Cover
ابدأ الآن مجانًا Strafrecht Samenvatting-Céleste Vandeursen.docx
Summary
# Begrip en indeling van het strafrecht
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de definitie van strafrecht, de onderscheidingen met privaatrecht, en de materiële, formele en internationale aspecten van het strafrecht.
## 1. Begrip van het strafrecht
### 1.1 Juridische situering
Strafrecht definieert onder welke voorwaarden gedragingen misdrijven zijn, wie als dader van een misdrijf wordt beschouwd en strafrechtelijk verantwoordelijk is, welke straffen bestaan en onder welke voorwaarden deze kunnen worden opgelegd en uitgevoerd, en hoe bevoegde instanties oordelen over misdrijf, dader en straf.
#### 1.1.1 Kernbegrippen
* **Misdrijf:** Een afwijking van een norm die een straf uitlokt. Normen zijn afhankelijk van ruimte en tijd.
* **Dader:** Degene die als pleger van een misdrijf wordt gezien en hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk is.
* **Straf:** Een wettelijk bepaalde vorm van leed die door de rechter wordt opgelegd als sanctie.
* **Beveiligingsmaatregelen:** Dit zijn geen straffen, maar maatregelen die beogen de maatschappij te 'veiligen' en geen leed veroorzaken, hoewel ze wel nadelige gevolgen kunnen hebben.
#### 1.1.2 Onderscheid met privaatrecht
Strafrecht behoort tot het publiekrecht. Het plegen van een misdrijf creëert een verticale rechtsverhouding tussen de dader en de staat. Het recht om strafbaar te stellen en te straffen is voorbehouden aan de staat. Strafwetten zijn van dwingend recht, wat betekent dat burgers geen inspraak hebben in de straffen. Toestemming van het slachtoffer is geen rechtvaardiging voor een strafbaar feit. Hoewel slachtoffers niet meer noodzakelijk zijn om een strafprocedure op te starten (geen klachtmisdrijven meer), kunnen zij wel deelnemen als burgerlijke partij om een privaatrechtelijk belang na te streven. Er is een groeiende aandacht voor slachtofferrechten, zoals het recht om gehoord, geïnformeerd en ingelicht te worden.
### 1.2 Indeling van het strafrecht
#### 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht
* **Materieel strafrecht:** Omvat de rechtsregels die betrekking hebben op de omschrijving van strafbare gedragingen, daderschap, straffen en de voorwaarden voor het opleggen en uitvoeren van straffen. Dit wordt ook wel de strafwet genoemd.
* **Formeel strafrecht:** Bestaat uit de procedureregels die de toepassing van het materieel strafrecht regelen. Dit wordt ook wel het strafprocesrecht genoemd.
* **Strafuitvoeringsrecht:** Zowel materieel als formeel van aard, regelt de uitvoering van straffen.
#### 1.2.2 Nationaal en internationaal strafrecht
* **Nationaal strafrecht:** Strafrecht is primair nationaal recht, hoewel het ook bepalingen kan bevatten van gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten.
* **Internationaal strafrecht:** Dit is een hybride rechtsgebied dat zowel internationaal recht als nationaal strafrecht omvat. Het heeft verschillende componenten:
* Nationaal materieel strafrecht met internationale achtergrond: Stimuleren van samenwerkingen tussen staten om misdrijven en straffen op elkaar af te stemmen.
* Internationale strafbaarstellingen: Bijvoorbeeld misdrijven zoals gedefinieerd in internationale verdragen zoals het Verdrag van Rome.
* Rechtsmachtrecht: Bepaalt de bevoegdheid van een staat om de eigen strafwet toe te passen.
* Formeel internationaal strafrecht: Procedureregels voor de behandeling van internationale misdrijven voor internationale strafgerechtshoven en internationale rechtshulp in strafzaken.
#### 1.2.3 Algemeen en bijzonder strafrecht
Het algemeen strafrecht bevat bepalingen die van toepassing zijn op alle misdrijven, terwijl het bijzonder strafrecht specifieke regels bevat voor bepaalde soorten misdrijven (bijvoorbeeld verkeersmisdrijven of economische misdrijven). Het algemeen strafrecht vormt de basis en wordt aangevuld door bijzondere wetten.
### 1.3 Functies en achtergronden van het strafrecht
#### 1.3.1 Wortels en evolutie
De wortels van straffen zijn diep, en de mensheid heeft altijd te maken gehad met onrecht. De evolutie van strafrecht kan worden geschetst langs verschillende periodes:
* **Vroege maatschappijen (jagers-verzamelaars):** Egalitaire gemeenschappen met minder behoefte aan formele handhaving. Regels en rituelen dienden ter regulatie van emoties.
* **Landbouwersmaatschappijen:** Meer complexe sociale ordening leidde tot de ontwikkeling van rechtssystemen met regels en formele handhaving. De Codex Hammurabi is een vroeg voorbeeld van schriftelijk vastgelegd strafrecht, waarin privé-wraakrecht (ius talionis) een belangrijke rol speelde, maar ook de noodzaak om intern geweld te beperken via legaliteit en proportionaliteit. Oude culturen en monotheïstische religies (zoals te zien in Exodus en Leviticus) legden al principes van vergelding en proportionaliteit vast.
* **Vroege Middeleeuwen (11e-15e eeuw):** Bloed- en vredegeld symboliseren de overgang van privé-wraakrecht naar een meer publiek strafrecht. Bloedgeld diende als privaatrechtelijke schadevergoeding, terwijl vredegeld een publiekrechtelijke boete aan de overheid was. De tussenkomst van de overheid werd verplicht.
* **Late Middeleeuwen (15e-18e eeuw):** Verdere centralisatie van macht onder vorsten, waarbij strafrecht werd ingezet om eigen belangen te beschermen en beleid door te drukken. Dit leidde tot willekeur, maar ook tot de ontwikkeling van strafrechtsleer en de verzameling van strafrechtspraak. Straf werd steeds harder en zichtbaarder, met lijfstraffen en de doodstraf als afschrikmiddel. Foltering werd als bewijsmiddel gebruikt.
* **Klassieke leer (18e-eind 19e eeuw):** Gevormd door de Verlichting, die de absolute macht van de vorst in twijfel trok. De nadruk kwam te liggen op de bescherming van de burger tegen willekeur en wrede straffen, via fundamentele beginselen van een legitiem strafrecht: legaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit en personaliteit. Gevangenisstraf werd een alternatief voor lijfstraffen. Belangrijke auteurs zoals Beccaria pleitten voor een rationeel en humaan strafrecht. De Franse Code pénal van 1810 en de Belgische Code pénal van 1867 legden deze principes vast, hoewel nog met strenge straffen. De rol van strafrecht was voornamelijk die van een 'nachtwakerstaat'.
* **Sociaal verweer (19e-eerste helft 20e eeuw):** Beïnvloed door het positivisme, verschoof de focus van de daad naar de dader en het gevaar dat deze voor de maatschappij inhield. Schuld werd vervangen door gevaar. Adolphe Prins was een sleutelfiguur. Dit leidde tot een tweesporig systeem, waarbij volwassen delinquenten verantwoordelijk werden gehouden op basis van schuld, en personen met verminderde toerekeningsvatbaarheid (minderjarigen, geestesgestoorden) werden beschermd door middel van beveiligingsmaatregelen zoals internering. Excessen van dit denken konden leiden tot misbruik door focus op de dader groter te maken dan de daad.
* **Nieuw sociaal verweer (tweede helft 20e eeuw):** Met de groei van de welvaartsstaat en de nadruk op mensenrechten, kreeg rechtsbescherming en resocialisatie een centrale plaats. Geloof in preventie, hulpverlening en re-integratie. Nieuwe takken zoals sociaal strafrecht en milieustrafrecht ontstonden. Marc Ancel en Willy Callewaert waren belangrijke figuren, met wetten zoals de Probatiewet en de Interneringswet.
* **Postmodern strafrecht (laatste kwart 20e eeuw-heden):** Gekenmerkt door wantrouwen ten aanzien van de overheid en kritiek op het strafrechtssysteem. Er is een roep om herstel van het klassiek strafrecht, maar ook tendensen naar dadergerichte interventies, risico-daderstrafrecht en een combinatie van strafrecht met hulpverlening. Net-widening door alternatieve straffen en de toenemende administratieve sanctionering (GAS-boetes) zijn kenmerken. De notie van schuld wordt soms minder belangrijk. Herstelrechtelijke interventies winnen terrein. Het nieuwe Strafwetboek, dat in april 2026 inwerking treedt, is een update van de principes, met behoud van daadstrafrecht maar met ruimte voor individualisering en het principe van vrije wil.
#### 1.3.2 Functies van het strafrecht
Strafrecht dient zowel als:
* **Instrument van de macht:** Ter ondersteuning van het beleid en als afspiegeling van machtsverhoudingen in de samenleving.
* **Instrument tegen de macht:** Ter beperking van publiek geweld en ter bescherming tegen (te veel) overheidsmacht. De macht om te straffen is uitbesteed aan de staat, maar de staat wordt ook aan banden gelegd door principes als legaliteit, proportionaliteit en subsidiariteit.
Strafrecht gaat vaak gepaard met de inperking van rechten en soms met rituele degradatie.
## 2. Indeling van het strafrecht
### 2.1 Materieel strafrecht
Het materieel strafrecht omvat de bepalingen inzake de strafwet.
#### 2.1.1 Het legaliteitsbeginsel
Dit is de hoeksteen van het klassiek strafrecht en wordt uitgedrukt in de lex certa- en nullum crimen, nulla poena sine lege-beginselen: geen misdrijf, geen straf zonder wet.
* **Wettelijke grondslag:** Enkel de wetgever mag misdrijven en straffen bepalen. Dit geldt voor de federale wetgevende macht, maar ook voor regionale en lokale overheden (decreten, ordonnanties, reglementen). Soms kan ook een 'genummerd KB' (in crisistijden) als basis dienen.
* **Duidelijkheid:** Strafwetten moeten duidelijk zijn (lex certa-beginsel). Hoewel rechters enige beslissingsruimte hebben, mag deze niet te groot zijn.
* **Toepassing:** Strafwetten in materiële zin zijn beslissingen van wetgevende organen. De uitvoerende macht kan slechts preciseringen uitvaardigen 'krachtens de wet'.
* **Internationaal recht:** Internationale verdragen (zoals het EVRM) kunnen niet direct straffen invoeren, maar de Belgische wetgever moet worden tussenbeide komen. Verdragen kunnen wel de nationale wetgever verplichten bepaalde gedragingen te sanctioneren of verbieden straffen in te voeren die strijdig zijn met mensenrechten. Het EU-recht kan via verordeningen en richtlijnen leiden tot omzetting naar nationaal recht, en kan leiden tot niet-toepassing van nationale wetgeving bij onverenigbaarheid.
* **Controle:** De rechterlijke macht kan de wetgevende macht controleren via ongrondwettelijkheidsverklaringen en prejudiciële vragen bij het Grondwettelijk Hof.
#### 2.1.2 Toepassing van de strafwet in de tijd
In principe geldt de strafwet van het moment dat de gedraging werd gepleegd (art. 2 Nieuw Sw.). Er geldt een verbod op retroactiviteit van de strengere strafwet. Wel is retroactiviteit toegelaten voor de meest gunstige strafwet voor de dader (billijkheidsbeginsel). Dit geldt niet voor periodieke reglementering, gelegenheidswetten of wetten met tijdelijke toepassing.
#### 2.1.3 Toepassing van de strafwet in de ruimte
De Belgische strafwet geldt in principe voor alle gedragingen die zich op Belgisch grondgebied voordoen, ongeacht de nationaliteit van dader of slachtoffer (territorialiteitsbeginsel).
* **Territorialiteit:** Misdrijven op het grondgebied, in de Belgische territoriale zee, en in het Belgische luchtruim vallen onder de Belgische rechtsmacht. Belgische schepen en vliegtuigen vallen ook onder Belgische rechtsmacht, ongeacht waar ze zich bevinden. De **ubiquiteitstheorie** stelt dat een misdrijf zich op Belgisch grondgebied bevindt wanneer een (materieel of verzwarend) bestanddeel ervan daar plaatsvindt.
* **Extraterritorialiteit:** In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan de Belgische strafwet ook buiten België worden toegepast (art. 6-14 V.T. Sv.). Dit kan gebaseerd zijn op:
* **Actief personaliteitsbeginsel:** Belgische dader in het buitenland.
* **Passief personaliteitsbeginsel:** Belgisch slachtoffer in het buitenland.
* **Zakelijke aanknopingspunten (universaliteitsbeginsel):** Bij de krenking van een concreet belang, zoals bij oorlogsmisdaden.
* **Afgeleide rechtsmacht (aut dedere, aut judicare):** Indien een staat een onderdaan niet uitlevert, moet die staat deze persoon zelf berechten.
* **Beperkingen:** Dubbele incriminatie (de gedraging moet ook in het buitenland strafbaar zijn) en het ne bis in idem-beginsel (niet tweemaal gestraft voor hetzelfde misdrijf) zijn belangrijke beperkingen.
#### 2.1.4 Interpretatie van de strafwet
De strafwet moet strikt worden geïnterpreteerd. Analoge interpretatie in het nadeel van de beklaagde is verboden, maar interpretatie in het voordeel van de beklaagde (analogia in bonam partem) is wel toegestaan.
### 2.2 Misdrijf
#### 2.2.1 Bestanddelen van het misdrijf
Een misdrijf kent drie verplichte bestanddelen:
* **Materieel bestanddeel (actus reus):** De gedraging zelf (een handeling, een nalaten, of een gevolg). Louter voornemens zijn niet strafbaar.
* **Handelingsmisdrijven:** Het stellen van een handeling (bv. diefstal).
* **Verzuimsmisdrijven:** Het nalaten van een handeling (bv. familieverlating).
* **Gevolgmisdrijven:** Het veroorzaken van een bepaald gevolg is een bestanddeel (bv. aantasting van de integriteit door nalatigheid). De equivalentieleer wordt gehanteerd om het oorzakelijk verband te bepalen.
* **Moreel bestanddeel (mens rea):** De ingesteldheid van de dader. Minimaal vereist is dat de dader bewust en uit vrije wil handelt. Voor opzettelijke misdrijven is opzet vereist. Voor onopzettelijke misdrijven is een zware fout (ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid) vereist.
* **Wederrechtelijkheid:** De gedraging is ongeoorloofd of ontoelaatbaar. Dit wordt vermoed indien het materieel en moreel bestanddeel vervuld zijn, tenzij er een rechtvaardigingsgrond is.
#### 2.2.2 Verzwarende bestanddelen
Dit zijn elementen die een basismisdrijf omvormen tot een nieuw, zwaarder misdrijf. Ze kunnen objectief (inherent aan de daad) of subjectief (inherent aan de dader) zijn.
#### 2.2.3 Strafbare poging
Een strafbare poging vereist een crimineel voornemen en een begin van uitvoering. De Belgische rechtspraak hanteert een objectivistische invulling, maar met subjectivistische elementen. Pogingen tot verzuimsmisdrijven zijn niet mogelijk. Onmogelijke en ondeugdelijke pogingen zijn strafbaar, tenzij het absurde of putatieve misdrijven betreft. Vrijwillige terugtred kan een strafuitsluitende verschoningsgrond zijn.
#### 2.2.4 Rechtvaardigingsgronden
Deze gronden maken de gedraging niet langer wederrechtelijk. Voorbeelden zijn:
* **Gebod of toelating bij wet:** De wet zelf laat een gedraging toe (bv. medische ingrepen, carnaval).
* **Bevel van de overheid:** Een rechtmatig en niet-manifest onrechtmatig bevel van een wettige overheid.
* **Noodtoestand:** Het opofferen van een lager belang om een hoger belang te vrijwaren.
* **Wettige verdediging (noodweer):** Verdediging tegen een onrechtmatige, ernstige, ogenblikkelijke aanval.
* **Wettig verzet:** Verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid.
De toestemming van het slachtoffer is in principe geen rechtvaardigingsgrond, tenzij de wet dit uitdrukkelijk bepaalt of de toestemming een materieel bestanddeel van het misdrijf is.
### 2.3 Daderschap en deelneming
#### 2.3.1 Strafrechtelijke verantwoordelijkheid
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid is individueel.
* **Daderschap:** Alle bestanddelen van het misdrijf zijn aan de persoon toerekenbaar. Er zijn drie vormen: onmiddellijk daderschap, middellijk daderschap en co-daderschap.
* **Deelneming:** Bijdragen aan het misdrijf zonder alle bestanddelen zelf te vervullen. Deelnemers kunnen als daders worden gestraft.
#### 2.3.2 Rechtspersonen
Rechtspersonen kunnen autonoom strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld.
#### 2.3.3 Schuld
Schuld kan worden weggenomen door schuldontheffingsgronden (onweerstaanbare dwang, onoverkomelijke dwaling) of niet-toerekeningsvatbaarheid (geestesstoornis, minderjarigheid).
* **Schuldontheffingsgronden:** De gedraging is niet verwijtbaar.
* **Niet-toerekeningsvatbaarheid:** De gedraging blijft een misdrijf, maar is niet verwijtbaar. Hierbij is geen straf mogelijk, wel een beveiligingsmaatregel.
#### 2.3.4 Strafuitsluitende verschoningsgronden
Deze ontnemen de strafwaardigheid, maar de gedraging blijft wederrechtelijk en verwijtbaar. Een straf is niet mogelijk, wel een maatregel en schadevergoeding.
### 2.4 Straf
#### 2.4.1 Begripsbepaling en kenmerken
Een straf moet wettelijk, rechterlijk, persoonlijk en individueel zijn. Doelstellingen van de straf omvatten het uiten van maatschappelijke afkeuring, het bevorderen van herstel, rehabilitatie en maatschappelijke bescherming. Preventie en vergelding zijn geen strafdoelen op zich, maar kunnen voortvloeien uit de doelstellingen.
#### 2.4.2 Hoofd- en bijkomende straffen
Het nieuwe Strafwetboek kent verschillende niveaus van misdrijven met bijhorende straffen. Er zijn vrijheidsbenemende, vrijheidsbeperkende en vermogensstraffen. Bijkomende straffen worden nooit zonder hoofdstraf opgelegd.
#### 2.4.3 Strafmaat en straftoemeting
De rechter heeft discretionaire bevoegdheid bij de straftoemeting, maar deze moet gemotiveerd worden. Bij de bepaling van de straf wordt rekening gehouden met verzachtende omstandigheden, verzwarende factoren, herhaling en samenloop.
#### 2.4.4 Modaliteiten van strafuitvoering
Alternatieve straffen zoals opschorting van de uitspraak, uitstel van de tenuitvoerlegging, probatiestraf, werkstraf en elektronisch toezicht bieden flexibiliteit.
### 2.5 Beveiligingsmaatregelen
Beveiligingsmaatregelen, zoals internering en de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, zijn geen straffen maar maatregelen om de maatschappij te beschermen. Ze worden opgelegd aan personen die, omwille van geestesstoornis of andere redenen, niet volledig toerekeningsvatbaar zijn. De duur is vaak onbepaald en wordt beslist door de Kamer voor Bescherming van de Maatschappij.
---
# Historische evolutie van het strafrecht
Het strafrecht heeft een lange en complexe evolutie gekend, waarbij het zich heeft ontwikkeld van primitieve wraakpraktijken naar een gelaagd systeem van publiekrechtelijk strafrecht, met verschillende juridische stromingen die de nadruk legden op respectievelijk de daad, de dader en de bescherming van de maatschappij.
## 2. Historische evolutie van het strafrecht
### 2.1 Wortels en de overgang naar publiek strafrecht
De oorsprong van strafrechtelijke reacties ligt in fundamentele menselijke behoeften om onrecht te sanctioneren. Vroege samenlevingen, van jagers-verzamelaars tot landbouwers, ontwikkelden normen en rituelen om conflicten te reguleren. In landbouwsamenlevingen ontstonden de eerste rechtssystemen, gekenmerkt door regels en formele handhaving. Het **privé wraakrecht**, ook wel bekend als het *ius talionis* of verdedigingsrecht, speelde hierin een belangrijke rol. Dit recht werd echter begrensd om intern geweld te beperken en legaliteit en proportionaliteit te bevorderen. Invloeden van oude culturen en monotheïstische religies, zoals de Codex Hammurabi en Bijbelse voorschriften ('een oog voor een oog'), toonden reeds een streven naar begrensd wraakrecht.
De evolutie kenmerkt zich door een geleidelijke verschuiving van **privé wraakrecht naar publiek strafrecht**. Dit publieke karakter van het strafrecht manifesteerde zich als een instrument van de macht, ter ondersteuning van overheidsbeleid en als afspiegeling van machtsverhoudingen, waarbij het recht om te straffen werd overgedragen aan de staat. Tegelijkertijd werd het strafrecht ook een instrument tégen de macht, gericht op het beperken en beschermen tegen excessief publiek geweld. De mate van gecentraliseerde macht beïnvloedde de aard van het strafrecht: veel macht leidde tot veel en hard publiek straffen, terwijl weinig macht leidde tot afname van geweldsuitoefening en toename van beginselen als legaliteit, proportionaliteit en subsidiariteit. Strafrecht ging gepaard met de gedwongen inperking van rechten en met rituele degradatie.
#### 2.1.1 Vroege middeleeuwen: bloed- en vredegeld
In de vroege middeleeuwen (11e-15e eeuw) werd het wraakrecht verder begrensd door middel van **bloedgeld** en **vredegeld**. Bloedgeld functioneerde als een privaatrechtelijke schadevergoeding voor het slachtoffer, terwijl vredegeld een publiekrechtelijke boete was voor de tussenkomende overheid. Het strafrecht werd publiekrechtelijk doordat de tussenkomst van de overheid verplicht werd en het privé wraakrecht verder werd afgebouwd.
#### 2.1.2 Late middeleeuwen: van en voor de vorst
De late middeleeuwen (15e-18e eeuw) werden gekenmerkt door verdere centralisatie van de macht, waarbij het strafrecht door vorsten werd ingezet om eigen belangen te behartigen en beleid door te drukken. Dit ging gepaard met veel willekeur. De ontwikkeling van de strafrechtsleer en de verzameling van strafrechtspraak dienden als inspiratie. De groeiende centralisatie leidde tot meer strafwetten en forsere bestraffing, met onterende en lijfstraffen. De rechtspraak werd brutaal en gewelddadig, en diende als illustratie van de macht. Gevangenisstraffen waren schaars; het optreden was gericht op afschrikking en het bewaren van de sociale orde. De doodstraf nam toe in belang, en foltering werd als bewijsmiddel gebruikt. Feiten die het strengst werden bestraft, betroffen inbreuken tegen bezit, gewelddadig gedrag, verraad, godslastering en seksuele misdrijven.
### 2.2 De klassieke leer: daad en schuld (18e - einde 19e eeuw)
De **Verlichting** bracht een kritische kijk op de absolute macht van de vorst en introduceerde rationele en wetenschappelijke inzichten. Het concept van het **sociaal contract** werd geïntroduceerd, waarbij de samenleving een contract sloot met de overheid. Dit leidde tot een grotere rechtsbescherming tegen willekeur en wrede straffen, en legde de nadruk op fundamentele beginselen van een legitiem strafrecht:
* **Legaliteit**: Geen misdrijf, geen straf zonder wettelijke grondslag (*nullum crimen, nulla poena sine lege*).
* **Proportionaliteit**: De straf moet in verhouding staan tot het misdrijf.
* **Subsidiariteit**: Strafrecht mag enkel worden ingezet als andere middelen ontoereikend zijn.
* **Personaliteit**: Enkel de dader wordt gestraft, met een individuele beoordeling en straf.
* **Gelijkheid**: Iedereen wordt gelijk behandeld, ongeacht geslacht, afkomst of status.
* **Publiciteit**: De rechtspraak moet openbaar zijn voor controle.
De **gevangenisstraf** werd geïntroduceerd als alternatief voor lijfstraffen, met isolatie als middel tot bestraffing en bezinning. Belangrijke auteurs uit deze periode zijn Beccaria, Bentham en von Feuerbach. De rechtszekerheid stimuleerde de vastlegging van strafrecht in wetboeken, zoals de Franse Code Pénal (1810) en de Belgische Code Pénal (1867). Deze leer hield echter nog geen rekening met de omstandigheden van de dader, zoals slechte jeugd of beïnvloeding door anderen. Het strafrecht diende voornamelijk de economische belangen van de 'nachtwakerstaat'.
### 2.3 Sociaal verweer: dader en gevaar (19e eeuw - eerste helft 20e eeuw)
Het **positivisme** zorgde voor een nieuwe kijk op de maatschappij, met een nadruk op **de dader** en de noodzaak voor de maatschappij om zich tegen (gevaarlijke) daders te beschermen. Dit was een directe tegenhanger van de klassieke leer. De economische crisis in de 19e eeuw leidde tot sociale onrust, waarop de overheid tweeledig reageerde: hardhandig neerslaan van opstanden en ingrijpen in het economisch en sociaal leven (einde van de nachtwakerstaat).
#### 2.3.1 Oud sociaal verweer
Fundamentele karakteristieken van het oud sociaal verweer waren:
* Vervanging van de **schuldnotie door de gevaarnotie**: het gevaar dat de dader vormt voor de maatschappij werd belangrijker dan zijn schuld.
* Rekening houden met de **persoonlijkheid en gevaarlijkheid** van delinquenten.
* Het strafrecht werd **dadergericht**.
Adolphe Prins was een belangrijke naam in deze stroming. Een neoklassieke, minder radicale versie van het sociaal verweer ontstond, die een synthese zocht tussen wilsvrijheid en determinisme. Het strafrecht ging op twee sporen lopen: volwassen delinquenten werden als schuldige beschouwd en gestraft, terwijl personen die niet op dezelfde manier verantwoordelijk konden worden gehouden (minderjarigen, geestesgestoorden) werden beschermd door middel van maatregelen zoals internering. De wet van 1888 was hierin een belangrijk initiatief.
#### 2.3.2 Excessen en het nieuwe sociaal verweer
De radicale doorvoering van het sociaal verweer leidde tot excessen, waarbij het strafrecht werd gebruikt om groepen te viseren en de focus op de dader groter werd dan op de daad. Dit kon leiden tot misbruik, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het **nieuwe sociaal verweer** (tweede helft 20e eeuw) bracht opnieuw aandacht voor rechtsbescherming en resocialisatie.
* **Rechtsbescherming** werd een mensenrecht, mede ingegeven door het EVRM (1950), als reactie op de excessen van het verleden.
* De **welvaartsstaat** nam toe, met sociale zekerheid en meer overheidsingrijpen. Dit leidde tot nieuwe takken van het strafrecht, zoals sociaal strafrecht en milieustrafrecht.
* Geloof in **resocialisatie** en **preventie** werd belangrijk.
* **Hulpverlening** werd gezien als een integraal onderdeel van het strafrecht, niet als een tegenstelling.
Belangrijke figuren zoals Marc Ancel en Willy Callewaert speelden een rol in de ontwikkeling van wetgeving zoals de Probatiewet (1964), Interneringswet (1964) en de Jeugdbeschermingswet (1965). Het optimisme van de welvaartsstaat botste echter op economische realiteit, wat leidde tot een crisis van het strafrecht en het verdwijnen van zekerheden en geloof in eerdere modellen.
### 2.4 Postmodern strafrecht (laatste kwart 20e eeuw en 21e eeuw)
Het **postmodern strafrecht** kenmerkt zich door toenemend wantrouwen ten aanzien van de overheid en kritiek op het strafrechtssysteem. Er is een gebrek aan visie op de toekomstige richting van het strafrecht. Verschillende benaderingen komen naar voren:
* **Roep om herstel van het klassiek strafrecht**: pleidooi voor gelijke behandeling en nadruk op de daad, onafhankelijk van het profiel van de dader.
* **Dadergerichte interventies / risico-daderstrafrecht**: focus op het bepalen van de gepaste reactie op basis van de gevaarlijkheid van de dader, als alternatief voor effectieve gevangenisstraffen.
* **Strafrecht en (geïntegreerde) hulpverlening**: men ziet deze als verenigbaar en complementair.
* **Net-widening door alternatieve bestraffing**: meer mensen worden blootgesteld aan gerechtelijke controle door de introductie van alternatieve vormen van bestraffing.
* **Toename van daadstrafrecht zonder veel schuld**: schuld wordt minder belangrijk, met een toename van administratieve sanctionering (zoals GAS-boetes).
* **Mensenrechtengericht strafrecht**: behandeling gericht op de toekomst en verandering van mensen, met aandacht voor het recht op zorg voor geïnterneerden.
* **Afschaft of aanvulling van strafrecht**: pleidooien voor het afschaffen van het strafrecht (abolitionisme) of de aanvulling ervan met herstelrechtelijke interventies, waarbij slachtoffers zelf een leidende rol spelen.
Het nieuwe Strafwetboek, dat in april 2026 in werking treedt, is geen grote omwenteling maar neemt veel principes op die voorheen in rechtspraak werden gezocht. Het blijft in principe uitgaan van daadstrafrecht, maar houdt ruimte voor individualisering gericht op de dader.
## 3. Strafwet
### 3.1 Legaliteitsbeginsel
Het **legaliteitsbeginsel** (*nullum crimen, nulla poena sine lege*), vastgelegd in artikel 1 van het Strafwetboek, is de hoeksteen van het klassiek strafrecht. Dit beginsel stelt dat er geen misdrijf of straf kan zijn zonder een wettelijke grondslag. Het is absoluut en zorgt voor rechtszekerheid. Enkel de wetgever mag misdrijven en straffen bepalen, en deze moeten duidelijk zijn.
De **strafwet in materiële zin** omvat beslissingen van wetgevende organen, inclusief decreten, ordonnanties, en uitzonderlijk genummerde Koninklijke Besluiten in crisistijden. De wetgever kan specifieke preciseringen delegeren aan de uitvoerende macht onder het motto 'krachtens de wet'. Internationale verdragen, zoals het EVRM, hebben directe werking en kunnen geen nieuwe misdrijven of straffen invoeren maar verplichten de nationale wetgever wel om aantastingen van mensenrechten te sanctioneren.
#### 3.1.1 Toetsing en interpretatie
Wetten kunnen getoetst worden op hun grondwettelijkheid door het Grondwettelijk Hof, dat wetten kan vernietigen of ongrondwettelijk kan verklaren. Rechtbanken kunnen strafbepalingen enkel toepassen als ze met de wet overeenstemmen. De interpretatie van de strafwet gebeurt strikt, waarbij teleologische interpretatie (rekening houdend met het doel van de wetgever) is toegelaten, maar analogische interpretatie in het nadeel van de vervolgde persoon verboden is. Analogie in het voordeel van de beklaagde (*analogia in bonam partem*) is wel toegelaten.
#### 3.1.2 Toepassing van de strafwet in de tijd
De strafwet wordt toegepast op de gedraging ten tijde van het feit. Er geldt een verbod op **retroactiviteit van de strengere strafwet**. Wel is retroactiviteit van de voor de dader **meest gunstige bepaling** toegelaten op basis van billijkheid. Uitzonderingen hierop zijn onder meer interpretatieve wetten, procedurewetten, en bepaalde periodieke of tijdelijke wetten.
#### 3.1.3 Toepassing van de strafwet in de ruimte
Het principe is dat alles wat zich op het Belgische grondgebied voordoet, onder de Belgische Strafwet valt, ongeacht de nationaliteit van dader of slachtoffer (**territorialiteitsbeginsel**). De Belgische rechtsmacht kan echter ook buiten België worden uitgeoefend via **extraterritorialiteit**, gebaseerd op persoonlijke aanknopingspunten (nationaliteit, slachtoffer) of zakelijke aanknopingspunten (krenking van een concreet belang). Het **ubiquiteitsbeginsel** stelt dat een misdrijf op Belgische grondgebied wordt geacht te zijn gepleegd indien één van de bestanddelen ervan hier plaatsvond. Het **aut dedere, aut judicare** principe houdt in dat een staat een verdachte moet uitleveren of zelf berechten.
### 3.2 Misdrijf
Een misdrijf vereist drie **onontbeerlijke bestanddelen**:
1. **Materieel bestanddeel (actus reus)**: een gedraging (handelen, nalaten of oneigenlijk verzuim). Louter voornemens zijn niet strafbaar.
2. **Moreel bestanddeel (mens rea)**: de gedraging moet verwijtbaar zijn, met een minimale schuldvorm van bewust en uit vrije wil handelen. Voor opzettelijke misdrijven is bovendien opzet vereist (algemeen of bijzonder). Bij onopzettelijke misdrijven is een zware fout vereist.
3. **Wederrechtelijkheid**: de gedraging is ongeoorloofd en niet gerechtvaardigd. Dit wordt vermoed indien het materieel en moreel bestanddeel vervuld zijn.
**Verzwarende bestanddelen** transformeren een basismisdrijf tot een nieuw, zwaarder misdrijf. **Strafbare poging** is mogelijk vanaf het begin van de uitvoering, met een lagere straf dan bij een voltooid misdrijf, tenzij de wet anders bepaalt. **Vrijwillige terugtred** voor het misdrijf voltooid is, is een strafuitsluitende verschoningsgrond. Het **crimineel aanbod** is strafbaar vanaf de aanvaarding ervan.
#### 3.2.1 Rechtvaardigingsgronden
Rechtvaardigingsgronden maken een gedraging gerechtvaardigd, waardoor er geen misdrijf meer is. Deze werken door naar deelnemers. Voorbeelden zijn:
* **Gerechtvaardigd bevel of toelating bij wet**: wettelijke opdrachten die normaal strafbare gedragingen toelaten of opleggen.
* **Bevel van de overheid**: mits het bevel gegeven is door een wettige overheid en rechtmatig is.
* **Noodtoestand**: wanneer een recht of belang in ernstig gevaar is en andere alternatieven ontbreken, mits het geredde rechtsgoed van hogere waarde is.
* **Wettige verdediging (noodweer)**: verzet tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval.
* **Wettig verzet**: verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid waarbij onmiddellijke reactie noodzakelijk is.
Toestemming van het slachtoffer is geen rechtvaardigingsgrond, tenzij de wet dit expliciet toelaat of de toestemming een materieel bestanddeel van het misdrijf is.
### 3.3 Dader
**Strafrechtelijke verantwoordelijkheid** is individueel. **Daderschap** omvat de persoon die alle bestanddelen van een misdrijf vervult, of die voldoet aan de voorwaarden van strafbare poging. Er zijn drie vormen van daderschap:
1. **Onmiddellijk of rechtstreeks daderschap**: de dader stelt zelf de gedraging.
2. **Middellijk daderschap**: de dader gebruikt een derde persoon als instrument.
3. **Co-daderschap**: twee of meer personen plegen gezamenlijk een misdrijf.
**Rechtspersonen** zijn autonoom strafrechtelijk verantwoordelijk. **Strafbare deelneming** omvat handelingen die op betekenisvolle wijze bijdragen aan een misdrijf, met deelnemingsopzet.
#### 3.3.1 Schuldontheffingsgronden en niet-toerekeningsvatbaarheid
* **Schuldontheffingsgronden** (onweerstaanbare dwang, onoverkomelijke dwaling) nemen de schuld weg, waardoor het misdrijf niet verwijtbaar is.
* **Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid** (geestesstoornis, minderjarigheid) maken de dader schuldonbekwaam. Er is geen straf, wel een beveiligingsmaatregel mogelijk en schadevergoeding aan benadeelden.
### 3.4 Straf
Een **straf** is een wettelijke, rechterlijke, persoonlijke en individuele sanctie die de maatschappelijke afkeuring uitdrukt, het maatschappelijk evenwicht herstelt, de dader rehabiliteert en de maatschappij beschermt. **Preventie** en **vergelding** zijn geen strafdoelen op zich.
#### 3.4.1 Hoofd- en bijkomende straffen
Nieuw strafrecht maakt een onderscheid tussen misdrijven op basis van strafniveaus. Hoofdstraffen zijn onder meer vrijheidsbenemende (gevangenisstraf, behandeling onder vrijheidsberoving) en vrijheidsbeperkende straffen (elektronisch toezicht, probatiestraf, werkstraf). Bijkomende straffen, die nooit zonder hoofdstraf worden opgelegd, omvatten onder meer ontzetting uit bepaalde rechten en beroepsverboden. Voor rechtspersonen bestaan geldboetes, dienstverleningsstraffen en probatiestraffen.
#### 3.4.2 Vermogensstraffen
Vermogensstraffen omvatten de geldboete, verbeurdverklaring (van zaken misbruikt, verworven of ontstaan door het misdrijf), verruimde verbeurdverklaring, en de geldstraf vastgesteld op basis van het behaalde voordeel.
#### 3.4.3 Straftoemeting en strafuitvoering
De rechter heeft een **discretionaire bevoegdheid** bij de straftoemeting, rekening houdend met verzachtende omstandigheden, verzwarende factoren, samenloop, en de financiële draagkracht van de beklaagde. Modaliteiten zoals opschorting van de uitspraak en uitstel van de tenuitvoerlegging zijn mogelijk. De **strafuitvoering** is de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, met betrokkenheid van de strafuitvoeringsrechter. De uitvoering van straffen omvat regels voor gevangenissen, elektronisch toezicht, probatiestraffen en werkstraffen.
### 3.5 Beveiligingsmaatregelen
Beveiligingsmaatregelen, zoals **
**internering** en de **beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij**, zijn gericht op bescherming van de maatschappij en kunnen worden opgelegd in plaats van of samen met een straf. Ze hebben vaak een onbepaalde duur en worden toegekend door de Kamer voor Bescherming van de Maatschappij.
#### 3.5.1 Internering
Internering is een maatregel voor personen met een geestesstoornis die een misdrijf hebben gepleegd dat de fysieke of psychische integriteit aantast of bedreigt, en waarbij er een gevaar voor recidive is.
#### 3.5.2 Beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij
Deze maatregel kan worden opgelegd na veroordeling tot een gevangenisstraf van minstens vijf jaar, indien er een ernstige psychiatrische aandoening is en een gevaar op recidive.
## 4. Burgerrechtelijke bepalingen en beveiligingsmaatregelen
De **burgerrechtelijke bepalingen** regelen onder meer de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor vermogensstraffen, teruggave van schadevergoeding, onwaardigheid om te erven en hoofdelijkheid.
**Beveiligingsmaatregelen** omvatten ook de vernietiging en verbeurdverklaring als beveiligingsmaatregel, en de ontbinding van de rechtspersoon.
### 4.1 Het Centraal Strafregister
Het **Centraal Strafregister** bevat gegevens over beslissingen in strafzaken en ter bescherming van de maatschappij. Veroordelingen worden opgenomen en blijven permanent geregistreerd. **Uitwissing van veroordelingen** en **herstel in eer en rechten** kunnen leiden tot het wissen van de gegevens uit het register onder bepaalde voorwaarden.
---
# De bestanddelen van een misdrijf en de toepassing van de strafwet
Hier is de gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "De bestanddelen van een misdrijf en de toepassing van de strafwet".
## 3. De bestanddelen van een misdrijf en de toepassing van de strafwet
Dit onderwerp behandelt de vereisten voor een misdrijf, zoals het materiële, morele bestanddeel en wederrechtelijkheid, alsook de toepassing van de strafwet in tijd en ruimte.
### 3.1 Strafwet en het legaliteitsbeginsel
#### 3.1.1 Begripsomschrijving en hoekstenen
Het strafrecht omvat rechtsregels die bepalen welke gedragingen misdrijven zijn, wie daarvoor verantwoordelijk is, welke straffen bestaan en hoe deze worden toegepast. Het legaliteitsbeginsel, vastgelegd in artikel 1 van het Nieuw Strafwetboek (N. Sw.), vormt de hoeksteen van het klassiek strafrecht. Dit principe, "nullum crimen, nulla poena sine lege" (geen misdrijf, geen straf zonder wet), is absoluut en essentieel voor de rechtszekerheid. Het bepaalt dat enkel de wetgever misdrijven en straffen mag vaststellen, en dat deze duidelijk en bepaald moeten zijn.
#### 3.1.2 Bronnen van het legaliteitsbeginsel
De bronnen van het legaliteitsbeginsel omvatten:
* **Materiële strafwet:** Beslissingen van wetgevende organen, inclusief federale wetten, decreten, ordonnanties, provinciale en gemeentelijke reglementen. In crisissituaties kunnen ook genummerde koninklijke besluiten hieronder vallen.
* **"Krachtens de wet":** De wetgever kan de uitvoerende macht delegeren om nadere preciseringen uit te werken.
* **Algemene beginselen van het volkerenrecht:** Internationale gemeenschappen kunnen strafbaarstellingen erkennen die niet expliciet in nationale wetgeving zijn opgenomen (bv. genocide).
* **Internationale verdragen:** Verdragen met directe werking, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), kunnen niet zelf straffen invoeren, maar verplichten de nationale wetgever tot sanctionering van bepaalde schendingen.
* **Recht van de Europese Unie:** Verordeningen en richtlijnen kunnen leiden tot omzetting naar nationaal recht en kunnen, bij onverenigbaarheid met EU-recht, leiden tot niet-toepassing van nationale wetgeving.
#### 3.1.3 Controle op het legaliteitsbeginsel
Controle op de naleving van het legaliteitsbeginsel gebeurt op verschillende niveaus:
* **Rechterlijke macht:** Strafbepalingen worden enkel toegepast als ze overeenstemmen met de wet. Vragen over de legaliteit van wetten kunnen prejudicieel aan het Grondwettelijk Hof worden voorgelegd.
* **Grondwettelijk Hof (GwH):** Heeft de bevoegdheid om wetten te vernietigen via een beroep tot vernietiging of ongrondwettelijkheidsverklaring, en beantwoordt prejudiciële vragen.
* **Hoven en rechtbanken:** Toetsen wetten aan hogere normen, waaronder de Grondwet en internationale verdragen.
### 3.2 Toepassing van de strafwet in de tijd
#### 3.2.1 Het tijdstip van de gedraging
De toepassing van de strafwet in de tijd wordt geregeld door artikel 2 van het Nieuw Strafwetboek. In principe geldt de wet die van kracht is op het moment van de gedraging. Een wet treedt in werking, in beginsel, tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, tenzij anders bepaald.
#### 3.2.2 Conflicten in de tijd
Conflicten ontstaan wanneer de strafwet op het moment van de gedraging verschilt van de wet op het moment van de beoordeling door de rechter.
* **Verboden retroactiviteit van de strengere strafwet:** Een strengere wet die na het plegen van het misdrijf in werking treedt, mag niet worden toegepast. Dit omvat nieuwe misdrijfomschrijvingen, uitbreidingen van bestaande omschrijvingen, verzwaring van straffen of strafuitvoeringsmodaliteiten.
* **Toegelaten retroactiviteit van de gunstigere strafwet:** Een mildere wet die na het plegen van het misdrijf in werking treedt, mag wel worden toegepast (dit geldt voor beperkingen van de misdrijfomschrijving of mildere straffen).
#### 3.2.3 Uitzonderingen op de retroactiviteit van de gunstigste bepaling
Er zijn bijzondere gevallen waarin de gunstigste bepaling niet retroactief wordt toegepast, zoals bij:
* Periodieke reglementering en gelegenheidswetten.
* Tijdelijke wetten (bv. gerelateerd aan COVID-19).
* Uitvoeringsreglementering met wisselende uitvoering van kaderwetgeving.
* Interpretatieve of preciserende wetten (tenzij ze strikt een bestaande norm verduidelijken).
#### 3.2.4 Procedurewetten en niet-strafrechtelijke sancties
Procedurewetten (bv. inzake verjaring) krijgen onmiddellijke toepassing. Wetten betreffende niet-strafrechtelijke sancties (bv. internering) vallen buiten de regels van artikel 2 N. Sw.
### 3.3 Toepassing van de strafwet in de ruimte
#### 3.3.1 Principe van territorialiteit
Het principe van territorialiteit (artikel 3 N. Sw.) houdt in dat de Belgische strafwet van toepassing is op alle gedragingen die zich op het Belgische grondgebied voordoen, ongeacht de nationaliteit van dader of slachtoffer. Het Belgische grondgebied omvat het land, de territoriale zee, het luchtruim en Belgische schepen en vliegtuigen.
#### 3.3.2 Ubiquiteitstheorie
België hanteert de **ubiquiteitstheorie** voor de lokalisatie van misdrijven: een misdrijf is plaatselijk in België indien één van de constitutieve of verzwarende bestanddelen ervan op Belgisch grondgebied is gepleegd. Dit geldt ook voor buitenlandse daden van deelneming aan een misdrijf dat in België is gepleegd.
#### 3.3.3 Extraterritorialiteit (uitzondering)
De uitoefening van rechtsmacht buiten België is beperkt en gebaseerd op extraterritorialiteitsregels (artikelen 6-14 V.T. Sv.):
* **Actief personaliteitsbeginsel:** Belgische daders die in het buitenland een misdrijf plegen.
* **Passief personaliteitsbeginsel:** Belgische slachtoffers die in het buitenland slachtoffer worden.
* **Zakelijke aanknopingspunten (universaliteitsbeginsel):** Krenking van een concreet belang (bv. oorlogsmisdaden, genocide).
* **Afgeleide rechtsmacht (aut dedere, aut judicare):** De plicht om een vreemde onderdaan die op het Belgische grondgebied is, te berechten of uit te leveren indien het thuisland dit vraagt.
#### 3.3.4 Beperkingen aan extraterritorialiteit
Beperkingen zijn onder meer:
* **Dubbele incriminatie:** Het misdrijf moet ook in België strafbaar zijn.
* **Ne bis in idem:** Niet tweemaal gestraft voor hetzelfde misdrijf.
* **Vervolgingfilters:** Goedkeuring door de federale procureur is vereist.
#### 3.3.5 Internationale straftribunalen
Internationale straftribunalen en hun rol, zoals het Internationaal Strafhof (ISH), zijn complex en politiek geladen.
### 3.4 Interpretatie van de strafwet
#### 3.4.1 Interpretatiemethoden
De interpretatie van de strafwet (artikel 4 N. Sw.) moet strikt gebeuren en mag **nooit analoog in het nadeel van de vervolgde persoon** gebeuren. Toegelaten interpretatiemethoden zijn onder meer de letterlijke en de teleologische interpretatie (rekening houdend met het doel van de wetgever).
#### 3.4.2 Analogieverbod (in malam partem)
Analogie in het nadeel van de beklaagde (analogia in malam partem) is verboden. Dit betekent dat het toepassingsgebied van een strafbepaling niet mag worden uitgebreid naar gevallen die niet expliciet door de wet zijn gedekt, zelfs als ze gelijkaardig lijken.
#### 3.4.3 Analogie in bonam partem
Analogie is wel toegelaten in het voordeel van de vervolgde persoon (analogia in bonam partem).
### 3.5 Bestanddelen van het misdrijf
Een misdrijf bestaat uit drie verplichte en onontbeerlijke bestanddelen (artikel 5 N. Sw.):
1. **Materieel bestanddeel (actus reus):** Een gedraging (handelen, nalaten, oneigenlijk verzuim) of het veroorzaken van een gevolg. Louter voornemen of idee is niet strafbaar.
* **Handelingsmisdrijven (commissiedelicten):** Materiële bestanddeel is het stellen van een handeling.
* **Verzuimsmisdrijven (omissiedelicten):** Materiële bestanddeel is het nalaten van een handeling.
* **Gevolgmisdrijven:** Het veroorzaken van een bepaald gevolg is een bestanddeel. De causaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de **equivalentieleer** (conditio sine qua non).
2. **Moreel bestanddeel (mens rea):** De ingesteldheid van de dader. Vereist is een minimale schuldvorm: bewust en uit vrije wil handelen. Voor opzettelijke misdrijven is opzet vereist (algemeen of bijzonder). Voor onopzettelijke misdrijven is een zware fout (ernstig gebrek aan voorzorg/voorzichtigheid) vereist.
3. **Wederrechtelijkheid:** De gedraging is ongeoorloofd of ontoelaatbaar. Wordt vermoed indien materieel en moreel bestanddeel vervuld zijn, tenzij er een rechtvaardigingsgrond is.
#### 3.5.1 Strafwaardigheid
Strafwaardigheid is geen constitutief bestanddeel meer volgens het Nieuw Strafwetboek. Strafuitsluitende verschoningsgronden (bv. intrekking van valse verklaring) kunnen echter de strafbaarheid wegnemen.
#### 3.5.2 Verzwarende bestanddelen
Verzwarende bestanddelen (artikel 8 N. Sw.) transformeren een basismisdrijf tot een nieuw, zwaarder misdrijf. Deze kunnen objectief (bv. inbraak in de nacht) of subjectief (bv. misdrijf met discriminerende drijfveer) zijn.
### 3.6 Strafbare poging
#### 3.6.1 Begrip en uitbreiding van strafbaarheid
De strafbare poging omvat het **begin van uitvoering** van een welbepaald misdrijf. De uitbreiding van de strafbaarheid ten aanzien van de dader kan gebeuren via strafuitsluitende verschoningsgronden zoals bedrieglijk onvermogen.
#### 3.6.2 Voorwaarden
Vereist zijn een crimineel voornemen en een begin van uitvoering. Een poging tot verzuimsmisdrijven is niet mogelijk. Het Belgisch strafrecht hanteert een **objectivistische invulling** van het begin van uitvoering, maar er zijn subjectivistische elementen.
#### 3.6.3 Onmogelijke en ondeugdelijke pogingen
Deze zijn strafbaar, tenzij het gaat om absurde of putatieve misdrijven (bv. voodoo, misverstand over eigendom). Pogingen tot opzettelijke misdrijven zijn steeds strafbaar, tenzij de wet anders bepaalt.
#### 3.6.4 Vrijwillige terugtred
Vrijwillige terugtred vóór de voltooiing van het misdrijf is een strafuitsluitende verschoningsgrond. De terugtred moet vrijwillig en definitief zijn en werkt individueel.
#### 3.6.5 Bestraffing van poging
De straf voor een poging is in beginsel het onmiddellijk lagere strafniveau.
#### 3.6.6 Crimineel aanbod
Het doen of aanvaarden van een crimineel aanbod vanaf strafniveau 5 is strafbaar.
### 3.7 Rechtvaardigingsgronden
Rechtvaardigingsgronden (artikel 10 N. Sw.) maken een gedraging gerechtvaardigd, waardoor er geen misdrijf meer is. Ze werken door naar deelnemers.
#### 3.7.1 Gebod of toelating bij wet
De wet zelf kan een gedraging die normaal strafbaar is, toelaten of opleggen (bv. gezichtsbedekking bij carnaval, medische ingrepen). Toestemming van het slachtoffer is enkel een rechtvaardigingsgrond indien dit expliciet in de wet is opgenomen of indien het een materieel bestanddeel van het misdrijf is.
#### 3.7.2 Bevel van de overheid
Een bevel van een wettige overheid, dat rechtmatig is, kan een rechtvaardigingsgrond vormen. Indien het bevel kennelijk onrechtmatig was, kan dit aanleiding geven tot schuldontheffing.
#### 3.7.3 Noodtoestand
Bij een ernstig en onmiddellijk gevaar kan een rechtsgoed worden opgeofferd om een hoger belang te vrijwaren, mits subsidiariteit en een waardenverschil. Bepaalde misdrijven, zoals foltering, kunnen nooit door noodtoestand worden gerechtvaardigd.
#### 3.7.4 Wettige verdediging (noodweer)
Wettige verdediging (artikel 14 N. Sw.) is een rechtvaardigingsgrond tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval op een persoon. Noodweerexces is een strafverminderende verschoningsgrond.
#### 3.7.5 Wettig verzet
Wettig verzet (artikel 15 N. Sw.) staat toe zich te verzetten tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid indien een onmiddellijke reactie noodzakelijk is.
### 3.8 Dader en strafrechtelijke verantwoordelijkheid
#### 3.8.1 Individuele verantwoordelijkheid
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid is strikt individueel.
#### 3.8.2 Daderschap
Daders zijn natuurlijke personen of rechtspersonen aan wie alle constitutieve bestanddelen van een misdrijf kunnen worden toegerekend. Er zijn drie vormen van daderschap:
* **Onmiddellijk/rechtstreeks daderschap:** De dader stelt de gedraging zelf.
* **Middellijk daderschap:** De dader gebruikt een derde als instrument.
* **Co-daderschap:** Gezamenlijk plegen van een misdrijf door twee of meer personen met eenzelfde opzet.
#### 3.8.3 Rechtspersonen
Rechtspersonen zijn autonoom strafrechtelijk verantwoordelijk onder bepaalde voorwaarden.
#### 3.8.4 Strafbare deelneming
Deelnemers dragen op betekenisvolle wijze bij aan een misdrijf gepleegd door anderen. Vereist is een gepleegd misdrijf, een deelnemingsgedraging en deelnemingsopzet. Deelnemers kunnen als daders worden gestraft.
#### 3.8.5 Verzwarende bestanddelen en factoren
Objectieve en subjectieve verzwarende bestanddelen en factoren hebben invloed op de strafmaat. Objectieve bestanddelen worden doorgaans doorgerekend aan alle betrokkenen, subjectieve bestanddelen enkel aan de dader zelf.
### 3.9 Schuld en schulduitsluitingsgronden
Schuld is de basis voor strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
#### 3.9.1 Schuldontheffingsgronden
Deze gronden nemen de schuld weg, waardoor het misdrijf niet verwijtbaar is:
* **Onoverkomelijke dwaling (art. 23 N. Sw.):** Een fundamentele vergissing over de feiten of de strafbaarheid.
* **Onweerstaanbare dwang of overmacht (art. 22 N. Sw.):** Fysieke of morele dwang die de vrije wil volledig uitschakelt.
#### 3.9.2 Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid
De dader is schuldonbekwaam:
* **Geestesstoornis (art. 25 N. Sw.):** Tenietdoen van het oordeelsvermogen of controle over daden op het moment van de feiten. Kan leiden tot internering in plaats van straf.
* **Minderjarigheid (art. 26 N. Sw.):** Minderjarigen zijn vanaf 12 jaar schuldbekwaam, maar het jeugdstrafrecht blijft van toepassing.
### 3.10 Strafwaardigheid en strafuitsluitende verschoningsgronden
Sommige situaties, zoals het intrekken van een valse verklaring, ontnemen de strafbaarheid maar laten de wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid van de gedraging intact.
### 3.11 De straf
#### 3.11.1 Kenmerken van een straf
Een straf is wettelijk, rechterlijk, persoonlijk en individueel bepaald.
#### 3.11.2 Hoofdstraffen en bijkomende straffen
Het Nieuw Strafwetboek onderscheidt hoofdstraffen (vrijheidsbenemend, vrijheidsbeperkend, vermogensstraffen) en bijkomende straffen.
#### 3.11.3 Strafmaat en straftoemeting
De strafmaat wordt bepaald door de wet, maar de rechter heeft een discretionaire bevoegdheid bij de straftoemeting, rekening houdend met de doelstellingen van de straf (maatschappelijke afkeuring, herstel, rehabilitatie, bescherming).
#### 3.11.4 Regels voor verzwaring en verlichting van straf
Regels rond herhaling, verzwarende factoren, verzachtende omstandigheden en verschoningsgronden beïnvloeden de uiteindelijke strafmaat.
#### 3.11.5 Samenloop
Bij samenloop van misdrijven wordt de zwaarste straf uitgesproken, met rekening houdend met reeds opgelegde straffen.
#### 3.11.6 Modaliteiten van strafuitvoering
Modaliteiten zoals opschorting van de uitspraak, uitstel van tenuitvoerlegging, werkstraffen en probatiestraffen bieden alternatieven voor effectieve gevangenisstraf.
### 3.12 Beveiligingsmaatregelen
Beveiligingsmaatregelen, zoals internering, beogen de bescherming van de maatschappij en worden opgelegd bij geestesgestoorde daders of daders die een ernstig risico vormen. Ze verschillen van straffen en hebben geen straffend karakter.
### 3.13 Uitvoering van straffen en maatregelen
De uitvoering van straffen en maatregelen is een complex proces, waarvoor de strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd zijn. Modaliteiten van strafuitvoering, zoals uitgaansvergunningen en elektronisch toezicht, trachten een balans te vinden tussen strafdoelen en re-integratie.
### 3.14 Herstel van eer en rechten
Het Centraal Strafregister houdt gegevens bij over veroordelingen. Uitwissing van veroordelingen en herstel in eer en rechten kunnen de juridische gevolgen van een veroordeling na verloop van tijd tenietdoen.
---
# Strafrechtelijke verantwoordelijkheid, daderschap en deelneming
Dit onderdeel behandelt de kernbegrippen van individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid, de verschillende vormen van daderschap en deelneming aan misdrijven, evenals de rol van schuld en toerekeningsvatbaarheid.
## 4 Strafrechtelijke verantwoordelijkheid, daderschap en deelneming
### 4.1 Inleiding tot strafrechtelijke verantwoordelijkheid
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid houdt in dat een persoon kan worden aangesproken voor een strafbaar feit dat hij heeft gepleegd. Het is cruciaal dat deze verantwoordelijkheid individueel is, wat betekent dat enkel de dader of deelnemer aan een misdrijf persoonlijk gestraft kan worden, en niet bijvoorbeeld diens familie. Dit principe is vastgelegd in artikel 16 van het Nieuw Strafwetboek.
### 4.2 Daderschap
Daderschap verwijst naar degene(n) bij wie alle bestanddelen van een misdrijf vervuld zijn of die voldoen aan de voorwaarden voor strafbare poging zoals bepaald in artikel 9 van het Nieuw Strafwetboek. Er worden drie vormen van daderschap onderscheiden:
* **Onmiddellijk of rechtstreeks daderschap (art. 17, 1° N. Sw.):** De dader stelt de strafbare gedraging persoonlijk.
* **Middellijk daderschap (art. 17, 2° N. Sw.):** De dader gebruikt een derde persoon als instrument om het misdrijf te plegen. De derde persoon is in dit geval geen dader, aangezien niet alle constitutieve bestanddelen van het misdrijf aan hem toerekenbaar zijn. Dit onderscheidt zich van aanzetting als vorm van deelneming.
* **Co-daderschap (art. 17, 3° N. Sw.):** Twee of meer personen plegen gezamenlijk een misdrijf, verenigd door hetzelfde opzet. Dit kan zowel wanneer het gedrag van elke persoon afzonderlijk alle bestanddelen vervult, als wanneer het gedrag van alle personen gezamenlijk alle bestanddelen vervult.
#### 4.2.1 Rechtspersonen
Rechtspersonen kunnen autonoom strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld (art. 18 N. Sw.). Dit geldt voor alle rechtspersonen, inclusief publieke rechtspersonen, en voor sommige niet-rechtspersonen zoals vennootschappen in oprichting. Er zijn drie criteria om een gedraging aan een rechtspersoon toe te rekenen: een intrinsieke band met de verwezenlijking van het voorwerp van de rechtspersoon, een intrinsieke band met de belangenwaarneming van de rechtspersoon, of indien het misdrijf voor rekening van de rechtspersoon is gepleegd. Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen voor hetzelfde misdrijf worden veroordeeld.
### 4.3 Strafbare deelneming
Strafbare deelneming, geregeld in artikel 19 van het Nieuw Strafwetboek, omvat bijdragen aan een misdrijf die niet alle constitutieve bestanddelen van het hoofdmisdrijf vervullen, maar wel op een betekenisvolle wijze aan het misdrijf bijdragen.
**Voorwaarden voor strafbare deelneming:**
* **Er moet een misdrijf zijn gepleegd:** Dit kan een handelings- of verzuimsmisdrijf zijn, of een poging tot misdrijf. Poging tot deelneming is niet strafbaar.
* **Er is een deelnemingsgedraging:** Dit vereist een deelnemingsopzet, wat inhoudt dat de gedraging wetens en willens is gesteld met het doel betekenisvol bij te dragen aan het misdrijf. Dit deelnemingsopzet kan verschillen van de schuldvorm die vereist is voor het hoofdmisdrijf. Deelneming aan onopzettelijke misdrijven is niet mogelijk.
* **Betekenisvolle bijdrage:** De bijdrage moet concreet iets hebben veranderd aan de uitvoering van het misdrijf.
Deelnemers kunnen als daders worden gestraft. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen mededaders en medeplichtigen, maar binnen de straftoemeting kan wel onderscheid gemaakt worden.
#### 4.3.1 Verzwarende bestanddelen en factoren
Artikel 20 van het Nieuw Strafwetboek regelt de doorwerking van verzwarende bestanddelen en factoren naar daders, co-daders en deelnemers.
* **Objectieve verzwarende bestanddelen of factoren:** Deze zijn inherent verbonden aan de gedraging van het misdrijf (bv. inbraak in de nacht). Ze worden doorgerekend aan daders, co-daders en deelnemers, tenzij het niet voorzienbaar was dat dit gevolg zou optreden.
* **Subjectieve verzwarende bestanddelen of factoren:** Deze zijn inherent verbonden aan de persoon van de dader, zoals de relatie tot het slachtoffer of een discriminerende drijfveer (art. 29 N. Sw.). Deze worden in principe enkel toegerekend aan de dader zelf, tenzij er sprake is van specifieke wettelijke bepalingen.
### 4.4 Schuld en toerekeningsvatbaarheid
De aanwezigheid van schuld is een vereiste voor strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen schuldontheffingsgronden en gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid.
#### 4.4.1 Schuldontheffingsgronden
Schuldontheffingsgronden nemen de schuld weg, waardoor het misdrijf niet aan de dader kan worden verweten.
* **Onoverkomelijke dwaling (art. 23 N. Sw.):** Dit betreft een vergissing over de strafbaarheid van de gedraging (rechtsdwaling) of over de aard van de gedraging of omstandigheden (feitelijke dwaling). Een dwaling wordt als onoverkomelijk beschouwd indien een normaal, voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden op een zelfde manier zou hebben gehandeld. Rechtsdwaling wordt streng beoordeeld en zelden aanvaard.
* **Onweerstaanbare dwang of overmacht (art. 22 N. Sw.):** Dit kan fysiek of moreel van aard zijn en moet de vrije wil van de dader volledig uitschakelen. De dwang mag niet aan de dader te wijten zijn (bv. door eigen alcohol- of drugsgebruik).
Bij aanvaarding van een schuldontheffingsgrond wordt de dader vrijgesproken, is er geen verwijtbaar gedrag meer, en volgen er geen straffen, maatregelen of schadevergoedingen.
#### 4.4.2 Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid
Niet-toerekeningsvatbaarheid houdt in dat de dader weliswaar een misdrijf pleegt, maar hiervoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden omwille van een geestesstoornis of minderjarigheid.
* **Geestesstoornis (art. 25 N. Sw.):** Vereist is een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over de daden tenietdoet of ernstig aantast, op het ogenblik van de feiten. Indien deze voorwaarden vervuld zijn, kan de dader niet gestraft worden, maar wel geïnterneerd worden indien er gevaar op recidive is en het misdrijf een bepaalde ernst heeft (vereisten uit de Interneringswet).
* **Minderjarigheid (art. 26 N. Sw.):** Minderjarigen zijn vanaf 12 jaar schuldbekwaam, maar worden vanaf die leeftijd tot 18 jaar als ontoerekeningsvatbaar en schuldonbekwaam beschouwd in het strafrecht. Vanaf 16 jaar kunnen zij soms wel als volwassene strafrechtelijk schuldbekwaam worden verklaard.
Bij niet-toerekeningsvatbaarheid blijft het misdrijf bestaan en is het verwijtbaar, maar de dader wordt niet gestraft. Wel kunnen er beveiligingsmaatregelen (zoals internering) worden opgelegd en kan er een schadevergoeding worden toegekend aan de benadeelden.
### 4.5 De bestanddelen van het misdrijf
Een misdrijf vereist drie constitutieve bestanddelen:
1. **Materieel bestanddeel (actus reus):** Een gedraging in de vorm van een handeling, een nalaten van handelen, of het veroorzaken van een gevolg. Een louter voornemen is niet strafbaar. Bij gevolgmisdrijven moet een oorzakelijk verband tussen de gedraging en het gevolg bestaan, vaak beoordeeld aan de hand van de equivalentieleer.
2. **Moreel bestanddeel (mens rea):** Dit omvat de minimale schuldvorm die inhoudt dat de dader bewust en uit vrije wil heeft gehandeld. Voor opzettelijke misdrijven is naast deze minimale schuldvorm ook opzet vereist, hetzij algemeen (wetens en willens) of bijzonder (het voornemen om een specifiek resultaat te bereiken). Bij onopzettelijke misdrijven is een zware fout vereist.
3. **Wederrechtelijkheid:** Een gedraging is wederrechtelijk wanneer er geen rechtvaardiging voor is. Dit wordt vermoed indien het materieel en moreel bestanddeel vervuld zijn, tenzij er een rechtvaardigingsgrond is.
#### 4.5.1 Strafbare poging (art. 9 N. Sw.)
Een strafbare poging ontstaat wanneer er een crimineel voornemen is, gevolgd door een begin van uitvoering. Het Belgische strafrecht hanteert hierbij een grotendeels objectivistische benadering, waarbij gekeken wordt naar de gedraging zelf, alhoewel subjectivistische elementen (zoals de intentie van de dader) ook een rol spelen bij de interpretatie van het begin van uitvoering. Pogingen tot verzuimsmisdrijven zijn niet strafbaar. Onmogelijke of ondeugdelijke pogingen zijn wel strafbaar, tenzij het om absurde of putatieve misdrijven gaat.
#### 4.5.2 Rechtvaardigingsgronden (art. 10 N. Sw.)
Rechtvaardigingsgronden sluiten de wederrechtelijkheid van een gedraging uit, waardoor er geen misdrijf meer is. Ze werken door naar alle deelnemers. Voorbeelden zijn:
* **Gebod of toelating bij wet (art. 11 N. Sw.):** Wanneer de wet zelf een gedraging toelaat of oplegt.
* **Bevel van de overheid (art. 12 N. Sw.):** Een bevel van een wettige overheid dat rechtmatig is.
* **Noodtoestand (art. 13 N. Sw.):** Wanneer een rechtsgoed moet worden opgeofferd om een groter, onmiddellijk gevaar af te wenden.
* **Wettige verdediging (noodweer) (art. 14 N. Sw.):** Een verdediging tegen een onrechtmatige, ernstige en onmiddellijke aanval.
* **Wettig verzet (art. 15 N. Sw.):** Verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid waarbij onmiddellijke reactie noodzakelijk is.
De toestemming van het slachtoffer is in principe geen rechtvaardigingsgrond, tenzij specifiek wettelijk voorzien of wanneer de afwezigheid van toestemming een materieel bestanddeel van het misdrijf is.
### 4.6 Strafbaarheid
De strafbaarheid van een gedraging wordt bepaald door de aanwezigheid van een misdrijf en de toepasselijkheid van wettelijke regels. Dit proces omvat verschillende stappen:
1. **Kwalificatie:** Bepalen onder welke misdrijfomschrijving de gedraging valt en of er verzwarende bestanddelen zijn.
2. **Poging:** Nagaan of er sprake is van een strafbare poging.
3. **Herhaling en verschoning:** Beoordelen of herhaling van misdrijven strafverzwarend werkt en of er verschoningsgronden (die de straf verminderen of wegnemen) van toepassing zijn.
4. **Verzachtende omstandigheden:** Nagaan of er omstandigheden zijn die de straf kunnen verzachten.
5. **Samenloop:** Indien meerdere misdrijven door dezelfde dader zijn gepleegd, wordt bekeken hoe deze worden behandeld.
6. **Schuldontheffing of niet-toerekeningsvatbaarheid:** Bepalen of er gronden zijn die de schuld wegnemen of de toerekeningsvatbaarheid aantasten.
7. **Strafwaardigheid:** Nagaan of er strafuitsluitende verschoningsgronden zijn die de strafwaardigheid van de gedraging wegnemen.
Pas na deze stappen kan de eigenlijke bestraffing en straftoemeting plaatsvinden.
#### 4.6.1 Beveiligingsmaatregelen versus straffen
Beveiligingsmaatregelen, zoals internering, zijn geen straffen en beogen geen leed, maar wel de bescherming van de maatschappij. Ze kunnen wel nadelige gevolgen hebben voor de betrokkene.
### 4.7 De straf
Een straf is een wettelijk bepaalde vorm van leed die door de rechter wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf. De straf moet wettelijk, rechterlijk, persoonlijk en individueel zijn. Het Nieuw Strafwetboek onderscheidt verschillende hoofdstraffen en bijkomende straffen voor natuurlijke personen en rechtspersonen. De doelstellingen van de straf, zoals maatschappelijke afkeuring, herstel van maatschappelijk evenwicht, rehabilitatie van de dader en bescherming van de maatschappij, worden door de rechter in acht genomen bij de straftoemeting.
#### 4.7.1 Straftoemeting
De straftoemeting omvat het opleggen van de straf en de keuze van de strafmaat. De rechter heeft hierbij een grote discretionaire bevoegdheid, maar moet zijn beslissingen motiveren. Regels omtrent verzachtende en verzwarende omstandigheden, herhaling, samenloop en de financiële draagkracht van de beklaagde spelen hierbij een rol. Modaliteiten zoals opschorting van de uitspraak van de veroordeling of uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf bieden alternatieve mogelijkheden.
### 4.8 Burgerrechtelijke bepalingen en beveiligingsmaatregelen
Naast strafrechtelijke sancties zijn er ook burgerrechtelijke bepalingen die verband houden met misdrijven, zoals teruggave van schade en schadevergoeding. Beveiligingsmaatregelen, zoals internering, zijn gericht op bescherming van de maatschappij en worden niet als straf beschouwd.
#### 4.8.1 Internering
De internering is een beveiligingsmaatregel die kan worden opgelegd aan personen die lijden aan een geestesstoornis en een misdrijf hebben gepleegd dat de integriteit van derden aantast of bedreigt, en waarbij er gevaar op recidive is. De duur van de internering is onbepaald en de beslissing over het einde ervan ligt bij de Kamer voor Bescherming van de maatschappij.
#### 4.8.2 Beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij
Deze maatregel kan worden opgelegd bij veroordeling tot een gevangenisstraf van minstens vijf jaar, indien er sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening en gevaar op recidive. Het combineert aspecten van straf en beveiliging.
Het correcte begrip van daderschap, deelneming, schuld, toerekeningsvatbaarheid en de verschillende straffen en maatregelen is essentieel voor het beheersen van de complexiteit van het strafrecht.
---
# Strafbaarheid, straftoemeting en uitvoering van straffen en maatregelen
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten straffen en beveiligingsmaatregelen, de regels voor de toemeting van straffen, en de modaliteiten van de uitvoering daarvan.
## 5. Strafbaarheid, straftoemeting en uitvoering van straffen en maatregelen
### 5.1 Strafbaarheid: het misdrijf en de dader
#### 5.1.1 Het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel, vervat in artikel 1 Nieuw Strafwetboek (N. Sw.), vormt de hoeksteen van het klassiek strafrecht en stelt dat er geen misdrijf, geen straf bestaat zonder wet ($nullum$ $crimen$, $nulla$ $poena$ $sine$ $lege$). Dit beginsel waarborgt rechtszekerheid ($lex$ $certa$) en houdt in dat enkel de wetgever misdrijven en straffen mag bepalen, en dat deze duidelijk moeten zijn omschreven.
* **Strafwet in materiële zin:** Beslissingen van wetgevende organen (federaal, gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten), inclusief decreten, ordonnanties en soms zelfs genummerde koninklijke besluiten in crisistijden.
* **Krachtens de wet:** De wetgever stelt het kader vast, en de uitvoerende macht kan verdere preciseringen doorvoeren.
* **Internationale verdragen:** Hoewel ze directe werking kunnen hebben, kunnen internationale verdragen geen misdrijven of straffen invoeren zonder tussenkomst van de Belgische wetgever. Ze kunnen wel verplichtingen opleggen aan de nationale wetgever om bepaalde handelingen te sanctioneren.
* **EU-recht:** Verordeningen en richtlijnen kunnen leiden tot de omzetting naar nationaal recht of tot niet-toepassing van nationale wetgeving bij strijdigheid.
* **Legaliteitscontrole:** Kan plaatsvinden door de wetgevende macht (via het Grondwettelijk Hof), de uitvoerende macht (via het Grondwettelijk Hof dat wetten kan vernietigen of ongrondwettelijk verklaren) en de rechterlijke macht (die strafbepalingen enkel toepast indien ze met de wet overeenstemmen).
#### 5.1.2 Toepassing van de strafwet in de tijd
Artikel 2 Nieuw Strafwetboek regelt de toepassing van de strafwet in de tijd.
* **Tijdstip van de gedraging:** De strafwet die gold op het moment van de gedraging is in principe van toepassing. Een wet treedt in werking tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, tenzij anders bepaald.
* **Retroactiviteit:** De wet stelt een strikt verbod op retroactiviteit van de strengere strafwet. Dit betekent dat een wet die een nieuw misdrijf omschrijft, een misdrijfomschrijving uitbreidt, of een straf verzwaart, niet mag worden toegepast op feiten die vóór de inwerkingtreding van die wet zijn gepleegd.
* **Retroactiviteit van de gunstigere strafwet:** De toepassing van een strafwet die voor de dader gunstiger is (bijvoorbeeld door een beperking van de misdrijfomschrijving of een lichtere straf), is wel toegelaten op basis van billijkheid.
* **Uitzonderingen op de gunstigere retroactiviteit:** Dit geldt niet voor periodieke reglementering, gelegenheidswetten, tijdelijke wetten, interpretatieve wetten, procedurewetten en wetten die betrekking hebben op niet-strafrechtelijke sancties.
#### 5.1.3 Toepassing van de strafwet in de ruimte
Artikel 3 Nieuw Strafwetboek bepaalt de toepassing van de strafwet in de ruimte.
* **Territorialiteitsbeginsel:** In principe is de Belgische strafwet van toepassing op alle feiten die zich op het Belgisch grondgebied voordoen, ongeacht de nationaliteit van de dader of het slachtoffer. Dit omvat het Belgische land-, zee- en luchtruim.
* **Ubiquiteitstheorie:** De Belgische rechtbank is bevoegd indien één van de constitutieve of verzwarende bestanddelen van het misdrijf op Belgisch grondgebied is gebeurd, of indien buitenlandse daden van deelneming hebben bijgedragen aan een misdrijf dat in België is gepleegd.
* **Extraterritorialiteit:** De Belgische rechtsmacht kan buiten België worden uitgeoefend in specifieke gevallen:
* **Actief personaliteitsbeginsel:** Voor Belgische daders in het buitenland.
* **Passief personaliteitsbeginsel:** Voor Belgische slachtoffers in het buitenland.
* **Zakelijke aanknopingspunten (universaliteitsbeginsel):** Voor bepaalde misdrijven van internationale aard (bv. oorlogsmisdaden, genocide).
* **Afgeleide rechtsmacht (aut dedere aut judicare):** Indien een staat een onderdaan niet uitlevert, moet hij deze persoon zelf straffen.
* **Beperkingen:** Dubbele incriminatie (het feit moet ook in het buitenland strafbaar zijn) en het ne bis in idem-beginsel zijn van toepassing.
#### 5.1.4 Interpretatie van de strafwet
Artikel 4 Nieuw Strafwetboek regelt de interpretatie van de strafwet.
* **Strikte interpretatie:** Heldere wetteksten worden strikt (letterlijk) geïnterpreteerd.
* **Toegelaten interpretatiemethoden:**
* **Letterlijke interpretatie:** De grammaticale betekenis van de woorden.
* **Teleologische interpretatie:** Rekening houden met het doel van de wetgever.
* **Verboden interpretatie:** Interpretatie naar analogie in het nadeel van de vervolgde persoon ($analogia$ $in$ $malam$ $partem$) is verboden. Dit betekent dat het toepassingsgebied van een strafwet niet mag worden uitgebreid op basis van gelijkenis. Analogische interpretatie ten voordele van de vervolgde persoon ($analogia$ $in$ $bonam$ $partem$) is wel toegelaten.
### 5.2 Het misdrijf
#### 5.2.1 Bestanddelen van het misdrijf
Volgens artikel 5 Nieuw Strafwetboek kent een misdrijf drie verplichte, onontbeerlijke bestanddelen:
* **Materieel bestanddeel (actus reus):** Een gedraging (handeling of nalaten) die in strijd is met de wet. Loutere voornemens of ideeën zijn niet strafbaar. Dit kan een handelingsmisdrijf (commissiedelict) of een verzuimsmisdrijf (omissiedelict) zijn. Bij gevolgmisdrijven vereist het materieel bestanddeel het veroorzaken van een bepaald gevolg, waarbij de equivalentieleer in België wordt toegepast om het oorzakelijk verband te bepalen.
* **Moreel bestanddeel (mens rea):** De gedraging moet verwijtbaar zijn, wat betekent dat de dader bewust en uit vrije wil heeft gehandeld. Voor de meeste misdrijven is naast deze minimale schuldvorm ook opzet vereist (algemeen of bijzonder opzet). Bij onopzettelijke misdrijven volstaat een zware fout (ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid).
* **Wederrechtelijkheid:** De gedraging mag niet gerechtvaardigd zijn. Wederrechtelijkheid wordt vermoed indien de materiële en morele bestanddelen vervuld zijn, tenzij er sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
* **Strafwaardigheid:** Hoewel geen constitutief bestanddeel, kan een gedraging die wel materieel, moreel en wederrechtelijk is, toch niet als misdrijf worden beschouwd indien de wetgever deze specifieke situatie niet als strafwaardig beschouwt (bv. strafuitsluitende verschoningsgronden, familiale immuniteiten).
#### 5.2.2 Verzwarende bestanddelen
Artikel 8 Nieuw Strafwetboek bepaalt dat verzwarende bestanddelen een basismisdrijf omvormen tot een nieuw, zwaarder misdrijf. Deze kunnen objectief (inherent aan de gedraging) of subjectief (inherent aan de persoon van de dader, bv. discriminerende drijfveer) zijn.
#### 5.2.3 Strafbare poging
De strafbaarheid van een poging tot misdrijf breidt de strafrechtelijke verantwoordelijkheid uit vóór het misdrijf voltooid is (iter criminis).
* **Voorwaarden:** Een crimineel voornemen, een begin van uitvoering (objectivistisch ingevuld, maar met subjectivistische elementen in de praktijk) en de uitvoering van een welbepaald misdrijf.
* **Straf:** Voor pogingen tot opzettelijke misdrijven is de straf doorgaans het onmiddellijk lagere strafniveau. Pogingen tot verzuimsmisdrijven zijn niet mogelijk.
* **Vrijwillige terugtred:** Indien de dader vrijwillig en definitief afziet van de voltooiing van het misdrijf vóór het voltooid is, kan dit een strafuitsluitende verschoningsgrond zijn.
#### 5.2.4 Rechtvaardigingsgronden
Rechtvaardigingsgronden sluiten de wederrechtelijkheid van een gedraging uit, waardoor deze niet als misdrijf wordt beschouwd. Ze werken door naar deelnemers.
* **Gebod of toelating bij wet (art. 11 N. Sw.):** De wet zelf laat een normaal strafbare gedraging toe (bv. chirurgische ingrepen, bepaalde beroepsactiviteiten).
* **Bevel van de overheid (art. 12 N. Sw.):** Een door een wettige overheid gegeven, rechtmatig bevel. Bij een kennelijk onrechtmatig bevel kan er mogelijk een beroep worden gedaan op schuldontheffing.
* **Noodtoestand (art. 13 N. Sw.):** Een gedraging die noodzakelijk is om een groter gevaar af te wenden. Er gelden strikte voorwaarden van subsidiariteit en waardenverschil.
* **Wettige verdediging (noodweer) (art. 14 N. Sw.):** Verweer tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval op een persoon. Noodweerexces is een strafverminderende verschoningsgrond.
* **Wettig verzet (art. 15 N. Sw.):** Verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid waarbij onmiddellijke reactie noodzakelijk is.
### 5.3 De dader en zijn verantwoordelijkheid
#### 5.3.1 Strafrechtelijke verantwoordelijkheid en daderschap
* **Individuele verantwoordelijkheid (art. 16 N. Sw.):** Strafrechtelijke verantwoordelijkheid is strikt persoonlijk en individueel.
* **Daderschap (art. 17 N. Sw.):** Wordt toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen die de constitutieve bestanddelen van een misdrijf vervullen of aan een strafbare poging voldoen. Er zijn drie vormen van daderschap:
* **Onmiddellijk daderschap:** De dader stelt zelf de gedraging.
* **Middellijk daderschap:** De dader gebruikt een derde als instrument.
* **Co-daderschap:** Gezamenlijk plegen van een misdrijf door twee of meer personen met éénzelfde opzet.
* **Rechtspersonen (art. 18 N. Sw.):** Rechtspersonen zijn autonoom strafrechtelijk verantwoordelijk onder bepaalde voorwaarden.
#### 5.3.2 Strafbare deelneming
Artikel 19 Nieuw Strafwetboek regelt strafbare deelneming, waarbij personen op betekenisvolle wijze bijdragen aan een misdrijf zonder noodzakelijk alle bestanddelen zelf te vervullen. Deelnemers kunnen als daders worden gestraft.
#### 5.3.3 Schuld en niet-toerekeningsvatbaarheid
* **Schuldontheffingsgronden:** Omstandigheden die de schuld wegnemen (onweerstaanbare dwang/overmacht en onoverkomelijke dwaling). De dader wordt vrijgesproken, maar slachtoffers worden niet vergoed.
* **Niet-toerekeningsvatbaarheid:** De dader is schuldonbekwaam (geestesstoornis of minderjarigheid). Het misdrijf blijft bestaan, maar is niet verwijtbaar. Er volgt geen straf, wel een beveiligingsmaatregel en schadevergoeding.
#### 5.3.4 Stappenplan voor het bepalen van strafrechtelijke verantwoordelijkheid
1. **Kwalificatie:** Bepalen van het basismisdrijf en eventuele verzwarende bestanddelen.
2. **Poging:** Nagaan of er sprake is van een strafbare poging.
3. **Herhaling:** Controleren op verplichte herhaling (strafverzwarend).
4. **Verschoning:** Nagaan of er strafverminderende verschoningsgronden zijn.
5. **Facultatieve herhaling:** Mogelijkheid van facultatieve herhaling.
6. **Verzachtende omstandigheden:** Rekening houden met verzachtende omstandigheden.
7. **Samenloop:** Behandelen van meerdere feiten gepleegd door dezelfde dader.
8. **Schuldontheffing/Niet-toerekeningsvatbaarheid:** Nagaan of er gronden zijn voor schuldontheffing of niet-toerekeningsvatbaarheid.
9. **Strafwaardigheid:** Controleren op strafuitsluitende verschoningsgronden.
Pas na deze stappen kan worden overgegaan tot de eigenlijke bestraffing en straftoemeting.
### 5.4 Straffen en maatregelen
#### 5.4.1 De straf
Een straf heeft vier kenmerken: wettelijk, rechterlijk, persoonlijk en individueel. De doelstellingen van de straf, zoals vastgelegd in artikel 27 Nieuw Strafwetboek, omvatten maatschappelijke afkeuring, herstel van maatschappelijk evenwicht, rehabilitatie van de dader en bescherming van de maatschappij. Preventie en vergelding worden niet als expliciete strafdoelen genoemd.
#### 5.4.2 Hoofdstraffen en bijkomende straffen
* **Natuurlijke personen:**
* **Hoofdstraffen:** Vrijheidsbenemende (gevangenisstraf, behandeling onder vrijheidsberoving), vrijheidsbeperkende (elektronisch toezicht, probatiestraf, werkstraf, verlengde opvolging) en vermogensstraffen (geldboete, verbeurdverklaring).
* **Bijkomende straffen:** Facultatief of verplicht, zoals ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten, beroepsverbod en verval van het recht tot sturen.
* **Rechtspersonen:** Hoofdstraffen omvatten geldboetes, dienstverleningsstraffen en probatiestraffen. Bijkomende straffen zijn facultatief of verplicht.
#### 5.4.3 Beveiligingsmaatregelen
Beveiligingsmaatregelen zijn geen straffen, maar zijn gericht op het veiligstellen van beschermde goederen.
* **Vernietiging en verbeurdverklaring als beveiligingsmaatregel:** Ontneming van zaken.
* **Ontbinding van de rechtspersoon:** Als beveiligingsmaatregel.
* **Internering:** Maatregel voor personen met een geestesstoornis die een misdrijf hebben gepleegd en een recidiverisico vormen. De duur is onbepaald en wordt beslist door de Kamer voor Bescherming van de maatschappij (KBM).
* **Beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij:** Nieuwe maatregel voor personen die veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van minstens vijf jaar en lijden aan een ernstige psychiatrische aandoening met recidiverisico.
* **Bijzondere strafwetten:** Specifieke beveiligingsmaatregelen in bijzondere wetten.
### 5.5 Straftoemeting
Straftoemeting is het proces waarbij de rechter de specifieke straf en strafmaat kiest, rekening houdend met de wet, verzachtende en verzwarende omstandigheden, samenloop, en de persoon van de dader.
* **Regels voor verzwaring straf:** Herhaling, discriminerende drijfveer.
* **Regels voor verlichting straf:** Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden, noodweerexces, minderjarigheid.
* **Samenloop:** Bij eendaadse samenloop wordt slechts de zwaarste straf uitgesproken. Bij meerdaadse samenloop wordt rekening gehouden met reeds opgelegde straffen.
* **Straftoemetingsmodaliteiten:** Dit zijn alternatieve mogelijkheden die de rechter kan toepassen om een meer gepersonaliseerde reactie te geven, zoals de opschorting van de uitspraak van de veroordeling of het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf.
### 5.6 Uitvoering van straffen en maatregelen
De uitvoering van straffen en maatregelen is een complex en evoluerend proces, waarbij zowel het Openbaar Ministerie als de strafuitvoeringsrechtbanken (SUR) en de strafuitvoeringsbireaus (SURB) een rol spelen.
* **Uitvoering van vrijheidsbenemende straffen:**
* **Gevangenisstraf:** Verschillende soorten gevangenissen en regimes. Rechten van gedetineerden zijn vastgelegd in de wet.
* **Strafonderbreking en strafuitvoeringsmodaliteiten:** Uitgaansvergunningen, penitentiair verlof, plaatsing in transitiehuizen, elektronisch toezicht, probatiestraffen en werkstraffen kunnen door de minister, SUR of SURB worden toegekend of aangepast.
* **Uitvoering van vrijheidsbeperkende straffen:** Regels voor elektronisch toezicht, probatiestraffen, werkstraffen en verlengde opvolging worden door de Koning bepaald en kunnen door de SURB worden aangepast.
* **Uitvoering van vermogensstraffen:** Betreft de tenuitvoerlegging van geldboetes en verbeurdverklaringen.
* **Opschorting en uitstel:** Herroeping is mogelijk bij nieuw misdrijf of niet-naleving van voorwaarden tijdens de proeftijd.
* **Uitvoering van beveiligingsmaatregelen:** Internering en de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij kennen specifieke uitvoeringsmodaliteiten en procedures voor hun beëindiging door de KBM.
* **Uitwissing en herstel in eer en rechten:** Het centraal strafregister houdt gegevens bij. Na een bepaalde termijn kunnen veroordelingen automatisch worden uitgewist of kan herstel in eer en rechten worden gevraagd.
> **Tip:** Het is cruciaal om de onderscheidingen tussen straffen en beveiligingsmaatregelen, evenals de specifieke voorwaarden voor hun toepassing en uitvoering, grondig te begrijpen. Ook de rol van de verschillende actoren (wetgever, rechter, OM, SUR, KBM) is van groot belang.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Misdrijf | Een afwijking van een norm die een straf uitlokt; de normen zijn afhankelijk van ruimte en tijd. |
| Dader | Iemand die als pleger(s) van een misdrijf wordt aanzien en daarvoor strafrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. |
| Straf | Een wettelijk bepaalde vorm van leed die door de rechter wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf. |
| Beveiligingsmaatregelen | Sancties die geen leed beogen, maar wel een "veiligstelling" van de maatschappij, hoewel ze wel nadelige gevolgen kunnen hebben. |
| Publiek recht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen regelt tussen de staat en de burgers, alsook tussen verschillende overheidsinstanties. Strafrecht valt hieronder. |
| Materieel strafrecht | De rechtsregels die de omschrijving van strafbare gedragingen, daderschap, straffen en de voorwaarden voor het opleggen en uitvoeren van straffen bepalen. Dit wordt ook wel de strafwet genoemd. |
| Formeel strafrecht | De procedureregels die de toepassing van het materieel strafrecht regelen. Dit staat ook bekend als strafprocesrecht. |
| Internationaal strafrecht | Een hybride rechtstak die zowel internationaal recht als strafrecht omvat, met betrekking tot misdrijven en straffen die grensoverschrijdend zijn. |
| Legaliteitsbeginsel | Het fundamentele beginsel dat stelt dat er geen misdrijf en geen straf mag zijn zonder voorafgaande wettelijke bepaling (nullum crimen, nulla poena sine lege). |
| Territoraliteit | Het beginsel dat stelt dat de strafwet van een staat van toepassing is op alle feiten die zich op het grondgebied van die staat voordoen, ongeacht de nationaliteit van de dader of het slachtoffer. |
| Actief personaliteitsbeginsel | Het beginsel dat de strafwet van een staat van toepassing is op daden gepleegd door zijn onderdanen, zelfs buiten het grondgebied van die staat. |
| Passief personaliteitsbeginsel | Het beginsel dat de strafwet van een staat van toepassing is op feiten gepleegd tegen zijn onderdanen, zelfs buiten het grondgebied van die staat. |
| Materieel bestanddeel (actus reus) | Het fysieke element van een misdrijf, de gedraging (handelen of nalaten) die strafbaar is gesteld. |
| Moreel bestanddeel (mens rea) | Het psychische element van een misdrijf, de schuld of verwijtbaarheid van de dader, vaak bestaande uit opzet of een zware fout. |
| Wederrechtelijkheid | Het feit dat een gedraging ongeoorloofd of ontoelaatbaar is, en niet gerechtvaardigd door een wettelijke grondslag. |
| Strafbare poging | Het strafbaar stellen van handelingen die gericht zijn op het plegen van een misdrijf, zelfs als het misdrijf niet voltooid wordt, mits er sprake is van een begin van uitvoering. |
| Rechtvaardigingsgrond | Omstandigheden die een gedraging, ondanks de vervulling van de bestanddelen van een misdrijf, rechtvaardigen waardoor er geen misdrijf meer is. |
| Daderschap | De juridische toerekening van het plegen van een misdrijf aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen onmiddellijk, middellijk en co-daderschap. |
| Strafbare deelneming | De bijdrage van personen aan een misdrijf gepleegd door anderen, waarbij de strafbaarheid ontleend wordt aan het hoofdmisdrijf. |
| Schuldontheffingsgrond | Omstandigheden die de schuld van de dader wegnemen, waardoor het misdrijf hem niet kan worden verweten, zoals onweerstaanbare dwang of onoverkomelijke dwaling. |
| Niet-toerekeningsvatbaarheid | De situatie waarin een dader, ondanks de verwijtbaarheid van zijn gedraging, niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden vanwege een geestesstoornis of minderjarigheid. |
| Straftoemeting | Het proces waarbij de rechter de specifieke straf of maatregel bepaalt die aan de veroordeelde wordt opgelegd, rekening houdend met de wet en de omstandigheden van het geval. |
| Vrijheidsbenemende straffen | Strafvormen die de vrijheid van een persoon beperken, zoals gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving. |
| Vrijheidsbeperkende straffen | Strafvormen die de vrijheid van een persoon beperken zonder volledige detentie, zoals straf onder elektronisch toezicht of een werkstraf. |
| Vermogensstraf | Strafvormen die een financiële sanctie inhouden, zoals een geldboete of verbeurdverklaring. |
| Beveiligingsmaatregel | Sancties die gericht zijn op het beschermen van de maatschappij tegen gevaarlijke personen, zoals internering. |
| Strafuitvoeringsmodaliteiten | De verschillende manieren waarop een opgelegde straf of maatregel kan worden uitgevoerd, zoals elektronisch toezicht of penitentiair verlof. |
| Recidive | Het herhaaldelijk plegen van strafbare feiten door een persoon na eerdere veroordelingen. |
| Verbeurdverklaring | De ontneming van eigendomsrechten op zaken die het voorwerp van een misdrijf uitmaken, die ermee gepleegd zijn, of die uit het misdrijf zijn voortgekomen. |
| Opschorting van de uitspraak van de veroordeling | Een rechterlijke beslissing waarbij de schuldvraag wordt vastgesteld, maar de uitspraak over de straf wordt uitgesteld, met als doel de dader een kans te geven zich te rehabiliteren. |
| Uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf | Een rechterlijke beslissing waarbij de effectieve uitvoering van een opgelegde straf geheel of gedeeltelijk wordt uitgesteld, met een proeftijd. |
| Centraal strafregister | Een geautomatiseerd systeem voor de verwerking van gegevens betreffende beslissingen in strafzaken en ter bescherming van de maatschappij. |
| Amnestie | Een wetgevende daad die het strafbare karakter van gedragingen uit het verleden opheft, waardoor zowel de strafvordering als het bestaan van de straf vervallen. |
| Wettige verdediging (noodweer) | Een rechtvaardigingsgrond die een verdedigingsreactie toelaat tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, indien deze proportioneel is. |
| Noodtoestand | Een rechtvaardigingsgrond die toelaat een strafbaar feit te plegen om een hoger of gelijkwaardig rechtsgoed te beschermen dat in ernstig en onmiddellijk gevaar verkeert. |
| Poging tot misdrijf | Het strafbaar stellen van handelingen die gericht zijn op het plegen van een misdrijf, zelfs indien het misdrijf niet voltooid wordt, mits er sprake is van een begin van uitvoering en een crimineel voornemen. |
| Dubbele incriminatie | Een voorwaarde voor internationale rechtshulp of uitlevering, waarbij het feit zowel in het land van herkomst als in het vragende land strafbaar moet zijn. |
| Ne bis in idem | Het beginsel dat stelt dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit mag worden berecht of gestraft. |
| Gevaarnotie | Een concept binnen het sociaal verweer dat de nadruk legt op de gevaarlijkheid van de dader als criterium voor strafrechtelijke reactie, in plaats van enkel de schuld. |
| Klassieke leer | Een stroming binnen het strafrecht die de nadruk legt op de wilsvrijheid van de dader, de rationaliteit van straffen en de bescherming tegen willekeur, met beginselen als legaliteit, proportionaliteit en personaliteit. |
| Sociaal verweer | Een stroming binnen het strafrecht die de nadruk legt op de dader, zijn gevaarlijkheid en de noodzaak van maatschappelijke bescherming, met aandacht voor determinisme en resocialisatie. |
| Omissiedelicten (verzuimsmisdrijven) | Misdrijven die bestaan uit het nalaten van een handeling die wettelijk verplicht is. |
| Commissiemisdrijven (handelingsmisdrijven) | Misdrijven die bestaan uit het actief stellen van een handeling. |
| Equivalentieleer (conditio sine qua non) | Een causaliteitsleer die stelt dat alle oorzaken die noodzakelijk aanwezig moeten zijn opdat een gevolg zou intreden, als oorzaak van dat gevolg worden beschouwd. |
| Adequatieleer | Een causaliteitsleer die stelt dat enkel oorzaken die niet alleen noodzakelijk maar ook adequaat (doeltreffend) zijn ten aanzien van het gevolg, als oorzaak worden beschouwd. |
| Strafuitsluitende verschoningsgrond | Omstandigheden die, indien ze aanwezig zijn, de strafwaardigheid van een gedraging wegnemen, waardoor er geen straf kan worden opgelegd, maar de gedraging wel wederrechtelijk en verwijtbaar blijft. |
| Straftoemetingsmodaliteiten | Alternatieve vormen van straftoemeting die dadergericht strafrecht weerspiegelen, zoals opschorting van de uitspraak of uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf. |
| Verruimde verbeurdverklaring | Een vorm van verbeurdverklaring waarbij eigendommen die voortkomen uit misdrijven waarvoor de dader niet werd veroordeeld, kunnen worden ontnomen indien er ernstige aanwijzingen zijn dat ze uit misdrijf afkomstig zijn. |
| Straffeloosheid | De situatie waarin een misdrijf niet wordt bestraft, bijvoorbeeld door verjaring van de strafvordering of amnestie. |
| Kamer voor Bescherming van de Maatschappij (KBM) | Een rechtsprekende instantie die beslist over de modaliteiten van de uitvoering van interneringsmaatregelen en andere beveiligingsmaatregelen. |
| Voorwaardelijke invrijheidsstelling | De mogelijkheid voor veroordeelden om vervroegd vrij te komen uit de gevangenis, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. |
| Voorlopige invrijheidsstelling | Een vervroegde vrijlating die kan worden toegekend aan gedetineerden, met name in het kader van hun verwijdering van het grondgebied of overlevering. |
| Strafuitvoeringsrechtbank (SURB) | Een rechtsprekende instantie die bevoegd is voor de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen, waaronder de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten. |