Cover
ابدأ الآن مجانًا Klinische Biologie - Hofmans deel 2_1slide per pagina (1).pdf
Summary
# Parameters van rode bloedcellen en hun afwijkingen
Dit onderwerp bespreekt de verschillende parameters gerelateerd aan rode bloedcellen (RBC's), inclusief hun ontwikkeling, indices, morfologie en inclusies, evenals diagnostische methoden voor afwijkingen zoals malaria en anemie [15](#page=15) [3](#page=3).
### 1.1 Erytropoëse en reticulocyten
Erytropoëse is het proces van ontwikkeling van RBC's, dat gepaard gaat met een reductie van celgrootte, rijping van het cytoplasma en de nucleus, en uiteindelijk de expulsie van de nucleus. De gehele uitrijping van pro-erythroblast tot reticulocyt duurt ongeveer 5 dagen. Reticulocyten zijn jonge rode bloedcellen die recent uit het beenmerg zijn vrijgekomen en een blauwe schijn hebben door de aanwezigheid van ribosomaal materiaal, wat na 24-48 uur verdwijnt. De reticulocytenproductie is een maat voor de werking van het beenmerg. De gemiddelde levensduur van RBC's in het perifeer bloed is ongeveer 120 dagen [3](#page=3).
### 1.2 Normoblasten in perifeer bloed
Aanwezigheid van RBC-voorlopers (erythroblasten of normoblasten) in perifeer bloed is normaal bij pasgeborenen als gevolg van een toename van RBC-productie in het laatste trimester van de zwangerschap. Meestal is dit echter pathologisch en wijst het op een hyperplasie van de erythropoëse (compensatoir bij hemolyse) of extra-medullaire aanmaak van RBC's buiten het beenmerg (bij chronische hemolyse, fibrosering van het beenmerg, thalassemie, leukemie, of beenmerginfiltratie door metastasen). Een erythroblastair bloedbeeld is een combinatie van gekernde rode bloedcellen en myeloïde voorlopers, inclusief myeloblasten [4](#page=4).
### 1.3 Rode bloedcel indices
Rode bloedcel indices zijn berekende parameters die informatie geven over de grootte en hemoglobine-inhoud van RBC's [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.3.1 Mean Cellular Volume (MCV)
MCV is de gemiddelde cellulaire volume [7](#page=7).
* **Normocytair beeld:** Nucleaire maturatie en cytoplasma ontwikkeling zijn normaal [7](#page=7).
* **Microcytaire anemie:** Nucleaire maturatie is normaal, maar cytoplasma ontwikkeling is verstoord. Microcyten zijn kleinere cellen, typisch gezien bij ferriprieve anemie [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Macrocytaire anemie:** Nucleaire maturatie is verstoord, en cytoplasma ontwikkeling is verlengd. Macrocyten zijn grotere cellen, vaak gezien bij vitamine B12/foliumzuur tekort, myelodysplasie, leveraandoeningen (ethanol), en medicijnen zoals chemotherapie [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Normocytaire anemie:** Kan voorkomen bij chronische ziekte (inflammatoire anemie), tekort aan erytropoëtine (renale anemie), of anemie bij kanker [7](#page=7).
### 1.4 Morfologie van rode bloedcellen
#### 1.4.1 Afwijkingen in grootte
* **Microcyten:** Kleinere RBC's, bijvoorbeeld gezien bij ferriprieve anemie [8](#page=8).
* **Macrocyten:** Grotere RBC's, bijvoorbeeld gezien bij vitamine B12/foliumzuur tekort, myelodysplasie, leveraandoeningen of medicijngebruik (o.a. chemotherapie) [8](#page=8).
#### 1.4.2 Afwijkingen in vorm (Poikilocytose)
Poikilocytose verwijst naar afwijkingen in de vorm van RBC's. Andere specifieke vormafwijkingen zijn onder andere sferocyten, traandruppelcellen, sikkelcellen, elliptocyten en stomatocyten. Deze afwijkingen kunnen veroorzaakt worden door mutaties in hemoglobine (bv. sikkelcellen) of door afwijkingen in genen die coderen voor eiwitten betrokken bij het celmembraan of cytoskelet [10](#page=10) [9](#page=9).
##### 1.4.2.1 Schistocyten (fragmentocyten)
Schistocyten zijn onregelmatig gevormde RBC's, vaak driehoekig, helmvormig of kommavormig met scherpe randen. Ze zijn microcytisch en missen een centrale opklaringszone. Ze hebben een korte levensduur door verhoogde kans op hemolyse of verwijdering door de milt. Schistocyten zijn de enige RBC-vormafwijking die gekwantificeerd wordt (per 1000 RBC's) en is klinisch belangrijk vanwege de associatie met ernstige, levensbedreigende aandoeningen die dringende behandeling vereisen. Ze kunnen ontstaan door verschillende mechanismen [11](#page=11):
* **Mechanisch:** Vaatwandruptuur met toename van schuifspanning, inflammatie van de vaatwand en vorming van fibrine, waarbij RBC's door fibrinedraden worden doorgesneden, resulterend in hemolyse van deze fragmenten (intravasculaire hemolyse) [12](#page=12).
* **Thermisch:** Bij verhitting boven 46-49°C in vitro [12](#page=12).
* **Osmotisch:** Door osmotische veranderingen [12](#page=12).
* **Bij slecht functionerende mechanische hartkleppen:** [12](#page=12).
Schistocyten komen voor bij:
* Microangiopathische hemolytische anemie (MAHA) [13](#page=13).
* Trombotische trombocytopenische purpura (TTP) [13](#page=13).
* Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) [13](#page=13).
* Gedissemineerde intravasculaire stolling (DIC) [13](#page=13).
* Slecht functionerende hartkleppen of kunstkleppen [13](#page=13).
* Maligne hypertensie [13](#page=13).
* Brandwonden [13](#page=13).
* HELLP syndroom [13](#page=13).
### 1.5 Inclusies in rode bloedcellen
Inclusies in RBC's zijn intracellulaire structuren die zichtbaar zijn met microscopie. Belangrijke inclusies zijn:
* Howell-Jolly bodies [14](#page=14).
* Basofiele stippeling [14](#page=14).
* Lichaampjes van Heinz [14](#page=14).
* Pappenheimer bodies [14](#page=14).
* Parasieten [14](#page=14).
### 1.6 Parasitaire infecties in rode bloedcellen
#### 1.6.1 Malaria
De meest frequente parasitaire infectie in het laboratorium hematologie is malaria, veroorzaakt door *Plasmodium* species (*P. falciparum*, *P. vivax*, *P. ovale*, *P. malariae*, *P. knowlesi*) [15](#page=15).
Diagnostiek van malaria kan plaatsvinden via:
* **Microscopie:** Dikdruppel en uitstrijkjes zijn arbeidsintensief en tijdrovend met een relatief hoge LOD (limit of detection) van 50 parasieten/µL [17](#page=17).
* **RDT (Rapid Diagnostic Test):** Dit zijn antigeen-gebaseerde tests gebaseerd op immunochromatografische technieken, die onderscheid kunnen maken tussen *Plasmodium falciparum* (via histidine-rich protein 2, HRP-2) en non-*falciparum* species (via pan-Plasmodium parasite lactate dehydrogenase, pan-pLDH) [17](#page=17).
* **Moleculaire diagnostiek (LAMP assay):** Loop-mediated isothermal amplification assay voor directe detectie van *Plasmodium* species. Dit is een kwalitatieve test met een hoge sensitiviteit [17](#page=17).
#### 1.6.2 Andere parasitaire infecties
Andere parasitaire infecties die RBC's kunnen aantasten zijn:
* Microfilaria (o.a. *Loa Loa*) [15](#page=15).
* *Trypanosoma brucei* (slaapziekte) en *Trypanosoma cruzi* (ziekte van Chagas) [15](#page=15).
* *Leishmania* (Leishmaniose) [15](#page=15).
> **Tip:** Het herkennen van afwijkende RBC-morfologieën en inclusies is cruciaal voor de diagnose van diverse hematologische en infectieziekten [11](#page=11) [14](#page=14) [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** De aanwezigheid van schistocyten is een alarmsignaal voor potentieel levensbedreigende microangiopathische hemolytische anemieën (MAHA) [13](#page=13).
---
# Hematologie parameters: hematocriet, hemoglobine en bloedbezinkingsnelheid
Dit onderwerp behandelt hematocriet en hemoglobine als indicatoren voor anemie, en de bloedbezinkingsnelheid (ESR) als een niet-specifieke marker voor inflammatie en andere aandoeningen.
### 2.1 Hematocriet (Hct)
Het hematocriet (Hct) vertegenwoordigt het volume van het bloed dat door de rode bloedcellen wordt ingenomen, uitgedrukt als een fractie van het totale bloedvolume [18](#page=18).
#### 2.1.1 Referentiemethode en Interpretatie
* **Methode:** Bloed wordt opgezogen in capillairen en vervolgens gecentrifugeerd om een scheiding te maken tussen de vaste bloedcellen en het vloeibare plasma. De waarden worden afgelezen van een schaal en uitgedrukt in procenten [%] [18](#page=18).
* **Referentiewaarden:**
* Man: 39,9 - 51% [18](#page=18).
* Vrouw: 35,4 - 46,1% [18](#page=18).
* **Verhoogd Hct:** Dit kan duiden op hemoconcentratie, zowel primair als secundair [18](#page=18).
* **Verlaagd Hct:** Dit is een indicatie van anemie, die diverse oorzaken kan hebben [18](#page=18).
### 2.2 Hemoglobine (Hb)
Hemoglobine (Hb) is een van de meest frequent aangevraagde laboratoriumtesten. De rode bloedcellen zijn voor ongeveer een derde deel gevuld met hemoglobine. Hemoglobine is opgebouwd uit vier globulineketens, meestal twee alfa- en twee beta-ketens [19](#page=19).
#### 2.2.1 Laboratoriumdiagnostiek
* **Kleurimetrische meting:** Dit is de referentiemethode voor hemoglobinebepaling [19](#page=19).
* **Cyanide-vrije methoden:** Methoden zoals de Sysmex SLS-methode worden ook gebruikt [19](#page=19).
* **Anemie:** Een gedaald hemoglobinegehalte, samen met een gedaald hematocriet, definieert anemie [19](#page=19).
* **Abnormale Hb-varianten:** Bij verdenking op abnormale hemoglobinevarianten, zoals bij sikkelcelanemie, wordt hemoglobine-elektroforese toegepast [19](#page=19).
#### 2.2.2 Hemoglobineafwijkingen
* **Thalassemie:** Dit is een erfelijke autosomaal recessieve bloedziekte waarbij er een verminderde aanmaak is van alfa- of beta-hemoglobineketens (respectievelijk alfa- en beta-thalassemie). Hierdoor is de onderlinge verhouding tussen de verschillende globineketens verstoord, afhankelijk van welke globineketen en hoeveel genen zijn aangetast [20](#page=20).
* **Hemoglobinopathie:** Dit zijn afwijkende hemoglobinevormen die ontstaan door puntmutaties in globineketens (gelokaliseerd op chromosoom 11 voor bèta en chromosoom 16 voor alfa). Bekende voorbeelden zijn hemoglobine S (HbS), hemoglobine E (HbE) en hemoglobine C (HbC) [20](#page=20).
* **Diagnostiek:** De diagnose van hemoglobinopathieën en thalassemieën wordt gesteld door middel van hemoglobine-elektroforese en moleculaire diagnostiek, zoals PCR (Polymerase Chain Reaction) en NGS (Next-Generation Sequencing) [20](#page=20).
### 2.3 Bloedbezinkingsnelheid (ESR)
De bloedbezinkingsnelheid, ook wel bekend als de ESR (Erythrocyte Sedimentation Rate), is de snelheid waarmee rode bloedcellen in EDTA-anticoagulerend volbloed neerdalen in een gestandaardiseerde buis gedurende een periode van één uur [23](#page=23).
#### 2.3.1 Factoren die de ESR Beïnvloeden
De ESR wordt beïnvloed door verschillende factoren die de aggregatie van rode bloedcellen bepalen [24](#page=24):
* **Plasma fibrinogeen ↑:** Een verhoogd gehalte aan fibrinogeen in het plasma bevordert de vorming van rouleaux (stapels van rode bloedcellen), wat leidt tot een snellere bezinking [24](#page=24).
* **Immunoglobulines ↑:** Verhoogde immunoglobulineconcentraties kunnen eveneens de vorming van rouleaux bevorderen en de bezinking versnellen [24](#page=24).
* **Rouleaux formatie ↑:** Een verhoogde vorming van rouleaux is direct gecorreleerd met een hogere ESR [24](#page=24).
* **RBC grootte en vorm ↓:** Kleinere en abnormaal gevormde rode bloedcellen kunnen de bezinking vertragen [24](#page=24).
* **RBC lading ↓:** Een verminderde negatieve lading op het celoppervlak van rode bloedcellen kan leiden tot een verhoogde aggregatie en bezinking [24](#page=24).
* **Mechanische factoren ↓:** Factoren zoals trillingen of helling van de buis kunnen de meting beïnvloeden [24](#page=24).
* **Technische factoren ↓:** Factoren zoals een lage kamertemperatuur (KT°) of de aanwezigheid van een stolsel in de buis kunnen leiden tot onjuiste resultaten [24](#page=24).
#### 2.3.2 Interpretatie en Klinische Betekenis
* **Referentiewaarden:** Normaal is de ESR 1-15 mm/u [26](#page=26).
* **Verhoogde ESR:**
* Een verhoogde ESR wordt waargenomen bij acute fases van inflammatie, hoewel de stijging en daling ervan trager zijn dan bij C-reactief proteïne (CRP) [26](#page=26).
* Maximale bezinking kan oplopen tot ongeveer 100 mm/u [26](#page=26).
* Verhoogde ESR kan voorkomen bij hematologische aandoeningen zoals multipel myeloom, ernstige systeemziekten en ernstige infecties [26](#page=26).
* **Niet-specificiteit:** De bloedbezinkingsnelheid is een **niet-specifieke** marker; een verhoogde waarde kan wijzen op een abnormaliteit in het lichaam, maar specificeert de oorzaak niet [26](#page=26).
* **Verder Onderzoek:** Indien de ESR verhoogd is, is verder onderzoek altijd noodzakelijk om de oorzaak te achterhalen [26](#page=26).
* **Correlatie:** Het is nuttig om de ESR te correleren met andere acute fase eiwitten, zoals CRP [26](#page=26).
* **Klinische Besluitvorming:** Het gebruik van zowel ESR als CRP kan helpen bij de klinische besluitvorming [27](#page=27).
> **Tip:** Hoewel de ESR nuttig is als een algemene indicator van ontsteking, is CRP vaak gevoeliger voor acute veranderingen. Bij klinische verdenking op een acute ontstekingsreactie is CRP meestal de eerst aangewezen test. De ESR blijft echter waardevol voor het monitoren van chronische ontstekingsprocessen.
---
# Witte bloedcellen en hun diagnostiek
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de productie, functie, referentiewaarden en diagnostische relevantie van witte bloedcellen, met specifieke aandacht voor neutrofielie, neutropenie, lymfocytose en lymfopenie.
### 3.1 Productie, functie en referentiewaarden van witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten) worden geproduceerd in het beenmerg (BM) vanuit hematopoëtische stamcellen. Ze ondergaan differentiatie en proliferatie en oefenen hun functie voornamelijk uit in de weefsels, waarbij het bloed fungeert als transportbaan [28](#page=28).
#### 3.1.1 Algemene kenmerken en functies
De belangrijkste celtypes, hun gemiddelde aantallen in perifeer bloed (PBO) per microliter, levensduur en belangrijkste functies zijn:
* **Erythrocyten (RBC):**
* Gemiddeld aantal: 5,2 miljoen (/µL)
* Levensduur: +/- 120 dagen
* Functie: Zuurstoftransport en CO2 tussen weefsels en longen [29](#page=29).
* **Thrombocyten (plaatjes):**
* Gemiddeld aantal: 350.000 (/µL)
* Levensduur: Uren tot dagen
* Functie: Hemostase – vrijstelling van groeifactoren voor weefselherstel [29](#page=29).
* **Leukocyten (WBC) (Witte bloedcellen):**
* Gemiddeld aantal: 7000 (/µL)
* Levensduur: Uren tot dagen
* Functie: Verdediging van het lichaam tegen pathogenen. Ze bewegen uit de bloedbaan naar de weefsels [29](#page=29).
#### 3.1.2 Differentiatie van witte bloedcellen en hun functies
De verschillende types witte bloedcellen hebben specifieke functies:
* **Neutrofielen:**
* Gemiddeld aantal: 4150 (/µL)
* Levensduur: Minuten tot dagen
* Functie: Behoren tot het aangeboren immuunsysteem; fagocytose (tegen bacteriële infecties) en vrijstelling van cytotoxische granules [29](#page=29).
* **Eosinofielen:**
* Gemiddeld aantal: 165 (/µL)
* Levensduur: Minuten tot dagen
* Functie: Fagocytose (beperkt), vrijstelling van antihistamines, rol bij allergische reacties en bestrijding van parasitaire infecties [29](#page=29).
* **Basofielen:**
* Gemiddeld aantal: 44 (/µL)
* Functie: Stimulatie van de inflammatoire respons en verantwoordelijk voor allergische reacties. Dit zijn de minst abundante celtypen [29](#page=29).
* **Lymfocyten:**
* Gemiddeld aantal: 2185 (/µL)
* Functie: Primair adaptief immuunsysteem. Hieronder vallen T-lymfocyten (inclusief T-helpercellen en cytotoxische T-cellen), B-lymfocyten, Natural Killer (NK) cellen en plasmacellen (geactiveerde B-lymfocyten). Ze ontstaan in het BM en hebben secundaire productie in lymfatische weefsels [29](#page=29).
* **Monocyten:**
* Gemiddeld aantal: 455 (/µL)
* Functie: Fagocyterende cellen en antigen-presenterende cellen. Ze verlaten de bloedbaan en worden macrofagen [29](#page=29).
#### 3.1.3 Referentiewaarden en diagnostische relevantie
De referentiewaarden voor witte bloedcellen (leukocyten) zijn:
* Man: 3,7 – 9,5 x10³ /µL [28](#page=28).
* Vrouw: 3,9 – 11,1 x10³ /µL [28](#page=28).
Bepalingen van witte bloedcellen zijn relevant voor het diagnosticeren van hematologische maligniteiten en voor het opvolgen van therapieën zoals antibiotica, chemotherapie en radiotherapie [28](#page=28).
### 3.2 Specifieke afwijkingen van witte bloedcellen
#### 3.2.1 Neutrofielie
Neutrofielie is een verhoging van de absolute concentratie van neutrofielen. De normaalwaarden van neutrofielen zijn afhankelijk van leeftijd, geslacht en ras [30](#page=30).
#### 3.2.2 Neutropenie
Neutropenie is een daling van het aantal neutrofielen onder de referentiewaarden [31](#page=31).
* **Cave:** Etniciteit kan leiden tot benigne etnische neutropenie [31](#page=31).
* **Risico op infecties:** Het risico op infecties neemt toe met de graad van neutropenie:
* Mild: 1000-1500/µL [31](#page=31).
* Matig: 500-1000/µL [31](#page=31).
* Ernstig: < 500/µL [31](#page=31).
* **Oorzaken van neutropenie:**
* Beenmergdepressie (gedaalde granulopiëse) [31](#page=31).
* Destructie van het beenmerg (bv. bij HLH - Hemophagocytic Lymphohistiocytosis) [31](#page=31).
* Verstoorde vrijstelling uit het beenmerg [31](#page=31).
* Verkorte intravasculaire levensduur (bv. auto-immune neutropenie) [31](#page=31).
#### 3.2.3 Lymfocytose
Lymfocytose is een toename van perifere bloedlymfocyten tot meer dan 4000/µL. De differentiële diagnose omvat [32](#page=32):
* Leeftijd [32](#page=32).
* Morfologie op bloeduitstrijkje [32](#page=32).
* Immuunfenotypering met flowcytometrie [32](#page=32).
* Moleculaire testing (klonaliteitsanalyse via Ig en TCR genherschikking en NGS - Next-Generation Sequencing) [32](#page=32).
* **Oorzaken van lymfocytose:**
* Acute infecties: Mononucleosis infectiosa (EBV, CMV, etc.), kinkhoest, bof, rubella [32](#page=32).
* Chronische infecties: TBC, brucellose, virale hepatitis, syfilis [32](#page=32).
* Thyrotoxicose [32](#page=32).
* Chronische lymfoïde leukemie [32](#page=32).
* Leukemische fase van lymfomen [32](#page=32).
* LGL leukemie (Large Granular Lymphocyte leukemia) [32](#page=32).
#### 3.2.4 Lymfopenie
Lymfopenie is een daling van het aantal lymfocyten. Dit komt vaak voor bij acute stress, maar wordt dikwijls gemaskeerd door een simultane neutrofielie [33](#page=33).
> **Tip:** Bij het interpreteren van afwijkingen in witte bloedcellen is het cruciaal om rekening te houden met de context, zoals leeftijd, medicatiegebruik, infectiestatus en de specifieke celtypen die verhoogd of verlaagd zijn. De leukocytaire formule is hierbij essentieel [29](#page=29).
---
# Nierfunctie evaluatie en diagnostische markers
Dit onderwerp behandelt de beoordeling van de nierfunctie door middel van verschillende concepten en diagnostische markers.
### 4.1 Concepten van nierfunctie evaluatie
De nierfunctie wordt beoordeeld aan de hand van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en de renale klaring [48](#page=48).
#### 4.1.1 Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
De GFR vertegenwoordigt de hoeveelheid bloedplasma die per tijdseenheid volledig wordt ontdaan van een stof door de nieren. Een normale GFR bedraagt ongeveer 180 liter per dag, wat neerkomt op 125 ml/min. Bij nierschade treedt een verlies van nefronen op, wat resulteert in een daling van de GFR en dient als een biomerker voor nierschade [48](#page=48) [49](#page=49).
#### 4.1.2 Renale klaring
Renale klaring ($Cl_x$) is de snelheid waarmee een stof via de nieren uit het bloed wordt verwijderd. De formule hiervoor is [49](#page=49):
$$Cl_x = \frac{U_x \cdot V}{P_x}$$
waarbij:
* $U_x$ = concentratie van stof $x$ in de urine (bijv. $\mu$mol/L)
* $V$ = urineproductie per tijdseenheid (bijv. mL/min)
* $P_x$ = concentratie van stof $x$ in het plasma (bijv. $\mu$mol/L)
Deze formule is geldig onder de voorwaarde dat een stof stabiel is in het plasma, fysiologisch inert, vrij wordt gefilterd door de glomerulus, en noch wordt uitgescheiden, gereabsorbeerd, gesynthetiseerd, noch gemetaboliseerd door de nier. In zo'n geval is de hoeveelheid gefilterde stof gelijk aan de hoeveelheid die wordt uitgescheiden in de urine [49](#page=49).
#### 4.1.3 Geschatte versus gemeten GFR (eGFR en mGFR)
Meestal volstaat een schatting van de GFR (eGFR) gebaseerd op formules met serum creatinine. Indien de eGFR waarschijnlijk inaccuraat is, kan een gemeten GFR (mGFR) nuttig zijn. Een mGFR wordt bepaald door het toedienen van een exclusief en volledig gefilterde substantie. Hoe sneller deze substantie wordt geëlimineerd, hoe hoger de concentratie in de urine, hoe hoger de GFR, en dus hoe beter de nierfunctie [50](#page=50).
### 4.2 Ideale merker voor GFR
Een ideale merker voor de GFR voldoet aan de volgende criteria:
* 100% filtratie door de glomerulus [51](#page=51).
* Geen reabsorptie door de tubuli [51](#page=51).
* Geen productie door tubuluscellen [51](#page=51).
Inuline is een theoretisch ideaal component, maar de toediening ervan is invasief, duur en dus niet praktisch [52](#page=52).
### 4.3 Diagnostische markers voor nierfunctie
#### 4.3.1 Creatinine
Creatinine is een afvalproduct van spiermetabolisme. Het wordt glomerulaire gefiltreerd en gesecreteerd ter hoogte van de niertubuli. De concentratie van creatinine in het bloed wordt bepaald door de spiermassa en de nierfunctie. Omdat de productiesnelheid over het algemeen constant is, wordt creatinine vaak als parameter voor nierfunctie gebruikt. Creatinineklaring is een benadering van de GFR, hoewel het een lichte overschatting kan geven [53](#page=53).
> **Tip:** De bepaling van creatinine kan gebeuren via de Jaffé methode of enzymatische methoden [54](#page=54).
De interpretatie van serum creatininewaarden dient te gebeuren in relatie tot referentiewaarden, waarbij afwijkende waarden kunnen duiden op nierproblemen. De 'blind range' van creatinine suggereert dat bij beginnende nierfunctiestoornissen de creatininelevels nog binnen de referentiewaarden kunnen vallen [55](#page=55) [57](#page=57).
#### 4.3.2 Creatinineklaring
Creatinineklaring is een benadering van de GFR en kan deze met 10-20% overschatten [58](#page=58).
**Voordelen van creatinineklaring:**
* Endogeen (afbraakproduct van eiwitmetabolisme) [58](#page=58).
* Quasi volledig gefilterd (bij gezonde personen minimale tubulaire secretie) [58](#page=58).
* Gemakkelijk te bepalen [58](#page=58).
**Nadelen van creatinineklaring:**
* De 'productie' is niet constant [58](#page=58).
* Perfect bruikbaar bij een stabiel dieet, vullingsstatus, nierfunctie en spiermassa [58](#page=58).
De gemeten creatinineklaring vereist een urineverzameling over een specifieke periode. Een geschatte creatinineklaring kan worden berekend met de Cockcroft & Gault formule [59](#page=59) [60](#page=60).
#### 4.3.3 Formules voor GFR-schatting
Verschillende formules worden gebruikt om de GFR te schatten. Deze berekende GFR kan echter beïnvloed worden door factoren zoals dieet, ras en leeftijd [61](#page=61) [62](#page=62).
**Formules voor kinderen:**
Er bestaan specifieke formules om de GFR te schatten bij kinderen [63](#page=63).
**Invloed van leeftijd:**
De GFR daalt met toenemende leeftijd [64](#page=64).
#### 4.3.4 Cystatine C
Cystatine C is een eiwit dat door alle cellen aan een constante snelheid wordt geproduceerd. Het is nuttig bij patiënten met een lage spiermassa, zoals bij spierziekten of na ledemaatamputaties. De interpretatie van cystatine C kan echter worden beïnvloed door de schildklierfunctie [65](#page=65).
#### 4.3.5 Ureum
Ureum wordt gesynthetiseerd door de lever en ontstaat bij de afbraak van eiwitten (#page=66, 67. Het ureumgehalte in het bloed is verhoogd bij nierfalen, verhoogde eiwitinname (voeding) en gastro-intestinale bloedingen (bloed bevat veel eiwitten) (#page=66, 67. Het meten van de glomerulaire filtratiesnelheid op basis van ureum is weinig zinvol vanwege passieve reabsorptie in de tubuli (ongeveer 40%), wat zou leiden tot een significante onderschatting van de GFR [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 4.3.6 Urinezuur
Urinezuur is het belangrijkste afbraakproduct van purines uit nucleïnezuren. Ongeveer 700 mg urinezuur wordt dagelijks geëlimineerd (400 mg endogeen en 300 mg alimentair). De eliminatie verloopt via glomerulaire filtratie, quasi-totale reabsorptie in de proximale tubulus, secretie door het distale deel van de proximale tubulus, en gedeeltelijke reabsorptie door het terminale deel van de proximale tubulus en de distale tubulus. Dit resulteert in een netto excretie van ongeveer 10% van de gefilterde hoeveelheid [68](#page=68).
Urinezuur is geen betrouwbare marker voor het inschatten van de nierfunctie [68](#page=68).
**Referentiewaarden urinezuur:**
* Man: 2,0-7,5 mg/dL [68](#page=68).
* Vrouw: 2,0-7,0 mg/dL [68](#page=68).
Hyperuricemie kan ontstaan door verhoogde productie of gedaalde excretie [68](#page=68).
**Oorzaken van hyperuricemie:**
* **Gedaalde excretie:** Nierinsufficiëntie, medicamenteus (salicylaten, diuretica, etc.), loodintoxicatie [68](#page=68).
* **Verhoogde productie:** Toegenomen turnover van nucleïnezuren (myelo- of lymfoproliferatieve aandoeningen, chemotherapie), acidose (metabole, lactaat, ketoaceton), deficiëntie van hypoxanthine-guanine fosforibosyl transferase (syndroom van Lesh-Nyhan), extreme fysieke inspanning, rhabdomyolyse, overmatige inname van purines, alcoholgebruik [68](#page=68).
Hyperuricemie kan leiden tot jicht en nierstenen, maar niet iedereen met hyperuricemie ontwikkelt pathologie [69](#page=69).
---
# Urineonderzoek: methoden en parameters
Dit onderwerp omvat de analyse van urine, met aandacht voor de pre-analytische en analytische fasen, de interpretatie van urineteststrips, sedimentanalyse, en de detectie van specifieke bestanddelen zoals bloed, witte bloedcellen, epitheelcellen, cilinders en kristallen.
### 5.1 Algemene principes van urineonderzoek
De chemische samenstelling van urine en de aanwezigheid van partikels in het urinesediment kunnen waardevolle informatie verschaffen over de toestand van de nieren en urinewegen. Oude technieken zoals uroscopie, die urine classificeerde op basis van kleur en deze koppelde aan humorale theorieën en orgaandysfunctie, zijn vervangen door moderne analytische methoden. Tegenwoordig omvat urineonderzoek voornamelijk teststripanalyse en microscopische analyse van het urinesediment. Een correcte urinemonstername, gestandaardiseerde laboratoriumprocedures en een correct verslag zijn essentieel voor betrouwbare resultaten [70](#page=70) [71](#page=71) [73](#page=73).
### 5.2 Pre-analytische fase
De pre-analytische fase is cruciaal voor de betrouwbaarheid van urineonderzoek en wordt beïnvloed door diverse factoren [74](#page=74).
#### 5.2.1 Staalname
* **Instructies aan de patiënt:** Patiënten dienen schriftelijke en eenvoudige instructies te ontvangen [72](#page=72).
* **Eerste of tweede ochtendurine:** De eerste of tweede ochtendurine wordt verzameld [72](#page=72).
* **Vermijden van inspanning:** Zware lichamelijke inspanning dient vermeden te worden [72](#page=72).
* **Hygiëne:** De uitwendige geslachtsdelen moeten gewassen worden. Bij mannen dient de voorhuid teruggetrokken te worden, en bij vrouwen moeten de schaamlippen gespreid worden [72](#page=72).
* **Midstream-urine:** Er wordt midstream-urine verzameld, wat het middelste gedeelte van de urinelozing inhoudt [72](#page=72).
* **Menstruatie:** Urineverzameling tijdens de menstruatie moet vermeden worden [72](#page=72).
* **Geschikt recipiënt:** Een geschikt urineverzamelpotje dient ter beschikking gesteld te worden [72](#page=72).
#### 5.2.2 Factoren die de pre-analytiek beïnvloeden
* **Teststripanalyse:** Geneesmiddelen, oxiderende stoffen (zoals ascorbinezuur) en sterk oxiderende reinigingsmiddelen (zoals waterstofperoxide) kunnen de resultaten van teststripanalyses beïnvloeden. Ook temperatuur speelt een rol [74](#page=74).
* **Sedimentanalyse:** Transport en opslag van urinemonsters, het gebruik van conserveermiddelen in de verzamelbuis, het type verzamelbuis (vacuüm- versus aspiratiebuis) en verdunning van het monster zijn factoren die de sedimentanalyse beïnvloeden. Interferentie door bijvoorbeeld jodiumhoudende contrastmiddelen is ook mogelijk [74](#page=74).
* **Preventie van bacteriële groei:** Om bacteriële groei te vermijden, kunnen recipiënten met boraat als additief gebruikt worden [70](#page=70).
### 5.3 Analytische fase
Het urineonderzoek, inclusief teststrip- en sedimentanalyses, wordt 24 uur per dag, 7 dagen per week uitgevoerd en wordt nog te vaak genegeerd in de klinische praktijk, zelfs door nefrologen [75](#page=75).
#### 5.3.1 Urine test strip (Dipsticks)
Urine teststrips bieden een diagnostische zeef; een negatieve teststrip is zeer waarschijnlijk geassocieerd met een normaal urinesediment. Ze kunnen visueel of elektronisch afgelezen worden [76](#page=76).
#### 5.3.1.1 Parameters gemeten met teststrips
* **Hemoglobine:** De reactie is gebaseerd op de peroxidase-activiteit van hemoglobine. Vrij hemoglobine leidt tot een uniforme kleur, terwijl intacte rode bloedcellen hemoglobine vrijgeven na lysering op het testpad, wat resulteert in een gespikkeld patroon. Interferentie met myoglobine is mogelijk [80](#page=80) [91](#page=91).
* **Leukocyten:** De test meet leukocytenesterase-activiteit en is indicatief, maar geen vervanging voor sedimentanalyse [80](#page=80).
* **Nitriet:** De omzetting van nitraat naar nitriet door bacteriële nitraatreductase wordt gemeten. Niet alle bacteriën bezitten dit enzym, wat leidt tot lage sensitiviteit, maar hoge specificiteit [80](#page=80).
* **pH:** Meet de zuurgraad van de urine met een referentiewaarde van 4,5-8,0, afhankelijk van het dieet. Een verhoogde pH kan duiden op infectie met urease-producerende bacteriën [81](#page=81).
* **Glucose:** Normaal afwezig in urine. De test is zeer specifiek, maar niet geschikt voor de diagnose en opvolging van diabetes [81](#page=81).
* **Eiwit:** Detecteert voornamelijk albumine met een beperkte gevoeligheid (0,3 g/L). Proteïnurie kan wijzen op nierlijden, maar ook fysiologisch voorkomen [81](#page=81).
* **Ketonen:** Een teken van onvolledige vetverbranding, zoals bij diabetische ketoacidose [81](#page=81).
* **Bilirubine:** Een teken van leverlijden [81](#page=81).
#### 5.3.1.2 Voor- en nadelen van teststrips
* **Voordelen:** Geen specifieke uitrusting nodig, goedkoop [82](#page=82).
* **Nadelen:** Visuele aflezing, niet gestandaardiseerd, beperkte accuratesse en precisie, en interferenties [82](#page=82).
#### 5.3.1.3 Beperkingen van teststrips
* De proteïnemeting op strips is gevoeliger voor albumine dan voor andere eiwitten zoals gammaglobulines, Bence Jones-eiwitten en tubulaire eiwitten [83](#page=83).
* Extreme pH-waarden en sterk verdunde of geconcentreerde urine kunnen leiden tot vals-positieve (alkalisch/geconcentreerd) of vals-negatieve (zuur/verdund) resultaten [83](#page=83).
* Interferentie door antibiotica en desinfectiemiddelen is beschreven [83](#page=83).
#### 5.3.1.4 Kwantificering met reflectantie fotometrie
Reflectantie fotometrie kan de teststripresultaten kwantificeren. Volgens de theorie van Kubelka en Munk is de reciproque waarde van reflectantie-metingen proportioneel aan de concentratie van het gemeten analyt, wat omzetting naar een ordinale, semi-kwantitatieve schaal mogelijk maakt [84](#page=84).
#### 5.3.2 Specifieke urinaire eiwitten en elektroforese
Specifieke metingen van urinaire eiwitten en urine-elektroforese bieden meer gedetailleerde informatie over eiwitpatronen in de urine [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87).
#### 5.3.3 Urine sediment analyse
De analyse van het urinesediment onderzoekt verschillende deeltjes in de urine met behulp van fasecontrast- of helderlichtmicroscopie. Fasecontrastmicroscopie wordt beschouwd als de gouden standaard [88](#page=88).
##### 5.3.3.1 Automatisatie in sedimentanalyse
Automatisering van de sedimentanalyse biedt goede analytische prestaties en een goede correlatie met manuele microscopie [88](#page=88).
* **Automatische microscopie:** Slaat beelden op, maar telt een beperkt aantal elementen. Herclassificatie vereist expertise [89](#page=89).
* **Fluorescentie flowcytometrie:** Telt een hoog aantal elementen, maar heeft een lage gevoeligheid voor kristallen. Manuele beoordeling door een expert is vereist [89](#page=89).
##### 5.3.3.2 Toepassingen van sedimentanalyse
* Diagnose en opvolging van urineweginfecties (UTI) [89](#page=89).
* Lokalisatie van de oorsprong van hematurie [89](#page=89).
* Monitoring van nierziekten [89](#page=89).
#### 5.3.4 Partikels van nefrologisch belang
De belangrijkste partikels in het urinesediment omvatten cellen, lipiden, cilinders, kristallen en micro-organismen [90](#page=90).
* **Erythrocyten:** Kunnen isomorf of dysmorf zijn [90](#page=90).
* **Leukocyten:** Voornamelijk polymorfonucleairen (neutrofielen), minder frequent eosinofielen en lymfocyten. De bron kan de gehele tractus urinarius zijn, inclusief genitale contaminatie [90](#page=90) [93](#page=93).
* **Epitheelcellen:** Omvatten tubulair (proximaal, distaal) en transitioneel (superficieel, diep) epitheel. Tubulaire epitheelcellen kunnen voorkomen bij acute tubulaire necrose, acute interstitiële nefritis, en glomerulaire ziekten [90](#page=90) [94](#page=94).
* **Cilinders:** Vormen zich in de distale en proximale niertubuli en bestaan uit een matrix van Tamm-Horsfall-glycoproteïne. Elk partikel in een cilinder is afkomstig uit de nier. Voorbeelden zijn erytrocyt- en leukocyttencilinders [95](#page=95).
* **Kristallen:** Kunnen al dan niet pathologisch zijn [96](#page=96) [97](#page=97).
### 5.4 Specifieke detectie van bestanddelen
#### 5.4.1 Bloed in urine (Hematurie en Hemoglobinurie)
Bloed in de urine kan wijzen op traumatische schade aan de nieren of de urogenitale tractus [91](#page=91).
* **Hematurie:** Aanwezigheid van intacte rode bloedcellen, ook zichtbaar via sedimentonderzoek [91](#page=91).
* **Hemoglobinurie:** Aanwezigheid van hemoglobine in de urine [91](#page=91).
* **Teststripreactie:** Gebaseerd op de peroxidase-activiteit van hemoglobine. Vrij hemoglobine geeft een uniforme kleur, intacte rode bloedcellen (na lysering) een gespikkeld patroon [91](#page=91).
* **Interferenties:** Myoglobine (bij skeletspierschade) [91](#page=91).
* **Vals-positieven:** Kunnen optreden bij grote hoeveelheden bacteriën in urine, oxiderende agentia, en menstruatiecontaminatie [91](#page=91).
* **Differentiële diagnose:** Dysmorfe of glomerulaire erytrocyten kunnen wijzen op glomerulonefritis, terwijl isomorfe of niet-glomerulaire erytrocyten vaker geassocieerd worden met urologische aandoeningen [92](#page=92).
#### 5.4.2 Witte bloedcellen (Leukocyten)
* **Teststrip:** Leukocytenesterase-activiteit wordt gemeten [93](#page=93).
* **Sediment:** Voornamelijk polymorfonucleairen (neutrofielen), minder frequent eosinofielen en lymfocyten [93](#page=93).
* **Betekenis:** Inflammatie van de tractus urinarius van diverse oorzaken, alsook immunologische aandoeningen (glomerulaire ziekten) [93](#page=93).
#### 5.4.3 Epitheelcellen
Tubulair epitheel in de urine kan voorkomen bij acute tubulaire necrose, acute interstitiële nefritis en glomerulaire ziekten [94](#page=94).
#### 5.4.4 Cilinders
Urinaire cilinders vormen zich in de distale en proximale niertubuli en bestaan uit Tamm-Horsfall-glycoproteïne. Elk partikel in een cilinder is afkomstig uit de nier. Voorbeelden zijn erytrocyten- en leukocyttencilinders [95](#page=95).
#### 5.4.5 Kristallen
* **Veel voorkomende kristallen:** Kunnen afhankelijk zijn van de pH, zoals urinezuurkristallen en calciumoxalaat (pH < 5,4 tot 6,7), triplefosfaat (pH ≥ 7,0), en calciumfosfaat (pH > 7,0) [96](#page=96).
* **Pathologische kristallen:** Hieronder vallen cholesterolkristallen, cystinekristallen, leucinekristallen, tyrosinekristallen en bilirubinekristallen [97](#page=97).
* **Drug-geïnduceerde kristallen:** Verschillende medicijnen kunnen kristallen vormen, zoals sulfadiazine, amoxicilline, indinavir en acyclovir [97](#page=97).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Erytropoiese | Het proces van vorming en ontwikkeling van rode bloedcellen, beginnend in het beenmerg van pro-erythroblasten tot reticulocyten. |
| Reticulocyt | Een jonge rode bloedcel die recent uit het beenmerg is vrijgekomen en nog ribosomaal materiaal bevat, wat resulteert in een blauwe kleur in bepaalde kleuringen. |
| Normoblasten | Gekernde voorlopers van rode bloedcellen die normaal gesproken in het beenmerg voorkomen, maar pathologisch aanwezig kunnen zijn in het perifeer bloed. |
| Microcytaire anemie | Een type anemie gekenmerkt door kleinere rode bloedcellen (microcyten), vaak veroorzaakt door stoornissen in de cytoplasmatische ontwikkeling, zoals bij ijzertekort. |
| Macrocytaire anemie | Een type anemie gekenmerkt door grotere rode bloedcellen (macrocyten), vaak geassocieerd met verstoringen in de nucleaire maturatie of verlengde cytoplasma-ontwikkeling, zoals bij vitamine B12 of foliumzuur tekort. |
| Poikilocytose | Een algemene term die verwijst naar de aanwezigheid van rode bloedcellen met afwijkende vormen in het bloed, wat kan duiden op diverse pathologische aandoeningen. |
| Schistocyten | Fragmenten van rode bloedcellen met een onregelmatige, vaak driehoekige of helmvormige vorm en scherpe randen, die ontstaan door mechanische schade aan de bloedvaten en geassocieerd zijn met intravasculaire hemolyse. |
| Howell-Jolly bodies | Kleine, ronde, basofiele inclusies in rode bloedcellen die restanten van de kern zijn, normaal gesproken verwijderd door de milt; hun aanwezigheid duidt op een gestoorde miltfunctie of ernstige erytropoiese afwijkingen. |
| Basofiele stippeling | De aanwezigheid van fijne tot grove basofiele granules in de rode bloedcellen, die kunnen duiden op versnelde erytropoiese of loodvergiftiging. |
| Lichaampjes van Heinz | Denatuurd hemoglobine inclusies binnen rode bloedcellen, die ontstaan door oxidatieve schade; hun aanwezigheid duidt op een verhoogde afbraak van rode bloedcellen. |
| Pappenheimer bodies | Kleine ijzerhoudende korrels in rode bloedcellen, zichtbaar met speciale kleuringen, die vaak geassocieerd worden met sideroblastische anemie of een gestoorde miltfunctie. |
| Malaria | Een parasitaire infectie veroorzaakt door Plasmodium species, overgedragen door muggen, die de rode bloedcellen infecteert en ernstige ziekte kan veroorzaken. |
| Hematocriet (Hct) | Het volumepercentage van rode bloedcellen in het totale bloedvolume, een belangrijke parameter voor de diagnose en monitoring van anemie en polycythemie. |
| Hemoglobine (Hb) | Het eiwit in rode bloedcellen dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof van de longen naar de weefsels en koolstofdioxide terug naar de longen. |
| Hemoglobine-elektroforese | Een laboratoriumtechniek die wordt gebruikt om verschillende hemoglobinevarianten te scheiden en te identificeren, essentieel voor de diagnose van hemoglobinopathieën zoals sikkelcelanemie en thalassemie. |
| Thalassemie | Een groep erfelijke bloedaandoeningen gekenmerkt door een verminderde of afwezige synthese van een of meer globineketens van hemoglobine, wat leidt tot een verstoorde rode bloedcelproductie en anemie. |
| Hemoglobinopathie | Een algemene term voor aandoeningen waarbij er afwijkingen zijn in de structuur, synthese of functie van hemoglobine, meestal veroorzaakt door genetische mutaties. |
| Bloedbezinkingsnelheid (ESR) | De snelheid waarmee rode bloedcellen in een EDTA-gestabiliseerd bloedmonster neerdalen in een gestandaardiseerde glazen buis gedurende één uur; een niet-specifieke indicator van inflammatie. |
| Acute fase eiwitten | Eiwitten in het bloed waarvan de concentratie verandert tijdens een ontsteking of infectie; C-reactief proteïne (CRP) is een veelgebruikt voorbeeld. |
| CRP | C-reactief proteïne, een eiwit dat een belangrijke acute fase reactant is en waarvan de concentratie sterk stijgt bij inflammatie en infecties. |
| Leukocyten (WBC) | Witte bloedcellen, een essentieel onderdeel van het immuunsysteem, verantwoordelijk voor de verdediging tegen infecties en vreemde ziekteverwekkers. |
| Neutrofielen | Een type witte bloedcel, de meest voorkomende, die een cruciale rol speelt in de immuunrespons tegen bacteriële infecties door fagocytose. |
| Neutrofilie | Een verhoging van het aantal neutrofielen in het bloed boven de normale referentiewaarden, vaak als reactie op infecties, ontsteking of stress. |
| Neutropenie | Een verlaging van het aantal neutrofielen in het bloed onder de normale referentiewaarden, wat het risico op infecties aanzienlijk verhoogt. |
| Lymfocyten | Een type witte bloedcel dat een centrale rol speelt in het adaptieve immuunsysteem, waaronder B-cellen (antistofproductie) en T-cellen (celgemedieerde immuniteit). |
| Lymfocytose | Een verhoging van het aantal lymfocyten in het bloed boven de normale referentiewaarden, vaak geassocieerd met virale infecties of bepaalde maligniteiten. |
| Lymfopenie | Een verlaging van het aantal lymfocyten in het bloed onder de normale referentiewaarden, wat kan duiden op immuundeficiëntie, virale infecties of bepaalde behandelingen. |
| IJzermetabolisme | Het proces van opname, transport, opslag en gebruik van ijzer in het lichaam, cruciaal voor de vorming van hemoglobine en diverse enzymen. |
| Transferrine | Een plasma-eiwit dat ijzer transporteert in het bloed; de hoeveelheid transferrine kan een indicator zijn van de ijzerstatus van het lichaam. |
| Totale ijzerbindingscapaciteit (TIBC) | Een maat voor de maximale hoeveelheid ijzer die door het serum (voornamelijk door transferrine) kan worden gebonden, een indirecte indicatie van de transferrineconcentratie. |
| Transferrine saturatie | De verhouding van serumijzer tot de totale ijzerbindingscapaciteit (TIBC), uitgedrukt in percentage, die aangeeft hoeveel van het beschikbare ijzer gebonden is aan transferrine. |
| Ferritine | Een eiwit dat ijzer opslaat in de weefsels en als een reserve dient; serumferritineconcentratie is een gevoelige indicator van de totale ijzervoorraad in het lichaam. |
| Koolhydraatmetabolisme | De reeks biochemische processen waarbij koolhydraten worden afgebroken om energie te produceren of opgeslagen voor later gebruik. |
| Glucose | Een enkelvoudige suiker die de belangrijkste energiebron voor het lichaam is; glucosemetingen in het bloed zijn cruciaal voor de diagnose en monitoring van diabetes mellitus. |
| Lactaat | Een organisch zuur dat wordt gevormd tijdens anaerobe metabolisme; verhoogde lactaatniveaus (lactaatacidose) duiden op weefselhypoxie of metabole stoornissen. |
| Hemoglobine A1c (HbA1c) | Een vorm van hemoglobine die geglyceerd is, wat betekent dat het suiker bevat; HbA1c-waarden geven een gemiddeld beeld van de bloedsuikercontrole over de afgelopen 2-3 maanden. |
| Fructosamine | Een product van de reactie tussen glucose en eiwitten in het bloed; fructosaminespiegels weerspiegelen de gemiddelde bloedglucosewaarden gedurende de afgelopen 2-3 weken. |
| Nierfunctie | De mate waarin de nieren in staat zijn om bloed te filteren, afvalstoffen te verwijderen, de vochtbalans te reguleren en hormonen te produceren die essentieel zijn voor de gezondheid. |
| Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) | De snelheid waarmee bloed door de glomeruli van de nieren wordt gefilterd, wat een belangrijke maat is voor de nierfunctie. |
| Renale klaring | Het volume bloedplasma dat per tijdseenheid volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof door de nieren; een maat voor de efficiëntie van de nieruitscheiding. |
| Creatinine | Een afvalproduct van spierstofwisseling dat voornamelijk door de nieren wordt uitgescheiden; serumcreatinineconcentratie wordt gebruikt om de nierfunctie te evalueren. |
| Creatinine klaring | Een schatting van de GFR gebaseerd op de hoeveelheid creatinine die per tijdseenheid in de urine wordt uitgescheiden ten opzichte van de serumconcentratie; het is een benadering van de GFR. |
| Cystatine C | Een eiwit dat door alle cellen met een constante snelheid wordt geproduceerd en vrijwel volledig door de nieren wordt gefilterd; het is een alternatieve marker voor GFR-schatting, vooral nuttig bij patiënten met een lage spiermassa. |
| Ureum | Een afbraakproduct van eiwitten dat in de lever wordt gesynthetiseerd en door de nieren wordt uitgescheiden; verhoogde ureumniveaus in het bloed kunnen duiden op nierfalen. |
| Urinezuur | Een afbraakproduct van purines dat voornamelijk door de nieren wordt uitgescheiden; verhoogde urinezuurniveaus (hyperuricemie) kunnen leiden tot jicht en nierstenen. |
| Urinemonstername | Het proces van het verzamelen van urine voor diagnostische analyse, waarbij specifieke procedures worden gevolgd om contaminatie te minimaliseren en een representatief monster te verkrijgen. |
| Midstream urine | Een methode van urinemonstername waarbij het middelste deel van de urinelozing wordt opgevangen om de kans op contaminatie door bacteriën uit de urethra te verminderen. |
| Urineteststrip (Dipstick) | Een strook met chemisch geïmpregneerde pads die gebruikt wordt voor snelle, semi-kwantitatieve analyse van verschillende parameters in de urine, zoals pH, glucose, eiwit en bloed. |
| Urinesediment | Het neerslag dat wordt verkregen na centrifugatie van urine, dat microscopisch wordt onderzocht op de aanwezigheid van cellen, kristallen, cilinders en micro-organismen, wat informatie geeft over nierschade en infecties. |
| Hematurie | De aanwezigheid van rode bloedcellen in de urine, wat kan duiden op bloedingen ergens in de urinewegen. |
| Hemoglobinurie | De aanwezigheid van vrij hemoglobine in de urine, wat meestal het gevolg is van intravasculaire hemolyse (afbraak van rode bloedcellen binnen de bloedvaten). |
| Leukocytenesterase | Een enzym dat wordt aangetroffen in witte bloedcellen; de aanwezigheid ervan in urine, gedetecteerd met een urineteststrip, is een indicatie van een urineweginfectie. |
| Proteïnurie | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwit in de urine, wat een belangrijk teken kan zijn van nierschade of andere aandoeningen. |
| Ketonen | Stoffen die ontstaan bij de onvolledige verbranding van vetten, vaak verhoogd in de urine bij diabetische ketoacidose, honger of langdurig braken. |
| Bilirubine | Een afbraakproduct van hemoglobine; verhoogde bilirubinespiegels in de urine kunnen wijzen op leveraandoeningen of galwegobstructie. |
| Urinaire cilinders | Buizen gevormd in de niertubuli, bestaande uit Tamm-Horsfall-glycoproteïne, die deeltjes zoals cellen of eiwitten kunnen bevatten en wijzen op aandoeningen in de nieren. |
| Kristallen in urine | Vorming van kristallijne structuren in de urine uit opgeloste stoffen; de aanwezigheid en aard van deze kristallen kunnen informatie geven over stofwisselingsstoornissen of nierstenen. |