Cover
ابدأ الآن مجانًا Belgisch publiekrecht SV (1).pdf
Summary
# De Belgische staat: ontstaan en kenmerken
De Belgische staat: ontstaan en kenmerken omvat de historische context van de vorming van België, de elementen die nodig zijn om als staat te worden beschouwd, en de consequenties van die staatskwalificatie.
## 1. Het ontstaan van de Belgische staat
Het ontstaan van staten kan op twee manieren gebeuren: oorspronkelijk en afgeleid. Oorspronkelijk ontstaat een staat wanneer mensen zich vestigen op een onbewoond gebied, wat vandaag de dag zelden voorkomt buiten de Zuidpool. Hedendaags is het ontstaan van staten meestal afgeleid en kent het verschillende vormen: dekolonisatie, secessie (afscheiding van een deel van een staat), dismembratio (uiteenvallen van een staat) en fusie (samenvoeging van staten) [2](#page=2).
### 1.1 De vorming van België
België is specifiek ontstaan door secessie in 1830, waarbij het zich afscheidde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dit Koninkrijk werd in 1814 gevormd door het Congres van Wenen, met als doel een bufferstaat te creëren in Europa om de Franse macht te beheersen. De zuidelijke provincies (het latere België) waren echter al snel ontevreden om diverse redenen [2](#page=2) [3](#page=3):
* Economische tegenstellingen tussen de handel in het noorden en de industrie in het zuiden [3](#page=3).
* Politieke ondervertegenwoordiging van het zuiden [3](#page=3).
* Inmenging in het onderwijs en religieuze spanningen tussen het protestantse noorden en het katholieke zuiden [3](#page=3).
* Beknotting van de persvrijheid [3](#page=3).
* Taalverschillen: het noorden was Nederlandstalig, terwijl Wallonië Franstalig was. De elite in Vlaanderen was eveneens Franstalig [3](#page=3).
Koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden probeerde zijn gezag te handhaven, wat leidde tot een "monsterverbond" van zuidelijke elites tegen het Nederlandse bewind. Dit culmineerde in de uitroeping van de Belgische onafhankelijkheid op 4 oktober 1830 door het voorlopig bewind [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijp de historische context van de vorming van België door de specifieke grieven van de zuidelijke provincies onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden te kennen.
## 2. Constitutieve elementen van een staat
Om als staat te worden gekwalificeerd, moet aan een aantal elementen worden voldaan. Deze zijn [3](#page=3):
### 2.1 Permanente bevolking
Een staat vereist een permanente bevolking. Op 1 januari 2021 telde België 11.507.163 inwoners [3](#page=3).
### 2.2 Afgebakend gebied (territorium)
Een staat heeft een afgebakend grondgebied, ook wel territorium genoemd. De grenzen van België zijn definitief vastgelegd bij het Verdrag van Maastricht in 1843 en het grenst aan Nederland, Duitsland, Luxemburg en Frankrijk, met een kustlijn aan de Noordzee. Territoriale grenzen kunnen echter veranderen, soms door uitwisseling van gebieden, en wijzigingen vereisen een wet [3](#page=3).
### 2.3 Effectieve overheid
Een staat moet beschikken over een effectieve overheid die de taken van een staat uitoefent. Dit omvat het maken, uitvoeren en toepassen van wetten (wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht). Dit gezag is hiërarchisch georganiseerd, van nationale (federale) overheden tot deelstatelijke en lokale overheden [3](#page=3).
### 2.4 Onafhankelijk opereren in het internationale rechtsverkeer
Een staat moet op eigen gezag betrekkingen kunnen onderhouden met andere staten. Volgens het Verdrag van Montevideo maken federale staten voor internationaal recht slechts één rechtspersoon uit. Dit uit zich in diplomatie, lidmaatschap van internationale organisaties zoals de VN, en het sluiten van talloze verdragen [3](#page=3).
### 2.5 Internationale erkenning
Internationale erkenning is een declaratieve handeling die het bestaan van een nieuwe staat bevestigt. Het is een eenzijdige en niet-verplichte handeling, gebaseerd op geopolitieke overwegingen. Staten worden erkend, niet hun regeringen. Voor België was het Verdrag der XXIV artikelen (Verdrag van Londen) in 1839 cruciaal voor de erkenning door Nederland, na een periode van oorlog. Europese mogendheden erkenden België doorgaans sneller [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** Het onderscheid tussen de constitutieve elementen is belangrijk. Denk eraan dat internationale erkenning een *declaratieve* handeling is, geen *constitutieve*, hoewel het wel de praktische werking van een staat in het internationale toneel beïnvloedt.
## 3. Gevolgen van de kwalificatie als staat
Wanneer een entiteit als staat wordt gekwalificeerd, brengt dit specifieke juridische gevolgen met zich mee, waaronder rechtspersoonlijkheid en soevereiniteit.
### 3.1 Rechtspersoonlijkheid
Rechtspersoonlijkheid betekent dat de staat kan optreden als een afzonderlijke entiteit [4](#page=4).
* **Extern:** De staat kan rechten en plichten dragen in het internationaal recht, bijvoorbeeld door het sluiten van verdragen [4](#page=4).
* **Intern:** De staat kan op nationaal niveau worden beschouwd als een afzonderlijke juridische entiteit, bijvoorbeeld bij het heffen van belastingen [4](#page=4).
### 3.2 Soevereiniteit
Soevereiniteit omvat zowel een externe als een interne component [4](#page=4).
* **Extern:** De staat heeft het recht om ongestoord te functioneren zonder dwang van andere staten. Dit principe van soevereine gelijkheid impliceert het non-interventiebeginsel: staten mogen zich niet in elkaars aangelegenheden mengen en er is een verbod op fysiek geweld [4](#page=4).
* **Intern:** De staat heeft het recht om zijn eigen rechtsordening te bepalen, inclusief wetgeving en procedures [4](#page=4).
De Belgische Grondwet weerspiegelt deze soevereiniteitsgedachte:
* Artikel 33 GW stelt dat "Alle machten gaan uit van de Natie", wat betekent dat de bevoegdheden binnen België voortkomen uit de Belgische natie [4](#page=4).
* Artikel 34 GW staat bevoegdheidsoverdrachten aan internationale organisaties toe [4](#page=4).
### 3.3 Rechtsmacht
Rechtsmacht is de juridische erkenning van de mogelijkheid om gezag uit te oefenen, zoals het maken, uitvoeren en toepassen van wetten, en het uitoefenen van fysieke dwang [4](#page=4).
* **Uitvoeringshandelingen:** De rechtsmacht is territoriaal gebonden; het betreft personen, gebeurtenissen en zaken op het eigen grondgebied, met uitzondering van immuniteiten [4](#page=4).
* **Normerende of rechtsprekende handelingen:** De rechtsmacht kan minder strikt territoriaal zijn. Staten kunnen bijvoorbeeld normen opleggen aan personen die zich niet op hun grondgebied bevinden of rechtspreken over gebeurtenissen die elders hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld op basis van de nationaliteit van de betrokkenen [4](#page=4).
> **Tip:** Het onderscheid tussen externe en interne soevereiniteit is fundamenteel voor het begrijpen van de positie van een staat in de wereld en binnen zijn eigen grenzen. De grondwet bevat vaak expliciete bepalingen die deze soevereiniteit waarborgen of regelen.
## 4. Gezagsuitoefening in de staat na Verlichting
Na de Verlichting werd het absolutisme verworpen en ontstond er een streven naar vrijheid en gelijkheid, wat de basis vormde voor de moderne staatsinrichting. België wordt gekarakteriseerd als een meergelaagde, democratische rechtsstaat in Europa [2](#page=2) [4](#page=4).
---
# De democratische rechtsstaat en de scheiding der machten
Dit onderdeel onderzoekt het concept van de democratische rechtsstaat, de trias politica (scheiding der machten) en de checks and balances die zorgen voor een evenwichtige machtsuitoefening binnen de staat.
### 2.1 Gezagsuitoefening in de staat na de Verlichting
Na de Verlichting werd het absolutisme verworpen ten gunste van een streven naar vrijheid en gelijkheid [4](#page=4).
### 2.2 De scheiding der machten (trias politica)
Het uitgangspunt van de scheiding der machten is dat gezagsdragers minder gelegenheid hebben om hun autoriteit te misbruiken wanneer de macht verspreid is over verschillende, in beginsel onafhankelijke organen. Dit principe, geformuleerd door Montesquieu, stelt dat machthebbers verleid worden om macht te misbruiken, en daarom moet de uitoefening van macht worden verdeeld over verschillende entiteiten die onafhankelijk van elkaar opereren. Het is een ongeschreven grondwettelijk beginsel waarbij elke macht wordt gecontroleerd door een tegenmacht [5](#page=5).
De klassieke opdeling omvat de volgende functies:
* **Wetgevende functie**: Het uitvaardigen van rechtsregels met een algemeen karakter [5](#page=5).
* **Bestuursfunctie**: Het verfijnen van algemene normen, bepaald door de wetgevende macht, en het toepassen ervan in concrete gevallen, met een beleidsrol [5](#page=5).
* **Rechterlijke macht**: Het oplossen van geschillen die voortvloeien uit de toepassing van algemene normen en het toezien op de naleving ervan. Deze macht moet onafhankelijk en onpartijdig zijn [5](#page=5).
#### 2.2.1 Checks and balances
De scheiding der machten is geen orthodoxe scheiding, maar een systeem van wederzijdse controle en samenwerking, bekend als checks and balances. Dit betekent dat de verschillende machten elkaar controleren en samenwerken [5](#page=5).
Voorbeelden van deze controles zijn:
* De Kamer controleert de Koning [5](#page=5).
* De Koning maakt mede wetten en kan wetten uitvoeren, en kan soms de Kamer ontbinden [5](#page=5).
* De wetgever bepaalt het statuut van de rechters en de regels die zij moeten toepassen [5](#page=5).
* De Koning benoemt rechters/magistraten en staat in voor de uitvoering van rechterlijke beslissingen [5](#page=5).
* Rechters controleren beide andere machten en moeten verantwoording afleggen, met een motiveringsplicht [5](#page=5).
Soms is er sprake van een diffuse taakverdeling, zoals bij parlementair onderzoek, gratieverlening of naturalisatie. Ook de rechtsvormende rol van de rechter, die verplicht is te rechtspreken zelfs bij onduidelijke of lacunaire wetten, draagt bij aan deze diffuse taakverdeling [5](#page=5).
De machtenscheiding geldt ook tussen de federale overheid, de deelstaten en de Europese Unie [5](#page=5).
### 2.3 De rechtsstaat
Een rechtsstaat is een staat waarin de gezagsdragers gebonden zijn aan het objectieve, democratisch tot stand gekomen recht, waarvan zij de toepassing verzekeren. Bovendien wordt de bevoegdheid van de gezagsdragers beperkt door de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers, en zijn de rechtsregels afdwingbaar voor een onafhankelijke rechtbank [5](#page=5).
#### 2.3.1 Formele voorwaarden (dunne opvatting)
De formele voorwaarde van de rechtsstaat is dat de overheid zelf onderworpen is aan het recht (rule of law). De overheid moet de rechtsregels die voor haar gelden, respecteren en staat niet boven of buiten het recht. Dit sluit willekeur uit, wat betekent dat de overheid niet zomaar naar eigen goeddunken kan handelen. Politieke staatsmachten moeten de juridische principes en regels naleven bij het maken of uitvoeren van nieuwe rechtsnormen. Dit wordt ook wel het rechtmatigheidsbeginsel genoemd. Een probleem hierbij is dat zonder inhoudelijke grenzen, de overheid rechtsregels kan opleggen die individuele personen niet gelijkwaardig behandelen [6](#page=6).
#### 2.3.2 Materiële voorwaarden (dikke opvatting)
De materiële voorwaarden leggen inhoudelijke eisen aan het recht:
* **Voldoende zekerheid van de inhoud van het recht**: De regels moeten toegankelijk, duidelijk en consistent zijn. Idealiter is het recht stabiel en voorspelbaar, en moeten procedures transparant zijn [6](#page=6).
* **Democratische totstandkoming van het recht**: Het recht moet democratisch tot stand komen, bijvoorbeeld door geheime verkiezingen en verantwoording van machthebbers [6](#page=6).
* **Respect voor grondrechten**: Het recht moet bepaalde grenzen stellen en minimale rechten waarborgen om tirannie van de meerderheid te voorkomen [6](#page=6).
* **Afdwingbaarheid voor de rechter**: Het recht moet afdwingbaar zijn voor de rechter, wat rechtsbescherming biedt tegen de overheid via het rechtmatigheidsbeginsel [6](#page=6).
> **Tip:** De rechtsstaat, democratie en grondrechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Grondrechten zijn alleen effectief als de rechter de naleving ervan kan afdwingen, en democratie zorgt ervoor dat machthebbers ter verantwoording kunnen worden geroepen, wat de rechtsstaat in stand houdt [6](#page=6).
België wordt beschouwd als een democratische rechtsstaat. Uitdagingen voor de democratische rechtsstaat ontstaan bij het vinden van een balans tussen de vereisten van de rechtsstaat en de noodzaak om maatschappelijke problemen op te lossen. Dit kan leiden tot achteruitgang door nevenschade van oplossingen voor complexe problemen of door graduele ingrepen van leiders met autocratische neigingen. De vraag rijst of een dictator een wereldprobleem zou kunnen oplossen, wat de kwetsbaarheid van democratische rechtsstaten onderstreept [6](#page=6).
België is sinds 1831 een nieuwe parlementaire democratie, aanvankelijk als een gewone meerderheidsdemocratie [6](#page=6).
> **Example:** Een voorbeeld van de formele rechtsstaat is dat de politie een wettelijke basis moet hebben om iemand te arresteren; ze kunnen niet zomaar willekeurig iemand oppakken. Een voorbeeld van materiële voorwaarden is dat een wet die discrimineert op basis van ras, niet in overeenstemming zou zijn met de grondrechten en dus niet voldoet aan de materiële eisen van de rechtsstaat [6](#page=6).
---
# De meergelaagde structuur van België en de Europese Unie
Dit document onderzoekt de evolutie van België naar een federale staat, de rol van gemeenschappen en gewesten, en de invloed van de Europese Unie op de staatsmacht en wetgevingsprocedures.
### 3.1 De evolutie van België naar een federale staat
#### 3.1.1 De oorsprong van communautaire spanningen
België kende aanvankelijk communautaire spanningen die voornamelijk gebaseerd waren op taaldiscriminatie en taalconflicten, met name tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Dit manifesteerde zich in de wetgeving, het bestuur, het gerecht en het onderwijs, waarbij het Frans dominant was. De Gelijkheidswet van 1898 zorgde voor de verplichting om wetgeving zowel in het Nederlands als in het Frans op te stellen, hoewel dit pas na bijna 70 jaar effectief werd toegepast. De invoering van de taalgrens in 1962 en de tienjaarlijkse talentellingen waren pogingen om de taalverhoudingen te reguleren, maar fricties bestaan tot op heden, met name in Brussel en de randgemeenten [7](#page=7).
#### 3.1.2 Consociationalisme en groepsautonomie
Sinds 1970 kent België elementen van consociationalisme of consensusdemocratie, waarbij verschillende groepen met etnische, religieuze of linguïstische kenmerken akkoorden sluiten om conflicten te vermijden en vrede te bewaren. Dit uit zich in de regeringsvorming, waar evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen moeten zetelen en waar bijzonderemeerderheidswetten enkel goedgekeurd worden met instemming van beide taalgroepen. In ruil voor deze consensus kregen de Nederlandstaligen meer autonomie voor hun eigen groep [7](#page=7).
#### 3.1.3 Federalisering en de opbouw van deelstaten
Na een aanvankelijk unitaire staatsstructuur, onderging België sinds 1970 een federalisering. Dit leidde tot de oprichting van nationale en deelstatelijke overheden, met principes van *self-rule* (autonomie) en *shared rule* (participatie). Dit proces, gekenmerkt door zowel centripetale als centrifugale ontwikkelingen, wordt beschreven door zes staatshervormingen tussen 1970 en 2014 [8](#page=8) [9](#page=9).
* **1970 (Eerste staatshervorming):** Oprichting van drie cultuurgemeenschappen (Vlaams, Frans, Duitstalig). Verankering van taalgebieden in de Grondwet [8](#page=8).
* **1980 (Tweede staatshervorming):** Inrichting van de Vlaamse en Waalse Gewesten, transformatie van cultuurgemeenschappen tot gemeenschappen met persoonsgebonden bevoegdheden [9](#page=9).
* **1988 (Derde staatshervorming):** Overdracht van onderwijsbevoegdheden naar gemeenschappen en oprichting van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest [9](#page=9).
* **1993 (Vierde staatshervorming):** België wordt een federale staat. Rechtstreekse verkiezing van deelstaatparlementen en internationale bevoegdheden voor deelstaten [9](#page=9).
* **2001 (Vijfde staatshervorming):** Overdracht van diverse bevoegdheden en aanpassing van de financiering van gemeenschappen [9](#page=9).
* **2011-2014 (Zesde staatshervorming):** Hervorming van Brusselse instellingen, overdracht van bevoegdheden en uitbreiding van fiscale autonomie van de gewesten [9](#page=9).
#### 3.1.4 Confederalisme versus Federalisme
De klassieke definitie van confederalisme omvat onafhankelijke staten die samenwerken, waarbij de partners hun soevereiniteit behouden. Hoewel België bepaalde consensuskenmerken vertoont, missen de deelstaten de *Kompetenz-Kompetenz* (bevoegdheid om bevoegdheden te bepalen), wat impliceert dat de Belgische staat de autonomie van de deelstaten bepaalt [8](#page=8).
#### 3.1.5 Bevoegdheidsverdeling op deelstatelijk niveau
De bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten is verankerd in de Grondwet of bij bijzondere wet, met moeilijke wijzigingsprocedures die brede consensus vereisen. De deelstaten bezitten autonomie en zijn gelijk aan elkaar, zonder hiërarchische verhouding met de federale overheid of onderling. Het exclusiviteitsbeginsel geldt als regel, maar nuances zoals gedeelde exclusiviteit en concurrerende bevoegdheden bestaan [62](#page=62).
* **Gemeenschapsbevoegdheden:** Omvatten cultuur en onderwijs, met specifieke bepalingen voor de Duitstalige Gemeenschap. Ook persoonsgebonden aangelegenheden zoals gezondheid en welzijn vallen hieronder [64](#page=64).
* **Gewestbevoegdheden:** Zijn voornamelijk grondgebonden, zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu en economie. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (BHG) heeft vergelijkbare bevoegdheden. Er bestaat asymmetrie, waarbij de uitoefening van bevoegdheden kan worden overgedragen tussen gemeenschappen en gewesten [65](#page=65).
* **Instrumentele bevoegdheden:** Deelstaten kunnen zelf verdragen sluiten, overtredingen van eigen normen strafbaar stellen en beschikken over een autonome belastingbevoegdheid [65](#page=65).
#### 3.1.6 Verhoudingen tussen entiteiten en samenwerking
De verhoudingen tussen de federale entiteiten kenmerken zich door de noodzaak tot interactie en beleidscoördinatie. Het overlegcomité is een centraal orgaan voor dit overleg, met een dubbele pariteit (NL/FR en federaal/deelstatelijk). Samenwerkingsvormen variëren van informatieplichten tot samenwerkingsakkoorden en gezamenlijke decreten. Er zijn procedures voor belangenconflicten, waarbij de opportuniteit van een maatregel centraal staat en bevoegdheidsconflicten, die de legaliteit van maatregelen aangaan en door rechtbanken of het Grondwettelijk Hof beslecht kunnen worden [66](#page=66) [68](#page=68).
### 3.2 De Europese Unie en de impact op staatsmacht
#### 3.2.1 Europese integratie en verdragen
De Europese Unie (EU) is voortgekomen uit opeenvolgende Europese verdragen, beginnend met de EGKS in 1951 en de EEG in 1958, gericht op economische integratie en de voltooiing van de interne markt. De Europese Akte van 1986 versterkte de interne markt met de vrijheid van goederen, personen, diensten en kapitaal. Het Verdrag van Maastricht in 1992 leidde tot de oprichting van de Europese Unie, met een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid en samenwerking op justitie- en binnenlandse zaken. Het Verdrag van Lissabon in 2009 paste de structuur en werking van de EU aan [10](#page=10).
#### 3.2.2 Europeanisering van de staatsmacht
De EU leidt tot een "europeanisering" van de staatsmacht door de overdracht van (de uitoefening van) bevoegdheden, gebaseerd op artikel 34 van de Belgische Grondwet. De EU is geen staat, maar heeft supranationale kenmerken met eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke instellingen [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 3.2.3 De positie van Europees recht in de nationale rechtsorde
Europees recht, met name primair Unierecht (VEU, VWEU, Handvest), vervult een grondwettelijke rol. Het is rechtstreeks toepasselijk in lidstaten met een monistisch rechtssysteem, zoals België. Unierecht heeft rechtstreekse werking indien het duidelijk en onvoorwaardelijk is [15](#page=15).
#### 3.2.4 Europese wetgevingsprocedure
De Europese wetgevingsprocedure, zoals de gewone wetgevingsprocedure (codecisie), verloopt via initiatief van de Commissie, behandeling door het Parlement en de Raad, waarbij gekwalificeerde meerderheid vaak vereist is [32](#page=32).
#### 3.2.5 Bevoegdheidsverdeling binnen de EU
Binnen de EU is de bevoegdheidsverdeling geregeld in de VEU en VWEU. Er zijn exclusieve bevoegdheden (bv. douane-unie), gedeelde bevoegdheden (lidstaten treden op als de EU niet optreedt, bv. milieu) en ondersteunende bevoegdheden (EU coördineert en vult aan, bv. onderwijs). Algemene beginselen zoals subsidiariteit, evenredigheid en loyale samenwerking sturen de uitoefening van EU-bevoegdheden [68](#page=68).
#### 3.2.6 Verordeningen en Richtlijnen
* **Verordeningen:** Hebben algemene strekking, zijn rechtstreeks toepasselijk en hoeven niet te worden omgezet in nationaal recht, maar kunnen wel uitvoeringsmaatregelen vereisen. Ze hebben rechtstreekse werking, zowel verticaal als horizontaal [32](#page=32).
* **Richtlijnen:** Zijn bindend ten aanzien van het te bereiken resultaat, maar lidstaten bepalen zelf hoe ze dit nastreven. Omzetting in nationale wetgeving is vereist, en burgers kunnen zich op een richtlijn beroepen, zelfs indien deze nog niet is omgezet [32](#page=32).
### 3.3 De meergelaagde structuur in de praktijk
#### 3.3.1 Het deelstatelijke niveau
Deelstaatparlementen zijn unicameraal en kennen constitutieve autonomie. Decreten en ordonnanties worden aangenomen met meerderheid van stemmen, met soms specifieke vereisten voor taalgroepen. De alarmbelprocedure is een mechanisme om belangen van gemeenschappen te beschermen, maar de ideologische alarmbelprocedure, die levensbeschouwelijke minderheden beschermt, wordt zelden gebruikt [22](#page=22) [30](#page=30) [32](#page=32).
#### 3.3.2 Deelstaatregeringen
Deelstaatregeringen maken deel uit van de wetgevende macht en staan aan het hoofd van de uitvoerende macht. Ze beschikken over constitutieve autonomie en werken met vaste legislatures. Er is geen hiërarchische relatie met de federale overheid of onderlinge deelstaten. De samenstelling van de deelstaatregeringen verschilt, met asymmetrie en specifieke regels voor Brussel [41](#page=41) [42](#page=42) [62](#page=62).
#### 3.3.3 Deelstaatspecifieke instrumenten
* **Fiscale bevoegdheden:** Deelstaten hebben een autonome belastingbevoegdheid, geregeld in de Grondwet en de Bijzondere Financieringswet [65](#page=65).
* **Strafrecht:** Hoewel een federale residuaire bevoegdheid, kunnen deelstaten overtredingen van eigen normen strafbaar stellen [65](#page=65).
* **Verdragsluiting:** Deelstaten kunnen zelf verdragen sluiten ('in foro interno, in foro externo') [65](#page=65).
#### 3.3.4 Controle op de staatsmacht
* **Federale controle:** De Kamer van volksvertegenwoordigers controleert de federale regering en de geïntegreerde politie via organen als Comité P en Comité I. Koninklijke besluiten worden medeondertekend door een minister [47](#page=47).
* **Deelstatelijke controle:** Vertrouwen en controle op deelstaatregeringen gebeuren via moties van wantrouwen en vertrouwen [41](#page=41).
#### 3.3.5 Taalgebruik in de besturen
Het taalgebruik in federale, deelstatelijke en lokale besturen is geregeld door de Federale Bestuurstaalwet van 1966. De wet bepaalt het taalgebruik in de verschillende taalgebieden en faciliteitengemeenten. Sancties bij overtreding zijn nietigheid van de handeling [61](#page=61).
#### 3.3.6 Bevoegdheidsconflicten en -verdeling
Bevoegdheidsconflicten ontstaan wanneer een overheid haar materiële of territoriale bevoegdheden overschrijdt. Deze kunnen preventief (advies Afdeling Wetgeving RvS) of reactief (door rechters, Grondwettelijk Hof of Raad van State) gecontroleerd worden. De bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU kent exclusieve, gedeelde en ondersteunende bevoegdheden [68](#page=68).
---
# Grondrechten en hun bescherming
Grondrechten vertegenwoordigen de fundamentele rechten en vrijheden die een vrije en menswaardige samenleving waarborgen en afdwingbaar zijn [71](#page=71).
### 4.1 De evolutie van grondrechten op federaal niveau
De Belgische Grondwet van 1831 bevatte reeds een vooruitstrevende catalogus van grondrechten, sterk beïnvloed door het Verlichtingsdenken en de nadruk op individuele vrijheden. Aanvankelijk was deze catalogus klassiek-liberaal, met een focus op burgerlijke en politieke rechten die fungeerden als afweerrechten tegenover de overheid (nachtwakersstaat). Later werd dit uitgebreid met economische, sociale en culturele rechten om een vrij en menswaardig bestaan te garanderen, wat wijst op een evolutie naar een verzorgingsstaat [71](#page=71).
#### 4.1.1 Klassieke grondrechten
Klassieke grondrechten, ook wel intellectuele rechten en vrijheden genoemd, waren essentieel voor de grondwetgever en omvatten onder meer:
* **Recht op leven**: Levensberoving is slechts beperkt mogelijk. De doodstraf is afgeschaft [74](#page=74).
* **Verbod van foltering, onmenselijke of vernederende behandeling**: Dit biedt absolute bescherming aan iedereen binnen de rechtsmacht [74](#page=74).
* **Verbod van slavernij en dwangarbeid**: Beperkingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld voor militaire dienst [74](#page=74).
* **Gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel**: Gelijkheidsbeginsel staat in artikel 10 en 11 van de Grondwet, inclusief gelijkheid van vrouwen en mannen. Het EVRM kent hieraan een beperktere werking toe. Specifieke VN-verdragen behandelen ook gelijkheid op het gebied van gender en ras [74](#page=74).
* **Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van de media**: Geregeld in artikel 19 en 25 van de Grondwet en artikel 10 EVRM. Dit omvat het hebben en openbaar maken van meningen. Politieke en drukpersmisdrijven worden behandeld door het hof van assisen [74](#page=74).
* **Vrijheid van vergadering en van vereniging**: Geregeld in artikel 26 en 27 van de Grondwet en artikel 11 EVRM. Dit omvat ook het recht om samen te komen en te betogen [74](#page=74).
* **Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst**: Geregeld in artikel 19 en 20 van de Grondwet en artikel 9 EVRM. Dit omvat het niet-hebben en (niet-)uiten van godsdienstige overtuigingen. Dit is deels verbonden met de scheiding van Kerk en Staat (art. 21 GW), hoewel erediensten erkend worden en overheidsbijdragen mogelijk zijn [74](#page=74).
* **Vrijheid van en recht op onderwijs**: Geregeld in artikel 2 van de Grondwet. Dit omvat zowel het actief aanbieden van onderwijs als het passief kiezen van een onderwijstype. De gemeenschappen richten onderwijs in (GO!) en garanderen het recht op kosteloos onderwijs tot het einde van de leerplicht. De overheid moet neutraal onderwijs voorzien en de keuzevrijheid waarborgen [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Vrijheid van taalgebruik**: Geregeld in artikel 30 van de Grondwet. In principe kiest de burger zelf zijn taalgebruik, maar er bestaan taalregelingen voor overheidsgebruik en gerechtelijke zaken [75](#page=75).
#### 4.1.2 Democratische rechten
Democratische rechten waarborgen de participatie van burgers aan het politieke leven:
* **Recht op vrije en geheime verkiezingen**: Dit volgt uit de samenstelling van de organen, ondanks dat het niet expliciet in de Grondwet staat. Het Eerste Protocol bij het EVRM regelt dit mede [75](#page=75).
* **Petitierecht**: Geregeld in artikel 28, eerste lid van de Grondwet, maakt burgerinspraak mogelijk via verzoekschriften [75](#page=75).
* **Recht op openbaarheid van bestuur**: Geregeld in artikel 32 van de Grondwet, geeft burgers het recht om bestuursdocumenten in te zien en afschriften te verkrijgen, wat essentieel is voor een democratie [75](#page=75).
#### 4.1.3 Rechten tijdens de rechtspleging
Deze rechten waarborgen een eerlijke en behoorlijke rechtsgang:
* **Recht op toegang tot de rechter**: Geregeld in artikel 13 van de Grondwet, garandeert toegang tot bij wet bepaalde rechten. Artikel 13 EVRM bepaalt het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel met volle rechtsmacht [75](#page=75).
* **Recht op een eerlijk proces**: Geregeld in artikel 6.1 EVRM. Dit vereist een onafhankelijke en onpartijdige rechter, een behandeling binnen een redelijke termijn, en openbaarheid van zittingen en uitspraken (art. 148+149 GW). De rechter moet zaken met "volle rechtsmacht" kunnen beoordelen [76](#page=76).
* **Rechten tijdens de strafrechtspleging**:
* **Recht op fysieke vrijheid**: Geregeld in artikel 12 van de Grondwet en artikel 5 EVRM. Vrijheidsontneming mag enkel na rechterlijk bevel of veroordeling, met wettelijk voorgeschreven procedures en motivering. Aanhoudingen mogen maximaal 48 uur duren [76](#page=76).
* **Geen misdrijf of straf zonder wet (nullum crimen, nulla poena sine lege)**: Vereist dat strafbaarstelling voldoende toegankelijk en nauwkeurig is, en dat de wetgever tussenkomt (formele wet) [76](#page=76).
* **Vermoeden van onschuld en recht van verdediging**: De overheid moet schuld bewijzen, en de beschuldigde moet op de hoogte worden gebracht van de reden van beschuldiging [76](#page=76).
* **Recht op tweede aanleg**: Biedt de mogelijkheid tot herbeoordeling door een hoger gerecht [76](#page=76).
* **Non bis in idem**: Het recht om niet tweemaal voor hetzelfde misdrijf te worden berecht of gestraft [76](#page=76).
#### 4.1.4 De bescherming van de private levenssfeer
Deze rechten beschermen de persoonlijke autonomie en relaties van individuen:
* **Recht op bescherming privé-, gezin- en familieleven**: Geregeld in artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Dit omvat de onschendbaarheid van de woning (art. 15 GW) en bescherming van private communicatie (art. 29 GW). Artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermt persoonsgegevens. Het recht om te huwen is geregeld in artikel 12 EVRM [76](#page=76).
#### 4.1.5 Economische, sociale en culturele rechten
Deze rechten garanderen een menswaardig bestaan en omvatten:
* **Recht op eigendom**: Geregeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 16 van de Grondwet. Het recht op ongestoord genot van eigendom is mogelijk, maar kan worden gereguleerd in het algemeen belang. Onteigening is enkel toegestaan ten algemenen nutte, onder wettelijke voorwaarden en mits billijke en voorafgaande schadeloosstelling. Algemene verbeurdverklaring is verboden, bijzondere verbeurdverklaring is wel mogelijk [77](#page=77).
* **Recht op een menswaardig leven**: Geregeld in artikel 23 van de Grondwet, garandeert een ondergrens aan welvaart en comfort op het gebied van huisvesting, arbeid, gezinsbijslagen, een gezond leefmilieu, sociale zekerheid en culturele ontplooiing. Dit zijn rechten met positieve verplichtingen voor de overheid. Het standstill-beginsel geldt hierbij [77](#page=77).
* **Duurzame ontwikkeling**: Artikel 7bis van de Grondwet verplicht overheden tot een duurzaam beleid, rekening houdend met intergenerationele solidarititeit. Dit is een gedragslijn voor overheden, geen grondrecht, maar artikel 23 moet in dit licht geïnterpreteerd worden [77](#page=77).
* **Rechten voor specifieke groepen**:
* **Rechten voor kinderen**: Geregeld in artikel 22bis van de Grondwet, omvatten het recht op eerbiediging van hun integriteit, het uiten van hun mening, en diensten die hun ontwikkeling bevorderen. Het Kinderrechtenverdrag speelt hierin een rol [77](#page=77).
* **Rechten voor personen met een handicap**: Geregeld in artikel 22ter van de Grondwet, omvatten inclusie en redelijke aanpassingen, gewaarborgd door de wetgever met inachtneming van het standstill-beginsel [77](#page=77).
### 4.2 De beperkingen van de grondrechten
#### 4.2.1 Gerechtvaardigde inmenging en absolute rechten
Voor de meeste rechten zijn beperkingen aanvaardbaar, mits ze voldoen aan wettelijke voorwaarden. Absolute rechten, zoals het verbod op foltering of slavernij, kennen echter geen enkele beperking [78](#page=78).
#### 4.2.2 Grenzen gesteld door de Grondwet
* **Formeel wettigheidsbeginsel**: Beperkingen aan de uitoefening van grondrechten moeten door de wetgever worden vastgesteld. Delegatie is soms mogelijk, maar een basis in de formele wet is altijd vereist [78](#page=78).
* **Verbod van preventieve maatregelen**: Overheden mogen grondrechten niet op voorhand beperken door voorwaarden of formaliteiten voorafgaand aan de uitoefening van het recht. Dit is verboden voor onder andere de vrije meningsuiting, persvrijheid, onderwijsvrijheid, en vrijheid van vergadering en vereniging, behalve bij openluchtvergaderingen [78](#page=78).
#### 4.2.3 Grenzen gesteld door het EVRM
Artikel 8-11 EVRM bevatten zogenaamde "escape clauses" die inmenging in rechten onder bepaalde voorwaarden toestaan [78](#page=78):
* **Bij wet voorzien**: De beperking moet in een juridische tekst staan en duidelijk en nauwkeurig zijn om willekeur te vermijden [78](#page=78).
* **Wettig doel**: De inmenging moet een doel dienen dat aanvaardbaar is in een democratische staat, zoals openbare orde, veiligheid, gezondheid, goede zeden, of de bescherming van rechten van anderen [78](#page=78).
* **Noodzakelijk in democratische samenleving**: Dit omvat de criteria van geschiktheid (bijdrage aan het doel), noodzakelijkheid (minst ingrijpende middel) en evenredigheid (fair balance tussen voordeel en nadeel) [79](#page=79).
#### 4.2.4 Synthese van benaderingen Grondwet & EVRM
Nationale en Europese rechtsbescherming moeten samen worden geïnterpreteerd, waarbij het EVRM nooit afbreuk mag doen aan hogere nationale beschermingsniveaus. Artikel 53 EVRM stelt dat de bescherming ruimer kan zijn dan die van het EVRM zelf [79](#page=79).
#### 4.2.5 Bijzonder geval: het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel
Ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen is slechts toegestaan indien dit bij wet is voorzien, berust op een objectief onderscheid met een wettig doel, geschikt is, en de gevolgen evenredig zijn [79](#page=79).
* **Maatregelen van positieve actie**: Specifieke maatregelen die gericht zijn op het compenseren van historisch ontstane feitelijke ongelijkheid en het waarborgen van volledige gelijkheid in de praktijk, zijn toegestaan onder voorwaarden: kennelijke ongelijkheid, doel om ongelijkheid te laten verdwijnen, tijdelijkheid, en geen onnodige beperking van de rechten van anderen [79](#page=79).
#### 4.2.6 Beperking van economische, sociale en culturele rechten in tijden van noodtoestand
De Grondwet laat een noodtoestand niet toe, wat betekent dat grondrechten niet kunnen worden opgeschort. Het EVRM kent wel de mogelijkheid tot afwijking in tijden van nood, met uitzondering van bepaalde kernrechten. Een aanzienlijke achteruitgang van bestaande beschermingsniveaus inzake economische, sociale en culturele rechten is problematisch, tenzij er geldige redenen van algemeen belang zijn en de achteruitgang niet aanzienlijk is [80](#page=80).
### 4.3 De rechtsbescherming van grondrechten
#### 4.3.1 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht, uitgeoefend door hoven en rechtbanken, beslecht geschillen over burgerlijke en politieke rechten. Het oprichten van rechtscolleges is een bevoegdheid van de wetgever. Magistraten van de zetel worden benoemd door de Koning op voordracht van de Hoge Raad voor de Justitie [80](#page=80).
#### 4.3.2 De hiërarchie van de normen
Het rechtmatigheidsbeginsel vereist dat elke overheid optreedt in overeenstemming met het recht, wat een hiërarchie van normen impliceert. Lagere normen moeten overeenstemmen met hogere normen [84](#page=84).
* **Internationaal en Europees recht**: Staat in de praktijk hoger dan de Grondwet. Het Hof van Cassatie (arrest Le Ski) en het Hof van Justitie (arrest Costa/ENEL) hebben de voorrang van respectievelijk internationaal recht met rechtstreekse werking en Unierecht boven nationale normen bevestigd. De verhouding met de Grondwet is complexer, maar de wil van de grondwetgever om machten over te dragen aan internationale instellingen (art. 34 Gw.) kan de voorrang van Unierecht rechtvaardigen. De Raad van State (arrest Orfinger) en het Grondwettelijk Hof (arrest CREG) nuanceren deze voorrang, met name wat betreft de nationale identiteit en kernwaarden [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 4.3.3 Rechtsbescherming tegen de wetgever
* **Door de rechter**: De gewone rechter kon vroeger de wet niet toetsen aan de Grondwet (onschendbaarheid van de wet). Nuances in de rechtspraak van het Hof van Cassatie laten wel een grondwetsconforme uitlegging van de wet toe (arrest Waleffe). Bovendien mag de rechter wetten die strijdig zijn met internationaal of Europees recht met rechtstreekse werking buiten toepassing laten (arrest Le Ski) [86](#page=86).
* **Door het Grondwettelijk Hof**: Dit Hof, opgericht in 1984, toetst formele wetten, decreten en ordonnanties aan de Grondwet, met name aan Titel II (grondrechten) en bevoegdheidsverdelende regels [87](#page=87).
* **Toegang**: Via een beroep tot vernietiging door belanghebbenden of overheden, of via een prejudiciële vraag gesteld door een andere rechter [87](#page=87).
* **Bevoegdheid**: Het Hof beoordeelt de wetten 'in abstracto' [87](#page=87).
* **Sanctie bij ongrondwettigheid**: Volledige of gedeeltelijke vernietiging van de wet met absoluut gezag van gewijsde en retroactieve werking. Soms kan de handhaving van gevolgen worden toegepast [88](#page=88).
* **Prejudiciële vraag**: Een rechter die oordeelt dat een wettelijke regeling ongrondwettig is, kan een prejudiciële vraag stellen aan het Grondwettelijk Hof. De exceptie van onwettigheid is een algemene bevoegdheid van elke rechter om onrechtmatige bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing te laten [88](#page=88) [89](#page=89).
#### 4.3.4 Rechtsbescherming tegen het bestuur
* **Exceptie van onwettigheid**: Elke rechter is verplicht om onrechtmatige bestuurlijke rechtshandelingen die in strijd zijn met hogere normen buiten toepassing te laten. Dit geldt alleen 'inter partes' (tussen de betrokken partijen) [89](#page=89).
#### 4.3.5 Bijkomende rechtsbescherming
* **Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)**: Biedt bescherming voor rechten uit het EVRM. Toegang is mogelijk na uitputting van nationale rechtsmiddelen, binnen vier maanden na de beslissing. De 'margin of appreciation' erkent een zekere beoordelingsruimte voor de verdragsstaten. Arresten van het EHRM zijn bindend voor de verdragsstaat [93](#page=93).
* **Hof van Justitie van de Europese Unie**: Biedt bescherming voor rechten uit het Unierecht. Nationale rechters moeten Europees recht dat in strijd is met Unierecht buiten toepassing laten, eventueel na een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie [93](#page=93).
> **Tip:** Het onderscheid tussen subjectieve geschillen (bescherming van een individueel recht) en objectieve geschillen (controle van de geldigheid van een bestuurlijke rechtshandeling) is cruciaal voor de bevoegdheid van de verschillende rechtscolleges [89](#page=89).
> **Tip:** Bij een vermoeden van strijdigheid tussen een wettelijke norm en een internationale norm, dient de rechter in principe eerst het Grondwettelijk Hof te consulteren via een prejudiciële vraag [89](#page=89).
---
# Wetgeving, bestuur en rechtspraak
Dit deel behandelt het proces van wetgeving op federaal en deelstatelijk niveau, de werking van de uitvoerende macht, de verschillende bestuursniveaus en de rol van de rechterlijke macht bij geschillenbeslechting en rechtsbescherming.
### 5.1 Wetgeving op federaal niveau
#### 5.1.1 De federale wetgevende macht
De federale wetgevende macht bestaat uit de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de Koning. In principe is er sprake van monocameralisme, waarbij de Kamer en de Koning de wetgevende macht uitoefenen. In uitzonderlijke gevallen, zoals bij grondwetsherzieningen of bijzondere meerderheidswetten, is er sprake van verplicht bicameralisme, waarbij zowel de Kamer als de Senaat hun akkoord moeten geven. Optioneel bicameralisme is ook mogelijk, waarbij de Senaat de mogelijkheid heeft om wetsvoorstellen te behandelen en te amenderen, maar het laatste woord blijft bij de Kamer [24](#page=24) [25](#page=25).
##### 5.1.1.1 De Kamer van volksvertegenwoordigers
De Kamer telt 150 leden, die rechtstreeks worden verkozen via evenredige vertegenwoordiging in kieskringen die overeenkomen met de provincies. De toewijzing van zetels gebeurt via het d'Hondt-systeem, met een kiesdrempel van 5% om versnippering te vermijden. De actieve kiesvoorwaarden omvatten het Belg zijn, 18 jaar zijn, ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters en geen schorsing of uitsluiting van het kiesrecht hebben. De passieve kiesvoorwaarden vereisen eveneens het Belg zijn en 18 jaar zijn, alsook een woonplaats in België en het bezit van burgerlijke en politieke rechten. Sinds de zesde staatshervorming is de legislatuur van de Kamer vijf jaar. De Kamer onderzoekt zelf de geloofsbrieven van de verkozenen. De leden zijn ingedeeld in twee taalgroepen: de Nederlandse en de Franse taalgroep [19](#page=19) [20](#page=20).
##### 5.1.1.2 De Senaat
De Senaat telt 60 senatoren. Er is geen rechtstreekse verkiezing; 50 deelstaatsenatoren worden aangeduid uit en door de deelstaatparlementen, en 10 senatoren worden gecoöpteerd door de deelstaatsenatoren. Het mandaat van de deelstaatsenatoren is gekoppeld aan de legislatuur van de deelstaatparlementen. Sinds de zesde staatshervorming brengt de ontbinding van de Kamer niet langer automatisch de ontbinding van de Senaat mee. Onverenigbaarheden met het lidmaatschap van de Senaat omvatten onder andere lidmaatschap van andere federale of deelstaatparlementen (met uitzondering van deelstaatsenatoren), regeringsfuncties en rechterlijke functies. Senatoren genieten immuniteiten, zoals onverantwoordelijkheid en onschendbaarheid, om hun parlementaire werk te beschermen [21](#page=21).
##### 5.1.1.3 De wetgevingsprocedure
Het wetgevend initiatief kan uitgaan van een Kamerlid (wetsvoorstel) of van de Koning, wat in de praktijk neerkomt op de regering (wetsontwerp). Er is een memorie van toelichting of een toelichting bij het voorstel. Advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State is vaak verplicht, maar niet bindend. De behandeling en aanneming gebeuren eerst in parlementaire commissies, waar amendementen mogelijk zijn. Vervolgens vindt de behandeling en aanneming plaats in de plenaire vergadering, met goedkeuring bij gewone meerderheid, of bij bijzondere meerderheid voor specifieke wetten [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
##### 5.1.1.4 De alarmbelprocedure
De alarmbelprocedure (art. 54 GW) is een preventieve bescherming voor de Franstalige minderheid in de Kamers, die de behandeling van een wetsontwerp of -voorstel kan schorsen indien de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang komen. Dit vereist een 3/4e meerderheid in de taalgroep [29](#page=29).
##### 5.1.1.5 Bekrachtiging, afkondiging en bekendmaking
De Koning bekrachtigt de door het parlement goedgekeurde wet. De uitvoerende macht kondigt de wet af en beveelt de bekendmaking ervan in het Staatsblad. De wet treedt in principe 10 dagen na verschijning in het Staatsblad in werking, tenzij anders bepaald [29](#page=29).
#### 5.1.2 Overdracht van wetgevende bevoegdheden
Het parlement kan via 'opdrachtwetten' een deel van zijn wetgevende bevoegdheid delegeren aan de uitvoerende macht. Dit is mogelijk voor residuaire aangelegenheden, en voor toegewezen aangelegenheden onder strikte voorwaarden van duidelijkheid, noodzakelijkheid en kortstondige bekrachtiging. In crisistijden kunnen via bijzondere- of buitengewone-machtenwetten zeer ruime delegaties aan de Koning worden verleend [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 5.1.3 Formele deelstatelijke wetten
Decreten (Gemeenschappen, Vlaams & Waals Gewest) en ordonnanties (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) zijn de formele wetten op deelstatelijk niveau. De wetgevingsprocedure is vergelijkbaar met de federale procedure, maar steeds unicameral. De Koning speelt hierin geen rol. De ideologische alarmbelprocedure (art. 131 GW) beschermt de levensbeschouwelijke minderheid in parlementen [30](#page=30) [32](#page=32).
### 5.2 Bestuur op federaal niveau
#### 5.2.1 De Koning en de regering
De Koning is het staatshoofd, een erfelijke constitutionele monarch onderworpen aan de Grondwet. De persoon van de Koning is onschendbaar, maar hij heeft geen persoonlijke macht; de regering is verantwoordelijk voor politiek relevante handelingen (onverantwoordelijkheid). De regering bestaat uit de Ministerraad en staatssecretarissen, en wordt benoemd en ontslagen door de Koning. De vorming van een regering verloopt via informateurs en formateuren, resulterend in een regeerakkoord. Ministers zijn verantwoordelijk tegenover de Kamer [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
##### 5.2.1.1 De Ministerraad
De Ministerraad omvat de eerste minister, vice-eersteministers en ministers, met een maximum van 15 leden en een paritaire samenstelling qua taal. Beslissingen worden collegiaal genomen. Staatssecretarissen zijn toegevoegd aan ministers en maken geen deel uit van de Ministerraad [36](#page=36).
#### 5.2.2 Controle op de regering
Het parlement oefent controle uit op de regering. Dit gebeurt via parlementaire vragen (schriftelijk en mondeling), interpellaties en moties (van wantrouwen of aanbeveling). Een motie van wantrouwen kan gewone of constructieve zijn, waarbij een constructieve motie de voordracht van een nieuwe eerste minister vereist. Het parlement kan ook een parlementair onderzoeksrecht uitoefenen bij belangwekkende gebeurtenissen of controverses [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 5.2.3 Lopende zaken
Tijdens de periode dat de Kamer ontbonden is, of bij ontslag van de regering, blijft de regering in lopende zaken functioneren om de continuïteit van de openbare dienst te garanderen. Dit beperkt zich tot beslissingen van dagelijks bestuur of beslissingen die reeds in gang waren gezet [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 5.2.4 Deelstaatregeringen
Deelstaatregeringen staan aan het hoofd van de uitvoerende macht op deelstatelijk niveau en hun leden worden door het parlement gekozen. De samenstelling en werking worden geregeld bij bijzondere wet (BWHI). De controle op deze regeringen gebeurt via een vaste legislatuur en een motie van wantrouwen of vertrouwen [41](#page=41).
#### 5.2.5 Besturen op lokaal en Europees niveau
Op lokaal niveau besturen de gemeenten en provincies via hun college van burgemeester en schepenen (CBS) respectievelijk de deputatie. Deze organen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van beslissingen van de gemeenteraad of provincieraad en de handhaving van lokale reglementen. Op Europees niveau is de Europese Commissie het uitvoerende orgaan, bestaande uit één commissaris per lidstaat [42](#page=42) [43](#page=43) [50](#page=50).
#### 5.2.6 Bevoegdheden van het bestuur
Het bestuur heeft in beginsel alleen toegewezen bevoegdheden, zoals de uitvoering en handhaving van wetten, en bijzondere bevoegdheden op het vlak van ambtenarij, staatsfinanciën, buitenlandse betrekkingen, krijgsmacht en politie. Het bestuur kan verordenend optreden (materiële wet) om de uitvoering van wetten te concretiseren. Het bestuur kan ook beschikkend optreden, waarbij regels worden toegepast op individuele gevallen. Bestuurlijke handhaving door het bestuur is een alternatief voor de strafrechter [44](#page=44) [45](#page=45).
##### 5.2.6.1 Behoorlijk bestuur
Het bestuur dient algemene rechtsbeginselen in acht te nemen, zoals onpartijdigheid, hoorplicht, zorgvuldigheidsplicht, gelijkheidsbeginsel, redelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Er geldt een materiële en formele motiveringsplicht voor bestuurlijke beslissingen [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 5.2.7 Deorganisatie van het bestuur
De overdracht van bevoegdheden aan niet-politiek bestuur gebeurt via deconcentratie (hiërarchische ondergeschiktheid) of functionele decentralisatie (oprichting van autonome entiteiten met eigen rechtspersoonlijkheid). Ministeriële omzendbrieven zijn een belangrijk instrument voor het niet-politieke bestuur [51](#page=51).
### 5.3 Rechtspraak
#### 5.3.1 De rechterlijke macht
De rechterlijke macht in België is opgedeeld in verschillende rechtscolleges. De lagere rechtscolleges omvatten onder andere de vrederechter, de rechtbank van eerste aanleg (REA), de correctionele rechtbank, de politierechtbank, de arbeidsrechtbank en de ondernemingsrechtbank. Tegen uitspraken van deze rechtbanken kan hoger beroep ingesteld worden bij de hoven van beroep, arbeidshoven of het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege en oordeelt over de wettigheid van rechterlijke beslissingen, niet over de feiten. Het openbaar ministerie, hoewel deel van de rechterlijke 'orde', valt onder leiding van de minister van justitie en oefent de strafvordering uit [81](#page=81) [82](#page=82).
#### 5.3.2 De grondwettelijkheid en de rechter
Traditioneel konden gewone rechters een wet niet toetsen aan de Grondwet (onschendbaarheid van de wet). De rechtspraak van het Hof van Cassatie heeft echter nuances aangebracht: rechters moeten de wet grondwetsconform uitleggen indien er meerdere interpretaties mogelijk zijn (arrest-Waleffe). Bovendien kunnen rechters sinds het arrest-Le Ski wetten buiten toepassing laten indien deze strijdig zijn met internationaal of Europees recht met rechtstreekse werking [86](#page=86).
#### 5.3.3 Rechtsbescherming tegen de overheid
Rechtsbescherming tegen de overheid kan langs verschillende wegen verkregen worden. De **exceptie van onwettigheid** (art. 159 GW) verplicht elke rechter om onrechtmatige bestuurlijke rechtshandelingen buiten toepassing te laten indien deze in strijd zijn met hogere normen. Rechtbanken en hoven zijn bevoegd voor subjectieve geschillen, waarbij het subjectieve recht beschermd wordt. De Raad van State is primair bevoegd voor objectieve geschillen, gericht op de nietigverklaring van bestuurlijke rechtshandelingen [89](#page=89) [90](#page=90).
##### 5.3.3.1 De Raad van State
De Raad van State beoordeelt de rechtmatigheid van bestuurlijke rechtshandelingen op basis van de hiërarchie van de normen en de wettelijkheid van de bevoegdheid van de gestelde orgaan. Men kan een beroep tot nietigverklaring instellen binnen 60 dagen na bekendmaking. Bij schending kan de nietigverklaring van de handeling volgen, met absolute gezag van gewijsde [90](#page=90) [91](#page=91) [92](#page=92).
#### 5.3.4 Overheidsaansprakelijkheid
De staat kan aansprakelijk worden gehouden voor fouten van bestuur, rechter of wetgever. De aansprakelijkheid voor de fout van een bestuurlijke daad kan voortvloeien uit de nietigverklaring van een beslissing door de Raad van State of rechtstreeks via toepassing van art. 159 GW. De aansprakelijkheid voor fouten van de rechter is mogelijk na het Anca-arrest, mits de rechterlijke beslissing geen gezag van gewijsde meer heeft. Aansprakelijkheid voor fouten van de wetgever is mogelijk bij schending van hogere rechtsnormen, zoals internationaal recht of de Grondwet, vastgesteld door het Grondwettelijk Hof. Het Francovich-arrest van het Hof van Justitie van de EU legt lidstaten een recht op schadevergoeding op bij schending van Unierecht [94](#page=94) [95](#page=95).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Een rationeel opgebouwd geheel van precies afgelijnde begrippen en normen waaraan van overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende, sancties kleven, die langs (evenzeer genormeerde) instellingen kunnen worden afgedwongen en waarvan de bedoeling is de orde in de samenleving te organiseren, te handhaven of te herstellen. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de relaties tussen overheden onderling en de relaties tussen overheden en particuliere (rechts)personen beheerst. Het omvat onder andere staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de relaties tussen particuliere (rechts)personen beheerst. |
| Staat | Een entiteit met een permanente bevolking, een afgebakend grondgebied, een effectieve overheid en de mogelijkheid om onafhankelijk te opereren in het internationale rechtsverkeer. |
| Soevereiniteit | Het exclusieve recht van een staat om eigen rechtsregels te bepalen en deze uit te oefenen, zowel intern binnen het eigen grondgebied als extern in relatie tot andere staten. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de gezagsdragers gebonden zijn door het objectieve, democratisch tot stand gekomen recht, waarin de bevoegdheid van de gezagsdragers door fundamentele rechten en vrijheden van burgers wordt beperkt, en waarbij rechtsregels afdwingbaar zijn voor een onafhankelijke rechtbank. |
| Scheiding der machten | Het principe dat de staatsmacht is verdeeld over verschillende, van elkaar in beginsel onafhankelijke machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht, die elkaar wederzijds controleren (checks and balances). |
| Trias Politica | De doctrine van de scheiding der machten, voorgesteld door Montesquieu, die de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende functies onderscheidt en toewijst aan verschillende instellingen. |
| Grondwet | Het fundamentele juridische document dat de organisatie, werking en bevoegdheden van de staatsmachten bepaalt, alsook de relatie tussen de staat en de burger, en de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers waarborgt. |
| Consociationalisme | Een vorm van consensusdemocratie waarbij in een politieke ruimte verschillende groepen (op basis van etnische, religieuze of linguïstische kenmerken) aanwezig zijn die consensus nastreven in besluitvorming om conflicten te vermijden en politieke stabiliteit te bewaren. |
| Federalisme | Een staatsstructuur waarbij de uitoefening van de soevereiniteit wordt verdeeld over een federale overheid en deelstaten, waarbij beide entiteiten eigen bevoegdheden en autonomie hebben. |
| Decentratie | Een bestuurlijke organisatievorm waarbij bevoegdheden worden toegewezen aan gedecentraliseerde overheden, die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van een hogere overheid. |
| Gedeconcentreerde besturen | Ondergeschikte organen binnen een overheid waaraan bevoegdheden worden gedelegeerd, die onderworpen zijn aan het hiërarchisch gezag en de instructies van die overheid. |
| Constitutionele monarchie | Een monarchie waarbij het staatshoofd (de koning) is gebonden aan de grondwet en zijn macht wordt beperkt door constitutionele regels en de aanwezigheid van een parlement dat de regering controleert. |
| Rechtsmacht | De juridische erkenning van de mogelijkheid voor een staat om gezag uit te oefenen, inclusief het maken, uitvoeren en rechtspreken van wetten, en het uitoefenen van fysieke dwang binnen zijn territorium. |
| Alarmbelprocedure | Een procedure in het Belgische parlementaire stelsel die een taalgroep de mogelijkheid biedt om de behandeling van een wetsvoorstel of ontwerp te schorsen indien de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang worden gebracht, met als doel de bescherming van minderheden. |
| Monteringsplicht | De verplichting van een bestuurlijke overheid om de redenen voor een beslissing duidelijk en gemotiveerd uiteen te zetten, zowel feitelijk als juridisch, om transparantie en rechtsbescherming te garanderen. |
| Rechtmatigheidsbeginsel | Het principe dat elke overheid moet optreden in overeenstemming met het recht, wat impliceert dat lagere normen moeten overeenstemmen met hogere normen en dat bestuurlijke handelingen de geldende rechtsregels moeten respecteren. |
| Grondrechten | Subjectieve rechten, juridisch bekrachtigd en afdwingbaar, die de voorwaarden creëren en garanderen voor een vrij en menswaardig bestaan van individuen, waaronder burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten. |
| EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) | Een internationaal verdrag gesloten onder de Raad van Europa dat fundamentele rechten en vrijheden waarborgt, en dat afdwingbaar is via het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. |
| Hof van Justitie van de Europese Unie | Het hoogste rechtscollege van de Europese Unie dat zorgt voor de uniforme interpretatie en toepassing van het Unierecht. |
| Raad van State | Het hoogste administratieve rechtscollege in België, met zowel een wetgevende adviesfunctie als een bestuursrechtelijke rechtsprekende functie, dat rechtsbescherming biedt tegen bestuurlijke rechtshandelingen. |
| Grondwettelijk Hof | Een constitutioneel hof in België dat de wetten, decreten en ordonnanties toetst aan de Grondwet en aan bepaalde bevoegdheidsverdelende regels, met als doel de grondwettigheid van de wetgeving te waarborgen. |
| Exceptie van onwettigheid | Een rechtsmiddel dat elke rechter de mogelijkheid geeft om een onrechtmatige bestuurlijke rechtshandeling buiten toepassing te laten indien deze in strijd is met hogere rechtsnormen, met gevolgen enkel voor de betrokken partijen in een specifiek geschil. |
| Menswaardig bestaan | Een bestaansniveau dat individuen in staat stelt om zich vrij en met waardigheid te ontplooien, gegarandeerd door economische, sociale en culturele rechten zoals huisvesting, arbeid, gezond leefmilieu en sociale zekerheid. |
| Non bis in idem | Een juridisch beginsel dat stelt dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit mag worden berecht of gestraft. |
| Verordening (EU) | Een rechtshandeling van de Europese Unie die rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten en bindend is in al haar onderdelen, zonder dat omzetting in nationaal recht nodig is. |
| Richtlijn (EU) | Een rechtshandeling van de Europese Unie die bindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat, maar waarbij de lidstaten de vrijheid hebben om de vorm en middelen te kiezen voor de omzetting in nationaal recht. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat vergelijkbare situaties gelijk moeten worden behandeld en ongelijke situaties ongelijk, tenzij er een objectieve en gerechtvaardigde reden is voor een onderscheid. |
| Rechtszekerheidsbeginsel | Het principe dat het recht stabiliteit en orde moet bieden, en dat burgers moeten weten welke rechten en plichten zij hebben, wat onder meer impliceert dat wetten niet met terugwerkende kracht mogen worden ingevoerd voor misdrijven. |
| Ministeriële omzendbrief | Een circulatie van een minister aan ondergeschikte organen die richtlijnen bevat voor de interpretatie of toepassing van wetten en besluiten, of voor de uitoefening van toezicht. |
| Bestuurlijke rechtshandeling | Een eenzijdige rechtshandeling, gesteld door een bestuurlijke overheid, gericht op het doen ontstaan, wijzigen of ophouden van plichten, rechten of andere rechtsgevolgen. |