Cover
ابدأ الآن مجانًا Herhalingscollege.pptx
Summary
# Het ancien régime en de opkomst van de soevereine staat
Dit onderwerp verkent de kenmerken van het ancien régime, de evolutie naar dynastieke vorstenstaten en de opkomst van het concept van soevereiniteit, met specifieke aandacht voor de transformatie van rechtsmacht van de late middeleeuwen tot het absolutisme, met voorbeelden uit Frankrijk en Engeland.
## 1.1 Kenmerken van het ancien régime
Het ancien régime, dat ruwweg de periode van de 16e tot de 18e eeuw bestrijkt, kenmerkte zich door een specifieke politieke en sociale structuur. Centraal stond de dynastieke vorstenstaat, die zich geleidelijk ontwikkelde naar een absolute monarchie.
### 1.1.1 De dynastieke vorstenstaat
De dynastieke vorstenstaat was een staatsvorm waarin het koningschap een patrimoniaal karakter had. Dit betekende dat het koningschap deels werd gezien als een persoonlijke bezitting van de monarch en diens dynastie, in tegenstelling tot een puur publiek ambt.
> **Tip:** Begrijpen van het patrimoniale karakter is cruciaal om de dynamiek van machtsuitoefening en de relatie tussen de vorst en zijn domeinen te doorgronden.
De maatschappelijke orde binnen de dynastieke staat werd sterk bepaald door de standenmaatschappij. Landbezit was een belangrijke indicator van sociale status en macht. Kenmerkend was ook de "patrimonisering" van openbare macht en rechtsmacht. Dit uitte zich in praktijken zoals:
* **Vénalité:** De verkoop van ambten, waardoor deze een persoonlijk bezit werden dat kon worden nagelaten of verkocht.
* **Heerlijke rechtsmacht:** De overdracht van gerechtelijke en bestuurlijke bevoegdheden aan lokale heren.
* **Belastingpacht:** Het uitbesteden van de inning van belastingen aan particulieren of groepen, die de belastingen mochten innen ten gunste van zichzelf, met een overeengekomen afdracht aan de kroon.
* **Gedwongen leningen:** Vorsten dwongen hun onderdanen tot leningen, vaak zonder duidelijke garantie op terugbetaling.
* **Monopolies:** Het toekennen van exclusieve rechten aan individuen of groepen voor de productie of verkoop van bepaalde goederen.
De positie van de koning was complex, balancerend tussen dynastieke belangen en het publieke belang. Zijn invloed strekte zich uit over het leger, de bureaucratie en de rechtspraak.
### 1.1.2 Het absolutisme
Het absolutisme vertegenwoordigt een verdere concentratie van macht bij de vorst, met name de wetgevende macht. De koning werd gezien als de ultieme wetgever, die zijn macht ontleende aan God (het goddelijk recht).
#### 1.1.2.1 De rechtstaat van het ancien régime
De juridische orde van het ancien régime werd gevormd door een samenspel van verschillende rechtsbronnen:
* **Goddelijk recht:** Regels die geacht werden door God te zijn ingesteld.
* **Natuurrecht:** Universele, redelijke beginselen die aan de menselijke natuur eigen werden geacht.
* **Fundamentele wetten:** Belangrijke, vaak ongeschreven, regels die de macht van de monarch beperkten, hoewel hun handhaving niet altijd gegarandeerd was.
* **Positief recht:** Wetten en regels die daadwerkelijk door menselijke autoriteiten waren uitgevaardigd.
De rol van de koning als wetgever werd echter betwist. In Frankrijk leidde dit tot strijd rond de inspraak van de "Parlementen" (hoge rechtbanken met wetgevende en adviserende taken). Het absolutisme streefde ernaar de koning verantwoording vrij te maken voor zijn daden, met de claim van absolute macht.
> **Tip:** Het onderscheid tussen verschillende rechtsbronnen is essentieel om de complexiteit van rechtspraak en wetgeving in het ancien régime te begrijpen.
### 1.1.3 Het ancien régime onder Lodewijk XIV
Lodewijk XIV van Frankrijk wordt vaak gezien als het toonbeeld van het absolutisme. Zijn regeerperiode illustreerde de centrale ambitie om de koninklijke macht te consolideren en uit te breiden, vaak ten koste van andere machtscentra.
## 1.2 De opkomst van de soevereine staat
De opkomst van de soevereine staat is nauw verbonden met de evolutie van het concept van soevereiniteit zelf.
### 1.2.1 Soevereiniteit: intern en extern
Soevereiniteit kan op twee manieren worden begrepen:
* **Externe soevereiniteit:** De onafhankelijkheid van de staat ten opzichte van andere staten en externe machten. Dit betekent dat een staat vrij is om zijn eigen beleid te voeren zonder inmenging van buitenaf.
* **Interne soevereiniteit:** De hoogste macht binnen de eigen staatsgrenzen. De soevereine macht is de uiteindelijke autoriteit die wetten kan maken, handhaven en geschillen beslechten.
### 1.2.2 Evolutie van rechtsmacht
De rechtsmacht, het vermogen om regels te stellen en te handhaven, onderging een significante transformatie.
#### 1.2.2.1 Versnippering van rechtsmacht in de late Middeleeuwen
In de late Middeleeuwen was de rechtsmacht sterk versnipperd. Dit was mede het gevolg van:
* **Feodaliteit en heerlijk stelsel:** De verspreiding van macht over lokale heren, die eigen gerechtelijke en bestuurlijke bevoegdheden uitoefenden.
* **Standenmaatschappij:** De structuur van de maatschappij, waarin verschillende standen (adel, geestelijkheid, burgerij) eigen rechten en privileges genoten die ook de rechtsmacht beïnvloedden.
#### 1.2.2.2 Traditionele versus moderne rechtsmacht
Er is een duidelijk onderscheid te maken tussen de traditionele en moderne opvatting van rechtsmacht:
* **Traditioneel:**
* De kern lag bij het handhaven van het bestaande recht.
* Rechtspraak (justitie) en wetgeving (politie) waren de voornaamste middelen.
* Wetgeving diende ter correctie en verduidelijking, niet om het recht fundamenteel te veranderen.
* "Politie" omvatte het bredere beleid binnen het kader van het bestaande recht.
* **Modern:**
* Omvatte niet alleen het handhaven, maar ook het veranderen van het recht.
* Rechtspraak bleef belangrijk, maar wetgeving werd een krachtig instrument om beleid te voeren en de samenleving te hervormen.
* De wetgever kreeg de bevoegdheid om het recht actief te veranderen.
### 1.2.3 Monopolisering van rechtsmacht
De opkomst van de soevereine staat ging gepaard met de poging tot monopoliseren van alle oorspronkelijke rechtsmacht. De vorst streefde ernaar de exclusieve bevoegdheid te verkrijgen om wetten te maken, recht te spreken en het beleid te voeren. Dit omvatte:
* **Rechtsmacht in brede zin:** Het vermogen om te besturen en beleid te voeren (wetgevende macht en politie).
* **Rechtsmacht in strikte zin:** Het vermogen om recht te spreken en de naleving van het recht te verzekeren (justitie).
## 1.3 De Britse 'Sonderweg'
Engeland kende een specifieke ontwikkeling richting een constitutionele monarchie, die afweek van het Franse absolutisme.
### 1.3.1 Strijd tussen koning en Parlement
De Engelse geschiedenis werd gekenmerkt door een langdurige strijd tussen de koning en het Parlement over de reikwijdte van de "prerogative powers" (voorbehouden rechtsmacht) van de koning. Kernvragen waren:
* Kon de koning belastingen heffen zonder wetgeving?
* Kon de koning dispensaties verlenen van bestaande wetten?
* Kon de koning eigen rechtbanken oprichten die de bevoegdheden van de common law rechtbanken konden inperken?
### 1.3.2 De Glorious Revolution en de Bill of Rights
De "Glorious Revolution" van 1688 markeerde een keerpunt. De "Bill of Rights" (1689) legde de fundamenten voor een constitutionele monarchie:
* **Geen belastingen zonder wet:** De macht om belastingen te heffen werd aan het Parlement toegekend.
* **Geen leger zonder wet:** Het onderhouden van een staand leger vereiste parlementaire goedkeuring.
* **Geen dispensaties:** De koning kon niet langer individuen vrijstellen van de toepassing van wetten.
* **Geen rechtbanken buiten de wet:** Alle rechtbanken moesten opereren binnen het kader van de wet.
Verder werden de "Triennial Acts" ingevoerd, die periodieke verkiezingen van het Parlement garandeerden, en de "Judges' Bill" verzekerde de onafhankelijkheid van rechters. De rol van het "cabinet" in de 18e eeuw begon de uitvoerende macht verder te professionaliseren en onder parlementaire invloed te brengen.
> **Tip:** De Engelse ontwikkeling laat zien dat de opkomst van soevereiniteit niet noodzakelijk tot absolutisme hoeft te leiden, maar ook kan resulteren in een gedeelde macht tussen vorst en volksvertegenwoordiging.
### 1.3.3 De nederlaag van het absolutisme
De Britse eilanden zagen de nederlaag van het absolutisme, wat de weg vrijmaakte voor een andere constitutionele ontwikkeling dan in continentaal Europa.
## 1.4 Natiestaten en wereldrijken
De opkomst van soevereine staten leidde tot de vorming van natiestaten en het streven naar wereldrijken, met verschillende modellen die de soevereiniteit en de relatie tussen staat en samenleving definieerden.
### 1.4.1 Het Amerikaanse model
Het Amerikaanse model, sterk beïnvloed door de theorie van John Locke, kenmerkte zich door een blijvende tweedeling tussen de maatschappij en de staat.
* **Onderschikking van de staat aan de maatschappij:** De staat werd gezien als een instrument ten dienste van de samenleving, niet andersom.
* **Onderschikking van positief recht aan natuurlijke rechten:** De wetten van de staat moesten in overeenstemming zijn met de natuurlijke rechten en vrijheden van de burgers (grondrechten).
* **Onderschikking van de wet aan de grondwet:** De grondwet was de hoogste wet, waaraan alle andere wetten moesten voldoen.
* **Rechtstaat en 'constitutional review':** De garantie van de rechtstaat stond centraal, met de mogelijkheid tot constitutionele toetsing (het controleren van wetten aan de grondwet).
* **Checks and balances:** Een systeem van machtsevenwicht en -scheiding tussen de verschillende staatsmachten.
De "Bill of Rights" (de eerste tien amendementen op de grondwet) en het 10e Amendement zijn hier belangrijke voorbeelden van.
### 1.4.2 Het Franse model
Het Franse model, beïnvloed door de theorieën van Rousseau en Sieyès, legde de nadruk op de natie als de drager van soevereiniteit.
* **De natie gaat op in de staat:** Na de vorming van de staat, verdwijnt de tweedeling tussen maatschappij en staat grotendeels.
* **Wetgever als drager van de algemene wil:** De wetgever belichaamt de soevereine volkswil.
* **Representatieve democratie:** De macht wordt uitgeoefend via vertegenwoordigers.
* **Suprematie van de wetgevende macht:** De wetgevende macht stond centraal en er was geen constitutionele toetsing van de wet.
* **Onafhankelijkheid van de uitvoerende macht:** In de beginfase was de uitvoerende macht relatief onafhankelijk van de rechterlijke macht.
#### 1.4.2.1 Drie modellen van volkssoevereiniteit
De interpretatie van volkssoevereiniteit leidde tot verschillende modellen, waaronder:
* **Model van Constant:** De staat als beheerder van diverse belangen, met de koning als neutrale bemiddelaar. Het politieke proces kenmerkte zich door scheiding der machten en "checks and balances", met de wetgever als hoogste autoriteit (wetstaat, geen grondwettelijkheidstoetsing). Er was wel rechterlijke controle op de uitvoerende macht (wettigheidstoezicht).
* **Belgisch model (links/radicalen):** Gekenmerkt door een voorkeur voor directe democratie, wat in grote landen onhaalbaar werd geacht. Gevolg was een representatieve democratie met veel directe inspraak, overwicht van de wetgevende macht, frequente verkiezingen, algemeen stemrecht en een éénkamerparlement. Volksjury's en/of verkozen rechters waren gangbaar. Het koninklijk veto was beperkt of afwezig, en wijzigingen van de grondwet vereisten referenda. Dit model werd geradicaliseerd door Marx/Lenin met de ideologie van de "dictatuur van het proletariaat", waarbij de scheiding der machten werd opgeheven ten gunste van een piramide van volksraden.
* **Belgisch model (rechts/conservatieven en doctrinaire liberalen):** Dit model beperkte de inspraak van de bevolking. "Actief burgerschap" was voorbehouden aan de bezittende klasse via cijnskiesrecht (soms capacitair). Verkiezingen waren minder frequent, er waren getrapte verkiezingen en een tweede, aristocratische kamer. Professionele rechtbanken waren de norm, en referenda werden niet toegepast. Conservatieven legden de nadruk op de dominantie van de koning als hoofd van de uitvoerende macht, terwijl doctrinaire liberalen streefden naar controle van de uitvoerende macht door de wetgevende macht, en in België ook door de rechterlijke macht.
---
Dit overzicht biedt een gedetailleerde samenvatting van het ancien régime en de opkomst van de soevereine staat, met aandacht voor de historische context, de juridische concepten en de verschillende modellen die zich in Europa en Amerika ontwikkelden. Het begrijpen van deze evolutie is cruciaal voor het plaatsen van hedendaagse politieke en juridische structuren.
---
# De Amerikaanse, Franse en Belgische revoluties: drie modellen van natiestaat
Dit gedeelte analyseert de theoretische grondslagen en institutionele ontwikkelingen van de Amerikaanse, Franse en Belgische revoluties, waarbij de nadruk ligt op de verschillende modellen van volkssoevereiniteit en staatsinrichting.
## 2. De Amerikaanse, Franse en Belgische revoluties: drie modellen van natiestaat
Deze sectie onderzoekt de totstandkoming van de natiestaat door de lens van drie invloedrijke revoluties: de Amerikaanse, de Franse en de Belgische. Deze gebeurtenissen representeren distincte modellen van staatsvorming, waarbij de nadruk ligt op de conceptualisering van volkssoevereiniteit en de inrichting van de staat.
### 2.1 Het Amerikaanse model
Het Amerikaanse model, sterk beïnvloed door de theorieën van John Locke, kenmerkt zich door een fundamentele tweedeling tussen de maatschappij en de staat. De staat wordt hierbij ondergeschikt geacht aan de maatschappij en is gebonden aan natuurlijke rechten en vrijheden, die de basis vormen voor grondrechten.
* **Onderschikking van het positief recht aan natuurlijke rechten:** De wetgeving (positief recht) moet in overeenstemming zijn met de natuurlijke rechten en vrijheden.
* **Onderschikking van de wet aan de grondwet:** De grondwet staat boven de wet, wat de basis vormt voor constitutionele toetsing.
* **Garantie van de rechtstaat:** Het principe van de rechtstaat wordt gewaarborgd door een hiërarchie tussen de grondwet en de wet, en door de mogelijkheid van constitutionele toetsing.
* **Checks and balances:** Een systeem van machtenscheiding en controle tussen de verschillende staatsmachten zorgt voor een evenwicht. Het tiende amendement en de Bill of Rights zijn hier concrete uitingen van.
> **Tip:** Het Amerikaanse model legt een sterke nadruk op de bescherming van individuele vrijheden tegenover de staatsmacht, een kernconcept dat voortkomt uit de Lockeaans filosofie.
### 2.2 Het Franse model
Het Franse model, geïnspireerd door de ideeën van Jean-Jacques Rousseau en Emmanuel Joseph Sieyès, concentreert zich op de soevereiniteit van de natie, die voorrang krijgt boven de staat. De staat wordt gezien als de belichaming van de algemene wil, vertegenwoordigd door de wetgever.
* **De natie gaat op in de staat:** Zodra de staat gevormd is, valt de natie ermee samen. Dit wordt ondersteund door Sieyès' concept van de constitutieve macht.
* **Wetgever als drager van de algemene wil:** De wetgevende macht is de ultieme drager van de volkswil en de soevereiniteit.
* **Representatieve democratie:** De volkssoevereiniteit wordt uitgeoefend binnen een stelsel van representatieve democratie.
* **Suprematie van de wetgevende macht:** De wetgevende macht staat centraal en er is geen constitutionele toetsing van wetten mogelijk.
* **Onafhankelijkheid van uitvoerende en rechterlijke macht:** In de beginfase is er sprake van onafhankelijkheid van de uitvoerende macht ten opzichte van de rechterlijke macht.
> **Tip:** De Franse Revolutie benadrukt de uniciteit van de nationale wil, die primair wordt uitgedrukt via de wetgevende macht, wat leidt tot een minder gedifferentieerde staatsstructuur dan in het Amerikaanse model.
### 2.3 Het Belgische model
Het Belgische model kent een genuanceerdere benadering, waarbij de verhoudingen tussen de verschillende staatsmachten en de mate van volkssoevereiniteit variëren tussen de linkse en rechtse politieke stromingen. Er is een tweestrijd tussen het streven naar directe democratie en een meer behoudende, representatieve democratie met beperkte inspraak.
#### 2.3.1 Linkse interpretatie van het Belgische model
Radicale liberalen tot het einde van de 19e eeuw gaven de voorkeur aan een model met een grote mate van directe inspraak, hoewel een pure directe democratie in grote landen als onhaalbaar werd beschouwd.
* **Representatieve democratie met directe inspraak:** Een systeem waarbij de bevolking via verkiezingen vertegenwoordigers aanwijst, maar met ruimte voor directe participatie.
* **Overwicht van de wetgevende macht:** De wetgevende macht geniet een dominante positie.
* **Frequente verkiezingen en algemeen stemrecht:** Dit garandeert een directe verbinding tussen kiezer en gekozene.
* **Eénkamerparlement:** Dit wordt gezien als een zuivere uitdrukking van de algemene wil.
* **Volksjury en/of verkozen rechters:** De rechterlijke macht kan deels door het volk worden gevormd.
* **Beperkt koninklijk veto:** Het veto van de koning is nauwelijks aanwezig of slechts opschortend.
* **Referenda bij wijziging grondwet:** Grote beslissingen kunnen via volksraadplegingen worden genomen.
* **Radicalisering door Marx/Lenin:** Onder invloed van het marxisme/leninisme wordt dit model verder geradicaliseerd met een focus op de dictatuur van het proletariaat en de rol van de partij, wat leidt tot het afschaffen van de scheiding der machten en een piramide van volksraden.
#### 2.3.2 Rechtse interpretatie van het Belgische model
Conservatieven en doctrinaire liberalen stonden voor een meer beperkte vorm van democratie, waarbij de inspraak van de bevolking werd ingeperkt ten gunste van een 'actief burgerschap', vaak beperkt tot de bezittende klasse via cijnskiesrecht of capaciteitskiesrecht.
* **Beperkte inspraak van de bevolking:** De invloed van de brede bevolking op politieke besluitvorming is beperkt.
* **Cijnskiesrecht en capacitair kiesrecht:** Stemrecht is gekoppeld aan bezit of specifieke kwalificaties.
* **Minder frequente en getrapte verkiezingen:** Dit dempt de directe invloed van de kiezers.
* **Tweekamerparlement:** Een tweede, aristocratische kamer dient als rem op democratische excessen.
* **Professionele rechtbanken:** De rechterlijke macht bestaat uit gekwalificeerde professionals.
* **Geen referenda:** Belangrijke beslissingen worden niet aan volksraadplegingen onderworpen.
* **Dominantie van de koning:** Conservatieven hechten aan de dominantie van de koning als hoofd van de uitvoerende macht.
* **Controle van wetgevende en rechterlijke macht over uitvoerende macht:** Doctrinaire liberalen voorzien een controle van de wetgevende en/of rechterlijke macht op de uitvoerende macht.
> **Tip:** De spanning tussen 'links' en 'rechts' in het Belgische model weerspiegelt de voortdurende discussie over de balans tussen democratische participatie en staatsstabiliteit, en de rol van verschillende maatschappelijke groepen in het politieke proces.
---
# Imperialisme, kolonialisme en de uitdager van het Sovjet-communisme
Dit onderwerp verkent de historische context van imperialisme en kolonialisme, de rechtvaardigingen hiervoor in het internationale recht, en introduceert het Sovjet-communisme als een uitdager van de bestaande internationale orde.
### 3.1 Imperialisme en kolonialisme
Imperialisme en kolonialisme waren dominante krachten in de internationale betrekkingen, met het internationaal recht dat werd ingezet als instrument voor expansie en controle.
#### 3.1.1 Rechtvaardiging van imperialisme in het 19de-eeuwse internationaal recht
In de 19de eeuw kende het klassiek internationaal recht een periode waarin oorlog werd beschouwd als een legitiem middel voor het beslechten van geschillen tussen Westerse landen. Beide partijen werden geacht gelijk recht te hebben om oorlog te voeren, waarbij de overwinning bepaalde wie aanspraak kon maken op grondgebied, rechten of geldelijke compensaties. Dit werd ook wel omschreven als "imperiaal internationaal recht", waarin het gebruik van gewapende represailles diende als sanctie voor onrechtmatige daden. De partij die het doelwit was van deze represailles had geen recht om geweld te gebruiken ter verdediging en werd aansprakelijk gehouden voor de gemaakte kosten en geleden schade.
Een centraal element hierbij was de zogenaamde "beschavingsmissie" van de 19e eeuw. Deze missie stelde dat modernisering gelijkstond aan verwestersing en dat er sprake was van drie niveaus van beschaving. Dit leidde tot de doctrine van erkenning, die echter elementen van discriminatie bevatte. Dit uitte zich in ongelijke (handels)verdragen, de toepassing van militaire vergelding (represailles) en extraterritoriale jurisdictie, waarbij burgers van het ene land buiten de rechtsmacht van het andere land vielen.
De kernvraag die hierbij speelde, was of niet-Westerse beschavingen legitieme aanspraken konden maken op eigendom (dominium) en bestuur of soevereiniteit (imperium). In de 13e tot 16e eeuw werd de theorie van *dilatatio* (uitbreiding) gehanteerd, terwijl dit in de 19e en 20e eeuw evolueerde naar de theorie van *occupatio* (inbezitneming). Dit laatste principe werd toegepast op gebieden als Afrika, die als *terra nullius* (niemandsland) werden beschouwd, zoals geïllustreerd door het Congres van Berlijn.
> **Tip:** Begrijp de verschuiving in de rechtvaardiging van kolonisatie van *dilatatio* naar *occupatio* en de implicaties van de *terra nullius* doctrine.
> **Voorbeeld:** Het Congres van Berlijn (1884-1885) formaliseerde de verdeling van Afrika onder Europese machten, waarbij de principes van *occupatio* en de erkenning van de "beschavingsmissie" een cruciale rol speelden.
### 3.2 De uitdager: het Sovjet-communisme
Het Sovjet-communisme presenteerde zich als een radicale uitdager van de bestaande internationale rechtsorde en de liberale constitutionele modellen.
#### 3.2.1 De Russische Revolutie en de opkomst van de Sovjet-Unie
De Russische Revolutie van 1917 markeerde het begin van een ingrijpende politieke en sociale transformatie. De revolutie kende twee belangrijke sporen:
1. **Eerste spoor:** De vorming van een nieuwe liberale regering die in afwachting was van een constitutionele conventie en de opstelling van een nieuwe grondwet.
2. **Tweede spoor:** De opkomst van sovjets (raden) van linkse partijen.
De Julirevolutie van 1917 bracht een regering onder leiding van de linkse politicus Kerenski aan de macht. In deze periode pleitte Lenin voor "alle macht aan de sovjets", wat inhield dat het eerste spoor moest worden afgeschaft.
De Oktoberrevolutie van 1917 (24 en 25 oktober) resulteerde in de overdracht van alle macht aan de sovjets. Op 26 oktober en in januari 1918 grepen de Bolsjewieken echter de alleenheerschappij binnen de sovjets. De Grondwet van 1918 consolideerde deze macht formeel. De daaropvolgende burgeroorlogen van 1918 tot 1922 leidden tot de feitelijke onderwerping van Rusland. Tussen 1922 en 1940 werd de Sovjet-Unie gevormd door de opname van eerder "verloren gebieden". Gedurende deze periode werden verschillende grondwetten aangenomen: in 1924, 1936 en 1977.
> **Tip:** Concentreer je op de fasen van de Russische Revolutie en de consolidatie van de Bolsjewistische macht, evenals de vorming van de Sovjet-Unie.
#### 3.2.2 Communistische ideologie en staatsstructuur
Het Sovjet-communisme radicaliseerde het democratische model door de ideologie van de "dictatuur van het proletariaat" en de "rol van de voorhoede van de partij". Dit leidde tot een staatsstructuur die radicaal afweek van Westerse modellen:
* **Geen scheiding der machten:** In plaats van de traditionele scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, werd een piramide van volksraden geïnstalleerd.
* **Geen professionele bureaucratie of magistratuur:** De staatsinstellingen werden ideologisch gestuurd en kenden geen professionele afstandelijkheid.
Dit model stond in schril contrast met de principes van de rechtstaat en de trias politica die in Westerse landen centraal stonden.
### 3.3 De revolutie in oorlog en gewapend geweld
Het 20e-eeuwse internationale recht onderging een radicale transformatie op het gebied van oorlog en gewapend geweld, mede onder invloed van uitdagers zoals het Sovjet-communisme.
#### 3.3.1 Evolutie van internationaal recht met betrekking tot oorlog
* **Klassiek internationaal recht (19e eeuw):** Oorlog was een legitiem middel om geschillen tussen Westerse landen te beslechten.
* **Moderne internationaal recht (20e eeuw):**
* **Vrede van Versailles (1919):** Duitsland werd schuldig bevonden aan agressie en aansprakelijk gesteld voor alle schade en kosten.
* **Convenant van de Volkenbond:** Agressie werd een zaak van alle leden, met een systeem van collectieve veiligheid. Er ontstonden procedurele obstakels voor oorlog.
* **Pact van Parijs (1928):** Oorlog werd als instrument van nationaal beleid verworpen en was dus in principe altijd onrechtmatig.
* **Handvest van de Verenigde Naties:** Gewapend geweld is sindsdien in principe altijd onrechtmatig, met slechts twee wettelijk erkende uitzonderingen. Dit resulteerde in vier belangrijke rechtsgevolgen voor de internationale orde.
> **Voorbeeld:** De oprichting van de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog markeerde een cruciaal keerpunt in de poging om oorlog als middel van staatsbeleid uit te bannen, met het principe van collectieve veiligheid als centraal element.
De opkomst van het Sovjet-communisme, met zijn focus op internationale revolutie en de afwijzing van de bestaande kapitalistische internationale orde, bood een fundamenteel alternatief voor de liberale, Westerse constitutionele modellen en het internationaal recht zoals dat zich in de 19e eeuw had ontwikkeld. Dit vormde een significante uitdaging voor de gevestigde internationale verhoudingen en rechtssystemen.
---
# De sociale welvaartsstaat en de revolutie in internationaal recht
Dit gedeelte behandelt de ontwikkeling van de sociale welvaartsstaat binnen de nieuwe internationale rechtsorde en de ingrijpende veranderingen in het internationale recht met betrekking tot oorlog en gewapend geweld.
## 4. De sociale welvaartsstaat
### 4.1 De sociale welvaartsstaat binnen de nieuwe internationale rechtsorde
De opkomst van de sociale welvaartsstaat is nauw verbonden met de evolutie van de internationale rechtsorde, met name vanaf de 20ste eeuw. Deze ontwikkeling weerspiegelt een verschuiving in de nadruk van louter vrede en stabiliteit tussen staten naar een bredere focus op welzijn en sociale rechtvaardigheid, zowel binnen als tussen naties. De concepten van grondrechten en mensenrechten spelen hierin een cruciale rol, aangezien ze een basis bieden voor staatsinterventie ten gunste van de burger.
### 4.2 De revolutie in internationaal recht: oorlog en gewapend geweld
De periode na de Eerste Wereldoorlog markeert een radicale omwenteling in het internationaal recht met betrekking tot oorlog en het gebruik van gewapend geweld. Voorheen werd oorlog binnen de Westerse landen beschouwd als een legitiem middel om geschillen te beslechten, waarbij beide partijen als gelijk in hun recht werden beschouwd. De overwinning bepaalde de uitkomst, inclusief territoriale winsten of financiële compensaties.
#### 4.2.1 Klassiek internationaal recht (19de eeuw)
Het klassieke internationale recht, zoals dat in de 19de eeuw bestond, kende oorlog als een geaccepteerd instrument voor internationale betrekkingen tussen Westerse landen. De doctrine van het 'imperiaal internationaal recht' toestond het gebruik van gewapende represailles als sanctie voor onrechtmatige daden. Het doelwit van dergelijke represailles had geen recht om geweld te gebruiken ter verdediging en werd aansprakelijk gesteld voor de gemaakte kosten en geleden schade.
#### 4.2.2 Modern internationaal recht (20ste eeuw)
De 20ste eeuw bracht een fundamentele herziening van deze principes met zich mee:
* **Vrede van Versailles (1919):** Deze vrede legde Duitsland de schuld voor agressie op en verklaarde dat het geen recht had op oorlog. Duitsland werd aansprakelijk gesteld voor alle schade en kosten.
* **Convenant van de Volkenbond:** Dit convenant introduceerde het concept van collectieve veiligheid, waarbij agressie werd beschouwd als een zaak die alle leden aanging. Er werden echter procedurele hindernissen ingevoerd.
* **Pact van Parijs (1928):** Dit pact ging een stap verder door oorlog per definitie als onrechtmatig te bestempelen.
* **Handvest van de Verenigde Naties:** Dit handvest verbiedt het gebruik van gewapend geweld, met slechts twee specifieke uitzonderingen. Er worden vier rechtsgevolgen aan dit verbod verbonden.
> **Tip:** De evolutie van het internationaal recht met betrekking tot oorlog weerspiegelt een groeiend besef van de destructieve gevolgen van gewapend conflict en de noodzaak van een collectieve veiligheidsbenadering.
#### 4.2.3 De Noord-Atlantische revolutie en de sociale welvaartsstaat
De Noord-Atlantische revolutie, die zich ook manifesteerde in de vorming van de sociale welvaartsstaat, is niet los te zien van deze veranderingen in het internationaal recht. De nadruk op grondrechten en mensenrechten, die centraal staat in de moderne internationale rechtsorde, vormt de basis voor de erkenning van sociale en economische rechten die kenmerkend zijn voor de welvaartsstaat. Het idee dat staten een verantwoordelijkheid hebben voor het welzijn van hun burgers, werd versterkt door de internationale normen en verdragen die na de wereldoorlogen tot stand kwamen.
> **Voorbeeld:** De erkenning van het recht op sociale zekerheid en passende leefomstandigheden, zoals vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen, legitimeert en stimuleert de ontwikkeling van sociale vangnetten en diensten door de overheid, kenmerkend voor de welvaartsstaat.
De Russische Revolutie en de opkomst van het Sovjetcommunisme vormden een ideologische uitdager van het Westerse model, maar droegen paradoxaal genoeg ook bij aan de internationale discussie over sociale rechtvaardigheid en de rol van de staat, wat de verdere ontwikkeling van de welvaartsstaat beïnvloedde. De spanning tussen 'links' en 'rechts' in de politieke discussie, met betrekking tot de mate van directe inspraak en de omvang van het kiesrecht, weerspiegelt de voortdurende debatten over de invulling van democratie en volkssoevereiniteit.
### 4.3 Grondrechten en mensenrechten als pijlers
De moderne internationale rechtsorde, die de welvaartsstaat mede heeft gevormd, is sterk gebaseerd op de erkenning en bescherming van grondrechten en mensenrechten. Deze rechten vormen niet alleen de basis voor de bescherming van individuen tegen de staat, maar ook voor de legitieme interventie van de staat ten gunste van het welzijn van haar burgers. De internationale mensenrechtenkaders bieden een normatief fundament voor het streven naar sociale rechtvaardigheid en gelijkheid, wat de kern vormt van de sociale welvaartsstaat.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ancien régime | De periode in de Franse geschiedenis vóór de Franse Revolutie (ongeveer 16e tot 18e eeuw), gekenmerkt door een monarchie, een standenmaatschappij en een feodaal systeem. |
| Soevereiniteit (extern) | Het vermogen van een staat om onafhankelijk te opereren op het internationale toneel en niet onderworpen te zijn aan de autoriteit van andere staten. |
| Soevereiniteit (intern) | Het hoogste gezag binnen de eigen staatsgrenzen, waarbij de staat de exclusieve bevoegdheid heeft om wetten te maken, af te dwingen en belastingen te heffen. |
| Rechtsmacht | De bevoegdheid om recht te spreken, wetten te handhaven en geschillen te beslechten binnen een bepaald gebied of over bepaalde personen. |
| Feodaliteit | Een middeleeuws sociaal, politiek en economisch systeem gebaseerd op persoonlijke trouw en wederzijdse verplichtingen tussen leenmannen en leenheren, vaak met landbezit als basis. |
| Standenmaatschappij | Een maatschappelijke ordening die is opgedeeld in verschillende sociale groepen of standen (zoals geestelijkheid, adel en burgers), met strikte hiërarchieën en beperkte sociale mobiliteit. |
| Patrimonialisme | Een politieke theorie waarbij de heerser zijn ambt en de daarmee gepaard gaande macht als persoonlijk bezit beschouwt, vergelijkbaar met het beheer van een landgoed of huishouden. |
| Absolutisme | Een regeringsvorm waarbij de monarch of heerser absolute en onbeperkte macht bezit, vaak gesteund door het idee van goddelijk recht, zonder constitutionele beperkingen. |
| Natuurrecht | Een filosofisch concept dat stelt dat er universele, inherente rechtsbeginselen bestaan die voortkomen uit de menselijke rede of de natuurlijke orde, onafhankelijk van menselijke wetgeving. |
| Positief recht | Het door mensen gemaakte recht dat geldt binnen een bepaalde gemeenschap op een bepaald moment, zoals grondwetten, wetten en verordeningen, ter onderscheiding van natuurrecht. |
| Natiestaat | Een politieke entiteit waarin de grenzen van de staat grotendeels samenvallen met de grenzen van een natie of een cultureel homogene bevolkingsgroep, gebaseerd op gedeelde identiteit. |
| Volkssoevereiniteit | Het principe dat de ultieme politieke macht en autoriteit in een staat berust bij het volk, dat deze macht uitoefent, direct of indirect via vertegenwoordigers. |
| Checks and balances | Een systeem van wederzijdse controle en evenwicht tussen de verschillende takken van de overheid (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Grondwettelijke toetsing (constitutional review) | Het proces waarbij rechtbanken of andere organen de wettigheid van wetten en overheidsbeslissingen toetsen aan de grondwet om te bepalen of deze in overeenstemming zijn. |
| Imperialisme | Het beleid van een staat om zijn macht en invloed uit te breiden door kolonisatie, militaire overheersing of economische controle over andere gebieden of volkeren. |
| Kolonialisme | Het beleid van een staat om andere gebieden te veroveren, te bezetten en te besturen, vaak met als doel economische exploitatie en politieke dominantie. |
| Sovjet-communisme | Een politieke en economische ideologie en systeem gebaseerd op de principes van marxisme-leninisme, dat streeft naar een klasseloze maatschappij, staatsbezit van productiemiddelen en een eenpartijstelsel. |
| Sociale welvaartsstaat | Een staat die een actieve rol speelt in het waarborgen van het welzijn van zijn burgers door middel van sociale voorzieningen, economische regulering en herverdeling van inkomen. |
| Internationaal recht | Het geheel van regels en beginselen dat de betrekkingen tussen staten en andere internationale actoren regelt, met inbegrip van verdragen, gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen. |
| Gewapend geweld | Het gebruik van militaire of paramilitaire middelen door staten of niet-statelijke actoren, met name in de context van conflicten en oorlogsvoering. |
| Pax Americana | Een periode van relatieve vrede en stabiliteit in de wereld, die grotendeels wordt toegeschreven aan de dominantie en invloed van de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog. |