Cover
ابدأ الآن مجانًا PPT 3a Verwekkers van luchtweginfecties en meningitis - aangevuld met notities.pptx
Summary
# Bacteriële verwekkers van luchtweginfecties en meningitis
Dit topic behandelt de bacteriële verwekkers die luchtweginfecties, waaronder longontsteking en hersenvliesontsteking (meningitis), kunnen veroorzaken, met aandacht voor hun kenmerken, pathogenese, epidemiologie en preventie.
### 1.1 Inleiding tot luchtweginfecties en meningitis
Luchtweginfecties, met name lagere luchtweginfecties (Lower Respiratory Tract Infections - LRTI), en meningitis kunnen worden veroorzaakt door diverse bacteriële pathogenen. De afweermechanismen in de luchtwegen, waaronder het slijmvlies met zijn filter- en stofzuigerfunctie, de brush border en de onderliggende immuuncellen (lymfocyten, dendritische cellen, macrofagen), spelen een cruciale rol bij het voorkomen van infecties.
### 1.2 Typische verwekkers van pneumonie
#### 1.2.1 Streptococcus pneumoniae
* **Kenmerken:** Gram-positieve kokken, vaak in paren (diplokokken), facultatief anaëroob. Worden ingedeeld op basis van hemolyse (α, β, γ) en serologie (Lancefield groepen).
* **Pathogenese:**
* **Virulentiefactoren:**
* **Kapsel (glycocalyx):** Een polysaccharide laag die antifagocytose bevordert en de virulentie vergroot. Er zijn ongeveer 90 verschillende serotypen. De antilichamen hiertegen leiden tot opsonisatie en fagocytose.
* **Pneumolysine:** Een toxine dat ontsteking veroorzaakt.
* **Neuraminidase:** Een enzym dat verspreiding bevordert.
* **Mechanisme:** Kolonisatie van de bovenste luchtwegen, transmissie, en vervolgens invasie naar de longen (pneumonie), bloedbaan (bacteriemie) of andere locaties (meningitis, otitis media).
* **Factoren die verspreiding beïnvloeden:** Ontsteking (door pneumolysine, virale co-infectie) kan de slijmsecretie verhogen en shedding bevorderen. Kapseltype speelt ook een rol. Antilichamen (IgG, IgA) kunnen shedding verminderen.
* **Moleculaire mechanismen:** Adhesie aan epitheelcellen, mucusafbraak (neuraminidase, β-galactosidase, β-N-acetylglucosaminidase), remming van neutrofiele activiteit, binding aan complementcomponenten.
* **Epidemiologie:** Kan leiden tot sinusitis, pneumonie, bacteriemie en meningitis. De incidentie van invasieve pneumokokkenziekte kan stijgen na periodes van verminderde transmissie, zoals tijdens COVID-19. Resistente stammen nemen toe.
* **Preventie:** Vaccinatie.
#### 1.2.2 Haemophilus influenzae
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staven, facultatief anaëroob. Vereist factor X en V voor groei.
* **Classificatie:**
* **Typeerbare stammen:** Hebben een kapselpolysaccharide (6 serotypen, a-f).
* **Niet-typeerbare stammen (NTHi):** Geen kapsel.
* **Pathogenese:**
* **Niet-omkapselde stammen:** Infecties van middenoor, sinussen, luchtwegen.
* **Omkapselde stammen (vooral type b - Hib):** Epiglottitis, meningitis, etterige ontstekingen. Het kapsel is cruciaal voor invasie in de bloedbaan en verdere verspreiding.
* **Epidemiologie:** Commensalen van de luchtwegen (NTHi >95%). Hib-ziekte is sterk afgenomen door vaccinatie.
* **Preventie:** Vaccinatie (Hib-vaccin).
* **Behandeling:** Amoxicilline, amoxicilline-clavulaanzuur.
#### 1.2.3 Bordetella pertussis (kinkhoest)
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staven, aëroob.
* **Species:** *B. pertussis* (kinkhoest), *B. parapertussis* en *B. bronchiseptica* (commensalen bij mens/dier met weinig pathogeen vermogen).
* **Pathogenese:**
* **Virulentiefactoren:**
* **Adhesie:** Fimbriae, filamenteus hemagglutinine (FHA) voor specificiteit.
* **Toxines:**
* **Tracheaal cytotoxine:** Vernietigt trilhaarepitheelcellen, leidt tot IL-1 en immuunrespons.
* **Adenylcyclase toxine (ACT):** Interferentie met cAMP, beperkt fagocytenactiviteit. Vormt poriën.
* **Pertussis toxine (PT):** AB5-toxine dat ADP-ribosylering van G-proteïnen veroorzaakt, remt chemotaxis en ontstekingscytokineproductie.
* **Labiel toxine (LT):** Veroorzaakt weefselschade.
* **Klinisch verloop:** Incubatietijd 1-2 weken, gevolgd door catarrhale fase (verkoudheidssymptomen) en hoestparoxysmen.
* **Epidemiologie:** Obligaat parasiet van de mens, zeer besmettelijk. Kinkhoest blijft een wereldwijd gezondheidsprobleem, vooral bij ongevaccineerde kinderen.
* **Preventie:** Vaccinatie (DTP-vaccin).
* **Immuniteit:** Langdurig, vooral tegen pertussis toxine.
#### 1.2.4 Corynebacterium diphtheriae (difterie)
* **Kenmerken:** Gram-positieve, knotsvormige staven, aëroob. Geen sporen, geen kapsel.
* **Transmission:** Via druppels (droplets), direct contact met respiratoire secreties. Asymptomatisch dragerschap is mogelijk.
* **Pathogenese:**
* **Exotoxine:** Geproduceerd door gefageerde stammen. Remt eiwitsynthese, veroorzaakt lokale necrose (keel, tonsillen, farynx), oedeem. Kan leiden tot myocarditis en neurotoxiciteit (verlammingen).
* **Kliniek:** Koorts, keelpijn, lymfadenopathie, witte pseudoblaam op tonsillen. Zonder behandeling kan dit leiden tot ernstige systemische complicaties.
* **Diagnostiek:** Klinische verdenking, Gram-kleuring, kweek, toxinetectie.
* **Behandeling:** Antitoxine (neutraliseert toxine), antibiotica (penicilline of erytromycine) om toxineproductie te stoppen en transmissie te verminderen. Volledige vaccinatie na herstel.
* **Preventie:** Vaccinatie (toxoïd-vaccin).
#### 1.2.5 Legionella pneumophila
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staafjes, bewegelijk. Moeilijk te kleuren en te kweken (speciale voedingsbodem). Groeit bij hoge temperaturen (45-50°C). Kleinste bacterie (0,1-0,3 µm), geen celwand.
* **Reservoir:** Zoet water, intracellulair in amoeben. Groeit goed in water, ook bij hogere temperaturen.
* **Besmetting:** Inhalatie van aërosolen (niet van mens op mens).
* **Pathogenese (Legionnaire's Disease):**
* **Mechanisme:** Opname in alveolaire macrofagen, remming van fagosoom-lysosoom fusie, vermenigvuldiging. Lysering van cellen door protease, productie van cytokines, aantrekken van meer immuuncellen. Cellulaire immuniteit (geactiveerde macrofagen) is cruciaal voor herstel.
* **LCV (Legionella-containing vacuole):** Ontwijkt lysosomale weg, wordt een ER-achtig compartiment waar replicatie plaatsvindt.
* **Kliniek:** Ernstige pneumonie, vaak met aantasting van andere orgaansystemen (hepatitis). Atypische pneumonie (niet-lobaire).
* **Risicofactoren:** Leeftijd, verminderde longafweer (roken, chronische bronchitis), verminderde immuniteit.
* **Epidemiologie:** Ontdekt na een uitbraak in 1976 (Legionnaire's Disease). Vaak gerelateerd aan waterinstallaties (koeltorens, boilers).
* **Preventie:** Bacterie elimineren in waterinstallaties.
#### 1.2.6 Mycoplasma pneumoniae
* **Kenmerken:** Zeer kleine bacterie (0,1-0,3 µm) zonder celwand, stevige celmembraan. Langzame groei.
* **Virulentiefactor:** Adhesine P1 eiwit.
* **Epidemiologie:** Om de 4-8 jaar epidemieën bij kinderen en jonge volwassenen. Traag verlopend.
* **Infecties:**
* **Respiratoir:** Pneumonie (mild, langdurig), keelontsteking.
* **Niet-respiratoir:** Meningitis, conjunctivitis, erythema multiforme, koude agglutinines.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracyclines.
#### 1.2.7 Chlamydia pneumoniae
* **Kenmerken:** Obligaat intracellulaire parasiet. Onderscheiden van *C. psittaci* (vogels) en *C. trachomatis* (mens, o.a. SOA).
* **Infecties:** Faryngitis, pneumonie (luchtwegen).
* **Levenscyclus:** Elementary body (EB) invadeert cel → reticulate body (RB) repliceert → vorming van nieuwe EB's, vrijlating bij celruptuur.
#### 1.2.8 Coxiella burnetii (Q-koorts)
* **Kenmerken:** Gram-negatief, intracellulaire bacterie.
* **Reservoir:** Dieren (schapen, geiten, runderen), overdracht via teken.
* **Transmissie:** Inhalatie van aërosolen, soms via melk.
* **Infectie:** Atypische pneumonie, hepatitis. Kan leiden tot endocarditis.
* **Kliniek:** Koorts, griepaal syndroom, pneumonie, hepatitis.
* **Incubatietijd:** Ongeveer 3 weken.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracycline.
#### 1.2.9 Acinetobacter baumanii en Pseudomonas aeruginosa
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staven.
* *P. aeruginosa:* Vormt slijmerige, groenige kolonies met zoete geur. Coloniseert chronisch zieken, vochtige wonden, medische apparatuur.
* *A. baumanii:* Kan goed overleven in de omgeving, koloniseert tracheale tractus.
* **Epidemiologie:** Vaak nosocomiale infecties, met name ventilator-associated pneumonia (VAP).
* **Pathogenese:** Vorming van biofilms op medische hulpmiddelen (endotracheale tube).
* **Resistentie:** Beide zijn berucht om hun multiresistentie tegen antibiotica (ESBL, CPE, VRE, MRSA).
* **Behandeling:** Specifieke, breedspectrum antibiotica zoals ceftazidime, cefepime, piperacilline-tazobactam, meropenem, ±amikacine, ±avibactam.
#### 1.2.10 Mycobacterium tuberculosis (tuberculose)
* **Kenmerken:** Zuurvaste staven (specifieke Ziehl-Nielsen kleuring). Waslaagje in celwand maakt ze resistent tegen veel antibiotica. Zeer langzame groei (delingstijd 20-24 uur), kweek duurt 4-6 weken.
* **Reservoir:** Mens (M. tuberculosis, M. leprae), dieren (M. bovis, M. avium).
* **Transmissie:** Inhalatie van aerosolen door hoesten van een besmet persoon.
* **Pathogenese:**
* **Primoinfectie:** Inademen van mycobacteriën, opname door alveolaire macrofagen. Cellulaire immuniteit (T-lymfocyten) leidt tot vorming van granulomen (tuberkels) die de infectie afkapselen.
* **Latente TB:** Bacteriën kunnen jaren in een "slapende" toestand blijven. Niet ziek, niet besmettelijk. Detecteerbaar met tuberculinetest (Mantoux test) of bloedtest (interferon-gamma release assays).
* **Reactivatie:** Bij verzwakking van het immuunsysteem (ondervoeding, HIV, medicatie zoals prednison of immunotherapie) kunnen de bacteriën opnieuw actief worden.
* **Actieve TB:** Granulomen worden groter, breken open (verkazende necrose), patiënt wordt besmettelijk (open longtuberculose). Meestal in longtoppen (hoge zuurstofspanning, slechte lymfedrainage).
* **Extra-pulmonaire TB:** Verspreiding naar andere organen (lymfeklieren, hersenen, botten, urinewegen) is mogelijk, vooral bij immuungecompromitteerden (bv. miliaire tuberculose).
* **Kliniek (actieve TB):** Chronische hoest (soms met bloed), koorts, gewichtsverlies, nachtzweten.
* **Diagnostiek:** Sputumonderzoek (zuurvaste staven), kweek, beeldvorming.
* **Behandeling:** Lange duur (minimaal 6 maanden) met combinaties van tuberculostatica.
* **Preventie:** BCG-vaccin (beschermt vooral jonge kinderen tegen ernstige vormen). Sanatoria, betere leefomstandigheden.
* **Resistentie:** Multiresistente tuberculose (MDR-TB) is een groeiend probleem door onvolledige behandeling.
### 1.3 Bacteriële verwekkers van meningitis
Meningitis is een ontsteking van de hersenvliezen. Bacteriële meningitis is een medische urgentie.
#### 1.3.1 Streptococcus pneumoniae
* **Rol:** De meest voorkomende verwekker van bacteriële meningitis bij volwassenen.
#### 1.3.2 Haemophilus influenzae type b (Hib)
* **Rol:** Vroeger een belangrijke oorzaak van meningitis bij kinderen, maar incidentie sterk gedaald door vaccinatie.
#### 1.3.3 Neisseria meningitidis (meningokok)
* **Kenmerken:** Gram-negatieve kokken, vaak in paren, aëroob. Moeilijk kweekbaar.
* **Virulentiefactoren:** Kapsel (belangrijk voor serotypering: A, B, C, Y, W-135 zijn pathogeen), pili, lipo-oligosacchariden.
* **Epidemiologie:** Natuurlijke habitat is de nasofarynx. Groepen B en C zijn het meest voorkomend in België. De "meningitis belt" in sub-Sahara Afrika kent grote epidemieën. Vaccinatie tegen groep C heeft de incidentie sterk doen dalen. Groep B blijft een probleem, maar vaccinatie hiertegen verbetert de situatie.
* **Kliniek:** Acute sepsis met of zonder meningitis, purpura (niet-wegdrukbare vlekjes). Kan leiden tot coma en overlijden.
* **Aanpak:** Intensieve zorg, antibiotica (curatief: ceftriaxone, penicilline), profylaxe voor contacten.
#### 1.3.4 Listeria monocytogenes
* **Kenmerken:** Gram-positief staafje.
* **Rol:** Kan meningitis veroorzaken, met name bij immuungecompromitteerden, ouderen en pasgeborenen. Vereist specifieke antibiotische dekking (ampicilline).
#### 1.3.5 Clostridium tetani (tetanus)
* **Kenmerken:** Gram-positief staafje, anaëroob. Produceert exotoxine (tetanospasmine).
* **Reservoir:** Darm van herbivoren, grond, stof.
* **Besmetting:** Via wonden met sporen.
* **Pathogenese:** Tetanospasmine blokkeert inhibitortransmitters in het centrale zenuwstelsel, wat leidt tot spierstijfheid en krampen (trismus, opistotonus).
* **Kliniek:** Spierstijfheid en krampen, hoge mortaliteit. Neonatale tetanus door onhygiënische navelverzorging.
* **Preventie/Behandeling:** Vaccinatie met toxoïd. Behandeling met antitoxine (passieve immuniteit) en antibiotica.
#### 1.3.6 Clostridium botulinum (botulisme)
* **Kenmerken:** Gram-positief staafje, anaëroob. Produceert potent exotoxine.
* **Reservoir:** Darm van mens en dier, grond (sporen).
* **Besmetting:** Inname van voedsel (vooral conserven) met toxine.
* **Pathogenese:** Toxin bindt aan zenuwuiteinden en blokkeert acetylcholineafgifte, leidend tot verlamming.
* **Kliniek:** Afdalende, slappe verlamming, beginnend bij slikken, kan ademhalingsspieren aantasten. Hoge mortaliteit.
* **Preventie/Behandeling:** Verhitten van voedsel, preventie van groei in anaerobe omgevingen. Behandeling met botulisme antitoxine (vroegtijdig is cruciaal).
### 1.4 Algemene preventieve en diagnostische principes
* **Vaccinatie:** Een cruciale preventieve maatregel voor veel van deze bacteriën (S. pneumoniae, H. influenzae, B. pertussis, C. diphtheriae, N. meningitidis, M. tuberculosis).
* **Hygiëne:** Goede hygiënepraktijken, met name in de gezondheidszorg, zijn essentieel om de verspreiding van nosocomiale pathogenen zoals *Acinetobacter* en *Pseudomonas* te beperken.
* **Diagnostiek:**
* **Kweek:** Vaak essentieel voor identificatie en gevoeligheidsbepaling, hoewel sommige pathogenen moeilijk te kweken zijn (bv. *N. meningitidis*, *M. tuberculosis*, *Legionella*).
* **Gram-kleuring:** Snelle eerste stap voor identificatie van gram-positieve of gram-negatieve bacteriën.
* **Moleculaire methoden (PCR):** Steeds belangrijker voor snelle detectie.
* **Serologie:** Kan gebruikt worden voor diagnostiek, met name bij atypische pathogenen of om serotypen te bepalen.
* **Analyse van liquor (ruggenmergsvocht):** Cruciaal voor de diagnose van meningitis (celgetal, differentiatie, eiwit, glucose, kweek).
* **Antibioticagebruik:** Rationeel gebruik van antibiotica is belangrijk om resistentieontwikkeling te beperken. Keuze van antibiotica hangt af van de vermoedelijke verwekker, gevoeligheidsdata en lokale resistentiepatronen. Empirische behandeling is vaak noodzakelijk bij ernstige infecties zoals meningitis.
---
# Specifieke ziektebeelden en hun bacteriële oorzaken
Dit topic behandelt specifieke ziektebeelden die veroorzaakt worden door bacteriën, inclusief hun klinische presentatie, diagnostische overwegingen en behandelingsstrategieën.
### 2.1 Longontsteking (Pneumonie)
Longontsteking is een ontsteking van de longblaasjes, vaak veroorzaakt door bacteriële infecties.
#### 2.1.1 Typische versus atypische pneumonie
* **Typische verwekkers:**
* *Streptococcus pneumoniae*: Gram-positieve diplokokken, de meest voorkomende oorzaak. Kenmerkend is het polysaccharidekapsel dat belangrijk is voor virulentie (antifagocytose). Het veroorzaakt lobaire pneumonie, waarbij een deel van een longkwab ontstoken raakt. Andere virulentiefactoren zijn pneumolysine (veroorzaakt ontsteking) en neuraminidase (bevordert verspreiding).
* *Haemophilus influenzae*: Gram-negatieve staafjes. Omkapselde stammen (*H. influenzae* type b) kunnen ernstige infecties zoals meningitis en epiglottitis veroorzaken. Niet-omkapselde stammen veroorzaken vaker infecties van het middenoor en sinussen.
* *Klebsiella pneumoniae*: Een andere oorzaak van lobaire pneumonie.
* **Atypische verwekkers:**
* *Legionella pneumophila*: Gram-negatieve staafjes die intracellulair overleven in amoeben en macrofagen. Infectie vindt plaats via de inademing van aerosol, vaak afkomstig uit waterbronnen (zoals koeltorens). *Legionella* remt de fusie van fagosoombacterie en lysosoom, waardoor het zich kan vermenigvuldigen in de macrofaag. Veroorzaakt Legionnaire's ziekte, een ernstige pneumonie met potentieel multiorgaanfalen.
* *Mycoplasma pneumoniae*: Zeer kleine bacteriën zonder celwand. Veroorzaakt milde, langdurige luchtweginfecties en pneumonie, maar ook niet-respiratoire manifestaties zoals meningitis. Kan epidemieën veroorzaken met intervallen van 4 tot 8 jaar.
* *Chlamydia pneumoniae*: Veroorzaakt faryngitis en pneumonie.
#### 2.1.2 Nosocomiale pneumonie
Oorzaken zijn vaak *Pseudomonas aeruginosa* en *Acinetobacter baumannii*, bacteriën die vaak voorkomen in zorgomgevingen en resistent zijn tegen antibiotica. Deze infecties treden op bij patiënten die geïntubeerd en geventileerd worden (Ventilator-Associated Pneumonia - VAP).
### 2.2 Meningitis
Meningitis is een ontsteking van de hersenvliezen (meningen).
* **Bacteriële verwekkers:**
* *Streptococcus pneumoniae* (pneumokokken): Een van de belangrijkste oorzaken van bacteriële meningitis, vooral bij ouderen.
* *Neisseria meningitidis* (meningokokken): Gram-negatieve diplokokken. Veroorzaakt meningokokken-sepsis met een kenmerkend purpurale huiduitslag. Belangrijkste verwekker bij jongere kinderen. Vaccinatie heeft de incidentie van bepaalde serogroepen sterk verminderd.
* *Haemophilus influenzae* type b (Hib): Was vroeger een belangrijke oorzaak, maar is door vaccinatie grotendeels verdwenen.
* *Listeria monocytogenes*: Kan meningitis veroorzaken, met name bij immuungecompromitteerden en ouderen. Vereist specifieke empirische antibiotische dekking (ampicilline).
* **Diagnostiek:** Lumbaal vocht onderzoek is cruciaal. Bacteriële meningitis wordt gekenmerkt door een hoog aantal witte bloedcellen (vooral neutrofielen), verhoogd eiwitgehalte en verlaagd glucosegehalte.
### 2.3 Kinkhoest (Pertussis)
Veroorzaakt door *Bordetella pertussis*, een Gram-negatieve staaf.
* **Pathogenese:** De bacterie hecht zich aan de epitheelcellen van de luchtwegen en produceert toxines, waaronder tracheaal cytotoxine (vernietigt epitheelcellen) en pertussis toxine (verstoort de immuunrespons door ADP-ribosylatie van G-proteïnen). Dit leidt tot de karakteristieke, hevige hoestbuien.
* **Kliniek:** Begint met een verkoudheidsfase (status catarrhalis) gevolgd door paroxismale hoestbuien, vaak met braken en een gierende ademhaling (inspiratoire stridor).
* **Preventie:** Vaccinatie (DTP-vaccin) is zeer effectief.
### 2.4 Difterie (Kroep)
Veroorzaakt door *Corynebacterium diphtheriae*, een Gram-positieve staaf die in Chinese letterformaties groeit.
* **Pathogenese:** De bacterie produceert een exotoxine dat eiwitsynthese remt, leidend tot lokale necrose, oedeem en witte beslagen op de tonsillen en farynx. Het toxine kan ook systemische effecten hebben op het hart (myocarditis) en zenuwstelsel (neurotoxiciteit).
* **Kliniek:** Keelpijn, koorts, vergrote halsklieren en vorming van pseudo-membranen in de keel, wat ademhalingsproblemen kan veroorzaken.
* **Behandeling:** Essentieel is vroege toediening van antitoxine om het toxine te neutraliseren. Antibiotica stoppen de toxineproductie en verminderen transmissie. Vaccinatie met toxoïd is preventief.
### 2.5 Q-koorts
Veroorzaakt door *Coxiella burnetii*, een intracellulaire bacterie.
* **Reservoir en transmissie:** Voornamelijk bij herkauwers (schapen, geiten, runderen), overgedragen via teken. Mensen raken besmet door inademing van aerosol, vaak van besmette mest of melk.
* **Kliniek:** Meestal een griepaal syndroom, pneumonie en/of hepatitis. Kan chronisch worden, met name endocarditis.
* **Behandeling:** Tetracycline of macroliden.
### 2.6 Tuberculose (TBC)
Veroorzaakt door *Mycobacterium tuberculosis*, een zuurvaste staaf met een atypische celwand met een waslaagje. Kenmerkend is de trage groei (delingsduur van 20-24 uur).
* **Transmissie:** Via inademing van aërosolen geproduceerd door hoestende patiënten met actieve longtuberculose.
* **Pathogenese:** Na inademing worden de bacteriën opgenomen door macrofagen. Een cellulaire immuunrespons leidt tot de vorming van granulomen (tuberkels) die de infectie inkapselen. Dit kan leiden tot latente TBC (niet-ziek, niet-besmettelijk). Reactivatie van latente TBC, vaak door verzwakking van het immuunsysteem, kan leiden tot actieve TBC.
* **Kliniek:** Bij actieve longtuberculose: productieve hoest, koorts, gewichtsverlies, nachtzweten, soms bloederig sputum. Kan zich ook buiten de longen manifesteren (extrapulmonaire TBC).
* **Diagnostiek:** Kweek is traag (4-6 weken). Tuberculinetest (Mantoux) en IGRA (interferon-gamma release assay) detecteren infectie. Zuurvaste staven in sputum wijzen op actieve longtuberculose.
* **Behandeling:** Combinatie van meerdere antibiotica gedurende minimaal 6 maanden.
### 2.7 Tetanus
Veroorzaakt door *Clostridium tetani*, een Gram-positieve anaërobe staaf die sporen vormt.
* **Besmetting:** Via sporen in wonden, met name diepe, vuile wonden.
* **Pathogenese:** De bacterie produceert een exotoxine (tetanospasmine) dat de remming van spiercontractie verstoort door de afgifte van remmende neurotransmitters (GABA en glycine) te blokkeren. Dit leidt tot spierstijfheid en krampen.
* **Kliniek:** Trismus (kaakklem), opistotonus (ernstige rug- en nekspierspanning), spasmen van de ademhalingsspieren. Hoge mortaliteit.
* **Behandeling:** Vroege toediening van tetanus antitoxine (passieve immuniteit) en antibiotica. Vaccinatie is cruciaal voor preventie.
### 2.8 Botulisme
Veroorzaakt door *Clostridium botulinum*, een anaërobe bacterie die een potent neurotoxine produceert.
* **Besmetting:** Meestal door inname van voedsel dat besmet is met het toxine (bv. zelfgemaakte conserven). De sporen kunnen in de darm ontkiemen tot vegetatieve vormen en toxine produceren, of het toxine kan reeds aanwezig zijn in het voedsel.
* **Pathogenese:** Het botulinetoxine blokkeert de afgifte van acetylcholine aan de neuromusculaire overgang, wat leidt tot verlamming.
* **Kliniek:** Afdalende, slappe verlamming, beginnend met oogspieren, slikspieren en vervolgens de ademhalingsspieren. Hoge mortaliteit door ademhalingsfalen.
* **Preventie en behandeling:** Goede hygiëne bij het bereiden en conserveren van voedsel. Vroege toediening van botulinetoxine antitoxine neutraliseert het circulerende toxine.
### 2.9 Overige ziektebeelden en verwekkers
* ***Pseudomonas aeruginosa***: Gram-negatieve staaf, vaak geassocieerd met zorggerelateerde infecties (bv. VAP), chronische infecties bij mucoviscidose. Kan een karakteristieke groene kleur en zoete geur geven.
* ***Acinetobacter baumannii***: Gram-negatieve staaf, ook een belangrijke verwekker van nosocomiale infecties, vaak multiresistent.
* ***Listeria monocytogenes***: Gram-positieve staaf, kan meningitis en sepsis veroorzaken, vooral bij immuungecompromitteerden.
* ***Coxiella burnetii***: Verwekker van Q-koorts, veroorzaakt pneumonie, hepatitis, soms chronische endocarditis. Transmissie via aerosol, vooral van vee.
* ***Chlamydia pneumoniae***: Veroorzaakt atypische pneumonie, faryngitis.
* ***Mycobacterium tuberculosis***: Veroorzaakt tuberculose, een chronische infectie met lange incubatietijd en trage groei.
> **Tip:** Het onderscheiden van typische en atypische pneumonie is klinisch relevant omdat de verwekkers en behandelstrategieën verschillen. Typische pneumonie wordt vaak veroorzaakt door *Streptococcus pneumoniae* en reageert goed op penicilline-achtige antibiotica. Atypische pneumonie, veroorzaakt door *Legionella*, *Mycoplasma* of *Chlamydia*, vereist vaak macroliden of tetracyclines.
> **Tip:** Bij patiënten met symptomen van meningitis is een snelle diagnostiek essentieel. Het onderscheid tussen bacteriële en virale meningitis op basis van lumbaal vocht analyse is cruciaal voor de behandeling (directe start van antibiotica bij verdenking op bacteriële meningitis).
> **Tip:** Tetanus en botulisme zijn ziektebeelden die worden veroorzaakt door toxines van *Clostridium*-soorten. De preventie (vaccinatie voor tetanus, hygiëne voor botulisme) en behandeling (antitoxines) zijn hierbij van levensbelang.
> **Tip:** Multiresistentie bij bacteriën zoals *Pseudomonas aeruginosa* en *Acinetobacter baumannii* vormt een grote uitdaging in de ziekenhuisomgeving. Het gebruik van breed spectrum antibiotica en strikte infectiepreventie zijn essentieel.
---
# Mechanismen van bacteriële pathogeniteit en afweer
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de mechanismen van bacteriële pathogeniteit en afweer, opgesteld in het Nederlands en geoptimaliseerd voor studiemateriaal.
## 3. Mechanismen van bacteriële pathogeniteit en afweer
Bacteriële pathogeniteit verwijst naar het vermogen van bacteriën om ziekteverwekkende processen te veroorzaken, waarbij ze infecteren, schade aanrichten en het immuunsysteem van de gastheer ontwijken.
### 3.1 Afweermechanismen van de gastheer ter hoogte van de luchtwegen
De luchtwegen beschikken over ingebouwde afweermechanismen om pathogenen te bestrijden:
* **Slijmvlies:** Fungeert als een filter en een "stofzuiger" om pathogenen op te vangen.
* **Brush border:** Cellen met trilharen die slijm en opgevangen deeltjes transporteren.
* **Slijm:** Bedekt de luchtwegen en vangt pathogenen.
* **Submucosa:** Bevat immuuncellen zoals lymfocyten, dendritische cellen en macrofagen die actief pathogenen bestrijden.
### 3.2 Virulentiefactoren van bacteriën
Bacteriën gebruiken diverse mechanismen en moleculen, zogenaamde virulentiefactoren, om infecties te veroorzaken en te overleven in de gastheer.
#### 3.2.1 Kapsels en Slijmlagen (Glycocalyx)
Veel bacteriën produceren een extracellulaire laag van polysacchariden of eiwitten, hetzij als een scherp afgebakend kapsel, hetzij als een lossere slijmlaag.
* **Functies:**
* **Virulentie:** Vooral belangrijk voor bacteriën zoals *Streptococcus pneumoniae* (pneumokokken), waar het kapsel fagocytose door immuuncellen remt door opsonisatie te bemoeilijken.
* **Adhesie:** Faciliteert de binding aan gastheercellen of andere bacteriën (bv. *Streptococcus mutans* aan tanden).
* **Biofilmvorming:** Sommige bacteriën vormen biofilms, een beschermende matrix die hen beschermt tegen antimicrobiële middelen en het immuunsysteem (bv. *Pseudomonas aeruginosa* bij mucoviscidose).
* **Bescherming:** Biedt een barrière tegen toxische moleculen en kan de effectiviteit van antibiotica verminderen.
* **Samenstelling en Typering:**
* Kapsels zijn vaak polysacchariden en dienen als antigenen voor serotypering (bv. het K-antigeen van *S. pneumoniae*, gebruikt voor vaccinontwikkeling). Er bestaan ongeveer 90 verschillende serotypen van *S. pneumoniae*.
#### 3.2.2 Toxines
Toxines zijn giftige moleculen geproduceerd door bacteriën die specifieke schade aanrichten in de gastheer. Ze kunnen worden onderverdeeld in exotoxines (uitgescheiden) en endotoxines (onderdeel van de celwand van gramnegatieve bacteriën, hoewel dit laatste niet expliciet in de gegeven tekst wordt uitgediept voor pathogeniteitsmechanismen).
* **Voorbeelden van Toxines en hun Mechanisme:**
* ***Streptococcus pneumoniae***:
* **Pneumolysine:** Een porievormend toxine dat ontstekingen veroorzaakt en de gastheercelwand beschadigt, wat leidt tot de vrijlating van pneumolysine en verdere weefselschade en immuunrespons (inclusief neutrofielen).
* **Neuraminidase:** Een enzym dat slijm afbreekt, waardoor bacteriën makkelijker kunnen verspreiden en aanhechten.
* ***Bordetella pertussis*** (veroorzaker van kinkhoest):
* **Tracheaal cytotoxine:** Vernietigt trilhaardragende epitheelcellen in de trachea, wat leidt tot een verstoorde mucociliaire klaring en chronische hoest. Het stimuleert ook de productie van interleukine-1 (IL-1), wat de immuunrespons beïnvloedt.
* **Adenylcyclase toxine:** Interferert met de regulatie van cyclisch AMP (cAMP) in gastheercellen, wat de fagocytosefunctie van immuuncellen limiteert en poreuze structuren kan vormen die de celmembraan beschadigen. Dit leidt tot verminderde immuuncelrekruitering en ontsteking.
* **Pertussis toxine (PT):** Een AB5-toxine dat na binding aan gastheercelreceptoren wordt opgenomen. Het ADP-ribosyleert heterotrimere G-proteïnen in het cytoplasma, wat leidt tot verstoring van cellulaire signaleringspaden. Dit onderdrukt aanvankelijk de productie van inflammatoire cytokines en remt de rekrutering van immuuncellen.
* **Labiel toxine (LT):** Wordt vrijgegeven bij lysis van de bacterie, veroorzaakt weefselschade en draagt bij aan de pathogenese van kinkhoest.
* ***Corynebacterium diphtheriae*** (veroorzaker van difterie):
* **Exotoxine:** Dit toxine wordt geproduceerd door toxigene stammen en remt de eiwitsynthese in gastheercellen door ADP-ribosylering van elongatiefactor 2 (EF-2). Dit leidt tot lokale necrose en oedeem in de keel. Systemische effecten kunnen optreden, zoals myocarditis (hartschade) en neurotoxiciteit (zenuwschade), veroorzaakt door het circulerende toxine.
* ***Legionella pneumophila***:
* Produceert proteasen die cellen lyseren.
* ***Clostridium tetani***:
* **Tetanospasmine (tetanus toxine):** Een neurotoxine dat de remmende neurotransmissie (glycine en GABA) in het centrale zenuwstelsel blokkeert. Dit resulteert in overmatige spiercontracties en krampen (spasmen), met name trismus (kaakklem) en opistotonus (extreme rugspanning).
* ***Clostridium botulinum***:
* **Botulinetoxine:** Een potent neurotoxine dat de afgifte van acetylcholine in neuromusculaire juncties blokkeert, wat leidt tot slappe verlamming. Dit kan de ademhalingsspieren aantasten en levensbedreigend zijn.
#### 3.2.3 Enzymen
Naast toxines produceren bacteriën ook enzymen die helpen bij invasie, verspreiding of het omzeilen van afweermechanismen.
* **Voorbeelden van Enzymen:**
* ***Streptococcus pneumoniae***:
* **Neuraminidase:** Breekt neuraminezuur in slijm af, wat de klaring van luchtwegen bevordert en de bacteriële toegang tot epitheelcellen vergemakkelijkt.
* **LytA (autolysine):** Geassocieerd met de afgifte van pneumolysine na cellysis, wat bijdraagt aan epitheelbeschadiging.
* ***Legionella pneumophila***:
* Produceert **proteasen** die de gastheercel lyseert na intracellulaire vermenigvuldiging.
* Enzymen die de **fagosoom-lysosoom fusie remmen**, waardoor de bacterie kan overleven en vermenigvuldigen binnen macrofagen.
* ***Chlamydia*** spp.:
* Specifieke enzymen die betrokken zijn bij de intracellulaire levenscyclus en de interactie met gastheercellen.
#### 3.2.4 Aanhechting (Adhesie)
Bacteriën gebruiken gespecialiseerde structuren en moleculen om zich te hechten aan gastheercellen, wat essentieel is voor kolonisatie en invasie.
* **Adhesines:**
* **Fimbriae en pili:** Filamentachtige structuren (bv. bij *Bordetella pertussis*) die specifiek binden aan receptoren op gastheercellen.
* **Oppervlakte-eiwitten:** Zoals PspA, CbpA, enolase, Pht bij *S. pneumoniae*, die direct of indirect interacties aangaan met gastheersystemen (bv. complement, ijzeropname).
* **P1 eiwit:** Een adhesine bij *Mycoplasma pneumoniae*.
### 3.3 Ontwijking van het Immuunsysteem
Bacteriën hebben diverse strategieën ontwikkeld om de immuunrespons van de gastheer te ontwijken of te manipuleren.
#### 3.3.1 Ontwijking van Fagocytose
* **Kapsels:** Zoals eerder genoemd, remmen kapsels de opsonisatie (coating van bacteriën met antilichamen en complementfactoren) die nodig is voor effectieve fagocytose.
* **Bacteriële factoren die fagocytenactiviteit beperken:**
* *Bordetella pertussis* produceert toxines die de functie van fagocyten (bv. neutrofielen) beperken.
* *Legionella pneumophila* remt de normale fusie van het fagosoom met lysosomen, waardoor het niet wordt afgebroken.
* Bacteriële componenten die de rekrutering van neutrofielen belemmeren (bv. CbpE bij *S. pneumoniae* dat plattelet-activerende factor (PAF) afbreekt).
#### 3.3.2 Modulatie van Cytokineproductie en Ontstekingsreacties
* **Pneumolysine** (*S. pneumoniae*) en **adenylcyclase toxine** (*B. pertussis*) kunnen inflammatoire responsen induceren, maar ook onderdrukken, afhankelijk van de context en de concentratie. Ze kunnen leiden tot de productie van anti-inflammatoire cytokines en remming van pro-inflammatoire cytokines.
#### 3.3.3 Intracellulair Overleven
* **Legionella pneumophila** is een meester in intracellulair overleven. Na opname in macrofagen modificeert het de vacuole waar het zich in bevindt. In plaats van de normale route naar lysosomen (waar het verteerd zou worden), associeert het zich met blaasjes van het endoplasmatisch reticulum (ER) en mitochondria, en vormt een replicatieve niche waar het zich ongestoord kan vermenigvuldigen. Dit leidt uiteindelijk tot lysis van de gastheercel.
#### 3.3.4 Mimicry en Interferentie met Complement
* Sommige bacteriële componenten kunnen gastheercomponenten imiteren om immuunreacties te ontwijken (bv. fosforylcholine op de wand van *S. pneumoniae* dat PAF kan nabootsen).
* Verschillende eiwitten van *S. pneumoniae* (bv. PspA, CbpA) kunnen de depositie van complementfactoren blokkeren.
* *S. pneumoniae* kan C1q, een component van het complementsysteem, binden om complementafbraak te induceren.
#### 3.3.5 Ontwijking van Mucosale Immuniteit
* **IgA1-protease:** Enzymen die IgA1, een belangrijk antilichaam in slijmvliezen, kunnen afbreken, waardoor bacteriële adhesie en kolonisatie vergemakkelijkt wordt (bv. *Neisseria meningitidis*, *S. pneumoniae*).
#### 3.3.6 Trage Groei en Specifieke Celwandstructuur
* **Mycobacterium tuberculosis:** De zeer langzame groeitijd (delingstijd van 20-24 uur) bemoeilijkt de detectie door het immuunsysteem en de behandeling met antibiotica. De unieke waslaag in de celwand maakt deze zuurvast en resistent tegen veel standaardkleuringen en antibiotica.
* **Mycoplasma pneumoniae:** Mist een celwand, wat het resistent maakt tegen antibiotica die gericht zijn op celwandsynthese.
### 3.4 Specifieke Bacteriën en hun Pathogeniteitsmechanismen
* ***Streptococcus pneumoniae***: Duidt longkwabben aan (lobaire consolidatie) door infiltratie met etter. Gebruikt kapsel, pneumolysine en neuraminidase als primaire virulentiefactoren voor kolonisatie, invasie en verspreiding. Kan leiden tot pneumonie, meningitis en otitis media.
* ***Haemophilus influenzae***: Omkapselde stammen (vooral type b) zijn geassocieerd met invasieve ziekten zoals epiglottitis en meningitis. Het kapsel is cruciaal voor overleving in de bloedbaan. Niet-omkapselde stammen veroorzaken vaker infecties van de bovenste luchtwegen.
* ***Bordetella pertussis***: Hecht aan epitheelcellen in de luchtwegen en produceert toxines die de mucociliaire klaring aantasten en immuuncellen manipuleren, leidend tot de karakteristieke hoestbuien van kinkhoest.
* ***Corynebacterium diphtheriae***: Produceert een exotoxine dat eiwitsynthese remt, wat leidt tot lokale necrose en potentieel systemische schade aan hart en zenuwen.
* ***Legionella pneumophila***: Infecteert macrofagen door de fusie van het fagosoom met lysosomen te remmen en te repliceren in een aangepaste vacuole. Dit leidt tot ernstige pneumonie.
* ***Mycoplasma pneumoniae***: Een kleine bacterie zonder celwand die luchtweginfecties kan veroorzaken, waaronder atypische pneumonie.
* ***Chlamydia*** spp.: Parasiteren intracellulair en hebben complexe levenscycli met verschillende stadia (elementary body en reticulate body) om te overleven en te vermenigvuldigen binnen gastheercellen. Veroorzaken diverse infecties, van oogontstekingen tot pneumonie en SOA's.
* ***Coxiella burnetii***: Veroorzaker van Q-koorts. Overleeft intracellulair en wordt verspreid via aerosolen. Kan ernstige pneumonie en systemische infecties veroorzaken.
* ***Acinetobacter baumanii* en *Pseudomonas aeruginosa***: Opportunistische pathogenen, vaak geassocieerd met zorggerelateerde infecties (bv. ventilator-geassocieerde pneumonie). Ze kunnen bio-films vormen op medische apparaten en zijn vaak resistent tegen antibiotica. *P. aeruginosa* produceert pigmenten en geuren en is een veelvoorkomende kolonisator van chronische wonden.
* ***Mycobacterium tuberculosis***: Veroorzaakt tuberculose door te overleven binnen macrofagen en langzaam te groeien. Het kan latent blijven en later reactiveren wanneer het immuunsysteem verzwakt is. De vorming van granulomen is een kenmerk van de immuunrespons.
* ***Neisseria meningitidis***: Een gramnegatieve diplokok die meningitis en meningococcemie (sepsis) kan veroorzaken. Het kapsel is een belangrijke virulentiefactor en basis voor serotypering en vaccinatie. Kan snel leiden tot levensbedreigende sepsis.
* ***Clostridium tetani***: Produceert tetanus toxine dat neuromusculaire transmissie verstoort, leidend tot spasticiteit. Besmetting vindt plaats via wonden met sporen.
* ***Clostridium botulinum***: Produceert botulinetoxine, een neurotoxine dat leidt tot slappe verlamming door blokkade van acetylcholineafgifte. Besmetting gebeurt meestal via inname van besmet voedsel met toxine.
### 3.5 Overlevings- en Verspreidingsmechanismen
* **Kolonisatie:** Aanhechting aan epitheelcellen of slijmvliezen is de eerste stap.
* **Verspreiding:** Dit kan lokaal gebeuren (bv. langs de luchtwegen), via de bloedbaan (bacteriëmie) of lymfebaan. Factoren zoals enzymen (neuraminidase) of virale co-infecties (die slijmvliesloslating bevorderen) kunnen de verspreiding beïnvloeden.
* **Dragerschap:** Sommige bacteriën (bv. *Bordetella parapertussis*, *H. influenzae*) kunnen asymptomatisch in de luchtwegen van gezonde individuen leven, wat bijdraagt aan hun verspreiding.
* **Omgevingsresistentie:** Sommige bacteriën (bv. *Acinetobacter baumanii*, *Legionella pneumophila*) kunnen langdurig overleven in diverse omgevingsfactoren, zoals water of oppervlakken.
* **Resistentie tegen antibiotica:** Een cruciaal mechanisme voor overleving en succesvolle infectie, met name bij gramnegatieve staafjes zoals *Pseudomonas* en *Acinetobacter*. Dit kan leiden tot multi-resistente stammen.
### 3.6 Immuniteit en Vaccinatie
De effectiviteit van het immuunsysteem en de ontwikkeling van vaccins zijn cruciaal in de bestrijding van bacteriële infecties. Veel van de besproken bacteriën zijn vaccineerbaar (*Streptococcus pneumoniae*, *Haemophilus influenzae* type b, *Bordetella pertussis*, *Corynebacterium diphtheriae*, *Neisseria meningitidis*, *Clostridium tetani*, *Coxiella burnetii*). Vaccins kunnen pathogenen inactiveren of hun toxines neutraliseren (toxoïden), waardoor het lichaam een adaptieve immuunrespons kan ontwikkelen zonder ziek te worden. Tuberculose wordt bestreden met het BCG-vaccin, voornamelijk bij jonge kinderen, ter bescherming tegen ernstige vormen. De ontwikkeling van resistentie tegen antibiotica is een grote uitdaging die de effectiviteit van behandeling belemmert.
---
# Preventie en behandeling van bacteriële infecties
Hier is de studiehandleiding voor "Preventie en behandeling van bacteriële infecties".
## 4. Preventie en behandeling van bacteriële infecties
Dit topic behandelt de preventieve maatregelen en behandelingsopties voor bacteriële infecties, met een focus op vaccinatie, antibiotica, antitoxines en de uitdagingen rondom antibioticaresistentie.
### 4.1 Preventie van bacteriële infecties
Preventie van bacteriële infecties omvat een breed scala aan strategieën, waaronder vaccinatie, hygiëne en vroege detectie.
#### 4.1.1 Vaccinatie
Vaccinatie is een van de meest effectieve methoden om bacteriële infecties te voorkomen. Vaccins stimuleren het immuunsysteem om specifieke pathogenen te herkennen en te bestrijden.
* **Streptococcus pneumoniae:** Vaccins zijn beschikbaar die gericht zijn tegen de verschillende serotypen van de pneumokokkenkapsels. Deze vaccins zijn met name belangrijk voor de preventie van pneumonie, meningitis en bacteriëmie bij risicogroepen.
* **Haemophilus influenzae:** Vaccins, met name tegen *Haemophilus influenzae* type b (Hib), hebben de incidentie van ernstige invasieve ziekten zoals meningitis en epiglottitis drastisch verminderd.
* **Bordetella pertussis:** Het kinkhoestvaccin (onderdeel van het DTP-vaccin) is cruciaal voor de preventie van kinkhoest, een zeer besmettelijke ziekte die vooral gevaarlijk is voor jonge kinderen.
* **Corynebacterium diphteriae:** Het difterie-vaccin, meestal in combinatie met tetanus en kinkhoest (DTP), voorkomt difterie. Een goede vaccinatiestatus is essentieel, vooral bij personen die uit regio's met lage vaccinatiegraden komen.
* **Neisseria meningitidis:** Vaccins tegen meningokokken (serogroepen A, B, C, Y, W-135) zijn beschikbaar en effectief in het voorkomen van meningokokkenmeningitis en -sepsis. Vaccinatie is met name aanbevolen voor reizigers naar de "meningitis belt" in Afrika en voor pelgrims (Hajj en Umrah).
* **Mycobacterium tuberculosis:** Het BCG-vaccin (Bacillus Calmette-Guérin) biedt bescherming aan jonge kinderen tegen ernstige vormen van tuberculose. Het is echter geen wondermiddel en de effectiviteit kan variëren.
* **Clostridium tetani:** Tetanusvaccinatie, een routine-vaccinatie, is van vitaal belang omdat tetanus door een toxine wordt veroorzaakt en de sporen van de bacterie in de omgeving voorkomen.
* **Coxiella burnetii:** Hoewel er geen specifiek vaccin wordt genoemd in de context van de patiëntgevallen, is preventie door het vermijden van blootstelling aan besmette dieren en aerosolen cruciaal.
#### 4.1.2 Infectiepreventie en hygiëne
Naast vaccinatie spelen algemene infectiepreventiemaatregelen een belangrijke rol.
* **Ademhalingshygiëne:** Het vermijden van contact met druppels die besmette pathogenen bevatten, is cruciaal. Dit omvat het hoesten in de elleboog, het vermijden van grote menigten tijdens epidemieën en adequate ventilatie.
* **Contacthygiëne:** Goede handhygiëne, met name in zorgomgevingen, is essentieel om de verspreiding van bacteriën zoals *Acinetobacter baumanii* en *Pseudomonas aeruginosa* te voorkomen.
* **Voedselveiligheid:** Voedselveiligheidsprotocollen, inclusief adequate verhitting en bewaren van voedsel, zijn essentieel om infecties door bacteriën zoals *Clostridium botulinum* te voorkomen.
#### 4.1.3 Risicofactoren en vroegtijdige detectie
Het identificeren van risicofactoren en het vroegtijdig opsporen van infecties zijn eveneens belangrijke preventieve strategieën.
* **Identificatie van risicopatiënten:** Patiënten met een verzwakt immuunsysteem (bv. HIV-positief), ouderen, rokers en patiënten met chronische longaandoeningen lopen een verhoogd risico op ernstige bacteriële infecties.
* **Diagnostiek:** Snelle en accurate diagnostiek, zoals microbiologische kweek, Gram-kleuring, antigeendetectie en PCR, is cruciaal voor het identificeren van de verwekker en het starten van de juiste behandeling. Voor tuberculose is de Mantoux-test (tuberculinetest) een hulpmiddel voor het opsporen van latente infectie.
### 4.2 Behandeling van bacteriële infecties
De behandeling van bacteriële infecties hangt af van de verwekker, de ernst van de infectie en mogelijke resistentie.
#### 4.2.1 Antibiotica
Antibiotica zijn de hoeksteen van de behandeling van de meeste bacteriële infecties. De keuze van het antibioticum hangt af van de gevoeligheid van de bacterie.
* **Algemene principes:**
* **Empirische behandeling:** Bij ernstige infecties waar de verwekker nog niet bekend is, wordt vaak gestart met breed-spectrum antibiotica die een breed scala aan pathogenen dekken. Dit is met name van belang bij levensbedreigende aandoeningen zoals meningitis.
* **Gerichte behandeling:** Zodra de verwekker geïdentificeerd is en gevoeligheidstests zijn uitgevoerd, kan de behandeling worden aangepast naar een meer gericht antibioticum.
* **Duur van de behandeling:** De duur van de antibiotische behandeling varieert sterk, afhankelijk van de infectie en de verwekker. Tuberculose vereist bijvoorbeeld een langdurige behandeling (6 maanden) met meerdere middelen.
* **Specifieke voorbeelden van antibiotica en hun toepassing:**
* **Streptococcus pneumoniae:** Penicilline en amoxicilline zijn vaak effectief.
* **Haemophilus influenzae:** Amoxicilline en amoxicilline-clavulaanzuur zijn gangbare middelen.
* **Legionella pneumophila:** Macroliden of tetracyclines worden gebruikt.
* **Acinetobacter baumannii en Pseudomonas aeruginosa:** Deze gramnegatieve staafjes vereisen vaak breed-spectrum antibiotica zoals ceftazidime, cefepime, piperacilline-tazobactam, meropenem, ciprofloxacine, amikacine, en soms ceftazidime-avibactam.
* **Mycobacterium tuberculosis:** De behandeling is complex en omvat een combinatie van meerdere antituberculotica gedurende minimaal 6 maanden.
* **Neisseria meningitidis:** Ceftriaxon of penicilline worden empirisch en curatief ingezet.
* **Clostridium tetani:** Antibiotica stoppen de toxineproductie, maar de belangrijkste behandeling is antitoxine.
* **Clostridium botulinum:** Vroege behandeling met antitoxines is cruciaal. Antibiotica zijn minder belangrijk voor de toxine zelf, maar kunnen worden ingezet bij geïnfecteerde wonden.
#### 4.2.2 Antitoxines
Voor infecties die worden veroorzaakt door bacteriële toxines, is behandeling met antitoxines essentieel om het toxine te neutraliseren voordat het schade aanricht.
* **Corynebacterium diphtheriae:** Diphtherie-antitoxine is levensreddend en dient zo vroeg mogelijk in het ziekteverloop te worden toegediend. Het neutraliseert het toxine voordat het cellen binnendringt.
* **Clostridium tetani:** Tetanus-antitoxine (of humaan tetanusimmunoglobuline) biedt passieve immuniteit door het neutraliseren van het tetanospasmine-toxine. Het is belangrijk bij de behandeling van klinische tetanus en ter preventie bij wondzorg.
* **Clostridium botulinum:** Botulisme-antitoxine is de primaire behandeling en dient binnen 72 uur na het ontstaan van de symptomen te worden toegediend om circulerend toxine te neutraliseren.
#### 4.2.3 Overige behandelingsmodaliteiten
* **Ondersteunende zorg:** Dit omvat vaak symptoomverlichting, zoals pijnstilling, het handhaven van vochtbalans, zuurstoftherapie bij respiratoire insufficiëntie en intensive care-ondersteuning bij ernstige infecties zoals sepsis of meningitis.
* **Chirurgische interventie:** In sommige gevallen kan chirurgische drainage van abcessen of het verwijderen van geïnfecteerd weefsel noodzakelijk zijn.
* **Behandeling van specifieke pathogenen:**
* **Herpesvirussen:** Acyclovir wordt gebruikt voor de behandeling van herpes simplex-infecties.
* **Mycoplasma pneumoniae:** Behandeling met antibiotica zoals macroliden of tetracyclines.
### 4.3 Antibioticaresistentie
Antibioticaresistentie is een groeiende wereldwijde bedreiging die de effectiviteit van behandelingen ondermijnt.
* **Mechanismen van resistentie:** Bacteriën kunnen resistentie ontwikkelen door genetische mutaties of door het verwerven van resistentiegenen, bijvoorbeeld via plasmiden. Dit kan leiden tot de productie van enzymen die antibiotica afbreken (zoals bèt-lactamasen), veranderingen in de doelsites van antibiotica, of mechanismen die antibiotica actief uit de cel pompen.
* **Multi-resistente pathogenen:** Pathogenen zoals *Acinetobacter baumannii* en *Pseudomonas aeruginosa* vertonen vaak resistentie tegen meerdere klassen antibiotica, wat de behandelingsopties zeer beperkt.
* **Impact:** De toename van antibioticaresistentie leidt tot langdurigere ziekte, hogere mortaliteit, en hogere zorgkosten. Het vereist de ontwikkeling van nieuwe antibiotica en een zorgvuldig antibioticagebruik.
#### 4.3.1 Uitdagingen in de behandeling van multi-resistente pathogenen
* **Beperkte behandelingsopties:** Voor multi-resistente bacteriën zijn er vaak slechts enkele, of zelfs geen, effectieve antibiotica beschikbaar.
* **Noodzaak van nieuwe antibiotica:** Er is een constante noodzaak voor de ontwikkeling van nieuwe antibiotica en alternatieve therapieën om deze resistente infecties te bestrijden.
* **Optimalisatie van bestaande therapieën:** Het strategisch inzetten van bestaande antibiotica, soms in combinatie, en het optimaliseren van doseringsschema's is cruciaal.
#### 4.3.2 Preventie van antibioticaresistentie
* **Rationeel antibioticagebruik (Stewardship):** Dit omvat het voorschrijven van antibiotica alleen wanneer nodig, het kiezen van het meest geschikte antibioticum, en het beëindigen van de behandeling zodra deze niet meer nodig is.
* **Infectiepreventie en -controle:** Het voorkomen van infecties in eerste instantie vermindert de noodzaak voor antibiotica.
* **Monitoring van resistentiepatronen:** Het bijhouden van lokale en globale resistentiepatronen helpt bij het informeren van behandelbeslissingen.
* **Ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen:** Onderzoek en ontwikkeling naar nieuwe antibiotica, vaccins en alternatieve therapieën is essentieel.
* **Public health campagnes:** Bewustwording creëren bij zowel zorgprofessionals als het publiek over het belang van correct antibioticagebruik en de gevaren van resistentie.
---
**Belangrijke concepten om te onthouden:**
* **Vaccins** zijn een sleutelcomponent in de preventie van veel ernstige bacteriële infecties.
* **Toxines** spelen een cruciale rol in de pathogenese van infecties zoals difterie, tetanus en botulisme; behandeling met **antitoxines** is hier essentieel.
* **Antibioticaresistentie** is een urgente mondiale uitdaging die gericht beleid en rationeel gebruik van antimicrobiële middelen vereist.
* **Multi-resistente pathogenen** zoals *Acinetobacter* en *Pseudomonas* vormen een grote klinische uitdaging.
* **Preventie** omvat zowel vaccinatie als goede hygiënepraktijken en vroegtijdige diagnostiek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Luchtweginfecties | Infecties die het ademhalingssysteem aantasten, variërend van de bovenste luchtwegen (neus, keel) tot de onderste luchtwegen (longen). |
| Meningitis | Een ontsteking van de hersenvliezen (meningen) die het centrale zenuwstelsel omringen, vaak veroorzaakt door bacteriële of virale infecties. |
| Bacteriën | Eencellige micro-organismen die geen celkern hebben en tot de domeinen Bacteria en Archaea behoren. Ze kunnen zowel nuttige als schadelijke functies hebben. |
| Streptococcus pneumoniae | Een gram-positieve diplokok die een veelvoorkomende veroorzaker is van longontsteking, otitis media en meningitis. |
| Haemophilus influenzae | Een gram-negatieve staafvormige bacterie die diverse infecties kan veroorzaken, waaronder longontsteking, meningitis en epiglottitis, met name bij kinderen. |
| Bordetella pertussis | Een gram-negatieve staaf die kinkhoest veroorzaakt, een zeer besmettelijke luchtweginfectie gekenmerkt door hevige hoestbuien. |
| Corynebacterium diphtheriae | Een gram-positieve staaf die difterie (kroep) veroorzaakt, een ziekte die gekenmerkt wordt door een pseudo-membraan in de keel en productie van een toxine dat ernstige systemische complicaties kan geven. |
| Legionella pneumophila | Een gram-negatieve staaf die Legionellose (veteranenziekte) veroorzaakt, een ernstige vorm van longontsteking die voorkomt na het inademen van besmette wateraerosolen. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een klein, celwandloos organisme dat atypische longontsteking kan veroorzaken, vaak gekenmerkt door een milde, langdurige infectie. |
| Chlamydia pneumoniae | Een gram-negatieve bacterie die luchtweginfecties zoals faryngitis en longontsteking kan veroorzaken. |
| Coxiella burnetii | Een intracellulaire bacterie die Q-koorts veroorzaakt, een ziekte die gekenmerkt wordt door griepachtige symptomen, longontsteking en soms hepatitis. |
| Acinetobacter baumanii | Een gram-negatieve bacterie die vaak voorkomt in ziekenhuizen en zorggerelateerde infecties kan veroorzaken, waaronder longontsteking bij beademde patiënten. |
| Pseudomonas aeruginosa | Een gram-negatieve staaf die opportunistische infecties kan veroorzaken bij verzwakte patiënten, vooral in ziekenhuisomgevingen, en die resistent kan zijn tegen veel antibiotica. |
| Mycobacterium tuberculosis | Een zuurvaste staaf die tuberculose veroorzaakt, een chronische infectieziekte die voornamelijk de longen aantast maar zich ook naar andere organen kan verspreiden. |
| Longontsteking (pneumonie) | Een ontsteking van de longblaasjes (alveoli), meestal veroorzaakt door bacteriële, virale of schimmelinfecties, resulterend in ophoping van vocht of pus. |
| Virulentiefactor | Een eigenschap van een pathogeen die bijdraagt aan zijn vermogen om infectie te veroorzaken, zoals invasie, toxineproductie of ontwijking van het immuunsysteem. |
| Kapsel (bacterieel) | Een buitenste laag rond de celwand van sommige bacteriën, vaak bestaande uit polysachariden, die bescherming biedt tegen fagocytose en het immuunsysteem. |
| Toxine | Een giftige stof geproduceerd door levende organismen, in het bijzonder bacteriën, die schadelijk kan zijn voor andere organismen. |
| Fagocytose | Het proces waarbij bepaalde cellen van het immuunsysteem, zoals macrofagen en neutrofielen, ziekteverwekkers en ander vreemd materiaal omvatten en vernietigen. |
| Antibiotica | Medicijnen die bacteriële infecties bestrijden door bacteriën te doden of hun groei te remmen. |
| Vaccinatie | Het proces waarbij een vaccin wordt toegediend om immuniteit tegen een specifieke ziekteverwekker op te wekken, waardoor het lichaam beter beschermd is tegen toekomstige infecties. |
| Antibioticaresistentie | Het vermogen van bacteriën om de effecten van antibiotica te weerstaan, waardoor de antibiotica minder effectief worden in het bestrijden van infecties. |
| Antitoxine | Een antilichaam dat specifiek is voor een bepaald toxine en dat het toxine kan neutraliseren, waardoor de schadelijke effecten ervan worden voorkomen of verminderd. |
| Nosocominale infectie | Een infectie die is opgelopen tijdens een ziekenhuisopname, ook wel ziekenhuisinfectie genoemd. |
| Lymfocyten | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem, met name bij de adaptieve immuniteit (T-cellen en B-cellen). |
| Macrophagen | Een groot type witte bloedcel dat betrokken is bij fagocytose, de presentatie van antigenen en de secretie van cytokines om het immuunsysteem te reguleren. |
| Cytokines | Kleine eiwitten die door immuuncellen worden uitgescheiden en die communiceren met andere cellen om de immuunrespons te reguleren. |
| Granuloom | Een georganiseerde cluster van immuuncellen, voornamelijk macrofagen en lymfocyten, die gevormd wordt rond een ontstekingsbron of vreemd materiaal om de infectie te isoleren. |
| Latente tuberculose | Een infectie met Mycobacterium tuberculosis waarbij de bacterie in het lichaam aanwezig is maar geen actieve ziekte veroorzaakt en niet besmettelijk is. |
| Actieve tuberculose | Een infectie met Mycobacterium tuberculosis waarbij de bacterie actief vermenigvuldigt en ziekteverschijnselen veroorzaakt, en waarbij de patiënt besmettelijk kan zijn. |
| Meningokokken | Bacteriën van het geslacht Neisseria, met name Neisseria meningitidis, die meningitis en sepsis kunnen veroorzaken. |
| Sepsis | Een levensbedreigende aandoening die wordt veroorzaakt door een overmatige immuunrespons van het lichaam op een infectie, wat leidt tot orgaanschade. |
| Tetanus | Een ernstige spierziekte veroorzaakt door het toxine van Clostridium tetani, gekenmerkt door spierstijfheid en krampen, vaak beginnend in de kaakspieren (trismus). |
| Botulisme | Een zeldzame, ernstige verlammingsziekte veroorzaakt door het neurotoxine van Clostridium botulinum, dat de neuromusculaire transmissie blokkeert. |
| Exotoxine | Een toxine dat door bacteriën wordt afgescheiden in de omgeving. |
| Gram-kleuring | Een differentiaalkleuringsmethode die bacteriën indeelt in gram-positieve (paars) en gram-negatieve (rood) groepen op basis van de structuur van hun celwand. |
| Staafje | Een staafvormige bacterie. |
| Kok | Een bolvormige bacterie. |
| Diplokok | Een paar bolvormige bacteriën. |
| Anaëroob | Een organisme dat groeit in afwezigheid van zuurstof. |
| Aerobe | Een organisme dat groei vereist in aanwezigheid van zuurstof. |
| Facultatief anaëroob | Een organisme dat zowel in aanwezigheid van als in afwezigheid van zuurstof kan groeien. |