimte
→ Geen aparte organisatie, maar overeenkomst tussen EU en EVA-landen (behalve Zwitserland) zodat ze kunnen meegenieten van vrije markt van EU zonder lidstaat te zijn
* Kenmerken:
* Moeten bijdragen aan Europese budget
* Moeten regels naleven.
→ Niet allemaal, maar wel degene die betrekking hebben op interne markt
* Zwitserland aparte bilaterale verdragen met EU
* **Raad van Europa (1949: Verdrag van Londen)**
* Oprichters: BE, DEN, FR, IER, IT, LUX, NL, NW, ZWE en VK
* Doel: Beschermen en bevorderen van
* Mensenrechten
* Democratie
* Rechtsstaat
* Belangrijk orgaan: EHRM (= Europees Hof voor Rechten van de Mens)
→ Elke lidstaat kan klacht indienen als die vindt dat andere lidstaat EVRM (= Europees Verdrag voor Rechten van de Mens) schendt
* **Supranationale organisaties:** Deze organisatie staat boven de lidstaten. Lidstaten dragen vrijwillig een deel van hun beslissingsbevoegdheid af en accepteren dat de organisatie regels vaststelt waar zij zich aan moeten houden. De EU is een voorbeeld van een supranationale organisatie.
> **Voorbeeld 2:** De Internationale Telecommunicatie-unie (ITU), opgericht in 1865, is de oudste gouvernementele organisatie en regelt afspraken over internationale telecommunicatie, zoals landencodes voor telefoneren. De ITU is een voorbeeld van een intergouvernementele organisatie.
#### ii. Non-gouvernementele organisaties (NGO's)
Een groep personen kan ook een internationale organisatie oprichten, onafhankelijk van staten. Dit zijn non-gouvernementele organisaties (NGO's), die vaak een ideële doelstelling hebben.
> **Voorbeeld 3:** Amnesty International is een bekende internationale NGO die zich bezighoudt met burgerrechten en jaarlijks rapporten publiceert over mensenrechtenschendingen, ook in Nederland.
Hoewel NGO's geen formele status hebben zoals gouvernementele organisaties, worden ze vaak uitgenodigd om deel te nemen aan internationale vergaderingen met een adviserende rol.
SUPRANATIONAAL INTERGOUVERNEMENTEEL
Onafhankelijke organen Organen met vertegenwoordigers van lidstaten
Beslissingen worden genomen op basis van Beslissingen worden genomen op basis van
meerderheid van stemmen unanimiteit (= veto’s)
Verschillende ordehandhaving/ Binding jurisdictie Geen bindende jurisdictie tenzij aanvaarding van
gerechtelijke autoriteit
Akkoorden zijn bindend + hebben voorrang. Recht zorgt voor Akkoorden maken niet automatisch deel uit van
onafhankelijke rechtsorde. Regels zijn bindend voor lidstaten onze nationale rechtsorde. Deze akkoorden
en hebben in vele gevallen voorrang op onze wetgeving. moeten eerst geratificeerd worden door lokale regering
\= EU = VN, OESO, NAVO, BENELUX, EVA, Raad van Europa
### 1.2. DE EU EN HAAR DOELSTELLINGEN
De EU is ontstaan uit verschillende opeenvolgende internationale verdragen die de doelstellingen en juridische kaders van de Unie hebben vastgelegd. De basis van de EU wordt vaak gelegd bij het Verdrag aangaande de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) uit 1952. De belangrijkste verdragen die momenteel van kracht zijn, zijn het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Handvest van de grondrechten van de EU is eveneens een belangrijk EU-verdrag.
### A. Kandidaat-lidstaten
Staten die lid willen worden van de EU, moeten aan de zogenoemde criteria van Kopenhagen voldoen. Deze criteria omvatten onder andere het geografisch gelegen zijn in Europa, het onderschrijven van vrijheid en democratie, het zijn van een rechtsstaat, het eerbiedigen van mensenrechten, het beschikken over stabiele overheidsinstellingen en een goed functionerende markteconomie, en het vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen.
### B. Instrumenten van de EU
De EU hanteert twee instrumenten om haar doelstellingen te bereiken:
* **Negatieve integratie:** Het uitvaardigen van verboden ('je mag niet...').
> **Voorbeeld 4:** Nationale overheden mogen van werknemers uit andere lidstaten geen werkvergunning eisen om toegang te krijgen tot de nationale arbeidsmarkt, om zo het vrij verkeer van werknemers te bevorderen.
* **Positieve integratie:** Het uitvaardigen van geboden ('je moet...') om nationale regelgeving te uniformeren of harmoniseren.
> **Voorbeeld 5:** Nationale overheden zijn verplicht om diploma's die werknemers in andere EU-lidstaten hebben behaald, te erkennen om de toegang van buitenlandse werknemers tot de nationale arbeidsmarkt te vergemakkelijken.
Vaak worden beide strategieën tegelijkertijd toegepast.
### C. Doelstellingen van de EU
De belangrijkste doelstellingen van de EU, zoals opgesomd in artikel 3 VEU, zijn:
1. **Vrede en welzijn:** Economische integratie zorgt voor economische verwevenheid tussen lidstaten, wat leidt tot diplomatieke conflictoplossing en wederzijdse afhankelijkheid, waardoor militaire conflicten minder waarschijnlijk worden.
2. **Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht:** Burgers van de EU mogen vrij reizen, werken, studeren en wonen in alle lidstaten. De EU bestrijdt grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie door middel van justitiële samenwerking, grensbewaking en gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid.
3. **Interne markt:** Het creëren van één gemeenschappelijke markt zonder economische grenzen en belemmeringen, waarin alle bedrijven en personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben. Bij het inrichten van de interne markt wordt ook rekening gehouden met sociale vooruitgang, milieubescherming, gelijkheid, anti-discriminatie en het voorkomen van sociale uitsluiting.
4. **Economische en Monetaire Unie (EMU):** Bestaat uit twee pijlers: monetair beleid (verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank) en economisch beleid (grotendeels verantwoordelijkheid van de lidstaten, gecoördineerd binnen het Europees semester). Een belangrijk onderdeel is de gemeenschappelijke munt, de euro, die de handel bevordert en transactiekosten vermindert. Niet alle lidstaten nemen echter deel aan de eurozone, onder andere omdat een gemeenschappelijke munt nationale economische beleidsvoering kan bemoeilijken.
5. **Beschermen van mensenrechten:** De EU heeft de bescherming van mensenrechten, een democratische samenleving en een rechtsstaat hoog in het vaandel staan. Dit geldt zowel binnen de Unie als in haar relaties met andere landen, bijvoorbeeld door middel van associatieakkoorden. De EU wordt daarom ook wel een waardengemeenschap genoemd.
### 1.3. INTERNE MARKT
De interne markt van de EU is een ruimte zonder economische grenzen en belemmeringen die het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal faciliteert, gebaseerd op het vrij verkeer, het verbod op staatssteun en mededingingsrecht, met als doel economische integratie en welzijn te bevorderen.
### A. Onderdelen interne markt
* De interne markt is een fundamenteel doel van de EU en omvat de geleidelijke afschaffing van economische grenzen en belemmeringen tussen de lidstaten. Dit proces is gebaseerd op drie kernonderdelen:
1. **Vrij verkeer:** Dit beginsel garandeert dat handelsstromen tussen lidstaten niet worden belemmerd. Producten die eenmaal in een lidstaat in de handel zijn gebracht, hebben toegang tot alle nationale markten van de EU. Daarnaast mogen burgers van EU-lidstaten vrij reizen, werken, studeren en genieten van hun pensioen binnen de Unie.
* **Tip:** Het vrij verkeer kan tijdelijk beperkt worden met een gegronde reden, zoals de bescherming van de volksgezondheid, zoals tijdens de coronapandemie het geval was.
* **Voorbeeld:** Na de Brexit hebben Europese bedrijven die handelen met Britse bedrijven te maken met extra administratieve handelingen, waardoor export en import duurder en omslachtiger zijn geworden.
2. **Verbod op staatssteun:** Staatssteun, zoals subsidies van de overheid aan bedrijven, kan de interne markt schaden door oneerlijke concurrentie te creëren. Daarom is het geven van staatssteun in beginsel verboden. Er bestaat echter EU-regelgeving die specificeert wanneer staatssteun wel is toegestaan.
3. **Mededingingsrecht:** Dit omvat twee belangrijke pijlers:
* **Verbod op kartelvorming:** Bedrijven mogen geen afspraken maken over prijzen of productiehoeveelheden, aangezien dit de concurrentie beperkt en consumenten te veel laat betalen. Kartelvorming wordt door de Commissie bestraft met hoge boetes.
* **Verbod op misbruik van machtspositie:** Bedrijven met een dominante positie op de markt mogen deze positie niet misbruiken door bijvoorbeeld excessieve prijzen te vragen, kleinere concurrenten uit te sluiten, of onredelijke contractuele voorwaarden te stellen. Dit gedrag verstoort ook de interne markt en is daarom verboden.
### B. Voor- en nadelen interne markt
#### i. Voordelen
* **Vergrote afzetmarkt:** Vrij verkeer en vrije handel vergroten de afzetmarkt voor goederen en diensten, wat gunstig is voor de nationale export.
* **Voorbeeld:** De landbouwexport van Nederland naar andere EU-landen, met name Duitsland en België, is aanzienlijk, wat de Nederlandse economie ten goede komt.
* **Schaalvergroting en specialisatie:** Individuele producenten en ondernemers profiteren van schaalvergroting en specialisatie, wat de kostprijs kan drukken en de concurrentiepositie kan versterken.
* **Consumentenvoordelen:** Meer concurrentie leidt doorgaans tot lagere prijzen en betere kwaliteit van producten en diensten. Consumenten hebben ook een bredere keuze aan producten en merken.
* **Werkgelegenheid:** Werknemers en zelfstandigen vinden gemakkelijker banen of opdrachten in andere lidstaten.
#### ii. Nadelen
* **Beperking nationale economische instrumenten:** Lidstaten kunnen niet elke maatregel nemen om hun economie te stimuleren, omdat dit in strijd kan zijn met de regels van de interne markt. Protectionisme, zoals het verlenen van subsidies of het heffen van invoerbelastingen, is verboden.
* **Concurrentiedruk voor bedrijven:** Extra concurrentie kan schadelijk zijn voor kleinere bedrijven, die moeite kunnen hebben om te overleven. Dit kan leiden tot dominantie van grotere concerns en een "verMcDonaldisering" van de economie.
* **Loonverschillen en productieverschuiving:** Nederlandse bedrijven concurreren met bedrijven uit lidstaten met lagere loonniveaus, wat kan leiden tot het verplaatsen van productie naar deze landen en werkloosheid in Nederland.
* **Afhankelijkheid:** Lidstaten worden afhankelijker van elkaar. Economische tegenspoed in één lidstaat kan gevolgen hebben voor de gehele interne markt en de economie van andere lidstaten, zoals bleek tijdens de financiële crisis.
* **Voorbeeld:** Sancties tegen Rusland hebben de Europese economie geraakt, wat de afhankelijkheid van handel binnen Europa benadrukt. De Nederlandse economie, als een van de meest open markten, is bijzonder gevoelig voor dergelijke afhankelijkheid.
### C. De interne markt en de Economische en Monetaire Unie (EMU)
Het is belangrijk om te onderscheiden dat de interne markt en de Economische en Monetaire Unie (EMU) twee verschillende, zij het nauw verwante, onderdelen van de EU zijn. De interne markt is een onlosmakelijk deel van de EU, waar lidstaten zich niet buiten kunnen stellen. De EMU daarentegen kent niet alle lidstaten als deelnemer.
**Tip:** De interne markt is de fundamentele basis voor de discussies over vrij verkeer, staatssteun en mededinging die later in het curriculum aan bod komen.
### 1.4. DE EUROPESE PIJLER VAN SOCIALE RECHTEN
De Europese pijler van sociale rechten, geïntroduceerd in 2017, vertegenwoordigt een cruciale ontwikkeling in het sociale beleid van de EU, gericht op het waarborgen van rechtvaardige arbeidsmarkten en sociale zekerheidsstelsels binnen de lidstaten.
### A. Kerndoelen en initiatieven
De pijler van sociale rechten omvat twintig sociale rechten en beginselen die als leidraad dienen voor het verdere socialebeleid van de EU. Het actuele actieplan stelt concrete doelen voor 2030:
* **Werkgelegenheid:** Ten minste 78% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar moet tegen 2030 een baan hebben.
* **Opleiding:** Ten minste 60% van alle volwassenen moet jaarlijks deelnemen aan een opleiding.
* **Armoedebestrijding en sociale uitsluiting:** Het aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, moet met minstens 15 miljoen worden verminderd, waarvan 5 miljoen kinderen.
Deze doelstellingen worden ondersteund door de bepalingen in titels 9, 10 en 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Een voorbeeld hiervan is de Verordening (EU) 2021/523 tot vaststelling van het InvestEU-programma, dat financiering verstrekt aan projecten die werkgelegenheid bevorderen en bredere sociale en economische vooruitgang nastreven.
**i. Sociaal Europa: Een waardengemeenschap**
De EU positioneert zich steeds meer als een waardengemeenschap, waarbij economische vooruitgang hand in hand gaat met sociale vooruitgang. Dit komt tot uiting in initiatieven gericht op:
* **Gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt:** Het bevorderen van gelijke behandeling en het wegnemen van barrières voor toegang tot werk.
* **Eerlijke arbeidsvoorwaarden:** Het waarborgen van adequate lonen, veilige werkomstandigheden en bescherming van werknemersrechten.
* **Sociale bescherming:** Het versterken van stelsels die burgers beschermen tegen economische tegenspoed, ziekte en werkloosheid.
**ii. InvestEU-programma**
Het InvestEU-programma, een sleutelinitiatief, is gericht op het ondersteunen van investeringen die bijdragen aan:
* **Concurrentievermogen:** Inclusief onderzoek, innovatie en digitalisering.
* **Economische groei en duurzaamheid:** Het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling en werkgelegenheid.
* **Sociale veerkracht en inclusiviteit:** Het versterken van de sociale infrastructuur en het bevorderen van inclusieve samenlevingen.
* **Wetenschappelijke en technologische vooruitgang:** Investeringen in onderwijs, opleiding en cultuur.
* **Integratie van kapitaalmarkten en een sterkere interne markt:** Het versterken van de economische basis van de EU.
* **Economische, sociale en territoriale samenhang:** Het verminderen van verschillen tussen regio's en bevolkingsgroepen.
* **Duurzaam en inclusief herstel:** Het ondersteunen van het economisch herstel na de COVID-19-crisis, met specifieke aandacht voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).
Het programma opereert via vier specifieke beleidsterreinen: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, financiering voor kmo's, en sociale investeringen en vaardigheden. Binnen deze kaders worden investeringen gemobiliseerd via speciale EU- en nationale onderdelen.
**Voorbeeld: Sociaal beleid in de praktijk**
De opening-casus illustreert de noodzaak van sociale rechten. De vier landen P, A, I en S hebben te kampen met een groot aantal lichamelijk gehandicapte inwoners die belemmeringen ondervinden bij het vinden van werk. Gezamenlijke conferenties van sociale organisaties hebben nog niet geleid tot concrete overheidsmaatregelen. Een mogelijke oplossing, in lijn met de Europese pijler van sociale rechten, zou de oprichting van een gezamenlijke organisatie zijn die zich richt op het vergroten van de baankansen voor deze groep. Dit kan gepaard gaan met het instellen van een interne markt en het waarborgen van sociale rechten en inclusiviteit, mogelijk via het opstellen van een gezamenlijk mensenrechtendocument of het aanpakken van klimaatgerelateerde uitdagingen.
> **Tip:** De Europese pijler van sociale rechten benadrukt dat economische integratie en sociale vooruitgang elkaar versterken. Het is essentieel om zowel economische concurrentiekracht als sociale rechtvaardigheid na te streven.
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Internationaal recht | Een rechtsgebied dat alle betrekkingen tussen staten regelt en waarop staten afspraken maken met elkaar, in plaats van nationaal recht. |
| Staatssoevereiniteit | De ultieme beslissingsbevoegdheid van de overheid op het grondgebied van een staat, wat inhoudt dat andere staten niet kunnen bepalen hoe een staat zijn regelgeving vormgeeft. |
| Verdrag | Een schriftelijke overeenkomst tussen staten die is vastgelegd volgens het internationale recht en die de afspraken tussen de betrokken staten bindend maakt. |
| Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) | De eerste internationale organisatie die is opgericht in 1952, met als doel de kolen- en staalindustrie gezamenlijk te beheren om oorlogsdoeleinden te voorkomen en economische groei te stimuleren. Dit was het begin van de Europese Unie. |
| Negatieve integratie | Een strategie van de EU waarbij verboden worden uitgevaardigd ('je mag niet...'), bijvoorbeeld om belemmeringen voor het vrij verkeer van werknemers te verwijderen. |
| Positieve integratie | Een strategie van de EU waarbij geboden worden uitgevaardigd ('je moet...'), met als doel de nationale regelgeving van lidstaten te uniformeren of harmoniseren. |
| Interne markt | Een economische ruimte binnen de EU zonder grenzen en belemmeringen, waarin goederen, diensten, personen en kapitaal zich zo vrij mogelijk kunnen bewegen en waarin iedereen dezelfde kansen en mogelijkheden heeft. |
| Vrij verkeer | Het beginsel binnen de EU dat handelsstromen tussen lidstaten niet belemmerd mogen worden, en dat burgers van EU-lidstaten vrij mogen reizen, werken en studeren binnen de Unie. |
| Staatssteun | Financiële hulp of subsidies die door een overheid aan een bedrijf worden verleend, wat in beginsel verboden is binnen de EU omdat het oneerlijke concurrentie kan creëren. |
| Mededingingsrecht | Europese regelgeving die kartelvorming en misbruik van machtsposities door bedrijven verbiedt, om concurrentieverstoring op de interne markt te voorkomen. |
| Economische en Monetaire Unie (EMU) | Een onderdeel van de EU dat bestaat uit monetair beleid (onder leiding van de ECB) en economisch beleid, met als belangrijkste pijler de gemeenschappelijke munt, de euro. |
| Europese pijler van sociale rechten | Een initiatief van de EU dat twintig sociale rechten en beginselen vaststelt om het sociale beleid vorm te geven en arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels rechtvaardig te laten functioneren. |
| Gouvernementele organisatie | Een samenwerkingsverband tussen staten, zoals de EU, dat wordt opgericht via een verdrag en waarbij lidstaten gezamenlijke doelstellingen nastreven. |
| Non-gouvernementele organisatie (ngo) | Een internationale organisatie die onafhankelijk is van staten en vaak een ideële doelstelling heeft, zoals het Rode Kruis of Amnesty International. |
| Supranationale organisatie | Een internationale organisatie waaraan lidstaten beslissingsbevoegdheid afstaan en die boven de lidstaten staat, zoals de EU in veel beleidsterreinen. |
| Intergouvernementele organisatie | Een samenwerkingsverband tussen staten waarbij de lidstaten zelf de beslissingen nemen en de organisatie geen beslissingsbevoegdheid heeft, zoals de meeste internationale organisaties. |