Cover
ابدأ الآن مجانًا HC1 en HC2 les 1 en 2 ANATOMIE EN PATHOLOGIE notities pow en lesnotities.docx
Summary
# Structuur en functie van het centrale auditieve systeem
Het centrale auditieve systeem verwerkt geluidssignalen vanaf de gehoorzenuw tot aan de auditieve cortex in de hersenen, waarbij het complexe processen zoals richtinghoren en frequentieanalyse mogelijk maakt.
## 1. Introductie tot het auditieve systeem
Het menselijke gehoorsysteem kan worden opgedeeld in het perifere auditieve systeem (oor en gehoorzenuw) en het centrale auditieve systeem, dat zich in de hersenstam en hersenen bevindt.
### 1.1 Perifeer auditief systeem
Het perifere auditieve systeem omvat:
- Het uitwendig oor (oorschelp en uitwendige gehoorgang)
- Het middenoor (trommelvlies, trommelholte, gehoorbeentjes, middenoorspiertjes, buis van Eustachius)
- Het binnenoor (cochlea en evenwichtsorgaan)
- De gehoorzenuw ($n. \text{cochlearis}$), die de verbinding vormt tussen het slakkenhuis en de hersenen.
### 1.2 Centrale auditieve systeem
Het centrale auditieve systeem ontvangt informatie van de $n. \text{cochlearis}$ en verwerkt deze verder. Dit systeem omvat structuren in de hersenstam en de hersenen.
## 2. Anatomie van het oor
### 2.1 Het uitwendig oor (buitenoor)
#### 2.1.1 Oorschelp (Pinna)
De oorschelp is een complex gevormd stuk kraakbeen bedekt met huid, en een oorlel bestaande uit vet en huid. De vorm van de oorschelp reflecteert geluid, wat bijdraagt aan het richtinghoren, met name voor spraakfrequenties, hoewel de functie bij mensen beperkt is.
Belangrijkste onderdelen:
- Lobulus (oorlel)
- Helix (geplooide buitenrand)
- Anthelix (voor de helix)
- Scapha (verdieping tussen helix en anthelix)
- Crus helix (splitsing van de anthelix)
- Fossa triangularis (groef tussen de crura van de helix)
- Tragus (kraakbeenflapje dat de gehoorgang gedeeltelijk kan afsluiten)
- Antitragus (tegenover de tragus gelegen structuur)
- Incisura intertragica (inkeping tussen tragus en antitragus)
- Cavum conchae (holte die leidt naar de uitwendige gehoorgang)
#### 2.1.2 Uitwendige gehoorgang (UGG) - Meatus Acusticus Externus
De uitwendige gehoorgang is ongeveer 3 cm lang en loopt door het os temporale (slaapbeen).
Structuur:
- Lateraal: kraakbenig gedeelte (ongeveer 1/3), beweeglijk, met huid, haarzakjes en talgklieren die oorsmeer (cerumen) produceren. Prikkeling van dit deel is door de dikkere huid en weefsel doorgaans niet pijnlijk.
- Mediaal: benig gedeelte (ongeveer 2/3), korter, nauwer en minder vervormbaar. De huid is hier dun en zeer gevoelig voor pijn.
Functie:
- Bescherming van het trommelvlies en diepere structuren.
- Opvang en leiding van geluid naar het trommelvlies.
- Resonantie: versterking van spraakfrequenties (rond 2000-3000 Hz) met ongeveer 10 dB.
Cerumen (oorsmeer):
Productie van een wasachtige substantie door klieren in het kraakbenige deel. Cerumen beschermt de huid tegen uitdroging, infecties, indringen van water en vangt vuil op. Een gezonde gehoorgang reinigt zichzelf.
Innervatie:
De gehoorgang wordt geïnnerveerd door takken van craniale zenuwen, waaronder de $n. \text{vagus}$ (X), $n. \text{trigeminus}$ (V) en $n. \text{facialis}$ (VII). Prikkeling van de gehoorgang kan een hoestreflex uitlokken via de $n. \text{vagus}$ (X).
### 2.2 Het middenoor
Het middenoor is een luchthoudende holte, bekleed met slijmvlies. Het bevat:
- Trommelvlies (Membrana tympani)
- Trommelholte (Cavum tympani)
- Gehoorbeentjes (Malleus, Incus, Stapes)
- Middenoorspiertjes (M. tensor tympani, M. stapedius)
- Buis van Eustachius (Tuba auditiva)
- Mastoid (Mastoïd processus van os temporale)
#### 2.2.1 Trommelvlies (Membrana Tympani - TV)
Een dunne, glanzende, parelgrijze membraan die het uitwendige oor scheidt van het middenoor.
- Vorm: conisch.
- Diameter: 8-10 mm.
- Lagen: 3 lagen (± 0,1 mm dik):
- Buitenste laag: huidlaag, continu met huid van de UGG.
- Middelste laag: bindweefselvezels (radiair en circulair), zorgt voor stevigheid en elasticiteit, verbonden met de hamersteel.
- Binnenste laag: slijmvlies, continu met slijmvlies van de trommelholte.
- Delen:
- Pars tensa: gespannen deel, bevat alle 3 de lagen.
- Pars flaccida (Schrapnellmembraan): slap deel, mist de bindweefselvezellaag.
Oriëntatiepunten op het trommelvlies:
- Umbo: het meest ingedeukte deel, aanhechtingspunt van de hamersteel.
- Processus brevis (lateralis mallei): lateraal uitsteeksel van de hamersteel, zichtbaar als een wit knobbeltje.
- Lichtreflex: een driehoekige reflectie naar voor-onder vanuit de umbo bij een normale stand en consistentie.
- Kwadranten: verdeeld in vier kwadranten (voor-boven, voor-onder, achter-boven, achter-onder) voor lokalisatie van afwijkingen.
#### 2.2.2 Trommelholte (Cavum tympani, middenoorholte)
Een luchthoudende holte bekleed met dun slijmvlies (eenlagig plaveiselcelepitheel).
- Gevuld met lucht die via de Buis van Eustachius wordt ververst.
- Communicatie met het binnenoor via het ovale venster en het ronde venster.
- Deling:
- Epitympanum (koepelholte): boven de gehoorgang, bevat de koppen van de malleus en incus.
- Mesotympanum: achter het trommelvlies, bevat het grootste deel van de gehoorbeentjesketen (incus, stapes) en de middenoorspiertjes.
- Hypotympanum: onder het niveau van de bodem van de gehoorgang, verbindt met de Buis van Eustachius.
#### 2.2.3 Gehoorbeentjesketen (Malleus, Incus, Stapes)
Drie kleine botjes die de trillingen van het trommelvlies overbrengen naar het binnenoor.
- Malleus (hamer): vast aan trommelvlies (umbo). Kop articuleert met incus.
- Incus (aambeeld): articuleert met malleus en stapes.
- Stapes (stijgbeugel): voetplaat zit in het ovale venster van het binnenoor. Is het kleinste botje in het menselijk lichaam.
- **Transformatorfunctie (Impedantie-aanpassing):** Het middenoor overbrugt het grote verschil in akoestische impedantie tussen lucht (gehoorgang) en vloeistof (binnenoor), waardoor geluidsenergie efficiënt wordt overgedragen. Dit gebeurt via drie mechanismen:
1. **Oppervlakteverschil:** Het trommelvlies (± 60 mm²) heeft een veel groter oppervlak dan de stapesvoetplaat (± 3 mm²). Dit resulteert in een drukverhoging met een factor van ongeveer 20 (± 26 dB).
2. **Hefboomwerking:** De gehoorbeentjesketen functioneert als een hefboom, wat een drukverhoging met een factor van ongeveer 1,2 oplevert (± 1,6 dB).
3. **Conische vorm trommelvlies:** De vorm concentreert de kracht op de hamersteel, wat leidt tot een verdere drukverhoging met een factor van ongeveer 2 (± 6 dB).
Het totale effect is een drukverhoging van ongeveer 30-34 dB.
- **Selectieve overdracht op het ovale venster:** Indien de stapesvoetplaat het ovale venster niet goed afdekt, kan er extra energieverlies optreden (tot wel 20 dB).
#### 2.2.4 Middenoorspiertjes (M. tensor tympani, M. stapedius)
Deze spiertjes kunnen samentrekken om de bewegelijkheid van de gehoorbeentjesketen te beperken, met name bij luide geluiden (boven 85 dB HL). Dit biedt enige bescherming tegen te grote geluidsdruk, hoewel de bescherming tegen zeer harde geluiden beperkt is.
- M. stapedius: geïnnerveerd door $n. \text{facialis}$ (VII). Stabiliseert de stapes.
- M. tensor tympani: geïnnerveerd door $n. \text{trigeminus}$ (V). Spant het trommelvlies aan.
#### 2.2.5 Buis van Eustachius (Tuba Auditiva)
Een zandlopervormige verbinding van ongeveer 2,5 cm tussen het middenoor en de neuskeelholte.
- Functie:
- **Beluchting/Ventilatie:** Verzekert dat de luchtdruk in het middenoor gelijk is aan de buitenluchtdruk.
- **Drainage:** Voert secreet (vocht/slijm) af uit het middenoor naar de neuskeelholte.
- **Drukregulator:** Heft over- of onderdruk in het middenoor op.
- Structuur: Benig en kraakbenig deel. In rust is de buis gesloten. De buis opent door slikken, kauwen, geeuwen en spreken.
#### 2.2.6 Mastoïd
Een uitsteeksel van het os temporale dat luchtcellen bevat. Het mastoïdcelsysteem is bekleed met eenlagig plat epitheel en is via de aditus ad antrum verbonden met het middenoor. Het fungeert als een luchtreservoir.
### 2.3 Het binnenoor (Labyrint)
Het binnenoor bevindt zich in het petreuze deel (rotsbeen) van het os temporale. Het bestaat uit:
- Het benige labyrint: een systeem van holtes in het bot.
- Het membraneuze (vliezige) labyrint: een systeem van vliezige buizen en zakjes binnen het benige labyrint.
#### 2.3.1 Benige labyrint
Bestaat uit:
- **Vestibulum:** Het centrale deel, communiceert met het middenoor (ovale en ronde venster), de semicirculaire kanalen en de cochlea. Bevat de utriculus en sacculus.
- **Semicirculaire kanalen (3):** Anterior, lateraal en posterior. Betrokken bij de waarneming van rotatiebewegingen van het hoofd.
- **Cochlea (slakkenhuis):** Een spiraalvormige buis die zich 2,5 keer rond een centrale botas (modiolus) draait. Bevat de gehoorzintuigen.
#### 2.3.2 Membraneuze labyrint
- **Utriculus en Sacculus:** Twee zakjes in het vestibulum, die de waarneming van lineaire versnelling en hoofdpositie verzorgen.
- **Ductus semicircularis:** Ligt binnen de benige semicirculaire kanalen en registreert rotatiebewegingen.
- **Ductus cochlearis (Scala Media):** De eigenlijke gehoorgang binnen de cochlea. Bevat het orgaan van Corti.
Vloeistoffen in het binnenoor:
- **Perilymfe:** Vloeistof in de scala vestibuli en scala tympani. Vergelijkbaar met extracellulaire vloeistof. Afkomstig van de liquor cerebrospinalis.
- **Endolymfe:** Vloeistof in de ductus cochlearis (scala media) en de structuren van het evenwichtsorgaan. Hoger gehalte aan kalium ($K^+$). Geproduceerd door de stria vascularis en geabsorbeerd door de ductus en saccus endolymphaticus.
#### 2.3.3 Structuur van de cochlea
De cochlea is verdeeld in drie compartimenten door membranen:
- **Scala vestibuli:** Bovenste compartiment, gevuld met perilymfe. Communiceert met het ovale venster. Eindigt bij het helicotrema.
- **Scala tympani:** Onderste compartiment, gevuld met perilymfe. Communiceert met het ronde venster. Eindigt bij het helicotrema.
- **Scala media (Ductus cochlearis):** Middelste compartiment, gevuld met endolymfe. Bevat het orgaan van Corti.
Membranen in de cochlea:
- **Membraan van Reissner:** Scheidt de scala vestibuli van de scala media. Is ondoorlaatbaar.
- **Basilaire membraan (BM):** Scheidt de scala tympani van de scala media. Draagt het orgaan van Corti. Het BM is aan de basis (dichtst bij de stapes) smal en stijf, en wordt breder en slapper naar de apex toe. Dit zorgt voor tonotopie: hoge frequenties worden aan de basis gecodeerd, lage frequenties aan de apex.
- **Stria vascularis:** Bevindt zich aan de laterale zijde van de scala media. Rijk gevasculariseerd en produceert endolymfe.
#### 2.3.4 Orgaan van Corti
Het eigenlijke zintuigorgaan voor het gehoor, gelegen op het basilaire membraan.
- Bestaat uit:
- **Binnenste haarcellen (IHC - Inner Hair Cells):** Eén rij. Cruciaal voor de omzetting van mechanische trillingen naar neurale signalen (actiepotentialen). Elke IHC is geïnnerveerd door 10-20 afferente zenuwvezels. Bevat 30-60 stereocilia.
- **Buitenste haarcellen (OHC - Outer Hair Cells):** Drie rijen. Fungeren als cochleaire versterker door hun motiliteit (lengteverandering). Elke OHC maakt contact met meerdere afferente zenuwvezels. Bevatten 3 rijen stereocilia.
- Steuncellen.
- Afgedekt door het **tectoriale membraan**.
- Haarcellen (IHC en OHC) hebben stereocilia op hun toppen die bij beweging buigen, wat leidt tot depolarisatie of hyperpolarisatie.
#### 2.3.5 Zenuwvoorziening
- **Afferente innervatie (oor naar hersenen):** Ongeveer 30.000 afferente vezels. 95% innerveert de IHC's (één vezel per IHC), wat de primaire signaaloverdracht voor het gehoor verzorgt. 5% innerveert de OHC's en speelt een rol bij de cochleaire versterking en modulatie. De zenuwvezels verzamelen zich in het **ganglion spirale** (in de modiolus) en vormen de $n. \text{cochlearis}$, die naar de hersenstam gaat.
- **Efferente innervatie (hersenen naar oor):** Een kleiner aantal vezels vanuit de olijfkernen in de hersenstam die de gevoeligheid van de haarcellen moduleren.
## 3. Fysiologie van het gehoor
### 3.1 De weg van het geluid naar de hersenen
1. **Geluid opvang:** De oorschelp vangt geluid op en richt het naar de gehoorgang.
2. **Geleiding en versterking:** De uitwendige gehoorgang geleidt het geluid naar het trommelvlies en versterkt spraakfrequenties met ongeveer 10 dB door resonantie.
3. **Mechanische trillingen:** Het trommelvlies trilt als reactie op geluidsdruk. Deze trillingen worden via de gehoorbeentjesketen overgebracht op het ovale venster van het binnenoor.
4. **Impedantie-aanpassing:** Het middenoor transformeert de luchttrillingen naar vloeistoftrillingen in het binnenoor door middel van oppervlakteverschil, hefboomwerking en de conische vorm van het trommelvlies, wat resulteert in een drukverhoging van ±30-34 dB.
5. **Vloeistoftrillingen in de cochlea:** De beweging van de stapesvoetplaat in het ovale venster veroorzaakt drukveranderingen in de perilymfe van de scala vestibuli en scala tympani.
6. **Lopende golf op het basilaire membraan:** Deze drukveranderingen induceren een transversale golfbeweging op het basilaire membraan. De plaats van maximale amplitude op het BM is frequentie-afhankelijk (tonotopie).
7. **Cochleaire versterking (actief proces):** De buitenste haarcellen (OHC) versterken de beweging van het basilaire membraan door hun motiliteit, waardoor zelfs zwakke geluiden voldoende beweging van de stereocilia van de binnenste haarcellen veroorzaken.
8. **Transductie:** De mechanische beweging van de stereocilia van de binnenste haarcellen (IHC) leidt tot een verandering in de ionenpermeabiliteit van de celmembraan, wat resulteert in depolarisatie en het vrijkomen van neurotransmitters aan de basis van de cel.
9. **Neurale signaaloverdracht:** Neurotransmitters exciteren de afferente zenuwvezels die synapteren op de IHC's, wat leidt tot de vorming van actiepotentialen in de $n. \text{cochlearis}$.
10. **Verwerking in het centrale auditieve systeem:** De zenuwsignalen worden via de $n. \text{cochlearis}$ naar de nucleus cochlearis in de hersenstam geleid en vandaar verder verwerkt via verschillende hersenkerngebieden (olivacomplex, colliculi inferiores, lemniscus lateralis, corpus geniculatum mediale) tot aan de auditieve cortex in de temporale hersenschors. Op elk niveau vinden er verbindingen plaats tussen de linker- en rechterhersenhelft, wat essentieel is voor het richtinghoren.
### 3.2 Tonotopie en frequentiecodering
De cochlea werkt volgens het principe van **tonotopie**, waarbij verschillende frequenties op specifieke plaatsen op het basilaire membraan worden gecodeerd:
- Hoge frequenties: Maximale trilling aan de basis van de cochlea (dichtst bij de stapes).
- Lage frequenties: Maximale trilling aan de apex van de cochlea (bij het helicotrema).
Dit principe wordt doorgetrokken naar de gehoorzenuw en de auditieve cortex.
### 3.3 Dynamisch bereik en intensiteitscodering
Het gehoor heeft een groot dynamisch bereik, wat betekent dat het zowel zeer zachte als zeer luide geluiden kan waarnemen. De intensiteit (luidheid) van een geluid wordt gecodeerd door de amplitude van de golfbeweging op het basilaire membraan en de vuurfrequentie van de afferente neuronen. Geluidsintensiteit wordt uitgedrukt in decibel (dB).
### 3.4 Rol van de buitenste haarcellen (OHC)
De OHC's spelen een cruciale rol in het **actieve cochleaire proces**. Hun vermogen om van lengte te veranderen (motiliteit) versterkt de beweging van het basilaire membraan. Dit proces is essentieel voor:
- **Versterking van zwakke geluiden:** Maakt het mogelijk om subtiele geluiden te horen.
- **Frequentieanalyse:** Verbetering van de frequentieselectiviteit, waardoor we spraak kunnen onderscheiden in ruis.
Schade aan de OHC's leidt tot gehoorverlies en problemen met frequentieselectiviteit, wat de spraakverwerking bemoeilijkt.
## 4. Het centrale auditieve systeem
Het centrale auditieve systeem neemt de verwerking over nadat de geluidsinformatie de hersenstam (nucleus cochlearis) heeft bereikt.
- **Hersenstam:** Bevat de nucleus cochlearis, waar de $n. \text{cochlearis}$ eindigt. Vanaf hier lopen signalen verder naar de hogere centra, met kruisverbindingen tussen links en rechts op verschillende niveaus.
- **Olivacomplex:** Speelt een rol bij richtinghoren door tijds- en intensiteitsverschillen tussen de twee oren te vergelijken.
- **Colliculi inferiores:** Betrokken bij reflexen en integratie van auditieve informatie.
- **Lemniscus lateralis en Corpus geniculatum mediale:** Doorgeefstations op weg naar de cortex.
- **Auditieve cortex (temporale hersenschors):** De uiteindelijke verwerking van geluid, waaronder de herkenning van spraak en andere geluiden. Beide auditieve cortices worden geactiveerd, zelfs bij het horen met één oor, wat duidt op de centrale verwerking van auditieve informatie.
**Tip:** Zorg ervoor dat je de anatomische structuren van het oor en de stappen in de geluidsverwerking kunt visualiseren. Het begrijpen van de transformatorfunctie van het middenoor en de tonotopie van de cochlea is cruciaal.
**Tip:** Oefen met het benoemen van de verschillende onderdelen van het oor en hun functies. Leer de anatomische termen en hun betekenis.
**Tip:** Begrijp het verschil tussen het perifere en centrale auditieve systeem en hoe de informatie van het ene naar het andere wordt doorgegeven.
---
Dit document beschrijft de anatomie en fysiologie van het gehoororgaan, van het uitwendig oor tot de centrale verwerking in de hersenen.
## 1. Structuur en functie van het centrale auditieve systeem
Het centrale auditieve systeem omvat de verwerking van geluidssignalen in de hersenstam en hersenen, na initiële opvang en transmissie door het perifere auditieve systeem.
### 1.1 Overzicht van het auditieve systeem
Het gehoorsysteem wordt onderverdeeld in het **perifere auditieve systeem** en het **centrale auditieve systeem**.
* **Perifere auditieve systeem:** Dit omvat het oor (uitwendig, midden- en binnenoor) en de gehoorzenuw (nervus cochlearis). Dit deel is verantwoordelijk voor het opvangen van geluidsgolven en de initiële omzetting naar neurale signalen.
* **Centrale auditieve systeem:** Dit systeem omvat structuren in de hersenstam en de hersenschors, waar de auditieve informatie verder wordt verwerkt, geïnterpreteerd en begrepen.
### 1.2 De weg van het geluid naar de hersenen
De verwerking van geluid verloopt via een reeks stappen, beginnend bij de opvang van geluidsgolven en eindigend bij de auditieve cortex:
1. **Oorschelp (Pinna):** Vangt geluid op en richt het naar de gehoorgang. Bij mensen is de richtingsfunctie van de oorschelp beperkt, maar het draagt bij aan het richtingshoren en kan spraakfrequenties reflecteren.
2. **Uitwendige gehoorgang (Meatus acusticus externus):** Leidt het geluid naar het trommelvlies. De gehoorgang, met een lengte van ongeveer 3 cm, versterkt spraakfrequenties (1000-3500 Hz) met ongeveer 10 dB door resonantie. De gehoorgang beschermt tegen beschadiging, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van haren, talgklieren en cerumen (oorsmeer), en is geïnnerveerd door verschillende craniale zenuwen (o.a. n. vagus, n. trigeminus, n. facialis). Prikkeling van de gehoorgang kan een hoestreflex uitlokken via de nervus vagus.
3. **Trommelvlies (Membrana tympani):** Een dunne, parelgrijze membraan die de uitwendige gehoorgang scheidt van het middenoor. Het bestaat uit drie lagen (huid, bindweefsel, slijmvlies) en zet geluidstrillingen in lucht om in mechanische trillingen.
4. **Middenoor:** Een luchthoudende ruimte die de trommelvliesvibraties overbrengt naar het binnenoor.
* **Gehoorbeentjesketen (Malleus, Incus, Stapes):** Deze drie botjes, bevestigd aan elkaar, versterken de trillingen en passen de impedantie (weerstand tegen verandering van toestand) aan tussen het luchtmedium van het middenoor en het vloeistofmedium van het binnenoor.
* **Transformatorfunctie (Impedantie-aanpassing):** Het middenoor fungeert als een transformator om het energieverlies bij de overgang van lucht naar vloeistof te minimaliseren. Dit gebeurt door:
* Een oppervlakteverschil tussen het trommelvlies (circa 60 mm²) en de stapesvoetplaat (circa 3 mm²), wat resulteert in een drukverhoging van ongeveer 26 dB.
* De hefboomwerking van de gehoorbeentjesketen, die een drukverhoging van ongeveer 1.6 dB oplevert.
* De conische vorm van het trommelvlies, die de druk met ongeveer 6 dB verhoogt.
* De totale versterking door het middenoor bedraagt ongeveer 30-34 dB.
* **Beluchting en drainage:** De buis van Eustachius (Tuba Auditiva) verbindt het middenoor met de neus-keelholte, zorgt voor beluchting, drainage van secreet en drukregulatie. Normaal gesloten, opent de buis tijdens slikken, kauwen, geeuwen en spreken.
* **Mastoïd:** Een poreus bot achter het oor met luchtholtes die fungeert als een reservoir voor lucht om de druk in het middenoor te helpen handhaven.
5. **Binnenoor (Labyrint):** Bevat het slakkenhuis (cochlea) voor het gehoor en de evenwichtsorganen.
* **Cochlea:** Een spiraalvormige structuur met drie vloeistofgevulde compartimenten: scala vestibuli, scala tympani (beide met perilymfe) en scala media (ductus cochlearis, met endolymfe). De chemische samenstelling van perilymfe en endolymfe verschilt, wat een belangrijk potentiaalverschil creëert voor de functie van de haarcellen.
* **Basilaire membraan:** Scheidt de scala media van de scala tympani. De breedte en stijfheid variëren langs de lengte, waardoor verschillende frequenties op specifieke locaties resoneren (tonotopie). De basis (dicht bij ovale venster) reageert op hoge frequenties, de apex (top) op lage frequenties.
* **Orgaan van Corti:** Bevindt zich op het basilaire membraan en bevat de haarcellen (inner hair cells - IHC en outer hair cells - OHC). Dit is het zintuigorgaan dat mechanische trillingen omzet in elektrische signalen.
* **Haarcellen (IHC & OHC):**
* **IHC (binnenste haarcellen):** Ongeveer 3500 per oor. Ze zijn peervormig en hun stereocilia (celharen) staan in één rij. De IHC's zijn direct verantwoordelijk voor het genereren van de neurale signalen die naar de gehoorzenuw worden gestuurd. Elke IHC wordt geïnnerveerd door 10-20 afferente zenuwvezels.
* **OHC (buitenste haarcellen):** Ongeveer 25.000 per oor. Ze zijn langwerpig met stereocilia in meerdere rijen. De OHC's fungeren als een "cochleaire versterker" door hun motiliteit (lengteverandering), wat de beweging van het basilaire membraan versterkt en de frequentieselectiviteit verhoogt, vooral bij lage tot matige geluidsintensiteiten. Schade aan OHC's leidt tot gehoorverlies en problemen met spraakverwerking in lawaai.
* **Tectoriaal membraan:** Bedekt het orgaan van Corti. De beweging van het basilaire membraan veroorzaakt een schuifbeweging tussen de stereocilia van de haarcellen en het tectoriaal membraan, wat leidt tot depolarisatie en actiepotentialen.
6. **Gehoorzenuw (Nervus Cochlearis):** Vervoert de neurale signalen van de cochlea naar de hersenstam. De afferente zenuwvezels vanuit de IHC's vormen het grootste deel van de gehoorzenuw.
7. **Centraal Auditief Systeem (Hersenstam en Hersenschors):**
* **Nucleus Cochlearis (Hersenstam):** Hier eindigen de gehoorzenuwen.
* **Olijfkernen (Olivacomplex):** Spelen een rol bij richtingshoren door binaurale vergelijking.
* **Colliculi Inferiores:** Betrokken bij auditieve reflexen en lokalisatie.
* **Lemniscus Lateralis:** Een baan van zenuwvezels die auditieve informatie naar de hersenschors transporteert.
* **Corpus Geniculatum Mediale (Thalamus):** Een doorgeefstation voor auditieve informatie naar de hersenschors.
* **Auditieve Cortex (Temporale Hersenschors):** De uiteindelijke verwerking en interpretatie van geluid vindt hier plaats. Belangrijk is dat op alle niveaus (vanaf de hersenstam) verbindingen tussen links en rechts bestaan, wat essentieel is voor complexe functies zoals richtingshoren en het activeren van beide auditieve cortices, zelfs bij luisteren met één oor.
> **Tip:** Begrijp de transformatorfunctie van het middenoor grondig; het verklaart waarom we geluid kunnen horen dat van lucht naar vloeistof wordt overgebracht. Onthoud de drie mechanismen (oppervlakteverschil, hefboomwerking, conische vorm).
> **Tip:** Leer de tonotopie van de cochlea; de locatie op het basilaire membraan correleert direct met de frequentie van het geluid. Dit principe wordt doorgetrokken naar hogere auditieve centra.
> **Tip:** De functie van de buitenste haarcellen (OHC) is cruciaal voor de gevoeligheid en selectiviteit van het gehoor. Zonder hun actieve versterking is het moeilijk om zachte geluiden waar te nemen en spraak in lawaaierige omgevingen te verstaan.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Affix | Een voor- of achtervoegsel dat wordt toegevoegd aan een woordstam om de betekenis ervan te specificeren of te nuanceren, zoals plaatsbepaling, tijd, getal, status of kleur. |
| Anatomie | De tak van de biologie die zich bezighoudt met de structuur en bouw van levende organismen en hun onderdelen. |
| Centrale auditieve systeem | Het deel van het gehoorsysteem dat zich in de hersenstam en de hersenen bevindt en verantwoordelijk is voor de verwerking van geluidssignalen nadat deze het binnenoor hebben bereikt. |
| Cochlea | Het slakkenhuis, een spiraalvormig, met vloeistof gevuld deel van het binnenoor dat de zintuigcellen voor het gehoor bevat en geluidstrillingen omzet in zenuwsignalen. |
| Craniale zenuwen | Een groep van twaalf paar zenuwen die het hoofd en nekgebied aansturen, waarvan de nervus vestibulocochlearis (achtste zenuw) cruciaal is voor horen en evenwicht. |
| Dexter | Een anatomische term die "rechts" betekent, gebruikt om de positie van een lichaamsdeel ten opzichte van de middellijn aan te geven. |
| Dexter (rechts) | Een anatomische term die "rechts" betekent, gebruikt om de positie van een lichaamsdeel ten opzichte van de middellijn aan te geven. |