Cover
ابدأ الآن مجانًا 20_Parasitologie_import.pdf
Summary
# Importpathologie en introductie tot worminfecties
Dit onderwerp introduceert importpathologie, de benadering van patiënten die recent hebben gereisd en tropische ziekten kunnen hebben opgelopen, met specifieke aandacht voor worminfecties en hun immunologische kenmerken.
### 1.1 Importpathologie: een overzicht
Importpathologie richt zich op ziekten die niet inheems zijn in een bepaald gebied, maar geïntroduceerd kunnen worden door reizigers, immigranten of andere mobiliteit van mensen en vectoren. In West-Europa betreft dit vaak ziekten die niet elders geëlimineerd zijn om ecologische of klimatologische redenen, of die niet voorkomen in onze regio's [1](#page=1) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.1.1 Patiëntengroepen en overwegingen
* **Westersereizigers:** Hun risico op infecties is afhankelijk van de bestemming, de duur van de reis, en specifieke reisformules (zoals verblijf in stad of platteland, kwaliteit van huisvesting en hygiëne). Er is een uitgebreid scala aan mogelijke infecties, inclusief "gewone" ziekten. Speciale aandacht is nodig voor reizigers die lange tijd in het Westen verbleven hebben, daar hun immuniteit voor bijvoorbeeld malaria kan zijn verdwenen. Koortssyndromen zoals malaria en dengue komen steeds vaker voor. Daarnaast vormen kolonisaties met multiresistente bacteriën een groeiend probleem [5](#page=5).
* **Immigranten:** De specifieke pathologie bij immigranten hangt af van hun herkomstregio en hun "hygiëne" status. Zij hebben vaak al langdurig en intensief contact gehad met diverse ziekteverwekkers, waardoor het nut van serologie beperkt kan zijn vanwege de kans op eerdere blootstelling [5](#page=5).
* **Tropische/Ontwikkelingslanden:** Deze gebieden kenmerken zich door andere pathologieën, vaak op grotere schaal. Diagnostische en therapeutische mogelijkheden zijn beperkter ("poor resource"). Andere vectoren, culturen, en minder strikte hygiëne en voedselhygiëne dragen bij aan de epidemiologie. In onze streken ontbreekt klinische ervaring en zijn diagnostische mogelijkheden schaars [5](#page=5).
#### 1.1.2 Voorbeelden van importpathologieën
Enkele infecties die vaak als importpathologie in West-Europa voorkomen zijn:
* Rabies
* Histoplasmosis
* Coccidioidomycosis
* Japanse encefalitis
* Malaria
* Schistosoma
* Myasis
* Wormen
* Shigella
* Typhuskoorts
* Trypanosoma
* Denguevirus
* Yersinia pestis
* Melioidosis
### 1.2 Worminfecties
Worminfecties vormen een belangrijke groep binnen de importpathologie, waarbij ongeveer één op de drie mensen wereldwijd geïnfecteerd is [1](#page=1).
#### 1.2.1 Immuniteit tegen wormen
De immuniteit tegen wormen vertoont vergelijkbare eigenschappen als de allergische responsen die in westerse landen vaak als "nutteloos" worden beschouwd. Verrassend genoeg hebben patiënten die geïnfecteerd zijn met wormen juist nauwelijks allergische reacties zoals men die in onze streken kent. De belangrijkste effectorarmen in de immuunrespons tegen wormen zijn [1](#page=1):
* **Eosinofielen:** Deze cellen spelen een cruciale rol, vaak gemedieerd door IgE-antistoffen [2](#page=2).
* **Mastcellen:** Ook mastcellen zijn betrokken bij de respons, eveneens geassocieerd met IgE [2](#page=2).
#### 1.2.2 Typen worminfecties (inclusief parasitair)
Het onderwerp omvat een breed scala aan parasitaire wormen. Specifieke aandacht wordt besteed aan [2](#page=2):
* **Schistosomiase (Bilharziose):** Een specifieke worminfectie die belangrijk is binnen de importpathologie [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Darm-nematoden:** Dit zijn rondwormen die het darmkanaal infecteren [2](#page=2).
De behandeling van parasitaire infecties en de rol van insecten als vectoren worden eveneens aangestipt binnen dit bredere context [2](#page=2).
---
# Parasitaire wormen en hun levenscycli
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt de verschillende soorten parasitaire wormen, hun levenscycli, transmissieroutes, diagnostische methoden en de veroorzaakte schade.
## 2. Parasitaire wormen en hun levenscycli
Parasitaire wormen, ook wel helminthen genoemd, omvatten een diverse groep organismen die de mens als gastheer kunnen gebruiken. De overdrachts- en infectiepatronen variëren aanzienlijk. Deze wormen worden ingedeeld in drie hoofdgroepen: nematoden (rondwormen), trematoden (zuigwormen) en plathelminten (vlakwormen, waaronder lintwormen). In West-Europa zijn worminfecties door hoge hygiënestandaarden en goede gezondheidszorg zeldzaam geworden. Migranten en reizigers kunnen echter verhoogde risico's lopen [7](#page=7).
### 2.1 Complexiteit van levenscycli en gastheerschap
Veel wormen kennen een complexe levenscyclus met zowel een tussen- als een eindgastheer. Soms fungeert de mens als zowel tussen- als eindgastheer. Volwassen wormen bevinden zich doorgaans in het spijsverteringskanaal, maar kunnen ook voorkomen in de luchtwegen, galwegen en bloedvaten. Larven kunnen per ongeluk in weefsels terechtkomen en daar tijdelijk overleven (larva migrans). Sommige larven migreren door de longen en komen uiteindelijk in de darmen terecht. Bij bepaalde infecties is de mens de tussen- en eindgastheer, met cysten die larven bevatten in spieren, lever of hersenen. Dit kan de differentiële diagnose met andere 'neoformaties' zoals tumoren bemoeilijken [7](#page=7).
### 2.2 Schade, symptomen en diagnose
De door wormen veroorzaakte schade is afhankelijk van het soort worm, het aantal, en de locatie van de parasiet. Symptomen kunnen voortvloeien uit ondervoeding, door een groot aantal wormen in de darmen of chronisch bloedverlies. Ook kunnen symptomen optreden wanneer wormen of larven zich op andere plaatsen in het lichaam bevinden [8](#page=8).
De diagnose van worminfecties gebeurt vaak door het aantonen van wormeieren in de ontlasting, urine, of secreties uit de luchtwegen. Eieren zijn alleen aantoonbaar als er voldoende volwassen wormen (bij sommige soorten slechts vrouwtjes) aanwezig zijn. Lintwormen (of specifieker, segmenten van de worm) en spoelwormen kunnen soms het lichaam verlaten via de anus en de stoelgang. Aarswormpjes, frequent voorkomend bij kinderen, leggen eitjes rond de anus, wat jeuk veroorzaakt. Deze eitjes worden niet aangetoond in een ontlastingsmonster, maar wel door een stuk kleefband op de anus te kleven en dit vervolgens naar het laboratorium te sturen voor microscopie [30](#page=30) [8](#page=8).
Er bestaan ook serologische testen voor de diagnose van worminfecties. Deze zijn soortspecifiek en nuttig bij lage eiconcentraties, weefsellocaties, of bij westerse reizigers die weinig contact hebben gehad met wormen. Voor migranten is serologie vaak minder nuttig, aangezien zij reeds een grote kans hebben gehad om met de parasiet in contact te komen en dus positief te zijn. De diagnose van darmworminfecties kan ook via serologie, hoewel dit problemen met specificiteit kan geven door oude contacten of kruisreactiviteit [31](#page=31) [8](#page=8).
### 2.3 Overdrachtsroutes naar het lichaam
Helminth parasieten kunnen op verschillende manieren het lichaam binnendringen [9](#page=9).
* **Larven die huid penetreren:** Dit is een veelvoorkomende route voor infecties zoals Ancylostoma en Schistosoma [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Ingestie van eitjes of cysten:** Dit geldt voor parasieten zoals Taenia, zuigwormen en Echinococcus [11](#page=11) [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Via een tussengastheer (vector):** Dit is van toepassing op filariale wormen zoals *Wuchereria bancrofti* en *Loa loa*, die worden overgedragen door muggen en vliegen [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 2.3.1 Lintwormen (Cestoden)
Lintwormen, zoals *Taenia saginata* (rund) en *T. solium* (varken), kunnen verschillende meters lang worden in de darm. Hun lichaam is gesegmenteerd in proglottiden. De terminale proglottiden zijn gevuld met eitjes en breken af om het lichaam te verlaten met de stoelgang. De volwassen vorm is vaak ongevaarlijk, maar de larven kunnen ernstige ziekte veroorzaken, zoals cysticercose van de hersenen bij *T. solium*. *Taenia* infecties komen wereldwijd voor, met naar schatting 50 miljoen dragers van *T. solium* [10](#page=10).
#### 2.3.2 Echinococcus
*Echinococcus* veroorzaakt cysten in weefsels. De "oncospheres" komen in de darm terecht. De infectie komt wereldwijd voor [11](#page=11).
#### 2.3.3 Nematoden (Rondwormen)
Nematoden zijn een diverse groep die verschillende gastheerspecificiteiten en transmissiemethoden kent [33](#page=33).
##### 2.3.3.1 Darm-nematoden
* **_Ascaris lumbricoides_**: Deze rondworm is wereldwijd verspreid en infecteert honderden miljoenen mensen. Ongeveer een kwart van de wereldbevolking is geïnfecteerd. De meeste infecties zijn asymptomatisch, behalve bij occasionele migratie van volwassen wormen. *Ascaris* kan tijdens een coloscopie worden aangetroffen. De infectie verloopt fecaal-oraal [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26) [33](#page=33).
* **Haakwormen (_Ancylostoma duodenale, Necator americanus_)**: Deze infecteren ongeveer 750 miljoen mensen wereldwijd. Symptomen kunnen buikpijn, anemie en respiratoire klachten bij migrerende larven omvatten. Haakwormen worden geassocieerd met mijnen (gebrek aan sanitair). De larven penetreren de huid [27](#page=27) [28](#page=28) [33](#page=33).
* **_Trichuris trichiura_**: Deze worm komt wereldwijd voor, met een hogere prevalentie in tropische en arme regio's. Ongeveer 800 miljoen mensen zijn dragers, voornamelijk kinderen. Symptomen omvatten abdominale pijn die variabel kan zijn. De infectie verloopt fecaal-oraal [29](#page=29) [33](#page=33).
* **_Enterobius vermicularis_ (Aarsworm)**: Deze komt wereldwijd voor, vaker in gematigde klimaten. Ongeveer 40 miljoen mensen zijn drager, voornamelijk kinderen. Symptomen zijn anale jeuk en auto-infectie is mogelijk. De infectie verloopt fecaal-oraal. Eitjes worden met plakband van de anus verzameld voor diagnose [30](#page=30) [33](#page=33).
##### 2.3.3.2 Nematoden met specifieke transmissie
* **Enkel mens als gastheer, zonder vector (alleen darmparasieten):**
* Fecaal-oraal: eitjes verspreid via de grond. Voorbeelden zijn *Ascaris lumbricoides*, *Enterobius vermicularis*, en *Trichuris trichiura* [33](#page=33).
* Larven die huid penetreren: Bijvoorbeeld *Ancylostoma duodenale*, *Necator americanus*, en *Strongyloides stercoralis* (larven in weefsels) [33](#page=33).
* **Enkel mens als gastheer, via arthropod vector:**
* **Muggen:** Veroorzakers van infecties zoals *Brugia malayi* en *Wuchereria bancrofti* (lymfevaten, elefantiasis, bloed van de mens) [33](#page=33).
* **Vliegen:** Veroorzakers van infecties zoals *Loa loa* (weefsels mens) en *Onchocerca volvulus* (huid, ogen mens; rivierblindheid) [33](#page=33).
* **Zoonosen:**
* **Honden:** *Toxocara canis* (fecaal-oraal, eitjes) kan weefsels en het centrale zenuwstelsel van de mens aantasten, wereldwijd voorkomend [33](#page=33).
* **Vlees:** *Trichinella spiralis* (larven in varkensvlees en wild) infecteert spieren en de dunne darm van de mens, wereldwijd voorkomend [33](#page=33).
* **Tussengastheer:** *Schistosoma* infecties waarbij de mens een tussengastheer kan zijn [33](#page=33).
> **Tip:** Bij verdenking op *Enterobius vermicularis* is de scotch-tape test de aangewezen diagnostische methode, aangezien eitjes niet altijd in ontlasting worden gevonden [30](#page=30).
> **Tip:** Serologische testen voor wormdiagnostiek zijn nuttig bij lage parasietconcentraties of wanneer de worm zich op moeilijk bereikbare locaties bevindt, maar kunnen onbetrouwbaar zijn bij mensen met een verhoogde blootstelling aan parasieten [31](#page=31) [8](#page=8).
---
# Schistosomiase (Bilharziose)
Schistosomiase, ook bekend als bilharziose, is een worminfectie veroorzaakt door parasitaire platwormen van het genus *Schistosoma*, die een complexe levenscyclus doorlopen met een zoetwaterslak als tussengastheer [13](#page=13).
### 3.1 Levenscyclus
De levenscyclus van *Schistosoma* begint wanneer larven, cercariën genaamd, de slak verlaten en via water in de mens terechtkomen. Mensen kunnen besmet raken door activiteiten zoals baden, waden, zwemmen, drinken of wassen in besmet water. De cercariën dringen de intacte huid binnen en komen in het bloedvatenstelsel terecht, waar ze uitgroeien tot volwassen mannelijke en vrouwelijke wormen [13](#page=13).
De volwassen wormen paren en leggen eitjes. Deze eitjes worden via de wand van de blaas of de darmen uitgescheiden in de urine of ontlasting. Wanneer de eitjes in contact komen met water, ontwikkelen ze zich tot nieuwe larven (miracidia) die op zoek gaan naar geschikte slakken om de cyclus opnieuw te beginnen [13](#page=13).
### 3.2 Pathologie en symptomen
De symptomen van schistosomiase zijn vaak niet specifiek en hangen sterk af van de ernst van de besmetting [13](#page=13).
#### 3.2.1 Acute fase
Eén tot twee maanden na de besmetting kunnen symptomen optreden zoals koorts, rillingen, hoesten en spierpijn. Andere veelvoorkomende klachten zijn gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, een gevoel van slapte, buik-, hoofd- en gewrichtspijn, diarree en misselijkheid. Deze acute symptomen duren doorgaans enkele weken tot maanden [13](#page=13).
#### 3.2.2 Chronische fase
Na de acute fase ontstaat een chronische fase, gekenmerkt door ontsteking in de blaas of darmen. Pas in een later stadium, maanden tot jaren na de infectie, kunnen patiënten opnieuw klachten ontwikkelen, zoals bloed in de ontlasting of urine [13](#page=13).
#### 3.2.3 Aangetaste organen
Verschillende organen kunnen worden aangetast, waaronder de longen, milt, lever, darmen en blaas. *Schistosoma haematobium* veroorzaakt voornamelijk blaasgerelateerde klachten, terwijl andere soorten vaker de darmen aantasten. De eitjes veroorzaken een immunologische ontstekingsreactie die grotendeels verantwoordelijk is voor de symptomen. Als eitjes in het ruggenmerg of de hersenen terechtkomen, kunnen ze daar ontstekingen en eventueel verlammingen veroorzaken. Langdurige infecties kunnen leiden tot levercirrose, complicaties door afwijkingen en bacteriële surinfecties van de nieren en urinewegen [13](#page=13).
### 3.3 Distributie
Schistosomiase treft wereldwijd naar schatting 200 miljoen mensen [14](#page=14).
### 3.4 Veelvoorkomende soorten
Hoewel er veel soorten *Schistosoma* zijn, zijn er drie die het meest frequent voorkomen:
* *Schistosoma haematobium*: Voornamelijk voorkomend in Afrika en het Midden-Oosten, veroorzaakt vooral ziekten van de urinewegen [15](#page=15).
* *Schistosoma japonicum*: Voorkomend in het Verre Oosten, tast voornamelijk de darmen aan [15](#page=15).
* *Schistosoma mansoni*: Voorkomend in Zuid-Amerika, de Caraïben, Afrika en het Midden-Oosten, tast voornamelijk de darmen aan [15](#page=15).
### 3.5 Diagnose
De diagnose van schistosomiase kan op verschillende manieren gesteld worden:
* **Niet-specifieke bevindingen:** Eosinofilie in het bloed kan wijzen op een worminfectie [15](#page=15) [4](#page=4).
* **Aantonen van eitjes:** Het vinden van wormeitjes in geschikte monsters (feces, urine) is een directe methode, maar is niet erg gevoelig [15](#page=15).
* **Serologie:** Antilichamen tegen *Schistosoma* kunnen worden aangetoond in het bloed. Dit is met name interessant bij primaire infecties of bij reizigers met weinig eiproductie, maar minder nuttig voor personen uit endemische gebieden [15](#page=15) [4](#page=4).
* **Histologie:** Diagnose kan ook gesteld worden door histologisch onderzoek van aangetast orgaanweefsel [15](#page=15).
### 3.6 Preventie
Preventieve maatregelen zijn gericht op het vermijden van contact met besmet water en het onderbreken van de cyclus:
1. Niet zwemmen, pootjebaden of spelen in meren, vijvers of beken in gebieden waar *Schistosoma* voorkomt [16](#page=16).
2. Veilig drinkwater gebruiken [16](#page=16).
3. Bestrijding van de tussengastheren (slakken) en het verbeteren van de hygiëne [16](#page=16).
4. Bestrijding van infecties bij mensen, wat helpt de cyclus te onderbreken [16](#page=16).
### 3.7 Behandeling
De behandeling van de wormen vindt plaats met praziquantel, een specifiek anthelminticum. Dit medicijn wordt eenmalig toegediend en doodt de wormen. Fibrotische veranderingen en littekens die in de latere stadia van de infectie ontstaan, worden door praziquantel niet bestreden [16](#page=16).
### 3.8 Bijzondere uitingen van schistosomiasis
#### 3.8.1 Katayama-syndroom (acute schistosomiasis)
Dit syndroom kan optreden als een reactie op de wormen tijdens hun ontwikkeling van larven tot volwassen wormen. Het is een soort overgevoeligheidsreactie die ongeveer vier tot zes weken na watercontact kan optreden. Symptomen omvatten hoge, langdurige koorts, huidverschijnselen zoals galbulten of zwellingen (rond ogen, lippen, wangen), hoesten, kortademigheid en soms diarree. In deze fase zijn er vaak nog geen eitjes in urine of ontlasting aantoonbaar, maar wel antistoffen tegen *Schistosoma* in het bloed [17](#page=17).
#### 3.8.2 "Swimmers itch" (zwemmersjeuk)
Dit is een reactie op de larfjes die de huid binnendringen, wat kan leiden tot jeuk en huiduitslag. De jeuk verdwijnt meestal na enkele dagen. Zwemmersjeuk kan ook bij ons voorkomen en wordt veroorzaakt door *Schistosoma*-soorten die bij vogels voorkomen. Bij mensen kunnen deze larfjes zich niet verder ontwikkelen (vanwege species-specificiteit), maar ze kunnen wel huiduitslag en heftige jeuk veroorzaken [17](#page=17).
#### 3.8.3 Histopathologie
Eitjes die zich in weefsel bevinden, veroorzaken inflammatie, fibrose en verlies van functioneel weefsel. Schistosomiase wordt ook erkend als een van de '17 verwaarloosde infecties', wat de impact op het levenscomfort van veel wereldbewoners benadrukt. Complicaties kunnen onder meer levercirrose en portale hypertensie zijn [17](#page=17) [22](#page=22).
> **Tip:** Houd rekening met de verschillende fasen van de ziekte bij het interpreteren van symptomen en diagnostische bevindingen. Eosinofilie is een vroege indicator, terwijl eitjes in feces of urine vaak wijzen op een chronische infectie. Serologie is waardevol voor reizigers, maar minder specifiek in endemische gebieden.
> **Voorbeeld:** Een reiziger die terugkeert uit een endemisch gebied met koorts, hoesten en eosinofilie, kan baat hebben bij serologisch onderzoek naar *Schistosoma*-antilichamen om een vroege infectie te detecteren, nog voordat er eitjes kunnen worden aangetoond [17](#page=17) [4](#page=4).
---
# Immuniteit tegen wormen en de rol van eosinofielen en mestcellen
De immuunrespons tegen wormen is primair gemedieerd door Th2-cellen, IgE-antilichamen, eosinofielen en mestcellen, en verschilt van de immuunrespons tegen pathogenen die kleiner zijn dan fagocytose [18](#page=18).
### 4.1 De Th2-gemedieerde immuunrespons
De differentiatiatie van CD4+ T-cellen tot Th2-cellen wordt gestimuleerd door interleukine-4 (IL-4), geproduceerd door onder andere mestcellen, basofielen en innate lymphoid cells (ILC's). Th2-cellen spelen een centrale rol in de immuunrespons tegen helminthen (wormen) door [18](#page=18):
* **Eosinofiel rekrutering en activatie:** Th2-cellen activeren eosinofielen, die als effectorcellen fungeren. Door exocytose van lysosomale enzymen kunnen eosinofielen grote structuren, zoals wormeitjes en larven, doden. De activatie van eosinofielen wordt versterkt door de binding van IgE aan hun FcεR-receptoren (FcεRI) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **B-cel activatie en IgE productie:** Th2-cellen zetten B-cellen aan tot de productie van immunoglobuline E (IgE). IgE speelt een cruciale rol in de afweer tegen parasieten door het activeren van mestcellen en basofielen [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Mestceldegranulatie en histaminerelease:** IgE gemedieerde activatie van mestcellen leidt tot de secretie van mediatoren zoals histamine. Histamine en leukotriënen werken doorgaans over korte afstanden en veroorzaken lokale reacties. Bij worminfecties kan de verhoogde darmmotiliteit, geïnduceerd door histamine, helpen om wormen uit te drijven [18](#page=18) [20](#page=20).
Deze Th2-responsen werken vaak samen met T-regulatorische cel (Treg) responsen, gemedieerd door cytokines zoals IL-10 en transforming growth factor-beta (TGF-β). Deze samenwerking zorgt voor een efficiënte anti-helminthrespons die gekenmerkt wordt door [18](#page=18):
* **Anti-inflammatoire effecten:** De respons is gericht op het bestrijden van de worm, met relatief weinig weefselschade en inflammatie, ondanks de potentieel aanzienlijke weefselschade die wormen kunnen veroorzaken [18](#page=18).
* **Genezende eigenschappen:** Treg-cellen dragen bij aan weefselherstel [18](#page=18).
Th1 en Th17 T-cel responses worden als minder geschikt beschouwd voor de bestrijding van worminfecties [18](#page=18).
#### 4.1.1 Rol van IgE en FcεR
Partikels die te groot zijn voor fagocytose, zoals parasitaire wormen, worden aangepakt via Fc-receptoren. De FcεR op eosinofielen en basofielen, in het bijzonder wanneer deze gebonden zijn aan IgE, kunnen de secretie van lysosomen induceren. Dit stelt eosinofielen in staat om grote structuren zoals parasieten te doden wanneer deze gecoat zijn met IgE [19](#page=19).
> **Tip:** Figuur 9.20 toont geactiveerde eosinofielen die parasieten aanvallen die bedekt zijn met IgE [19](#page=19).
#### 4.1.2 Verschillen met allergische reacties
Bij mensen die in de tropen leven, waar worminfecties frequent voorkomen, worden doorgaans verhoogde IgE-spiegels en een verhoogd percentage eosinofielen in het bloed waargenomen. Opvallend is dat deze patiënten zelden allergische reacties vertonen. De mogelijke verklaringen hiervoor zijn [20](#page=20):
* **Blokkade van FcεR:** Niet-specifieke IgE kan de FcεR-receptoren blokkeren, waardoor de activatie van mestcellen en eosinofielen door IgE-allergenen wordt verminderd [20](#page=20).
* **Onderdrukte T-cel respons:** Chronische infectie kan leiden tot een onderdrukte T-cel respons, wat de allergische sensibilisatie kan beïnvloeden [20](#page=20).
#### 4.1.3 Zinvollere respons bij parasieten
De IgE-gemedieerde mestceldegranulatie, hoewel vaak geassocieerd met allergieën, kan in de context van parasitaire infecties zinvoller zijn. De vrijzetting van histamine en andere mediatoren kan leiden tot diarree en verhoogde darmtransit, wat helpt om darmparasieten uit te drijven. Deze lokale reactie kan variëren afhankelijk van de plaats waar het allergeen of de parasiet het lichaam binnenkomt [20](#page=20).
### 4.2 Chronische inflammatie en fibrose
Chronische activatie van de Th2-respons kan leiden tot fibrose. Fibrose is de pathologische productie van collageen, wat resulteert in verlies van weefselstructuur en functie. Dit kan voorkomen na bijvoorbeeld virale infecties in de longen of lever [18](#page=18) [21](#page=21).
* **Rol van cytokines:** Chronische inflammatie en in het bijzonder chronische Th2-cytokines, zoals IL-4, spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van fibrose. Th1-cytokines daarentegen beschermen juist tegen fibrose [21](#page=21).
* **M2 macrofagen:** M2-macrofagen, die een vasculogeen en immuunrespons-onderdrukkend fenotype hebben, dragen bij aan weefselherstel en kunnen ook betrokken zijn bij fibrose. Dit staat in contrast met M1-macrofagen die een inflammatoir fenotype hebben [21](#page=21).
* **Myofibroblasten:** Myofibroblasten (Myo-FB) zijn ook betrokken bij de productie van extracellulaire matrixcomponenten zoals collageen [21](#page=21).
Worminfecties, zoals die veroorzaakt door *Schistosoma*, worden vaak geassocieerd met fibrose [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Wondgenezing en littekenvorming in de huid starten met inflammatie (door DAMPs zoals urinezuur, HMGB1) en verwijdering van dood materiaal door monocyten en neutrofielen. Wanneer de inflammatoire stimuli verdwijnen, verschijnen M2-macrofagen die anti-inflammatoire cytokines (IL-10) en factoren voor weefselherstel produceren, zoals VEGF (bloedvatvorming) en TGF-β (fibroblastproliferatie). Chronische activatie van deze processen, of specifieke inflammatoire signalen, kan leiden tot pathologische fibrose [21](#page=21).
---
# Behandeling van parasitaire infecties en andere ziekteverwekkers
Dit onderwerp behandelt de behandeling van diverse infectieuze ziekteverwekkers, met een focus op anthelmintica tegen worminfecties, maar ook insecten en prionen komen aan bod, inclusief hun transmissieroutes en kenmerken.
### 5.1 Behandeling van parasitaire infecties
#### 5.1.1 Anthelmintica tegen worminfecties
De behandeling van worminfecties maakt gebruik van specifieke medicatie, anthelmintica, die worden geselecteerd op basis van de specifieke wormsoort en de locatie van de infectie. Veel worminfecties kunnen met een enkele dosis van het medicijn worden behandeld [32](#page=32).
* **Schistosomiase (Bilharziose)**: Deze verwaarloosde parasitaire ziekte, die miljoenen mensen in tropische gebieden treft, kan worden behandeld met één tot drie doses praziquantel [32](#page=32).
* **Meest frequente worminfecties in West-Europa**:
* **Aarswormpjes en spoelwormen (Ascaris)**: Deze worden behandeld met mebendazole (Vermox). Dit middel heeft een cytotoxisch effect op de wormen in de darm en wordt nauwelijks geresorbeerd bij orale inname [32](#page=32).
* **Taenia (lintworm)**: Niclosamide (Yomesan) wordt gebruikt voor de behandeling van lintworminfecties. Dit medicijn verstoort de energiehuishouding van de worm [32](#page=32).
#### 5.1.2 Immunologische reacties op parasieten
Worminfecties kunnen Th2-responsen stimuleren, wat leidt tot verhoogde IgE-spiegels en een hoger percentage eosinofielen in het bloed. Interessant is dat patiënten met dergelijke infecties zelden allergische reacties vertonen. Dit zou verklaard kunnen worden door de blokkade van FcεRI door niet-specifieke IgE of door onderdrukte T-cel responsen als gevolg van chronische infectie [20](#page=20).
> **Tip:** De diarree en verhoogde darmtransit die soms optreden bij worminfecties kunnen gezien worden als een poging van het lichaam om de parasieten uit te drijven [20](#page=20).
### 5.2 Andere ziekteverwekkers
Naast wormen worden ook insecten en prionen besproken als belangrijke ziekteverwekkers.
#### 5.2.1 Insecten (Arthropoden) als parasieten en vectoren
Insecten en andere arthropoden kunnen op twee manieren een rol spelen bij infecties: als directe parasiet of als vector voor de overdracht van andere ziekteverwekkers [34](#page=34).
##### 5.2.1.1 Insecten als directe parasiet
* **Bloed als voedsel (tijdelijk of permanent)**:
* **Tijdelijk (bloedmaal)**: Muggen, mijten en vliegen die eitjes kunnen deponeren (myiasis) voeden zich gedurende minuten, terwijl teken uren tot dagen nodig hebben voor hun bloedmaaltijd [34](#page=34).
* **Definitief (permanente ectoparasieten)**: Luizen (Pediculus humanus, Phthirus pubis) en de schurftmijt (Sarcoptes scabies, die tunnels graaft in de huidlagen) voeden zich en repliceren als permanente ectoparasieten [34](#page=34).
##### 5.2.1.2 Insecten als vector voor overdracht
* **Virussen**: Muggen zijn vectoren voor onder andere denguefever, yellow fever en verschillende vormen van hemorragische koorts. Teken en muggen kunnen ook hemorragische koorts overbrengen [34](#page=34).
* **Bacteriën**: Vlooien kunnen *Yersinia pestis* (veroorzaker van pest) overbrengen. Teken zijn dragers van *Borrelia burgdorferi* (ziekte van Lyme) en *Rickettsia rickettsii* (Rocky Mountain spotted fever). *Rickettsia typhi* (endemische tyfus) wordt overgedragen door vlooien [34](#page=34).
* **Protozoa**: De roodwants (Reduviid bug) kan *Trypanosoma cruzi* overbrengen, wat leidt tot Amerikaanse trypanosomiase (ziekte van Chagas). De tsetsevlieg is de vector voor *T. rhodesiense* en *T. gambiense*, veroorzakers van Afrikaanse trypanosomiase (slaapziekte). Malariapatiënten worden geïnfecteerd door *Plasmodium spp.* via de Anophelesmug. *Leishmania spp.* wordt overgebracht door zandvliegen en veroorzaakt leishmaniasis [34](#page=34).
* **Wormen**: Muggen kunnen *Wuchereria* overbrengen, wat leidt tot lymfatische filariasis. Vliegen zijn dragers van *Onchocerca*, wat onchocerciasis veroorzaakt [34](#page=34).
#### 5.2.2 Prionen
Prionen zijn infectieuze, foutief gevouwen eiwitconformaties die ziekten kunnen veroorzaken bij zowel dieren als mensen [35](#page=35).
* **Ziekten veroorzaakt door prionen**: Bij dieren zijn dit onder andere gekkekoeienziekte (bovien espongiforme encefalopathie - BSE) en scrapie bij schapen. Bij mensen komen kuru, Creutzfeldt-Jakobziekte (CJD) en de variantvorm van CJD voor [35](#page=35).
* **Kenmerken van prionen**: Prionen zijn filterbaar (kleiner dan 100 nm), bevatten geen nucleïnezuur en zijn resistent tegen hitte, desinfectie en bestraling. Ze zijn echter wel gevoelig voor bleekwater en fenol. Prionen kunnen niet *in vitro* gekweekt worden en veroorzaken geen immuunrespons of ontsteking [35](#page=35).
* **Incubatieperiode**: De incubatietijd voor prionziekten is zeer lang; bij kuru kan dit 35-50 jaar duren, en bij vCJD enkele jaren [35](#page=35).
* **Mechanisme**: Er is nog steeds discussie over de exacte mechanismen, maar de heersende theorie is dat een foutief opgevouwen, geglycosyleerd eiwit, het prionproteïne scrapie (PrPSc), de ziekten veroorzaakt. De sequentie van PrPSc is hetzelfde als die van het normale cellulaire prionproteïne (PrPC), maar de 3D-vouwing is anders, wat leidt tot verminderde oplosbaarheid. Deze abnormale vouwing kan zich voortzetten en overgedragen worden op naburige PrPC-eiwitten [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Importpathologie | Dit verwijst naar de studie van ziekten die van elders worden geïntroduceerd, vaak in verband met reizen naar tropische gebieden of immigratie, waarbij ziekteverwekkers die in een bepaald gebied niet inheems zijn, worden aangetroffen. |
| Parasitaire wormen | Een diverse groep organismen die mens en dier kunnen infecteren en parasitisch leven. Ze worden onderverdeeld in verschillende fyla, waaronder nematoden (rondwormen), trematoden (platwormen) en cestoden (lintwormen). |
| Schistosomiase (Bilharziose) | Een tropische ziekte die wordt veroorzaakt door infectie met bepaalde soorten platwormen (Schistosoma). Mensen worden geïnfecteerd wanneer de larven van de worm, die in zoet water leven, de huid binnendringen. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen in het bloed. Eosinofielen zijn een type witte bloedcel dat een belangrijke rol speelt in de immuunrespons, met name tegen parasieten en bij allergische reacties. |
| IgE | Immunoglobuline E, een antilichaam dat betrokken is bij immuunreacties op allergenen en parasieten. Het speelt een sleutelrol bij allergieën en de verdediging tegen helminthinfecties. |
| Mestcel | Een type witte bloedcel dat een rol speelt bij allergische reacties en de immuunrespons tegen pathogenen. Mestcellen bevatten granules die mediatoren zoals histamine vrijgeven. |
| Th2-cellen | Een subtype van T-helpercellen dat een cruciale rol speelt in de immuunrespons tegen extracellulaire pathogenen, zoals parasitaire wormen en bij allergische reacties. Ze produceren cytokinen die IgE-productie en eosinofielenactiviteit bevorderen. |
| Anthelmintica | Medicijnen die worden gebruikt om infecties met parasitaire wormen te behandelen. Ze werken door de wormen te doden of uit te drijven. |
| Fecale-oraal | Een transmissieroute waarbij ziekteverwekkers worden overgedragen via de ontlasting van een geïnfecteerd individu en vervolgens worden ingenomen door een ander individu, vaak via besmet voedsel of water. |
| Zoonosen | Infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan. |
| Prionen | Infectieuze agens die bestaan uit misvormde eiwitten. Ze kunnen ernstige neurologische ziekten veroorzaken bij zowel dieren als mensen, zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. |
| Larvamigrans | Een aandoening waarbij larven van parasitaire wormen migreren door menselijke weefsels buiten hun gebruikelijke gastheer. Dit kan leiden tot weefselschade en ontstekingsreacties. |
| Hematúrie | De aanwezigheid van bloed in de urine. Dit kan een symptoom zijn van verschillende aandoeningen, waaronder infecties van de urinewegen of schistosomiase. |
| Cysticercose | Een infectie met de larvale vorm van de lintworm *Taenia solium*. De larven kunnen zich in verschillende weefsels van het lichaam nestelen, waaronder de hersenen, wat kan leiden tot ernstige neurologische symptomen. |
| Hydatid cyste | Een met vloeistof gevulde cyste die wordt geproduceerd door de lintworm *Echinococcus granulosus*. Deze cysten kunnen zich in verschillende organen, zoals de lever en longen, ontwikkelen en grote schade aanrichten. |
| Fibrose | De vorming van overtollig bindweefsel (collageen) in organen als reactie op chronische ontsteking of schade. Dit kan leiden tot verlies van orgaanfunctie, zoals bij levercirrose. |