Cover
ابدأ الآن مجانًا Klinische Biologie - Hofmans deel 4_1slide per pagina (1).pdf
Summary
# Lipiden en lipoproteïnen
Dit onderwerp biedt een overzicht van lipiden en lipoproteïnen, hun functies, metabolisme, classificatie en laboratoriumbepalingen in de context van klinische diagnostiek, met een focus op hun rol in cardiovasculaire ziekte [1](#page=1).
## 1. Lipiden en lipoproteïnen
Lipiden zijn hydrofobe verbindingen die oplosbaar zijn in organische oplosmiddelen en nauwelijks in water. Ze zijn alomtegenwoordig in lichaamsweefsels en vervullen diverse essentiële rollen [1](#page=1):
* Fungeren als hormonen of voorlopers van hormonen [1](#page=1).
* Assisteren bij de spijsvertering [1](#page=1).
* Dienen als bron van metabole brandstof en als energiereserve [1](#page=1).
* Vormen functionele en structurele componenten van celmembranen [1](#page=1).
* Zorgen voor isolatie ter ondersteuning van zenuwgeleiding of ter preventie van warmteverlies [1](#page=1).
De voornaamste lipiden in plasma zijn cholesterol, triglyceriden en fosfolipiden. Vanwege hun slechte oplosbaarheid in water komen ze in het bloed uitsluitend voor als complexen met eiwitten, de lipoproteïnen [1](#page=1).
### 1.1 Indeling van lipoproteïnen
Lipoproteïnen worden ingedeeld op basis van hun densiteit, wat gerelateerd is aan hun samenstelling van lipiden en proteïnen [3](#page=3).
* **Hogere densiteit lipoproteïnen (bijvoorbeeld HDL):** Bevatten minder triglyceriden en meer proteïnen en cholesterol. Ze zijn dichter [3](#page=3).
* **Lagere densiteit lipoproteïnen (bijvoorbeeld LDL, VLDL, chylomicronen):** Bevatten meer triglyceriden en minder proteïnen en cholesterol. Ze hebben een lagere densiteit [3](#page=3).
### 1.2 Metabolisme van lipoproteïnen
Het lipidenmetabolisme in plasma verloopt via verschillende routes [4](#page=4):
#### 1.2.1 Exogene route
Deze route omvat de lipiden van dieetafkomst. Chylomicronen, gevormd in de darmwand, transporteren geabsorbeerde vetten naar perifere weefsels [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.2.2 Endogene route
Deze route betreft lipiden van hepatische (lever) oorsprong. De lever produceert VLDL (Very Low-Density Lipoprotein) partikels die triglyceriden transporteren naar perifere weefsels. Tijdens dit transport worden VLDL's omgezet in IDL (Intermediate-Density Lipoprotein) en vervolgens LDL (Low-Density Lipoprotein) [4](#page=4) [6](#page=6).
#### 1.2.3 Omgekeerd of reverse cholesteroltransport
Dit proces, voornamelijk uitgevoerd door HDL (High-Density Lipoprotein), transporteert overtollig cholesterol uit perifere weefsels terug naar de lever voor eliminatie [7](#page=7).
### 1.3 Dyslipidemie
Dyslipidemieën zijn stoornissen in het lipidenmetabolisme die leiden tot veranderde concentraties of functies van plasma lipoproteïnen. Deze stoornissen, of in interactie met andere risicofactoren, bevorderen de ontwikkeling van atherosclerose [8](#page=8).
* **Hyperlipoproteïnemieën** zijn de meest voorkomende vorm van dyslipidemie, gekenmerkt door verhoogde cholesterol- en/of triglyceridenconcentraties [8](#page=8).
* Laboratoriumdiagnostiek is essentieel voor de differentiaaldiagnose van dyslipidemieën, aangezien klinische fenotypes vaak aspecifiek zijn [8](#page=8).
* De Frederickson classificatie kan worden gebruikt, maar kan misleidend zijn door frequente overlap tussen de verschillende vormen [8](#page=8).
### 1.4 Bepaling van lipidenprofielen
Een standaard lipidenprofiel omvat de bepaling van:
* Totaal cholesterol (TC) [10](#page=10).
* HDL-cholesterol (HDL-C) [10](#page=10).
* Triglyceriden [10](#page=10).
* LDL-cholesterol (LDL-C) [10](#page=10).
* Non-HDL-cholesterol (Non-HDL-C) = Totaal cholesterol – HDL-C. Non-HDL-C omvat LDL-C, VLDL, IDL, lipoproteïne(a) en chylomicronen remnants [10](#page=10).
Zowel LDL-C als non-HDL-C worden gebruikt om de behandeling te sturen. Non-HDL-C wordt door het National Institute for Health and Care Excellence aanbevolen als de voorkeursmarker voor het monitoren van lipidenverlagende therapie, omdat de standaardberekening van LDL-C onnauwkeuriger wordt bij lagere concentraties tijdens intensieve statinetherapie [10](#page=10).
**Indicaties voor lipidenmeting:**
Lipidenmetingen worden niet routinematig als screening uitgevoerd, maar alleen op indicatie bij patiënten met een verhoogd risico, waaronder [11](#page=11):
* Patiënten met klinische manifestaties van hart- of vaatziekten vóór de leeftijd van 60 jaar [11](#page=11).
* Patiënten met een familieanamnese van dergelijke ziekten [11](#page=11).
* Patiënten met xanthomen, xanthelasmata of arcus lipoides vóór de leeftijd van 40 jaar [11](#page=11).
* Patiënten met lipemisch plasma onder nuchtere omstandigheden [11](#page=11).
* Patiënten met diabetes mellitus type 2 [11](#page=11).
* Patiënten met hypertensie [11](#page=11).
* Rokers [11](#page=11).
* Patiënten met een Body Mass Index (BMI) > 30 kg/m² [11](#page=11).
#### 1.4.1 Totaal cholesterol (TC)
Cholesterol is een essentiële bouwsteen van celmembranen en dient als metabool startpunt voor de synthese van steroïde hormonen, vitamine D en galzuren. Het is een kwantitatieve maat voor de hoeveelheid cholesterol in alle lipoproteïnen. Per dag wordt ongeveer 500 mg cholesterol via de voeding ingenomen en 2 g endogeen gevormd. Ongeveer 80% van het cholesterol is aanwezig in LDL. De concentratie van totaal cholesterol is een belangrijke voorspeller van cardiovasculaire ziekte op populatieniveau [12](#page=12).
**Mogelijke oorzaken van afwijkende TC-waarden:**
* **Verhoogd:** Familiale hypercholesterolemie, gemengde hyperlipidemie, hypothyreoïdie, acute fase reacties (bijvoorbeeld acuut myocardinfarct) [13](#page=13).
* **Verlaagd:** Malabsorptie, hyperthyreoïdie, erfelijke hypolipidemieën (zeldzaam) [13](#page=13).
Meerdere metingen met minimaal enkele maanden tussentijd zijn aangewezen [13](#page=13).
#### 1.4.2 LDL-cholesterol (LDL-C)
LDL-cholesterol wordt in de circulatie gevormd uit TG-rijke VLDL partikels die door de lever worden geproduceerd. Er is een verband tussen de LDL-concentratie en de incidentie van coronair hartlijden. LDL-C is het primaire doelwit bij de preventie van dyslipidemie-gerelateerde cardiovasculaire ziekten (CVZ) door middel van levensstijlaanpassingen en farmacologische interventies [18](#page=18).
Verschillende methoden voor LDL-C bepaling bestaan:
* **Friedewaldformule:** $LDL-C = TC – HDL-C – \frac{TG}{5}$ (alleen geldig indien TG < 350 mg/dL) [18](#page=18).
* **Martin-Hopkins of directe LDL-C methoden:** Deze zijn accurater, vooral bij hogere TG-waarden [18](#page=18).
#### 1.4.3 Triglyceriden (TG)
Triglyceriden dienen als energiebron in weefsels en als energiedepot in vetweefsel. In nuchtere condities zijn TG voornamelijk aanwezig in VLDL en hun remnants. Postprandiaal zijn TG aanwezig in chylomicronen en hun remnants. De rol van TG als een causale, onafhankelijke marker van CVZ-risico is controversieel. De associatie van hypertriglyceridemie met atherosclerose-risico is minder sterk dan die voor hypercholesterolemie. Het risico is duidelijker geassocieerd met matige (2-10 mmol/L) dan met ernstige hypertriglyceridemie (>10 mmol/L) [19](#page=19).
#### 1.4.4 HDL-cholesterol (HDL-C)
HDL-cholesterol speelt een cruciale rol in het reverse cholesteroltransport. Een hogere HDL-C concentratie wordt over het algemeen geassocieerd met een lager cardiovasculair risico [17](#page=17) [7](#page=7).
### 1.5 Lipiden en atherosclerose
Lipiden, met name LDL-cholesterol, spelen een centrale rol in de pathogenese van atherosclerose. Verhoogde LDL-concentraties dragen bij aan de vorming van atherosclerotische plaques [16](#page=16) [18](#page=18).
### 1.6 Metabool syndroom
Het metabool syndroom, ook wel insulineresistentie syndroom genoemd, beschrijft de clustering van vijf risicofactoren, waarvan er minimaal drie aanwezig moeten zijn [21](#page=21):
* Abdominale (viscerale) obesitas [21](#page=21).
* Insulineresistentie met verhoogde glucoseconcentraties [21](#page=21).
* Hypertensie [21](#page=21).
* Hypertriglyceridemie [21](#page=21).
* Lage concentratie HDL-cholesterol [21](#page=21).
Het metabool syndroom is geassocieerd met een verhoogd risico op CVZ, type 2 diabetes en beroerte [21](#page=21).
> **Tip:** Begrijp de verschillende routes van lipidenmetabolisme (exogeen, endogeen, reverse cholesteroltransport) en hoe stoornissen daarin kunnen leiden tot dyslipidemie. Dit is essentieel voor het interpreteren van laboratoriumuitslagen.
> **Tip:** Wees bewust van de beperkingen van de Friedewaldformule voor LDL-C berekening, vooral bij patiënten met verhoogde triglyceriden. Directe metingen zijn betrouwbaarder in dergelijke gevallen.
> **Tip:** Onthoud de criteria voor het metabool syndroom, aangezien dit een belangrijke cluster van cardiovasculaire risicofactoren vertegenwoordigt.
---
# Tumormarkers
Tumormarkers zijn moleculen die worden aangetroffen in bloed, urine of lichaamsweefsels, en waarvan de concentratie kan correleren met de aanwezigheid van kanker [22](#page=22).
### 2.1 Ideale eigenschappen van een tumormarker
Een ideale tumormarker zou de volgende eigenschappen bezitten [23](#page=23):
* Diagnose van maligniteit in een vroeg stadium mogelijk maken.
* Correleren met de activiteit van de tumor (tumor burden).
* Prognostische informatie verschaffen.
* Orgaanspecifiek zijn.
* Geen overlap vertonen tussen de waarden van de controlegroep en de studiepopulatie.
### 2.2 Beperkingen van tumormarkers
In de praktijk zijn tumormarkers geen perfecte diagnostische middelen om de volgende redenen [25](#page=25):
1. **Specificiteit:** Stijgingen kunnen soms ook voorkomen bij benigne aandoeningen, en er is geen absolute orgaanspecificiteit.
2. **Sensitiviteit:** De sensitiviteit bij beginnende tumoren is niet optimaal.
3. **Variabiliteit:** Niet alle tumoren vertonen een typisch tumormerkerpatroon.
4. **Complementaire diagnostiek:** Er is altijd noodzaak aan beeldvorming en histologisch onderzoek naast tumormarkerbepalingen.
> **Tip:** Normale waarden voor tumormarkers sluiten maligniteit niet uit [35](#page=35).
### 2.3 Klinische toepassingen van tumormarkers
Ondanks hun beperkingen zijn tumormarkers wel zinvol in verschillende klinische contexten [26](#page=26):
* **Screening:** Bijvoorbeeld PSA voor prostaatcarcinoom.
* **Diagnostische hulp:** Bij het opsporen van de primaire tumorlocatie.
* **Beoordeling agressiviteit:** Bepalen van de agressiviteit van een tumor.
* **Behandeling opvolgen:** Monitoren van de respons op therapie.
* **Monitoring post-therapie:** Opsporen van recidieven.
> **Tip:** Tumormarkers worden best gebruikt tijdens de follow-up van maligniteiten (bijvoorbeeld voor RIZIV terugbetaling) [35](#page=35).
> **Tip:** Bij vage klachten met een lage a priori kans op maligniteit dient men geen tumormarkers aan te vragen [35](#page=35).
### 2.4 Prostaat-specifiek antigeen (PSA)
Prostaatcarcinoom staat op de vierde plaats qua kankerincidentie. PSA is een tumormarker die wordt gebruikt in de screening voor prostaatcarcinoom [28](#page=28).
#### 2.4.1 PSA in screening: studies en controverses
Er zijn twee belangrijke referentiestudies met betrekking tot PSA-screening [28](#page=28):
* De Europese ERSPC-trial liet een significante daling zien van de mortaliteit bij screening vergeleken met een controlegroep [28](#page=28).
* Deze resultaten werden echter niet bevestigd in de Amerikaanse PLCO-trial [28](#page=28).
* In België wordt een PSA-meting voor opsporingsdoeleinden niet meer terugbetaald vanwege vervroeging van diagnose en overdiagnose [28](#page=28).
#### 2.4.2 Verbetering van de specificiteit en interpretatie van PSA
Om de specificiteit van PSA te verhogen, kunnen afgeleide parameters worden gebruikt [31](#page=31):
* **Vrij PSA/totaal PSA ratio:**
* Toename van de sensitiviteit bij een PSA-waarde beneden 4 µg/L [31](#page=31).
* Toename van de specificiteit bij een PSA-waarde tussen 4 en 10 µg/L [31](#page=31).
* **Prostaatvolume:** Betere interpretatie kan verkregen worden door rekening te houden met het volume van de prostaat (gemeten via echo) [31](#page=31).
* **Progressiesnelheid PSA:** Een stijging van meer dan 0,75 µg/L per jaar wordt als verdacht beschouwd [31](#page=31).
**Tabel: Kans op prostaatcarcinoom op basis van PSA-waarde** [32](#page=32) [33](#page=33).
| PSA waarde (µg/L) | % kans op prostaatcarcinoom |
| :---------------- | :-------------------------- |
| 2 - 4 | 25 |
| 4 - 10 | > 50 |
| > 10 | > 10 |
**Tabel: Kans op prostaatcarcinoom op basis van vrij PSA percentage** [34](#page=34).
| Vrij PSA (%) | % kans op prostaatcarcinoom |
| :----------- | :-------------------------- |
| 5 - 10 | 28 |
| 10 - 15 | 20 |
| 15 - 20 | 16 |
| 20 - 25 | 8 |
| > 25 | 3 |
### 2.5 Aandachtspunten bij gebruik van tumormarkers
Bij het gebruik van tumormarkers zijn er diverse aandachtspunten [35](#page=35):
* **Primaire diagnose:** Voor de primaire diagnose van maligniteit blijft een biopsie essentieel. Tumormarkers geven hooguit een indicatie van maligniteit.
* **Interpretatie:** Resultaten moeten steeds geïnterpreteerd worden in de context van alle beschikbare medische informatie.
* **Methodeafhankelijkheid:** Resultaten zijn afhankelijk van de gebruikte laboratoriummethode. Het is daarom belangrijk om opvolging steeds met dezelfde methode en in hetzelfde laboratorium te laten uitvoeren.
* **Onverwachte resultaten:** Er dient speciale aandacht te zijn voor onverwachte resultaten. Herhalen van de analyse is aangewezen indien een resultaat onverwacht is, aangezien dit kan voortkomen uit interferentie.
---
# Lichaaamsvochten
Dit document bespreekt de laboratoriumdiagnostiek van verschillende lichaamsvochten, met een focus op cerebrospinaal vocht (CSV), ascites en pleuravocht, en de analyse van specifieke parameters voor diagnostische doeleinden.
## 3. Lichaaamsvochten
### 3.1 Cerebrospinaal vocht (CSV)
De laboratoriumdiagnostiek van CSV is een essentieel proces bij de differentiële diagnose van somatische neurologische aandoeningen, met name bij vage of aspecifieke neurologische klachten. De analyse van CSV kan helpen bij het vaststellen van de aard en oorzaak van neurologische symptomen, zoals infecties, ontstekingen, bloedingen of tumoren [37](#page=37).
#### 3.1.1 Analyseparameters en hun diagnostische waarde
Verschillende parameters worden geanalyseerd in CSV om diagnostische inzichten te verkrijgen. Deze omvatten [37](#page=37):
* **Totaal eiwit en albumine**: Verhoogde concentraties van totaal eiwit en albumine in CSV kunnen wijzen op een lekkage van de bloed-hersenbarrière, wat kan voorkomen bij infecties, ontstekingen, tumoren of na een hersenbloeding [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Beta-trace proteïne en tau-eiwit**: Deze eiwitten kunnen ook indicatoren zijn van neurologische aandoeningen, hoewel de specifieke diagnostische context hieruit niet volledig blijkt [37](#page=37) [39](#page=39).
* **Glucose**: De concentratie van glucose in CSV, vaak uitgedrukt als de ratio ten opzichte van bloedglucose, is belangrijk. Een verlaagde glucose-liquor/bloed ratio kan wijzen op een infectie (met name bacteriële meningitis), ontsteking, ischemie, multiple sclerose of intoxicatie [37](#page=37) [39](#page=39).
* **Rode bloedcellen (RBC)**: De aanwezigheid van RBC's in CSV is een sterke indicator voor een subarachnoïdale bloeding [37](#page=37) [39](#page=39).
* **Witte bloedcellen (WBC)**: Een verhoogd aantal WBC's in CSV duidt op infecties, ontstekingen of tumoren. Een verlaagd aantal WBC's kan echter ook voorkomen bij bacteriële meningitis, tumormetastasen of na een hersenbloeding, wat de interpretatie complex maakt [37](#page=37) [39](#page=39).
> **Tip:** De interpretatie van CSV-parameters is altijd in de context van de klinische presentatie van de patiënt en andere laboratoriumresultaten, zoals bloedwaarden [38](#page=38).
#### 3.1.2 De bloed-hersenbarrière
De bloed-hersenbarrière speelt een cruciale rol in de samenstelling van CSV. Deze barrière reguleert de passage van stoffen van het bloed naar de hersenen en het hersenvocht. Verstoringen van deze barrière, bijvoorbeeld door ontstekingen of infecties, kunnen leiden tot afwijkende concentraties van eiwitten en andere moleculen in het CSV [38](#page=38).
### 3.2 Ascites
Ascites, de ophoping van vocht in de buikholte, vereist laboratoriumanalyse om de onderliggende oorzaak te achterhalen. De analyse van ascitesvocht omvat diverse parameters die helpen bij het onderscheiden van verschillende aandoeningen, met name die gerelateerd aan portale hypertensie en maligniteiten [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 3.2.1 Serum-Ascites Albumine Gradiënt (SAAG)
Een sleutelparameter bij de analyse van ascitesvocht is de Serum-Ascites Albumine Gradiënt (SAAG) . Deze gradiënt wordt berekend met de formule [43](#page=43):
$$ \text{SAAG} = \text{albumine in serum} - \text{albumine in ascites} \quad (\text{g/L}) $$
* Een SAAG-waarde van **meer dan 11 g/L** is sterk suggestief voor portale hypertensie als oorzaak van de ascites, vaak geassocieerd met levercirrose [43](#page=43).
* Lagere SAAG-waarden kunnen wijzen op andere oorzaken, zoals maligniteiten, infecties (bijvoorbeeld tuberculose) of pancreatitis [41](#page=41) [42](#page=42).
> **Tip:** Naast de SAAG kunnen ook celgetal (met differentiatie), eiwitconcentratie, en microbiologische kweken van het ascitesvocht cruciaal zijn voor de diagnose [41](#page=41) [42](#page=42).
### 3.3 Pleuravocht
Pleuravocht is het vocht dat zich bevindt in de ruimte tussen de longen en de borstwand. Afwijkingen in de hoeveelheid of samenstelling van dit vocht (pleuravochtuitstorting) kunnen duiden op diverse pathologische processen [44](#page=44) [45](#page=45).
#### 3.3.1 Normale pleuravochtparameters
In een normale situatie wordt gekenmerkt door helder pleuravocht met de volgende eigenschappen [46](#page=46):
* **Uiterlijk**: Heldere vloeistof [46](#page=46).
* **pH**: Rond de 7.6 [46](#page=46).
* **Totaal eiwit**: Tussen 10-20 g/L [46](#page=46).
* **Witte bloedcellen (WBC)**: Minder dan 1000 cellen per microliter ($< 1000/\mu L$) ] [46](#page=46).
* **Glucose**: Vergelijkbaar met de bloedglucosewaarde [46](#page=46).
* **LDH (Lactaatdehydrogenase)**: Minder dan 60% van de waarde in het bloed [46](#page=46).
#### 3.3.2 Diagnostische interpretatie van pleuravocht
Afwijkingen van deze normale parameters kunnen duiden op verschillende oorzaken, zoals infecties (bv. pneumonie, pleuritis), maligniteiten, hartfalen, of inflammatoire aandoeningen. Specifieke analyses, zoals de eiwitconcentratie, celgetal, glucose, LDH en eventuele cytologische of microbiologische onderzoeken, zijn essentieel om de etiologie te bepalen [45](#page=45) [46](#page=46).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een transudaat (vaak door systemische oorzaken zoals hartfalen) en een exudaat (vaak door lokale oorzaken zoals infectie of ontsteking) is cruciaal en wordt mede bepaald door de eiwit- en LDH-waarden in het pleuravocht, evenals de SAAG-ratio berekend met pleuravocht en serumwaarden [45](#page=45).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lipiden | Een klasse van hydrofobe verbindingen die oplosbaar zijn in organische oplosmiddelen en nagenoeg onoplosbaar in water. Ze spelen essentiële rollen als hormonen, in metabolisme, als energiebron en als structurele componenten van celmembranen. |
| Lipoproteïnen | Complexen van lipiden en eiwitten die voorkomen in het bloedplasma. Vanwege de slechte wateroplosbaarheid van lipiden worden ze in het bloed getransporteerd in deze gebonden vorm. |
| Cholesterol | Een essentiële bouwsteen van celmembranen en een metabool startpunt voor de synthese van steroïdhormonen, vitamine D en galzuren. Het is een belangrijke predictor van cardiovasculaire ziekte op populatieniveau. |
| Triglyceriden | Vetten die dienen als energiebron in weefsels en als energiedepot in vetweefsel. Ze worden in nuchtere condities voornamelijk aangetroffen in VLDL en hun remnants, en postprandiaal in chylomicronen en hun remnants. |
| Fosfolipiden | Een klasse van lipiden die essentieel zijn voor de structuur van celmembranen. Ze bestaan uit een hydrofiele kop en twee hydrofobe staarten, waardoor ze een dubbellaag kunnen vormen. |
| Dyslipidemie | Een breed spectrum van stoornissen in het lipidenmetabolisme die resulteren in gewijzigde functies en/of concentraties van plasma lipoproteïnen. Dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van atherosclerose. |
| Atherosclerose | Een chronische inflammatoire ziekte van de slagaderwand die gekenmerkt wordt door de accumulatie van lipiden, ontstekingscellen en bindweefsel in de intima, leidend tot vernauwing van het bloedvat. |
| Hyperlipoproteïnemieën | Een veelvoorkomende vorm van dyslipidemie die gekenmerkt wordt door verhoogde concentraties van lipoproteïnen in het bloed, zoals verhoogd totaal cholesterol, LDL-cholesterol en/of triglyceriden. |
| Metabool syndroom | Een aandoening die wordt gekenmerkt door een cluster van risicofactoren voor cardiovasculaire ziekte en diabetes type 2, waaronder abdominale obesitas, insulineresistentie, hypertensie, hypertriglyceridemie en lage HDL-cholesterol. |
| Tumormarkers | Stoffen die door kankercellen worden geproduceerd of door normale cellen als reactie op kanker. Ze kunnen worden gebruikt voor screening, diagnose, prognose en monitoring van kanker. |
| Prostaat-specifiek antigeen (PSA) | Een enzym geproduceerd door cellen in de prostaatklier. Verhoogde niveaus in het bloed kunnen wijzen op prostaatcarcinoom, maar ook op andere prostaatgerelateerde aandoeningen. |
| Cerebrospinaal vocht (CSV) | Vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft. Analyse van CSV kan helpen bij het diagnosticeren van neurologische aandoeningen zoals infecties, ontstekingen en bloedingen. |
| Ascites | Vochtophoping in de buikholte. De analyse van ascitesvocht, met name de SAAG-waarde, kan helpen bij het onderscheiden van oorzaken zoals portale hypertensie. |
| Pleuravocht | Vocht dat zich ophoopt in de pleurale ruimte, de ruimte tussen de longen en de borstwand. Analyse kan helpen bij het vaststellen van oorzaken van pleurale effusie, zoals infectie of ontsteking. |