Cover
ابدأ الآن مجانًا samenvatting BP.docx
Summary
# Fundamenten van burgerlijk procesrecht
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding over de fundamenten van burgerlijk procesrecht, opgesteld conform uw specificaties.
## 1. Fundamenten van burgerlijk procesrecht
Dit onderwerp legt de basisprincipes en concepten van het burgerlijk procesrecht uit, waarbij de nadruk ligt op de onderscheiding tussen beschrijven (sein) en voorschrijven (sollen), de definitie van rechtsregels en de principes van de rechtsstaat.
### 1.1 Sein versus sollen
* **Sein**: Verwijst naar het beschrijven van de feitelijke toestand of hoe iets is. Dit is kenmerkend voor de positieve wetenschappen.
* **Voorbeeld**: Een vordering is ontvankelijk; een vonnis is van kracht.
* **Sollen**: Verwijst naar hoe iets behoort te zijn, wat moet of dient te gebeuren. Dit betreft het stellen van regels en rechtsnormen.
* **Voorbeeld**: De rechter moet streven naar een minnelijk akkoord.
### 1.2 Rechtsregels
Een rechtsregel is een bindend voorschrift waar men zich aan moet houden en van bewust moet zijn. Het kan een bevel of een verbod zijn, wat inhoudt dat er iets gedaan of niet gedaan moet worden. Een regel wordt beschouwd als een "rechtsregel" indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
* Het heeft betrekking op het uiterlijke gedrag van mensen in de maatschappij.
* Het wordt in de maatschappij uitgevaardigd door een persoon of personen met gezag over degenen die aan de regel gebonden zijn.
* De naleving van de regel kan door de gezaghebbende autoriteit of overheid worden afgedwongen.
Het geheel van deze regels vormt het objectieve recht.
### 1.3 De rechtsstaat
#### 1.3.1 Begrip
De "rule of law" houdt in dat de maatschappij niet wordt geregeerd door de persoonlijke voorkeur van de gezaghebber, maar door een consistent geheel van rationele wetten waaraan ook de machthebbers en de wetgevingsprocessen zelf onderworpen zijn. De vraag naar de rechtsstaat richt zich op de formele aard van het heersende recht en of de staat onderworpen is aan de heerschappij van dit rationele recht. Indien de staat ook democratisch is, wordt onderzocht of de wetgever is samengesteld uit verkozenen van het volk.
#### 1.3.2 Principes van de rechtsstatelijke wet en de rechtsstaat
De wet en de rechtsstaat moeten voldoen aan de volgende principes:
1. **Algemene gelding van de wet**: De wet geldt niet voor specifieke personen of categorieën, maar voor iedereen die zich in een objectief gelijkaardige situatie bevindt en voor alle gelijkaardige gevallen. Een wet in een rechtsstaat is neutraal, onpartijdig en onpersoonlijk.
2. **Drie machten – een onafhankelijke rechterlijke macht**:
* **Wetgevende macht en uitvoerende macht**: Deze maken en voeren de wetten uit.
* **Rechtelijke macht**: Deze past de algemeen geldende wetten toe op concrete aanspraken die aan haar beoordeling worden voorgelegd. De rechter past deze regels toe in volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid.
* Er bestaat een scheiding of evenwicht tussen deze drie machten. De wetgever stelt de algemene regel vast, en mag zijn normatief optreden niet concretiseren. De rechter past de algemene regels in volle onafhankelijkheid en onpartijdigheid toe op de concrete zaak, en mag geen algemene regels creëren.
* Wanneer een persoon een subjectief recht wil laten gelden, moet hij dit laten honoreren door een beslissing van de overheidsrechter of scheidsrechter. Deze rechter doet "recht" door de algemene wet toe te passen op de concrete aanspraak.
3. **Classificatie van wetten in de rechtsstaat**: Wette kan worden onderverdeeld in materieel recht en formeel of gerechtelijk recht.
### 1.4 Objectief en subjectief recht
* **Objectief recht**: Het geheel van rechtsregels dat in een rechtsorde geldt. Dit zijn de wetten die bepalen wat mag, niet mag, moet of verboden is.
* **Subjectief recht**: Het recht dat een individu (rechtssubject) ontleent aan het objectieve recht. Dit is het recht van een persoon om iets te doen, te hebben of te eisen op basis van het objectieve recht.
### 1.5 Gerechtelijk recht (formeel recht / handhavingsrecht)
#### 1.5.1 Materieel recht
Het materieel recht bestaat uit rechtsregels die de maatschappelijke gedragingen inhoudelijk bepalen. Voorbeelden hiervan zijn burgerlijk recht, strafrecht, ondernemingsrecht en sociaal recht.
#### 1.5.2 Gerechtelijk recht
Het gerechtelijk recht zorgt ervoor dat het materiële recht op een rechtmatige manier wordt toegepast en gehandhaafd. Dit gebeurt in een rechtsstaat via algemene, vooraf bepaalde regels om willekeur te vermijden. Rechters concretiseren het recht door hun uitspraken, die vervolgens door de overheid worden uitgevoerd. Het gerechtelijk recht omvat de regels die bepalen hoe het recht wordt toegepast, gehandhaafd en gerealiseerd. Het wordt daarom ook wel handhavingsrecht genoemd en geldt als het sluitstuk van de rechtsstaat.
### 1.6 Doel van het gerechtelijk recht
#### 1.6.1 Uitsluiting van eigenrichting
Een essentieel doel van het gerechtelijk recht, en met name van geschillenbeslechting, is de uitsluiting van eigenrichting. Aanspraken worden beslecht door de daartoe bevoegde overheidsrechter of scheidsrechter. Eigenrichting, waarbij iemand eigenmachtig onrecht herstelt, is ongeoorloofd en leidt tot geweld en willekeur. Niemand mag zijn recht in eigen handen nemen.
Om de uitsluiting van eigenrichting te garanderen, moet de rechtszoekende gegarandeerd worden dat er een uitspraak zal worden gedaan op zijn verzoek aan de rechter. De rechter moet recht spreken, zelfs bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. Bij rechtsweigering bestaat er een mogelijkheid tot verhaal op de rechter.
#### 1.6.2 Restanten van eigenrichting
In beperkte mate is het soms toegestaan dat iemand zelf een oplossing uitvoert voordat een rechter hierover heeft beslist. Dit gebeurt echter op eigen risico; als de rechter later anders beslist, kan de andere partij schadevergoeding eisen.
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC)** (Art. 1612 BW): Bij wederkerige overeenkomsten mag een partij haar eigen prestatie opschorten zolang de andere partij haar verplichtingen niet nakomt. Dit kan ruim (opschorting zonder ingebrekestelling) of eng (opschorting na ingebrekestelling) zijn.
* **Voorbeeld**: Een huurder kan de huur opschorten als de verhuurder het appartement niet in goede staat oplevert.
* **Retentierecht**: Het recht om een zaak niet af te geven totdat de tegenprestatie is voldaan. Dit is een zakelijk recht dat op de zaak zelf rust en dient om eigen rechten af te dwingen.
* **Voorbeeld**: Een garagist mag een gerepareerde auto niet teruggeven totdat de reparatiekosten zijn betaald.
### 1.7 Burgerlijk procesrecht
#### 1.7.1 Begrip
Het burgerlijk procesrecht omvat alle rechtsregels van gerechtelijk recht die betrekking hebben op het privaatrecht, het geheel van rechtsregels met betrekking tot de onderlinge verhoudingen tussen burgers.
#### 1.7.2 Takken van burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht omvat regels met betrekking tot:
* Burgerlijk recht
* Sociaal recht
* Economisch recht
#### 1.7.3 Onderdelen
Het burgerlijk procesrecht regelt:
* **Rechterlijke organisatie en bevoegdheid**: Hoe rechtbanken zijn opgebouwd en welke rechter welke zaken mag behandelen.
* **Procesgang en rechtsvordering**: Hoe een proces wordt gestart, hoe partijen hun rechten kunnen doen gelden en hoe het verloop van een rechtszaak is geregeld.
* **Bewijsvoering en bemiddeling**: Hoe bewijs wordt geleverd, verzameld en beoordeeld, inclusief alternatieve geschillenbeslechtingsvormen zoals bemiddeling.
* **Bewarende maatregelen en uitvoering van uitspraken**: Hoe rechten kunnen worden veiliggesteld en hoe uitspraken effectief worden uitgevoerd. Dit omvat ook collectieve schuldenregelingen.
#### 1.7.4 Synoniemen
Gerechtelijk privaatrecht en burgerlijk procesrecht zijn synoniemen.
### 1.8 Bronnen van het burgerlijk procesrecht
#### 1.8.1 Grondwet
De Grondwet bevat fundamentele regels met betrekking tot:
* De rechterlijke macht als onafhankelijke instantie (art. 40 lid 1 Gw.).
* De organisatie en werking van de rechterlijke macht (art. 144–159 Gw.).
* De Hoge Raad voor de Justitie, inclusief samenstelling en bevoegdheden (art. 151 §2 en §3 Gw.).
* Bepaalde grondrechten, zoals het recht op een eerlijk proces (art. 13 Gw.).
#### 1.8.2 Gerechtelijk Wetboek
Het Gerechtelijk Wetboek bundelt de meeste regels van burgerlijk procesrecht. Het doel was om deze regels te moderniseren, te vereenvoudigen en minder formalistisch te maken.
#### 1.8.3 Rechtspraak
Rechtspraak is een belangrijke bron van interpretatie. Hoewel rechters niet "bij wege van algemene regel" mogen uitspraak doen, vormen hun uitspraken gezaghebbende richtlijnen. Het Hof van Cassatie ziet toe op de eenheid van rechtspraak en controleert de correcte toepassing van het recht. Cassatiearresten zijn formeel niet bindend, maar worden door lagere rechters meestal gevolgd.
#### 1.8.4 Rechtsleer
De mening van rechtsgeleerden, zoals academici en auteurs, helpt bij het verklaren, systematiseren en bekritiseren van rechtspraak en wetgeving. Hoewel de rechtsleer geen bindende kracht heeft, wordt ze vaak aangehaald als gezaghebbende bron.
#### 1.8.5 Europese verordeningen en internationale verdragen
Het burgerlijk procesrecht wordt sterk beïnvloed door internationale en Europese regelgeving:
* **Europese verordeningen**: Zoals Verordening Brussel I-bis (bevoegdheid en tenuitvoerlegging binnen de EU), Verordening 2201/2003 (familierecht), Verordening 1896/2006 (Europees betalingsbevel), en Verordening 805/2004 (Europese executoriale titel). Deze hebben directe werking.
* **Internationale verdragen**: Waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, met name art. 6 over het recht op een eerlijk proces), het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, en verdragen van Den Haag en New York (over erkenning van buitenlandse uitspraken, betekening, etc.).
#### 1.8.6 Algemene rechtsbeginselen
Dit zijn fundamentele regels die de rechter moet toepassen wanneer de wet niet duidelijk is. Ze moeten verenigbaar zijn met de wetgever en gelden zelf als wet. Erkende algemene rechtsbeginselen omvatten:
* Beginselen van behoorlijke procesvoering (art. 6 EVRM)
* Recht van verdediging
* Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter
* Beschikkingsbeginsel of autonomie van procespartijen
* Verbod van eigenrichting
Rechtsverwerking en het beginsel van dubbele aanleg worden niet als algemeen rechtsbeginsel erkend.
#### 1.8.7 Gebruiken
Niet geschreven regels, zoals akkoordprotocollen tussen rechtscolleges en de balie, kunnen ook als bron dienen, hoewel ze soms contra legem kunnen zijn.
### 1.9 Karakter van het burgerlijk procesrecht
#### 1.9.1 Nationaal recht
Wanneer een procedure wordt ingeleid, past de rechter de *lex fori* toe, het recht van het land waar de procedure plaatsvindt. Dit omvat niet alleen Belgisch recht, maar ook ander recht dat in België van toepassing is (internationale verdragen, EU-verordeningen).
#### 1.9.2 Publiekrecht en privaatrecht
Burgerlijk procesrecht heeft zowel een publiekrechtelijk als een privaatrechtelijk karakter. Het publiekrechtelijke aspect betreft de inrichting van de openbare dienst van het gerecht, terwijl het privaatrechtelijke aspect de belangen van de partijen zelf regelt.
#### 1.9.3 Dynamisch karakter
Het burgerlijk procesrecht wordt dagelijks toegepast en ondergaat daardoor invloed van maatschappelijke evoluties.
#### 1.9.4 Dienende functie
Het burgerlijk procesrecht heeft geen bestaansreden op zich; het dient om materiële rechten af te dwingen.
#### 1.9.5 Formalistisch karakter
Het burgerlijk procesrecht is sterk vormgebonden, wat betekent dat procedures aan strikte vormvereisten moeten voldoen om rechtszekerheid, gelijkheid en een eerlijk proces te waarborgen. Niet-naleving kan leiden tot nietigheid. Dit formalisme wordt echter beperkt door het beginsel van eerlijk proces: indien de schending geen nadeel berokkent, hoeft de rechter niet altijd nietigheid uit te spreken.
#### 1.9.6 Autonoom
Het burgerlijk procesrecht is een autonoom rechtsgebied met eigen regels, beginselen en doelstellingen. Er is echter een nauwe samenhang met het materiële recht, aangezien het procesrecht dient om dat materiële recht af te dwingen.
#### 1.9.7 Gebiedende aard en gradaties
Procesrecht bestaat uit gebiedend recht en aanvullend recht:
* **Aanvullend recht**: Bepalingen waarvan partijen kunnen afwijken, zowel vóór als na het ontstaan van het conflict. Excepties moeten "in limine litis" (bij aanvang van het geding) worden opgeworpen. De rechter kan schending niet ambtshalve opwerpen.
* **Dwingend recht – niet van openbare orde**: Afwijken is niet mogelijk vóór het geschil, wel nadien. Excepties moeten tijdig worden opgeworpen, niet noodzakelijk "in limine litis". De rechter kan dit niet ambtshalve opwerpen.
* **Dwingend recht – wél van openbare orde**: Beschermen het algemeen belang. Geen afwijking mogelijk, noch vóór, noch na het ontstaan van het geschil. Excepties kunnen tijdens de hele procedure worden opgeworpen. De rechter moet deze ambtshalve opwerpen.
#### 1.9.8 Accusatoir karakter
Het burgerlijk procesrecht is accusatoir van aard: het initiatief tot een procedure ligt bij de partijen zelf, niet bij de rechter. De rechter spreekt recht als een partij een vordering instelt.
* **De partijen**: Beslissen over de inhoud, omvang en feiten van hun vordering. De rechter mag niet meer toekennen dan gevraagd (verbod op *ultra petita*).
* **De taak van de rechter**: De rechter leidt het proces en bewaakt het correcte verloop. Hij moet misbruik van procesrecht voorkomen en kan ambtshalve onderzoeksmaatregelen nemen. De rechter moet het geschil juridisch kwalificeren volgens de juiste regels, mag geen nieuwe betwistingen opwerpen of het voorwerp van de vordering wijzigen, en moet steeds het recht van verdediging respecteren. De rechter mag tussenkomen om het juiste recht toe te passen, maar niet om nieuwe argumenten of feiten toe te voegen. In sommige gevallen, vooral bij regels van openbare orde of dwingend recht, is de rechter verplicht ambtshalve tussen te komen.
### 1.10 Toepassingsgebied
#### 1.10.1 Ratione personae (persoon)
Het burgerlijk procesrecht geldt in principe voor elke natuurlijke persoon en rechtspersoon, met uitzondering van personen met immuniteit (zoals diplomaten).
#### 1.10.2 Ratione materiae (materie)
Dit deel gaat over de materiële toepassingssfeer van het Gerechtelijk Wetboek.
* **Van toepassing op**: "Subjectief contentieux", d.w.z. geschillen over subjectieve rechten waarbij een rechtssubject een concrete, afdwingbare aanspraak tegen een ander rechtssubject voor de rechter brengt. Dit omvat geschillen over burgerlijke en politieke rechten.
* **NIET van toepassing op**: "Objectief contentieux", d.w.z. geschillen waarbij een administratieve overheid discretionaire bevoegdheid heeft, zoals de wettigheid van een beslissing met *erga omnes*-werking (bv. annulatieberoep bij de Raad van State).
**De poort: Art. 2 Ger.W.**
Dit artikel bepaalt dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek gelden, tenzij een andere wet uitdrukkelijk afwijkt of een rechtsbeginsel onverenigbaar is. Het dient als gemeen recht om leemtes op te vullen.
#### 1.10.3 Ratione temporis (tijd)
De wetten op de rechterlijke organisatie, bevoegdheid en rechtspleging zijn van toepassing op lopende rechtsgedingen, zonder deze aan de instantie te onttrekken waarvoor zij reeds aanhangig zijn gemaakt. Dit betekent geen terugwerkende kracht, maar wel onmiddellijke toepasbaarheid op lopende zaken.
#### 1.10.4 Ratione loci (plaats)
Het Belgisch procesrecht geldt enkel op Belgisch grondgebied. Bij internationale geschillen wordt het internationaal privaatrechtelijk procesrecht toegepast (*lex fori*).
### 1.11 Basics
#### 1.11.1 Recht op toegang tot de rechter
Dit is een fundamenteel mensenrecht (art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR) en houdt verband met het verbod op eigenrichting en het verbod op rechtsweigering. Hoewel de wet beperkingen kan opleggen (termijnen, kosten), mag het recht op toegang niet illusoir worden gemaakt. Dit omvat ook de organisatie van juridische bijstand voor rechtzoekenden met onvoldoende middelen (eerstelijns- en tweedelijnsbijstand, pro deo).
#### 1.11.2 Onpartijdige rechter
* **Subjectieve onpartijdigheid**: De rechter moet persoonlijk onpartijdig zijn; zelfs een schijn van partijdigheid is voldoende.
* **Objectieve onpartijdigheid**: Het rechtssysteem moet zo georganiseerd zijn dat niemand van zijn "natuurlijke rechter" wordt afgetrokken. Een rechter die eerder in een zaak betrokken was, mag er niet opnieuw over oordelen in hoger beroep.
#### 1.11.3 Onafhankelijke rechter
De rechter moet volledig onafhankelijk zijn van andere machten en in eer en geweten oordelen (art. 151 §1 Gw.).
#### 1.11.4 Eerlijk en openbaar proces
Dit is gewaarborgd door fundamentele rechten, met inbegrip van de beslechting binnen een redelijke termijn en een gemotiveerde beslissing die in openbare terechtzitting wordt uitgesproken.
* **Tegenspraak en procesgelijkheid**: Elke partij heeft het recht om te antwoorden op de argumenten van de andere partij, en dit antwoord moet vooraf worden meegedeeld.
* **Partijautonomie en beschikkingsbeginsel**: Procespartijen bepalen zelf de inhoud en loop van hun vordering. De rechter heeft een lijdende rol, tenzij er sprake is van een inquisitoir karakter.
* **Rechter kan rechtsgrond wijzigen (art. 774 Ger.W.)**: Partijen geven de feiten weer, en de rechter zoekt de rechtsgronden. Als de rechter een andere rechtsgrond vindt, moet hij die aan de partijen voorleggen alvorens te oordelen.
### 1.12 Organen van de rechterlijke macht en magistraten
#### 1.12.1 Hoven en rechtbanken
De macht om recht te spreken is grondwettelijk verankerd (art. 144–145 Gw.) en staat los van de wetgevende en uitvoerende macht. De onafhankelijkheid van rechters wordt gegarandeerd door benoeming voor het leven en onverenigbaarheden.
#### 1.12.2 Openbaar Ministerie (OM)
Het OM valt formeel onder de Minister van Justitie, maar maakt deel uit van de rechterlijke macht. Het kan optreden in privaatrechtelijke zaken via rechtsvordering, vordering of advies.
#### 1.12.3 Structuur van hoven en rechtbanken
Er is een piramidale hiërarchie van rechtscolleges, van de vredegerechten en politierechtbanken op lokaal niveau tot het Hof van Cassatie op het hoogste niveau. Er is een geografische organisatie per arrondissement en kanton.
* **Voorbeelden van rechtscolleges**: Vredegerecht, politierechtbank, rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank, arbeidsrechtbank, hof van beroep, arbeidshof, hof van assisen, Hof van Cassatie.
* **Afdelingen**: Sommige rechtscolleges zijn onderverdeeld in afdelingen voor een betere interne organisatie.
#### 1.12.4 Benoeming, bevordering en aanwijzing van magistraten
Er is een onderscheid tussen benoemingen (voor het leven) en aanwijzingen in mandaten (tijdelijk). Er zijn drie toegangswegen tot de magistratuur, gebaseerd op beroepservaring en examens.
### 1.13 Leden van de griffie, parketsecretariaat en steundiensten
* **Leden van de griffie**: Zij vormen het secretariaat van het rechtscollege en zijn verantwoordelijk voor de ontvangst en bewaring van stukken, de administratie en de bijstand aan magistraten.
* **Leden van het parketsecretariaat**: Zij vormen de administratieve dienst verbonden aan ieder parket en ondersteunen de magistraten van het OM.
### 1.14 De balie
* **Advocaat**: Een vertrouwenspersoon van de rechtzoekende en een essentieel element van de rechtsstaat. Het beroep is gereguleerd met rechten, plichten en tuchtrecht. Er is een stageperiode van drie jaar vereist.
* **Taken van de advocaat**: Advisering en belangenbehartiging buiten rechte, juridische bijstand en procesvoering.
* **Organisatie van het beroep**: Elke balie heeft een Orde van Advocaten met een Raad van de Orde en tuchtraden. Er is ook een Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie en overkoepelende organisaties zoals de Orde van Vlaamse Balies.
### 1.15 Gerechtsdeurwaarders
Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren en ministeriële officieren die akten authentiseren. Ze hebben een ministerieplicht voor bepaalde wettelijke taken (betekening, tenuitvoerlegging) en residuaire bevoegdheden zonder ministerieplicht.
### 1.16 Juridische eerste- en tweedelijnsbijstand
Deze bijstand, geregeld in het Gerechtelijk Wetboek, sluit nauw aan bij rechtsbijstand en garandeert dat rechtzoekenden met onvoldoende middelen toegang hebben tot de rechter.
### 1.17 Inleiding geschillenbeslechting in drie niveaus
Het burgerlijk procesrecht (formeel recht) heeft een dienende functie en biedt procedurele middelen om geschillen door een rechter te laten beslechten. Dit verloopt in drie niveaus:
1. **Materieel recht**: Beoordeling of de aanspraak naar materieel recht gegrond is.
2. **Rechtsvordering (ius agendi)**: Onderzoeken of het materieelrechtelijke recht kan worden afgedwongen voor de rechter (ontvankelijkheid).
3. **Eis of vordering in rechte**: Het effectief uitoefenen van de rechtsvordering voor de rechter, inclusief bevoegdheids- en procedurele vragen.
De partijen redeneren "bottom-up" (vanuit hun concrete situatie), terwijl de rechter "top-down" redeneert (beoordeling van toelaatbaarheid en gegrondheid).
#### 1.17.1 Eerste niveau: Materieel recht
Dit niveau gaat over de inhoudelijke regels die gedrag reguleren en de rechten en plichten bepalen. Een geschil ontstaat wanneer iemand een subjectief recht claimt en de tegenpartij dit betwist. De rechter beoordeelt hier de materiële gegrondheid. De uitkomst kan toewijzing of afwijzing zijn, wat leidt tot gezag van gewijsde over de grond van de zaak.
#### 1.17.2 Tweede niveau: Rechtsvordering (ius agendi)
Dit niveau onderzoekt of een rechtssubject zijn materieelrechtelijke aanspraak kan afdwingen voor de rechter, d.w.z. of de vordering ontvankelijk is. Middelen van ontoelaatbaarheid (onontvankelijkheid) kunnen hier worden aangevoerd. Een afwijzing op dit niveau betekent dat de zaak inhoudelijk niet wordt beoordeeld, maar de materiële aanspraak werd niet beoordeeld, waardoor een nieuwe vordering mogelijk is indien de fout wordt gecorrigeerd.
#### 1.17.3 Derde niveau: Eis of vordering in rechte
In deze fase wordt de rechtsvordering effectief uitgeoefend. Kernvragen zijn of de juiste rechter is aangezocht (bevoegdheidsvragen) en of de procedurele regels correct worden nageleefd. Processuele sancties, zoals excepties en nietigheden, treden op bij gebreken.
* **Partijen**: De rechtssubjecten die optreden in het proces (eiser, verweerder, tussenkomende partij). Er is een onderscheid tussen materiële en formele procespartijen.
* **Handelingen**: Er is een onderscheid tussen proceshandelingen (handelingen die de procedure voortbewegen) en rechtsprekende handelingen (uitspraken van de rechter).
* **Betekening en kennisgeving**: Formele en officiële manieren om akten mee te delen, met strikte vormvereisten op straffe van nietigheid.
### 1.18 Eis = vordering en verweer
#### 1.18.1 Eis = vordering
Een eis bestaat uit drie componenten: het voorwerp (wat wordt gevorderd), de feiten (waarop de vordering is gebaseerd) en de rechtsgronden (de toepasselijke wettelijke regels).
* **Soorten vorderingen**:
* **Hoofdvordering**: Leidt het geding in.
* **Tussenvordering**: Elke andere vordering tijdens het geding, zoals een tegenvordering of een tussenkomst van derden.
* **Verband tussen vorderingen**: Samenhang, onsplitsbaarheid en aanhangigheid zijn van belang om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen.
* **Afstand van geding**: Een partij kan afstand doen van de rechtspleging, waarbij het recht zelf blijft bestaan.
#### 1.18.2 Verweer
De verweerder kan zich verdedigen via:
* **Eigenlijk verweer**:
* **Verweer ten gronde**: Betwisting van de inhoud van het geschil (feiten, rechtsgrond).
* **Exceptief verweer**: Betwisting van procedurele voorwaarden (bv. ontvankelijkheid).
* **Tegenvordering**: De verweerder stelt zelf een vordering in tegen de eiser.
### 1.19 Sanctieregeling
Procesrechtelijke regels zijn formalistisch en hun schending leidt tot sancties met een opschortend of afdoende effect, afhankelijk van de aard van de sanctie (proceshandelingen of werking van het gerecht).
* **Nietigheden (art. 860 e.v. Ger.W.)**: Gelden voor vormgebreken en termijnen die op straffe van nietigheid of verval zijn voorgeschreven, met principes als legaliteit, relativiteit, regularisatie, dekking en responsabiliteit.
* **Berekening van termijnen**: Termijnen worden gerekend van middernacht tot middernacht, de vervaldag telt mee, en vallen op een niet-werkdag, wordt de termijn verlengd naar de eerstvolgende werkdag.
### 1.20 Bevoegdheid
#### 1.20.1 Nationale en internationale bevoegdheidsregels
De bevoegde rechter wordt bepaald door Belgische nationale regels (indien geen internationaal element) of door internationale bevoegdheidsregels (Belgisch internationaal privaatrecht, verdragsrecht) indien er een internationaal element is.
#### 1.20.2 Rechtsmacht – bevoegdheid – verdelingsincident
* **Rechtsmacht**: De macht van Belgische hoven en rechtbanken om geschillen te beslechten.
* **Bevoegdheid**: Welke Belgische rechter (materieel, territoriaal) bevoegd is.
* **Verdelingsincident**: Een geschil binnen een rechtbank over de bevoegdheid van kamers of afdelingen.
#### 1.20.3 Algemene regels en begrippen in verband met bevoegdheid
* **Aanvullend recht, dwingend recht, openbare orde**: Indeling die vooral van belang is bij territoriale bevoegdheid. Materiële bevoegdheid is bijna altijd van openbare orde.
* **Ratione materiae vs. ratione loci**: Materiële bevoegdheid bepaalt welk type geschil een rechtscollege mag behandelen; territoriale bevoegdheid bepaalt welk rechtscollege binnen welk geografisch gebied bevoegd is.
* **Algemene, bijzondere, exclusieve, voorwaardelijke volheid van bevoegdheid**: Classificaties die de omvang en reikwijdte van de bevoegdheid van rechtscolleges beschrijven.
#### 1.20.4 Materiële bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheid wordt bepaald door het onderwerp van de vordering, de waarde van de vordering, het spoedeisend karakter en de hoedanigheid van de partijen. Verschillende rechtscolleges hebben specifieke algemene, bijzondere of exclusieve bevoegdheden.
#### 1.20.5 Bevoegdheidsgeschillen
Geschillen over bevoegdheid kunnen ontstaan bij twijfel over territoriale of materiële bevoegdheid, of bij interne geschillen binnen een rechtscollege. Deze worden beslecht via bevoegdheidsincidenten of verwijzingsprocedures.
---
# Bronnen en karakteristieken van burgerlijk procesrecht
Hier is een uitgebreide samenvatting van de bronnen en het karakter van het burgerlijk procesrecht, opgesteld voor studie doeleinden.
## 2. Bronnen en karakteristieken van burgerlijk procesrecht
Dit gedeelte verkent de diverse bronnen van het burgerlijk procesrecht, zoals de grondwet en wetgeving, alsook het dynamische, dienende en formele karakter ervan.
### 2.1 Bronnen van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht wordt gevormd door een reeks rechtsbronnen die in hiërarchische en functionele zin bepalend zijn voor de toepasselijke regels.
#### 2.1.1 Grondwet
De Grondwet legt fundamentele principes vast die ook het burgerlijk procesrecht raken, met name met betrekking tot de rechterlijke macht.
* **Artikel 40, lid 1 Gw.:** Erkent de rechterlijke macht als een onafhankelijke instantie.
* **Artikelen 144 - 159 Gw.:** Regelen de organisatie en werking van de rechterlijke macht en bevatten fundamentele regels. Dit omvat onder andere de organisatie van de rechtbanken en de onafhankelijkheid van rechters.
* **Specifieke grondrechten:** Bepaalde grondrechten, zoals het recht op privacy (artikel 13 Gw.), kunnen ook relevant zijn in het procesrecht.
#### 2.1.2 Gerechtelijk Wetboek
Het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) vormt de hoeksteen van het burgerlijk procesrecht. Vroeger was het burgerlijk procesrecht verspreid over diverse wetboeken, maar deze zijn nu gecentraliseerd in één wetboek.
* **Modernisering en vereenvoudiging:** Het Gerechtelijk Wetboek heeft tot doel het burgerlijk procesrecht moderner, eenvoudiger en minder formalistisch te maken.
* **Gemeen recht:** Artikel 2 Ger.W. stelt dat de regels van het Gerechtelijk Wetboek gelden voor alle rechtsplegingen, tenzij een andere wet uitdrukkelijk afwijkt of een rechtsbeginsel onverenigbaar is. Het fungeert als gemeen recht voor de rechtspleging.
#### 2.1.3 Rechtspraak
Rechtspraak, de uitspraken van de rechter, is een cruciale bron voor de interpretatie en toepassing van het recht.
* **Rol van de rechter:** Rechters passen wetten toe op concrete gevallen, en hun uitspraken verduidelijken de betekenis en reikwijdte van de wet.
* **Artikel 6 Ger.W.:** Stelt dat rechters niet in algemene termen mogen oordelen. Desondanks vormt de rechtspraak een belangrijke richtlijn voor lagere rechtbanken.
* **Hof van Cassatie:** Speelt een sleutelrol door toe te zien op de eenheid van rechtspraak en de correcte toepassing van het recht door lagere rechtbanken. Cassatiearresten zijn gezaghebbende richtsnoeren, hoewel ze formeel geen bindend precedent vormen zoals in Angelsaksische rechtssystemen.
#### 2.1.4 Rechtsleer
De opinies van rechtsgeleerden, vastgelegd in juridische literatuur, hebben een inspirerende rol en beïnvloeden rechters en rechtszoekenden.
* **Functies:** Rechtsleer helpt bij het verklaren, systematiseren en bekritiseren van rechtspraak en wetgeving.
* **Gezaghebbende bron:** Hoewel de rechtsleer geen bindende kracht heeft, wordt ze vaak aangehaald als een gezaghebbende bron in juridische argumentatie.
#### 2.1.5 Europese verordeningen en internationale verdragen
Het burgerlijk procesrecht wordt in toenemende mate beïnvloed door supranationale normen.
* **Europese verordeningen:** Hebben directe werking en zijn verplicht toe te passen in de lidstaten. Voorbeelden zijn:
* Verordening Brussel I-bis (bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen binnen de EU).
* Verordening 2201/2003 (familierecht).
* Verordening 1896/2006 (Europees betalingsbevel).
* Verordening 805/2004 (Europese executoriale titel).
* **Internationale verdragen:** Verdragen dragen bij aan internationale samenwerking en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Belangrijke voorbeelden zijn:
* Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name artikel 6 (recht op een eerlijk proces).
* Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
* Verdragen van Den Haag (o.a. erkenning van buitenlandse uitspraken, betekening van stukken).
* Verdrag van New York (erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse arbitrale uitspraken).
* Verdrag van Lugano (bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken).
#### 2.1.6 Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen vormen fundamentele regels die de basis vormen van het rechtssysteem.
* **Definitie:** Wanneer de wet niet duidelijk is, moet de rechter recht spreken op basis van een algemeen rechtsbeginsel. Deze beginselen zijn zelf wet en mogen niet onverenigbaar zijn met de wetgever.
* **Erkende algemene rechtsbeginselen:**
* Beginselen van behoorlijke procesvoering (art. 6 EVRM): recht van verdediging, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
* Beschikkingsbeginsel of autonomie van procespartijen.
* Verbod van eigenrichting.
* **Niet erkende algemene rechtsbeginselen:** Rechtsverwerking, beginsel van dubbele aanleg (beroep kunnen aantekenen).
#### 2.1.7 Gebruiken (niet-geschreven regels)
Akkoordprotocollen tussen rechtscolleges en de balie worden soms als bronnen beschouwd, ook al kunnen ze contra legem zijn (bijvoorbeeld afspraken over de wijze van verzending van uitspraken die strijdig zijn met het wetboek).
### 2.2 Karakter van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht kenmerkt zich door een aantal specifieke eigenschappen die bepalend zijn voor de werking ervan.
#### 2.2.1 Nationaal recht (lex fori)
Wanneer een procedure wordt opgestart, moet de rechter de *lex fori* toepassen, het recht dat geldt in het land waar de procedure plaatsvindt. Voor België betekent dit niet alleen Belgisch recht, maar ook internationaal recht zoals verdragen en EU-verordeningen die in België van toepassing zijn.
#### 2.2.2 Publiekrecht en privaatrecht
Burgerlijk procesrecht heeft een dubbel karakter:
* **Publiekrecht:** Regels met betrekking tot de inrichting van de openbare dienst van het gerecht.
* **Privaatrecht:** Regels die de belangen van de partijen zelf raken.
#### 2.2.3 Dynamisch karakter
Het burgerlijk procesrecht wordt dagelijks toegepast en staat daardoor onder invloed van maatschappelijke evoluties. Het past zich voortdurend aan, net als andere rechtstakken.
#### 2.2.4 Dienende functie
Het burgerlijk procesrecht heeft geen bestaansreden op zichzelf; het dient uitsluitend om de materiële recht aanspraken van rechtssubjecten te laten afdwingen. Het is een instrument om het materiële recht effectief te maken.
#### 2.2.5 Formalistisch karakter
* **Vormgebondenheid:** Het burgerlijk procesrecht is sterker vormgebonden dan het materiële recht. Procedures moeten strikte vormvereisten volgen om rechtszekerheid, gelijkheid en een eerlijk proces te waarborgen.
* **Nietigheid:** Niet-naleving van deze vormregels kan leiden tot nietigheid, wat betekent dat een handeling ongeldig wordt verklaard.
* **Gesloten systeem:** Het systeem is in principe gesloten: alleen wat wettelijk is toegestaan, is toegelaten.
* **Beperking van formalisme:** Dit formalisme wordt echter beperkt door het beginsel van een eerlijk proces. Als een schending geen nadeel berokkent, hoeft de rechter niet altijd de nietigheid uit te spreken.
#### 2.2.6 Autonoom rechtsgebied
Het burgerlijk procesrecht is een autonoom rechtsgebied met eigen regels, beginselen en doelstellingen. Toch is er een nauwe samenhang met het materiële recht, aangezien het procesrecht dient om dit laatste af te dwingen. De rechter past beide domeinen samen toe, maar het procesrecht behoudt zijn eigen logica.
#### 2.2.7 Gebiedende aard en gradaties
Procesrecht bevat zowel gebiedend recht als aanvullend recht.
* **Aanvullend recht:** Bepalingen waarvan partijen kunnen afwijken, zowel vóór als ná het ontstaan van een geschil. De rechter kan schendingen ervan niet ambtshalve opwerpen; partijen moeten dit zelf doen (*in limine litis*).
* **Dwingend recht (niet van openbare orde):** Partijen kunnen niet afwijken vóór het ontstaan van het geschil, wel erna. Excepties moeten tijdig worden opgeworpen. De rechter kan dit niet ambtshalve opwerpen.
* **Dwingend recht (wel van openbare orde):** Regels die het algemeen belang beogen en niet afwijkbaar zijn, noch vóór, noch na het ontstaan van het geschil. Excepties kunnen gedurende de hele procedure worden opgeworpen en de rechter moet ze ambtshalve opwerpen.
#### 2.2.8 Accusatoir karakter
Het burgerlijk procesrecht is accusatoir van aard, wat betekent dat het initiatief tot een procedure bij de partijen zelf ligt, niet bij de rechter.
* **Initiatief van partijen:** De rechter spreekt enkel recht als een partij een vordering instelt.
* **Rol van partijen:** Partijen beslissen over de inhoud, omvang en feiten van hun vordering. De rechter mag niet meer toekennen dan gevraagd (verbod op *ultra petita*). De verweerder bepaalt de mate waarin hij de vordering betwist.
* **Taak van de rechter:** De rechter leidt het proces en bewaakt het correcte verloop. Hij moet misbruik van procesrecht voorkomen. De rechter kan ambtshalve onderzoeksmaatregelen nemen, maar mag geen nieuwe betwistingen opwerpen of het voorwerp van de vordering wijzigen.
* **Ambtshalve tussenkomst:** De rechter mag tussenkomen om het juiste recht toe te passen, maar niet om nieuwe argumenten of feiten toe te voegen. Hij is echter verplicht ambtshalve tussen te komen bij regels van openbare orde of dwingend recht, en bij onjuiste juridische kwalificaties door partijen.
#### 2.2.9 Ethisch en sociaal
Het burgerlijk procesrecht draagt bij aan een rechtvaardige maatschappij en garandeert dat iedereen de mogelijkheid heeft om een procedure te voeren.
### 2.3 Toepassingsgebied van het burgerlijk procesrecht
Het toepassingsgebied van het burgerlijk procesrecht wordt bepaald door verschillende criteria.
#### 2.3.1 Ratione personae (op basis van personen)
Het burgerlijk procesrecht geldt in principe voor iedere natuurlijke persoon en rechtspersoon. Uitzonderingen kunnen gelden voor personen die immuniteit genieten, zoals diplomaten.
#### 2.3.2 Ratione materiae (op basis van materie)
Dit betreft de materiële toepassingssfeer van het Gerechtelijk Wetboek.
* **Toepassing op subjectief contentieux:** Het burgerlijk procesrecht geldt primair voor geschillen over subjectieve rechten, waarbij een rechtssubject een concrete, afdwingbare aanspraak tegen een ander rechtssubject voor de rechter brengt. Dit omvat geschillen over burgerlijke en politieke rechten.
* **Niet van toepassing op objectief contentieux:** Het geldt niet voor geschillen waarbij een administratieve overheid discretionaire bevoegdheid heeft, waarbij de wettigheid van een beslissing wordt getoetst (bv. annulatieberoep bij de Raad van State).
#### 2.3.3 Ratione temporis (op basis van tijd)
De inwerkingtreding van wetten op de rechterlijke organisatie, bevoegdheid en rechtspleging is van toepassing op lopende rechtsgedingen vanaf het moment dat ze in werking treden, zonder de lopende zaken aan de instantie waarvoor ze aanhangig zijn te onttrekken. Het heeft geen terugwerkende kracht maar is wel onmiddellijk toepasbaar op lopende zaken.
#### 2.3.4 Ratione loci (op basis van plaats)
Belgisch procesrecht geldt enkel op Belgisch grondgebied. Bij internationale geschillen wordt het internationaal privaatrechtelijk procesrecht toegepast (*lex fori*). Dit omvat de bevoegdheid van de Belgische rechter en de tenuitvoerlegging van vreemde vonnissen.
### 2.4 Basisprincipes van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht is gebaseerd op een aantal fundamentele rechten en beginselen.
#### 2.4.1 Recht op toegang tot de rechter
Dit is een fundamenteel mensenrecht, gewaarborgd door artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR.
* **Verbod op eigenrichting:** Niemand mag zijn recht in eigen handen nemen.
* **Verbod op rechtsweigering:** De rechter moet altijd recht spreken (art. 5 Ger.W.).
* **Beperkingen:** Hoewel de wet beperkingen kan opleggen (termijnen, kosten), mag dit het recht op toegang tot de rechter niet illusoir maken.
* **Juridische bijstand:** Het recht op toegang impliceert ook de organisatie van bijstand voor minder gefortuneerden, via eerstelijns- en tweedelijnsbijstand (pro deo).
#### 2.4.2 Onpartijdige rechter
* **Subjectieve onpartijdigheid:** De rechter moet persoonlijk onpartijdig zijn; zelfs een schijn van partijdigheid is voldoende om een incident te creëren.
* **Objectieve onpartijdigheid:** Het rechtssysteem moet zo georganiseerd zijn dat niemand van zijn "natuurlijke rechter" wordt afgetrokken. Een rechter die in een hogere instantie oordeelt, mag niet eerder in dezelfde zaak een rol hebben gespeeld.
#### 2.4.3 Onafhankelijke rechter
De rechter moet volledig onafhankelijk zijn van andere machten (wetgevende en uitvoerende macht) en oordelen in eer en geweten, conform de wet (art. 151, §1 Gw.).
#### 2.4.4 Eerlijk en openbaar proces
Gewaarborgd door internationale verdragen en de Grondwet.
* **Principes:** Behandeling binnen een redelijke termijn, gemotiveerde beslissingen, openbare uitspraken, en controle op de rechter.
* **Tegenspraak en procesgelijkheid:** Partijen hebben het recht om te antwoorden op elkaars argumenten en bewijsstukken.
* **Partijautonomie en beschikkingsbeginsel:** De partijen bepalen zelf of ze een procedure starten, wat ze vragen, en of ze een uitspraak uitvoeren. Dit correspondeert met het accusatoir karakter van het procesrecht.
* **Inquisitoir karakter (in bepaalde contexten):** In sommige gevallen kan de rechter zonder vordering bepaalde maatregelen nemen (bv. bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet) en heeft hij initiatiefrechten om de procedure vooruit te helpen. De rechter kan de rechtsgrond wijzigen (art. 774 Ger.W.) na partijen te hebben gehoord.
### 2.5 De rechtsvordering
De rechtsvordering is de juridische toegang tot de rechter om een materieelrechtelijke aanspraak te laten sanctioneren.
#### 2.5.1 Begrip en belang
De rechtsvordering is de bevoegdheid die de wet aan een rechtssubject verleent om zijn aanspraak via een wettelijk vastgelegde rechtspleging te laten beoordelen door een rechter. Het is de tegenhanger van het verbod op eigenrichting.
#### 2.5.2 Afstand van rechtsvordering, geding of proceshandeling
* **Afstand van rechtsvordering (art. 821 Ger.W.):** Doet zowel de rechtspleging als het recht zelf teniet. Kan niet opnieuw ingesteld worden.
* **Afstand van geding (art. 820 Ger.W.):** Enkel afstand van de rechtspleging. Het recht zelf blijft bestaan, zodat later opnieuw een vordering kan worden ingesteld.
* **Afstand van proceshandeling (art. 822 Ger.W.):** Afstand van de gevolgen van een specifieke proceshandeling.
#### 2.5.3 Misbruik van procesrecht
Het gebruik van procesrecht met de bedoeling schade te berokkenen of op een kennelijk buitenproportionele wijze wordt bestraft (art. 780bis Ger.W.) met geldboetes en mogelijke schadevergoeding (art. 1382 oud BW).
#### 2.5.4 Algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden
Een rechtsvordering moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om ontvankelijk te zijn:
* **Buiten het Ger.W.:** Rechtsbekwaamheid (het vermogen om drager te zijn van rechten) en handelingsbekwaamheid (het vermogen om zelf geldige proceshandelingen te stellen).
* **Binnen het Ger.W.:** Hoedanigheid (de bevoegdheid om namens een ander op te treden) en belang (de nuttigheid van de gevraagde maatregel voor de eiser).
#### 2.5.5 Middelen van ontoelaatbaarheid
Dit zijn verweren die betrekking hebben op de rechtsvordering zelf en niet op de gegrondheid. Ze kunnen *ratione personae* (persoon van de partij), *ratione temporis* (termijnen) of *ratione materiae* (aard van het recht) betrekking hebben. Sommige zijn van openbare orde en moeten ambtshalve door de rechter worden toegepast.
### 2.6 Handelingen en sancties in het procesrecht
#### 2.6.1 Proceshandelingen versus rechtsprekende handelingen
* **Proceshandelingen:** Handelingen van partijen, hun gevolmachtigden of hulppersoneel die de procedure voortbewegen. Sancties: het stelsel van de nietigheden (art. 860 e.v. Ger.W.).
* **Rechtsprekende handelingen:** Uitspraken van de rechter (vonnissen, arresten). Sancties: hoger beroep, verzet, cassatie.
#### 2.6.2 Betekening en kennisgeving
Deze vormen de basis voor de rechtsgevolgen van handelingen en uitspraken. Betekening is de formele, officiële mededeling (meestal door een gerechtsdeurwaarder), terwijl kennisgeving de toezending via post of elektronische weg is. Beide zijn onderworpen aan strikte vormvereisten op straffe van nietigheid.
#### 2.6.3 Eis en verweer
* **Eis:** Bestaat uit het voorwerp (wat wordt gevorderd), de feiten (oorzaak) en de rechtsgronden (toepasselijke regels).
* **Verweer:** De reactie van de verweerder, die kan bestaan uit een louter verweer, een exceptief verweer of een tegenvordering.
#### 2.6.4 Sanctieregeling
Sancties in het procesrecht kunnen een opschortend (dilatoire excepties) of afdoend (peremptoire excepties) effect hebben en verschillen naar aard (m.b.t. proceshandelingen of de werking van het gerecht). Schendingen van vormvereisten en termijnen kunnen leiden tot nietigheid, verval of andere procedurele sancties.
### 2.7 Bevoegdheid
De bevoegdheidsregels bepalen welke rechter een zaak mag behandelen.
#### 2.7.1 Nationale en internationale bevoegdheidsregels
Dit onderscheid is cruciaal om te bepalen of een Belgische rechter bevoegd is (nationale regels) of dat er een internationaal element is dat internationale regels vereist.
#### 2.7.2 Rechtsmacht, bevoegdheid en verdelingsincident
* **Rechtsmacht:** De algemene bevoegdheid van Belgische hoven en rechtbanken om geschillen te beslechten.
* **Bevoegdheid:** De specifieke verdeling van deze rechtsmacht tussen de verschillende rechtbanken (*ratione materiae* en *ratione loci*).
* **Verdelingsincident:** Een geschil binnen eenzelfde rechtbank over de interne verdeling van een zaak tussen kamers of afdelingen.
#### 2.7.3 Ratione materiae (materiële bevoegdheid)
Dit criterium bepaalt welk type rechtscollege een bepaald soort geschil mag behandelen, gebaseerd op het onderwerp, de waarde van de vordering, het spoedeisend karakter of de hoedanigheid van de partijen. De materiële bevoegdheid is in principe van openbare orde.
#### 2.7.4 Ratione loci (territoriale bevoegdheid)
Dit criterium bepaalt welke rechtbank binnen welk geografisch gebied bevoegd is, op basis van de woonplaats van de verweerder, de plaats van de verbintenis, of andere wettelijk vastgelegde aanknopingspunten. De regels hieromtrent kunnen van aanvullend recht, dwingend recht of openbare orde zijn.
#### 2.7.5 Bevoegdheidsgeschillen
Geschillen over de bevoegdheid (*ratione loci* of *ratione materiae*) worden beslecht door de bevoegde rechter, die de zaak ambtshalve of op exceptie van een partij onderzoekt.
---
**Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid tussen materiële en territoriale bevoegdheid, evenals de gevolgen van het openbare-orde-karakter ervan, goed te begrijpen. Dit bepaalt immers of de rechter ambtshalve moet ingrijpen of dat partijen de exceptie tijdig moeten opwerpen.
---
# De structuur van de rechterlijke macht en de organen van justitie
Hier is een gedetailleerde samenvatting over de structuur van de rechterlijke macht en de organen van justitie, bedoeld als studiehandleiding.
## 3. De structuur van de rechterlijke macht en de organen van justitie
Dit onderwerp behandelt de organisatie van de rechtbanken en hoven, de rol van magistraten, en de ondersteunende diensten binnen het gerechtelijk apparaat.
### 3.1 Het juridische landschap: van rechtstaat tot gerechtelijk recht
#### 3.1.1 De rechtsstaat en de rol van het recht
De rechtsstaat kenmerkt zich door de heerschappij van rationele en consistente wetten, waaraan ook de overheid zelf onderworpen is. Principes die hierbij centraal staan, zijn onder andere de algemene gelding van de wet (neutraal, onpartijdig en onpersoonlijk) en de scheiding der machten. De rechterlijke macht, als onafhankelijke macht, past de wetten toe op concrete geschillen, onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht.
* **Objectief recht:** Het geheel van rechtsregels dat geldt in een rechtsorde.
* **Subjectief recht:** Het recht dat een individu ontleent aan het objectieve recht, zijnde het recht om iets te doen, te hebben of te eisen.
#### 3.1.2 Het gerechtelijk recht als handhavingsrecht
Het gerechtelijk recht, ook wel formeel of handhavingsrecht genoemd, zorgt ervoor dat het materiële recht (de inhoudelijke rechtsregels) op een rechtmatige en betrouwbare manier wordt toegepast en gehandhaafd. Het is cruciaal voor het uitsluiten van eigenrichting en garandeert dat geschillen via vastgestelde procedures door de overheid (rechter of scheidsrechter) worden beslecht.
* **Doel van het gerechtelijk recht:** De uitsluiting van eigenrichting, waarbij individuen niet zelf het heft in handen mogen nemen om hun recht te halen.
* **Restanten van eigenrichting:** In zeer beperkte mate is zelfhulp toegestaan, maar steeds op eigen risico. Voorbeelden hiervan zijn de *exceptio non adimpleti contractus* (ENAC) en het retentierecht.
#### 3.1.3 Burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht omvat alle rechtsregels van het gerechtelijk recht die betrekking hebben op het privaatrecht. Het regelt de procedures voor geschillen tussen burgers onderling en omvat onderwerpen als de rechterlijke organisatie en bevoegdheid, de procesgang, bewijsvoering, bemiddeling, bewarende maatregelen en de uitvoering van uitspraken.
#### 3.1.4 Bronnen van het burgerlijk procesrecht
De belangrijkste bronnen van het burgerlijk procesrecht zijn:
* **Grondwet:** Bepaalt fundamentele regels over de rechterlijke macht, de onafhankelijkheid en de Hoge Raad voor de Justitie.
* **Gerechtelijk Wetboek:** Bundelt en moderniseert de regels van het burgerlijk procesrecht.
* **Rechtspraak:** Belangrijke bron voor interpretatie en concretisering van wetten, met name arresten van het Hof van Cassatie die de eenheid van rechtspraak waarborgen.
* **Rechtsleer:** Academische meningen die rechters en rechtszoekenden inspireren.
* **Europese verordeningen en internationale verdragen:** Regelen onder meer bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen binnen de EU en internationaal.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Fundamentele regels die als wet gelden, zoals de beginselen van behoorlijke procesvoering.
* **Gebruiken:** Ongeschreven regels, vaak vastgelegd in akkoorden tussen rechtscolleges en de balie.
#### 3.1.5 Karakter van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht heeft diverse kenmerken:
* **Nationaal recht:** Toepassing van het recht van het land waar de procedure is ingeleid (lex fori).
* **Publiekrecht en privaatrecht:** Bevat regels voor de inrichting van de openbare dienst van het gerecht (publiek) en voor de belangen van partijen zelf (privaat).
* **Dynamisch karakter:** Wordt beïnvloed door maatschappelijke evoluties.
* **Dienende functie:** Dient om materiële rechten af te dwingen.
* **Formalistisch karakter:** Sterke vormgebondenheid om rechtszekerheid en eerlijk proces te waarborgen, hoewel dit beperkt wordt door het beginsel van eerlijk proces.
* **Autonoom:** Eigen regels, beginselen en doelstellingen, maar nauw verweven met het materiële recht.
* **Gebiedende aard en gradaties:** Bestaat uit dwingend en aanvullend recht, met variërende mogelijkheden tot afwijking.
* **Accusatoir karakter:** Initiatief ligt bij de partijen; de rechter leidt het proces en bewaakt het verloop, maar mag niet zelf nieuwe geschilpunten opwerpen.
#### 3.1.6 Toepassingsgebied
Het burgerlijk procesrecht geldt in principe voor iedere natuurlijke persoon en rechtspersoon. Het is van toepassing op geschillen over subjectieve rechten ("subjectief contentieux") en niet op geschillen waarbij administratieve overheden discretionaire bevoegdheid hebben ("objectief contentieux").
* **Ratione personae:** Geldt voor natuurlijke en rechtspersonen, met uitzonderingen (bv. immuniteit).
* **Ratione materiae:** Regelt geschillen over burgerlijke en politieke rechten, tenzij de wet anders bepaalt.
* **Ratione temporis:** Is van toepassing op lopende rechtsgedingen vanaf de inwerkingtreding, zonder terugwerkende kracht.
* **Ratione loci:** Geldt enkel op Belgisch grondgebied; bij internationale geschillen wordt internationaal privaatrecht toegepast.
#### 3.1.7 Fundamentele rechtsbeginselen in het procesrecht
* **Recht op toegang tot de rechter:** Een fundamenteel mensenrecht (art. 6 EVRM), verbonden aan het verbod op eigenrichting en rechtsweigering. Juridische bijstand (eerstelijns- en tweedelijnsbijstand) en rechtsbijstand (vrijstelling gerechtskosten) waarborgen deze toegang.
* **Onpartijdige rechter:** Vereist zowel subjectieve (persoonlijke onpartijdigheid) als objectieve onpartijdigheid (organisatie van het rechtssysteem).
* **Onafhankelijke rechter:** Volledige onafhankelijkheid van de rechter ten opzichte van andere machten.
* **Eerlijk en openbaar proces:** Gesteund op fundamentele rechten, met principes zoals tegenspraak, procesgelijkheid, partijautonomie en het beschikkingsbeginsel.
### 3.2 De organen van de rechterlijke macht en magistraten
De rechterlijke macht is een van de drie machten in de staat en oefent de rechtsprekende macht uit.
#### 3.2.1 Hoven en rechtbanken
De hoven en rechtbanken zijn de organen die de rechtsprekende macht uitoefenen. Ze worden benoemd voor het leven en genieten van onverenigbaarheden en aansprakelijkheidsregels om hun onafhankelijkheid te waarborgen.
* **Structuur:** Gekenmerkt door een piramidale hiërarchie, met verschillende niveaus (kantonaal, arrondissementeel, nationaal) en rechtsgebieden.
* **Nationale niveau:** Hof van Cassatie.
* **Rechtsgebieden/ressorten:** Hoven van beroep en arbeidshoven.
* **Arrondissementen:** Rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbanken, ondernemingsrechtbanken, arrondissementsrechtbanken.
* **Kantons:** Vredegerechten.
* **Rechtscolleges:**
* **Vredegerecht:** Kantonaal georganiseerd voor kleinere geschillen.
* **Politierechtbank:** Per arrondissement, uitsluitend bevoegd voor verkeerszaken en administratieve boetes.
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Per arrondissement, met diverse secties (burgerlijke, correctionele, familie- en jeugd-, strafuitvoeringsrechtbank). Bevoegdheid is voorwaardelijk verruimd.
* **Arbeidsrechtbank:** Per ressort, voor arbeidsgeschillen en socialezekerheidsrecht.
* **Ondernemingsrechtbank:** Per ressort, voor geschillen tussen ondernemingen en insolventieprocedures.
* **Arrondissementsrechtbank:** Per arrondissement, bevoegd voor bevoegdheidsgeschillen.
* **Hof van beroep:** Per rechtsgebied, oordeelt in hoger beroep.
* **Arbeidshof:** Per rechtsgebied, oordeelt in hoger beroep over arbeidsgeschillen.
* **Hof van assisen:** Niet-permanent, voor zware misdrijven, met jury.
* **Hof van Cassatie:** Voor heel België, controleert de juiste toepassing van recht en procedure.
* **Mobiliteit van magistraten:** Mogelijkheid tot interne (subsidiaire benoeming) en externe (hoger of lager niveau) mobiliteit, mits instemming.
#### 3.2.2 Het Openbaar Ministerie (OM)
Het OM behoort formeel tot de rechterlijke macht, maar staat onder het gezag van de Minister van Justitie. Het OM speelt een cruciale rol in strafzaken en treedt ook op in privaatrechtelijke zaken via rechtsvordering, vordering of advies.
* **Organisatie:** Hiërarchisch gestructureerd met procureur-generaal bij elk hof van beroep, federale procureur, college van procureurs-generaal, en parketmagistraten.
* **Rol in privaatrecht:** Vordering instellen, rechtsmiddelen aanwenden, informatie inwinnen, en advies verlenen wanneer de wet dit vereist of de openbare orde dit vraagt.
* **Ondeelbaarheid:** OM-leden handelen namens het gehele korps, wat verschilt van de individuele rol van rechters.
#### 3.2.3 Benoeming, bevordering en aanwijzing van magistraten
Toegang tot de magistratuur vereist een juridische mastergraad en verloopt via drie wegen: een vergelijkend examen en gerechtelijke stage, een examen beroepsbekwaamheid met ruime beroepservaring, of twintig jaar ervaring met een mondeling evaluatie-examen.
### 3.3 Ondersteunende diensten en de balie
Naast de magistraten zijn er cruciale ondersteunende organen en de balie die het gerechtelijk apparaat compleet maken.
#### 3.3.1 Leden van de griffie
De griffie vormt het secretariaat van het rechtscollege. De hoofdgriffier leidt de griffie en is verantwoordelijk voor de organisatie, bewaring van stukken, en bijstand aan magistraten. Griffiers en administratief personeel ondersteunen de hoofdgriffier bij diverse taken.
#### 3.3.2 Leden van het parketsecretariaat
Het parketsecretariaat is de administratieve dienst verbonden aan elk parket, geleid door een hoofdsecretaris. Secretarissen verlenen administratieve bijstand aan magistraten, zoals documentatie en dossieropbouw.
#### 3.3.3 De Balie
De balie, bestaande uit advocaten, is essentieel voor de rechtsstaat. Advocaten zijn vertrouwenspersonen die belangen behartigen, juridisch advies geven, en optreden in rechte.
* **Taken:** Advies, belangenbehartiging buiten rechte, procesvoering, vertegenwoordiging, en uitoefening van gerechtelijke ambten.
* **Organisatie:** Orde van Advocaten per arrondissement, met een Raad van de Orde en tuchtrechtelijke bevoegdheden. Er zijn ook landelijke orden (Orde van Vlaamse Balies en Ordre des Barreaux francophones et germanophone) die de belangen van de balies behartigen.
#### 3.3.4 Gerechtsdeurwaarders
Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren en ministeriële officieren die authenticiteit verlenen aan hun akten. Ze zijn exclusief bevoegd voor de betekening van exploten, tenuitvoerlegging van beslissingen, en invordering van onbetwiste geldschulden. Ze oefenen ook residuaire bevoegdheden uit en hebben een informatieplicht en een rol in minnelijke oplossingen.
### 3.4 Proceshandelingen en sancties
De correcte uitvoering van proceshandelingen en de toepassing van sancties zijn cruciaal in het procesrecht.
#### 3.4.1 Eis en verweer
* **Eis:** Bestaat uit het voorwerp (wat wordt gevorderd), de feiten (oorzaak) en de rechtsgronden. Kan een hoofd- of tussenvordering zijn.
* **Verweer:** De reactie van de verweerder, die kan bestaan uit een eigenlijke verweer (ten gronde of exceptief) of een tegenvordering.
#### 3.4.2 Sancties
Schendingen van procesrechtelijke regels kunnen leiden tot sancties met een opschortend effect (dilatoire excepties) of een afdoend effect (peremptoire excepties).
* **Sancties m.b.t. proceshandelingen:** Vallen onder het stelsel van de nietigheden, met principes als legaliteit, relativiteit, regularisatie, dekking en responsabiliteit.
* **Sancties m.b.t. de werking van het gerecht:** Betreffen regels over de organisatie, termijnberekening en procedures.
#### 3.4.3 Berekening van termijnen
Termijnen worden van dag tot dag gerekend, waarbij de vervaldag meetelt. Verval- en wachttermijnen worden op dezelfde manier berekend, met verschuiving van de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag indien deze op een weekend of feestdag valt.
### 3.5 Bevoegdheid van de rechter
De bevoegdheid van de rechter bepaalt welke rechter een geschil mag behandelen. Dit omvat nationale en internationale regels, rechtsmacht, bevoegdheid (ratione materiae en ratione loci), en de verdeling binnen rechtbanken.
#### 3.5.1 Nationale en internationale bevoegdheidsregels
* **Nationale bevoegdheidsregels:** Bepalen de bevoegde rechter binnen het nationale recht, wanneer er geen internationaal element is.
* **Internationale bevoegdheidsregels:** Bepalen de bevoegde rechter bij internationale geschillen, gebaseerd op Belgisch internationaal privaatrecht en verdragen.
#### 3.5.2 Rechtsmacht, bevoegdheid en verdelingsincident
* **Rechtsmacht:** De macht van Belgische hoven en rechtbanken om geschillen te beslechten.
* **Bevoegdheid:** Welke specifieke Belgische rechter bevoegd is (intern nationaal niveau).
* **Verdelingsincident:** Een geschil binnen een rechtbank over de interne verdeling van zaken tussen kamers of afdelingen.
#### 3.5.3 Algemene regels en begrippen inzake bevoegdheid
* **Aanvullend, dwingend recht en openbare orde:** Bepalen de mate waarin partijen van bevoegdheidsregels kunnen afwijken.
* **Ratione materiae vs. Ratione loci:** Materiële bevoegdheid bepaalt welk type geschil een rechtscollege behandelt; territoriale bevoegdheid bepaalt welk rechtscollege geografisch bevoegd is.
* **Algemene, bijzondere, exclusieve, voorwaardelijke volheid van bevoegdheid:** Verschillende gradaties en types van bevoegdheid die aan rechtscolleges worden toegekend.
#### 3.5.4 Materiële bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheid *ratione materiae* wordt bepaald door het onderwerp, de waarde, het spoedeisend karakter en de hoedanigheid van partijen. De verdeling is vrijwel altijd van openbare orde.
#### 3.5.5 Territoriale bevoegdheidsverdeling (ratione loci)
De bevoegdheid *ratione loci* wordt bepaald door de woonplaats van de verweerder, de plaats van de verbintenis of de betekening. De regels zijn ingedeeld naar dwingend karakter en openbare orde.
#### 3.5.6 Bevoegdheidsgeschillen
Geschillen over bevoegdheid, zowel *ratione loci* als *ratione materiae*, worden beslecht door de rechter zelf, de arrondissementsrechtbank, of de appelrechter, afhankelijk van de fase van de procedure en het dwingend karakter van de regel.
* **Soorten geschillen:** Betwisting door verweerder, ambtshalve onderzoek door de rechter, of geschillen in hoger beroep.
### 3.6 Kernbegrippen in het procesrecht
* **Aanspraak honoreren:** Een claim of recht erkennen en toekennen.
* **Beschikkingsbeginsel:** Partijen bepalen zelf het verloop van het proces.
* **Proceshandelingen vs. Rechtsprekende handelingen:** Vormen de basis van de sanctieregeling; proceshandelingen vallen onder de nietigheden, rechtsprekende handelingen onder het sanctiesysteem van de rechterlijke organisatie.
* **Betekening en kennisgeving:** Formele en informele manieren om akten mee te delen, essentieel voor de rechtsgeldigheid en het beginnen van termijnen.
* **Eis:** Bestaat uit voorwerp, feiten en rechtsgronden.
* **Verweer:** De verdediging van de verweerder.
* **Afstand van geding:** Het neerleggen van de rechtspleging, waarbij het recht zelf blijft bestaan.
* **Misbruik van procesrecht:** Het gebruiken van het procesrecht op een onrechtmatige wijze, wat kan leiden tot sancties.
* **Middelen van ontoelaatbaarheid:** Verweren die de rechtsvordering zelf raken (bv. gebrek aan hoedanigheid, belang, verjaring).
* **Rechtsvordering:** De bevoegdheid om via een wettelijk vastgelegde rechtspleging een materieelrechtelijke aanspraak via een rechter te laten beoordelen.
---
# Procedures en bevoegdheid in burgerlijke zaken
Hier is een gedetailleerde samenvatting over procedures en bevoegdheid in burgerlijke zaken, bedoeld als studiehandleiding voor examens.
## 4. Procedures en bevoegdheid in burgerlijke zaken
Dit onderwerp behandelt de juridische regels en principes die van toepassing zijn op het voeren van burgerlijke rechtszaken, inclusief de bepaling van de bevoegde rechter en de structuur van het proces.
### 4.1 Het gerechtelijk recht: basisprincipes en doelstellingen
Het gerechtelijk recht, ook wel formeel recht of handhavingsrecht genoemd, omvat de regels die zorgen voor de rechtmatige toepassing en handhaving van het materiële recht. Het doel is de uitsluiting van eigenrichting en de waarborging van een eerlijk proces.
#### 4.1.1 Het materiële recht versus het gerechtelijk recht
* **Materieel recht:** Beschrijft de inhoud van rechtsregels die het maatschappelijk gedrag reguleren, zoals rechten, plichten en verbintenissen. Voorbeelden zijn burgerlijk recht, strafrecht en ondernemingsrecht.
* **Gerechtelijk recht (formeel recht):** Omvat de regels die bepalen hoe het materiële recht wordt toegepast, gehandhaafd en gerealiseerd. Het garandeert dat recht wordt gedaan via vastgestelde procedures en voorkomt willekeur.
#### 4.1.2 Doelstellingen van het gerechtelijk recht
1. **Uitsluiting van eigenrichting:** Het gerechtelijk recht verbiedt individuen om hun rechten zelf, buiten de officiële kanalen om, ten uitvoer te leggen. Geschillen moeten worden beslecht door de overheidsrechter of een scheidsrechter.
* **Restanten van eigenrichting:** In zeer beperkte mate is het toegestaan dat iemand zelf een oplossing uitvoert alvorens een rechter hierover beslist, maar dit geschiedt op eigen risico. Voorbeelden hiervan zijn de *exceptio non adimpleti contractus* (ENAC) en het retentierecht.
#### 4.1.3 Rechtsstaat en gerechtelijk recht
De principes van de rechtsstaat, zoals de algemene gelding van de wet en de scheiding der machten met een onafhankelijke rechterlijke macht, vormen de basis voor het gerechtelijk recht. De rechter past de algemene wet toe op concrete geschillen, zonder zelf algemene regels te creëren.
### 4.2 Bronnen van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht vindt zijn oorsprong in diverse rechtsbronnen:
* **Grondwet:** Bepaalt fundamentele regels over de rechterlijke macht, de Hoge Raad voor de Justitie en bepaalde grondrechten zoals het recht op een eerlijk proces.
* **Gerechtelijk Wetboek:** Bevat de kernregels van het burgerlijk procesrecht en is bedoeld om het procesrecht te moderniseren en te vereenvoudigen.
* **Rechtspraak:** Uitspraken van rechters, met name die van het Hof van Cassatie, bieden belangrijke interpretatie en richting voor de toepassing van wetten.
* **Rechtsleer:** Academische en juridische publicaties die helpen bij het verklaren, systematiseren en bekritiseren van wetgeving en rechtspraak.
* **Europese verordeningen en internationale verdragen:** Regels die directe werking hebben of internationale samenwerking bevorderen, zoals Verordening Brussel I-bis en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
* **Algemene rechtsbeginselen:** Fundamentele regels die de rechter moet toepassen wanneer de wet onduidelijk is, zoals de beginselen van behoorlijke procesvoering en het verbod op eigenrichting.
* **Gebruiken:** Ongeschreven regels die voortkomen uit de praktijk, zoals akkoordprotocollen.
### 4.3 Karakter van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht wordt gekenmerkt door verschillende eigenschappen:
* **Nationaal recht (lex fori):** In beginsel past de rechter het recht van het land toe waar de procedure is ingeleid, inclusief internationale verdragen en EU-verordeningen die in dat land van toepassing zijn.
* **Publiekrecht en privaatrecht:** Het bevat regels over de inrichting van de openbare dienst van het gerecht (publiekrecht) en regels die de belangen van de partijen zelf raken (privaatrecht).
* **Dynamisch karakter:** Het ondergaat voortdurend invloeden door maatschappelijke evoluties.
* **Dienende functie:** Het heeft geen bestaansrecht op zich, maar dient om materiële aanspraken af te dwingen.
* **Formalistisch karakter:** Het is sterk vormgebonden om rechtszekerheid en een eerlijk proces te waarborgen. Niet-naleving kan leiden tot nietigheid. Dit formalisme wordt echter getemperd door het beginsel van een eerlijk proces.
* **Autonoom rechtsgebied:** Het heeft eigen regels, beginselen en doelstellingen, hoewel het nauw samenhangt met het materiële recht.
* **Gebiedende aard en gradaties:** Het kent zowel dwingend recht (niet afwijkbaar) als aanvullend recht (wel afwijkbaar). Regels van openbare orde zijn van dwingend recht en moeten ambtshalve door de rechter worden toegepast.
* **Accusatoir karakter:** Het initiatief tot een procedure ligt bij de partijen. De rechter leidt het proces weliswaar en bewaakt het correcte verloop, maar mag niet zelf nieuwe betwistingen opwerpen of het voorwerp van de vordering wijzigen.
### 4.4 Toepassingsgebied van het burgerlijk procesrecht
Het toepassingsgebied wordt bepaald door verschillende criteria:
#### 4.4.1 Ratione personae (personen)
Het burgerlijk procesrecht geldt in principe voor elke natuurlijke persoon en rechtspersoon, tenzij immuniteit geldt voor bepaalde personen (bv. diplomaten).
#### 4.4.2 Ratione materiae (materie)
Het burgerlijk procesrecht is van toepassing op geschillen over subjectieve rechten ("subjectief contentieux"), waarbij een rechtssubject een afdwingbare aanspraak tegen een ander rechtssubject voor de rechter brengt. Het geldt niet voor geschillen waarbij een administratieve overheid een discretionaire bevoegdheid heeft en de wettigheid van een beslissing wordt betwist ("objectief contentieux").
* **Artikel 2 Ger.W.:** Het Gerechtelijk Wetboek geldt als gemeen recht, tenzij een andere wet uitdrukkelijk afwijkt of een rechtsbeginsel onverenigbaar is.
#### 4.4.3 Ratione temporis (tijd)
Nieuwe wetten op de rechterlijke organisatie, bevoegdheid en rechtspleging zijn van toepassing op lopende zaken vanaf hun inwerkingtreding, zonder dat lopende procedures onttrokken worden aan het reeds bevoegde gerecht.
#### 4.4.4 Ratione loci (territorium)
Het Belgisch procesrecht geldt op Belgisch grondgebied. Bij internationale geschillen wordt het internationaal privaatrechtelijk procesrecht toegepast.
### 4.5 Fundamentele procedurele rechten
#### 4.5.1 Recht op toegang tot de rechter
Gewaarborgd door artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Dit houdt verband met het verbod op eigenrichting en het verbod op rechtsweigering door de rechter. Juridische bijstand is een belangrijk instrument om deze toegang te verzekeren.
#### 4.5.2 Onpartijdige rechter
De rechter moet zowel subjectief (persoonlijk onpartijdig) als objectief (het rechtssysteem moet onpartijdig zijn georganiseerd) onpartijdig zijn.
#### 4.5.3 Onafhankelijke rechter
De rechter moet onafhankelijk zijn van de andere machten en vrij zijn in de uitoefening van zijn rechtsprekende bevoegdheid.
#### 4.5.4 Eerlijk en openbaar proces
Dit omvat het recht op tegenspraak, procesgelijkheid, een redelijke termijn, gemotiveerde beslissingen en openbare uitspraken.
### 4.6 Organen van de rechterlijke macht
De rechterlijke macht bestaat uit verschillende organen, waaronder hoven en rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de magistraten.
#### 4.6.1 Hoven en rechtbanken
De structuur is piramidaal met op lokaal niveau vredegerechten en politierechtbanken, op arrondissementeel niveau rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbanken en ondernemingsrechtbanken, en op hoger niveau hoven van beroep, arbeidshoven en hoven van assisen. Het Hof van Cassatie staat aan de top.
#### 4.6.2 Openbaar Ministerie (OM)
Het OM valt formeel onder de Minister van Justitie maar maakt deel uit van de rechterlijke macht. Het oefent taken uit in privaatrechtelijke zaken via rechtsvordering, vordering of advies, met name wanneer de wet dit vereist of de openbare orde dit vraagt.
#### 4.6.3 Structuur van hoven en rechtbanken
De indeling omvat onder andere:
* **Vredegerechten:** Kantonaal georganiseerd, bevoegd voor geschillen tot een bepaalde waarde en specifieke materies zoals huur en burenhinder.
* **Politierechtbank:** Uitsluitend bevoegd voor verkeerszaken en administratieve boetes.
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Heeft een algemene (voorwaardelijke) bevoegdheid voor zaken die niet aan andere rechtbanken zijn toegewezen en een exclusieve bevoegdheid voor familie- en jeugdzaken.
* **Ondernemingsrechtbank:** Bevoegd voor geschillen tussen ondernemingen en voor insolventieprocedures.
* **Arbeidsrechtbank:** Bevoegd voor arbeidsgeschillen, sociale zekerheid en aanvullende pensioenen.
* **Hoven van beroep:** Behandelen hoger beroep tegen beslissingen van de rechtbanken van eerste aanleg, ondernemingsrechtbanken en arbeidshoven.
* **Hof van Cassatie:** Oordeelt over de juiste toepassing van het recht en de procedure, zonder de feiten te herzien.
#### 4.6.4 Benoeming, bevordering en aanwijzing van magistraten
Toegang tot de magistratuur verloopt via een vergelijkend toelatingsexamen en gerechtelijke stage, of via examens beroepsbekwaamheid met ruime beroepservaring, of met twintig jaar ervaring en een mondeling evaluatie-examen.
### 4.7 De rechtsvordering en eis
#### 4.7.1 Begrip van de rechtsvordering
De rechtsvordering is de bevoegdheid die de wet aan een rechtssubject verleent om zijn materieelrechtelijke aanspraak via een wettelijk vastgelegde rechtspleging te laten beoordelen door een rechter.
* **Afstand van rechtsvordering:** Doet het recht zelf teniet.
* **Afstand van geding:** Doet enkel de rechtspleging vervallen; het recht blijft bestaan.
* **Afstand van proceshandeling:** Ziet af van de gevolgen van een specifieke handeling.
* **Misbruik van procesrecht:** Het gebruik van procesrecht op een tergende, roekeloze of schadelijke wijze kan leiden tot sancties zoals geldboetes en schadevergoeding.
#### 4.7.2 Algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden
Deze voorwaarden bepalen of een rechtsvordering ontvankelijk is:
* **Buiten het Ger.W.:** Rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid. Gebrek hieraan leidt tot ontoelaatbaarheid. Groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen mits inschrijving in de KBO procederen.
* **Binnen het Ger.W.:**
* **Hoedanigheid:** De bevoegdheid van de formele procespartij om namens een materiële procespartij op te treden.
* **Belang:** De nuttigheid van de gevraagde maatregel voor de eiser, die dadelijk, rechtstreeks, persoonlijk en legitiem moet zijn.
#### 4.7.3 Middelen van ontoelaatbaarheid (excepties sensu lato)
Dit zijn verweren die de rechtsvordering zelf raken, niet de grond van de zaak. Ze kunnen betrekking hebben op:
* **Ratione personae:** Gebrek aan rechtsbekwaamheid, handelingsbekwaamheid, hoedanigheid of belang.
* **Ratione temporis:** Verjaringstermijnen, vervaltermijnen of proceduretermijnen.
* **Ratione materiae:** Wanneer de rechtsvordering nooit heeft bestaan (bv. natuurlijke verbintenissen) of niet meer bestaat (bv. afstand van rechtsvordering).
#### 4.7.4 Eis, vordering en verweer
* **Eis (vordering):** Bestaat uit het voorwerp (wat wordt gevorderd), de feiten (oorzaak) en de rechtsgronden.
* **Hoofdvordering:** Leidt het geding in.
* **Tussenvordering:** Andere vorderingen ingesteld tijdens het geding (aanpassing, tegenvordering, tussenkomst).
* **Samenhang/Aanhangigheid:** Vorderingen die zo nauw verbonden zijn dat ze gezamenlijk behandeld moeten worden om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen.
* **Verweer:** De reactie van de verweerder, die kan zijn:
* **Eigenlijk verweer:** Ten gronde (betwisting van feiten of rechtsgrond) of exceptief (procedurele voorwaarden).
* **Tegen-vordering:** Een vordering ingesteld door de verweerder tegen de eiser.
#### 4.7.5 Sanctieregeling
Schending van procedurele regels kan leiden tot:
* **Opschortend effect (dilatoire excepties):** De procedure wordt tijdelijk stopgezet om herstel mogelijk te maken (bv. excepties van onbevoegdheid, nietigheid van processtukken).
* **Afdoende (peremptoire) excepties:** Gebreken die niet hersteld kunnen worden en de procedure definitief doen stranden (bv. excepties van ontoelaatbaarheid).
### 4.8 Bevoegdheid van de rechter
De bevoegdheid regelt welk gerecht van een geschil mag kennisnemen.
#### 4.8.1 Nationale en internationale bevoegdheidsregels
Nationale regels bepalen de bevoegde rechter bij geschillen zonder internationaal element. Internationale regels (privaatrecht, verdragen) komen in beeld bij geschillen met een internationaal element.
#### 4.8.2 Rechtsmacht, bevoegdheid en verdelingsincident
* **Rechtsmacht:** De macht van Belgische hoven en rechtbanken om geschillen te beslechten.
* **Bevoegdheid (ratione materiae en ratione loci):** Bepaalt welke specifieke Belgische rechter bevoegd is.
* **Verdelingsincident:** Geschillen over de interne verdeling van zaken binnen dezelfde rechtbank.
#### 4.8.3 Criteria voor bevoegdheid
* **Ratione materiae (materiële bevoegdheid):** Welk type rechtscollege is bevoegd (bv. vrederechter, rechtbank van eerste aanleg). Dit is bijna altijd van openbare orde.
* **Ratione loci (territoriale bevoegdheid):** Welke rechtbank binnen welk geografisch gebied is bevoegd. Dit kan aanvullend recht, dwingend recht of openbare orde zijn, met verschillende gevolgen voor afwijking en ambtshalve toepassing.
* **Algemene, bijzondere, exclusieve en voorwaardelijke volheid van bevoegdheid:** Beschrijven de reikwijdte van de bevoegdheid van een rechtscollege.
* **Spoedeisend karakter (kortgeding):** De voorzitter van bepaalde rechtbanken kan bij voorraad uitspraak doen in dringende zaken.
#### 4.8.4 Bevoegdheidsgeschillen
Geschillen over bevoegdheid kunnen ontstaan bij hoofdvorderingen, tussenvorderingen, tegenvorderingen of bij samenhang/aanhangigheid. De regeling hieromtrent is vastgelegd in het Gerechtelijk Wetboek en kan leiden tot verwijzing naar de bevoegde rechter.
---
> **Tip:** Zorg dat je de verschillende niveaus van geschillenbeslechting (materieel recht, rechtsvordering, eis in rechte) en de bijbehorende gevolgen van afwijzing kunt onderscheiden. Ook het onderscheid tussen proceshandelingen en rechtsprekende handelingen is cruciaal voor het begrijpen van de sancties. Besteed extra aandacht aan de criteria voor bevoegdheid (ratione materiae, ratione loci) en de gevolgen van openbare orde, dwingend en aanvullend recht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sein | Dit begrip beschrijft hoe iets feitelijk is of hoe een situatie is; het betreft de beschrijving van de werkelijkheid zoals die is. |
| Sollen | Dit begrip beschrijft hoe iets behoort te zijn; het duidt op regels, rechtsnormen of verplichtingen die aangeven wat men moet of dient te doen. |
| Rechtsregels | Een bindend voorschrift dat de mens moet naleven, dat betrekking heeft op het uiterlijke gedrag in de maatschappij, wordt uitgevaardigd door gezaghebbende personen of instanties, en waarvan de naleving kan worden afgedwongen door de overheid. |
| Objectief recht | Het geheel van rechtsregels dat in een rechtsorde geldt, en dat bepaalt wat mag en niet mag, wat moet, en wat verboden is voor iedereen in de maatschappij. |
| Subjectief recht | Een individueel recht dat een persoon ontleent aan het objectieve recht; het is het recht van een individu om iets te doen, te hebben of te eisen op basis van de geldende wetten. |
| Rechtsstaat | Een maatschappij die geregeld wordt door rationele, consistente wetten waaraan ook de overheid en de wetgeving zelf onderworpen zijn, in plaats van door willekeur of persoonlijke voorkeur van gezagsdragers. |
| Algemene gelding van de wet | Een principe van de rechtsstaat waarbij wetten van toepassing zijn op alle personen die zich in een objectief gelijkaardige situatie bevinden, en dus niet gelden voor specifieke individuen of categorieën. |
| Drie machten – een onafhankelijke rechterlijke macht | Het principe van de scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) met een onafhankelijke rechterlijke macht die wetten onpartijdig toepast op concrete geschillen. |
| Materieel recht | Het geheel van rechtsregels dat de inhoud van maatschappelijke gedragingen bepaalt, zoals burgerlijk recht, strafrecht, ondernemingsrecht en sociaal recht. |
| Gerechtelijk recht (formeel recht/handhavingsrecht) | De regels die bepalen hoe het materiële recht op een rechtmatige manier wordt toegepast, gehandhaafd en gerealiseerd; het is het sluitstuk van de rechtsstaat dat zorgt voor rechtvaardige procedures. |
| Eigenrichting | Het ongeoorloofd en eigenmachtig herstellen van een aangedaan onrecht door een persoon, wat geweld en willekeur met zich meebrengt en door het gerechtelijk recht wordt uitgesloten. |
| Exceptio non adimpleti contractus (ENAC) | Een beginsel bij wederkerige overeenkomsten waarbij een partij haar eigen prestatie mag opschorten zolang de andere partij haar verplichtingen niet nakomt, om zo de uitvoering van het contract af te dwingen. |
| Retentierecht | Het recht om een zaak niet af te geven totdat de tegenprestatie, zoals betaling voor geleverde diensten of herstellingen, is voldaan, wat dient als middel om eigen rechten af te dwingen. |
| Burgerlijk procesrecht | Alle rechtsregels van gerechtelijk recht die specifiek betrekking hebben op privaatrechtelijke geschillen, dus geschillen over de onderlinge verhoudingen tussen burgers. |
| Rechterlijke organisatie en bevoegdheid | De regels die bepalen hoe rechtbanken zijn opgebouwd, welke rechter welke soort zaken mag behandelen, en hoe de bevoegdheid tussen verschillende rechtbanken is verdeeld. |
| Procesgang en rechtsvordering | De regels die bepalen hoe een proces wordt gestart, hoe partijen hun rechten kunnen doen gelden, en hoe het verloop van een rechtszaak geregeld is, inclusief het recht om naar de rechter te stappen. |
| Bewijsvoering en bemiddeling | De methoden en regels voor het leveren, verzamelen en beoordelen van bewijs in een rechtszaak, inclusief alternatieve geschillenbeslechtingsmethoden zoals bemiddeling. |
| Bewarende maatregelen en uitvoering van uitspraken | De procedures om rechten veilig te stellen voor of tijdens een procedure (zoals beslag) en de regels voor de effectieve uitvoering van rechterlijke uitspraken, zoals de inning van schulden. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een land die de basisstructuur van de staat, de rechten van burgers en de werking van overheidsinstanties, inclusief de rechterlijke macht, vastlegt. |
| Gerechtelijk Wetboek | Een wetboek dat de regels en procedures bevat die van toepassing zijn op alle rechtsgedingen in België, met als doel het procesrecht te moderniseren en te vereenvoudigen. |
| Rechtspraak | De uitspraken van rechters in concrete gevallen, die dienen als interpretatie en verduidelijking van de wet en als leidraad voor latere juridische beslissingen, hoewel ze formeel niet altijd bindend zijn. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste gerecht in België dat toeziet op de eenheid van rechtspraak en controleert of lagere rechtbanken het recht juist hebben toegepast, waarbij cassatiearresten gezaghebbende richtsnoeren vormen. |
| Rechtsleer | De meningen en analyses van juridische experts en academici in juridische literatuur, die rechters en rechtszoekenden inspireren en helpen bij de interpretatie en ontwikkeling van het recht. |
| Europese verordeningen en internationale verdragen | Juridische instrumenten op Europees en internationaal niveau die rechtstreekse werking hebben of bindend zijn voor lidstaten en verdragsstaten, en die invloed hebben op het burgerlijk procesrecht. |
| Algemene rechtsbeginselen | Fundamentele regels van het recht die, zelfs bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet, door de rechter moeten worden toegepast om recht te spreken. |
| Gebruiken | Ongeschreven regels die ontstaan door langdurige praktijk en algemene erkenning, die soms de geschreven wet kunnen aanvullen of in bepaalde gevallen zelfs lijken te contraheren, zoals akkoordprotocollen tussen rechtbanken en de balie. |
| Nationaal recht (lex fori) | Het recht dat van toepassing is in het land waar een procedure wordt opgestart of ingeleid; voor België omvat dit niet alleen Belgisch recht, maar ook internationaal recht dat in België geldt. |
| Publiekrecht | Het recht dat de inrichting en werking van de overheid en de verhouding tussen overheid en burgers regelt. |
| Privaatrecht | Het recht dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt. |
| Dynamisch karakter | De voortdurende evolutie van het burgerlijk procesrecht onder invloed van maatschappelijke veranderingen en dagelijkse toepassing in procedures. |
| Dienende functie | De rol van het burgerlijk procesrecht om materiële aanspraken van burgers te laten afdwingen via gerechtelijke procedures. |
| Formalistisch karakter | De strikte vormgebondenheid van procedures in het burgerlijk procesrecht, noodzakelijk voor rechtszekerheid, gelijkheid en een eerlijk proces, waarbij niet-naleving tot nietigheid kan leiden. |
| Autonoom rechtsgebied | Het burgerlijk procesrecht als een rechtsgebied met eigen regels, beginselen en doelstellingen, dat nauw samenhangt met het materiële recht maar zijn eigen logica behoudt. |
| Gebiedend recht | Wettelijke bepalingen die partijen verplicht zijn na te leven en waarvan niet mag worden afgeweken. |
| Aanvullend recht | Wettelijke bepalingen die van toepassing zijn wanneer partijen niets anders overeenkomen, maar waarvan wel mag worden afgeweken. |
| Dwingend recht (niet van openbare orde) | Wettelijke bepalingen waarvan niet mag worden afgeweken vóór het ontstaan van een geschil, maar wel nádat het geschil is ontstaan. |
| Dwingend recht (wel van openbare orde) | Wettelijke bepalingen die het algemeen belang beogen en bescherming bieden aan zowel rechtzoekenden als de rechtsbedeling in het algemeen, waarvan nooit mag worden afgeweken. |
| Accusatoir karakter | Een procesvorm waarbij het initiatief tot een procedure bij de partijen ligt en de rechter enkel recht spreekt als een partij een vordering instelt, waarbij de partijen de inhoud en omvang van hun vordering bepalen. |
| Inquisitoir karakter | Een procesvorm waarbij het initiatief en de leiding van de procedure primair bij de rechter of het openbaar ministerie ligt. |
| Verbod op ultra petita | Een principe in het accusatoire procesrecht dat inhoudt dat de rechter niet meer mag toekennen dan wat door de eiser is gevorderd. |
| Recht op toegang tot de rechter | Een fundamenteel mensenrecht dat garandeert dat iedereen het recht heeft om zijn zaak te laten beoordelen door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en dat eigenrichting en rechtsweigering verbiedt. |
| Juridische bijstand | Georganiseerde hulpverlening aan rechtzoekenden met onvoldoende financiële middelen, bestaande uit eerstelijnsbijstand (gratis basisadvies) en tweedelijnsbijstand (volledige vertegenwoordiging door een advocaat, pro deo). |
| Rechtsbijstand | Vrijstelling van gerechtskosten voor personen met onvoldoende middelen, toegekend door de rechtbank waar de zaak wordt behandeld. |
| Onpartijdige rechter | Een rechter die persoonlijk zonder vooringenomenheid of schijn van partijdigheid oordeelt, en wiens systeem van rechtspraak zodanig georganiseerd is dat niemand van zijn natuurlijke rechter wordt afgetrokken. |
| Onafhankelijke rechter | Een rechter die volledig onafhankelijk is van andere machten (wetgevende en uitvoerende) en in eer en geweten en overeenkomstig de wet oordeelt. |
| Eerlijk en openbaar proces | Een proces dat voldoet aan fundamentele rechten zoals het recht op een eerlijke en openbare behandeling binnen een redelijke termijn, met een gemotiveerde beslissing en een openbare uitspraak. |
| Tegenspraak en procesgelijkheid | Het principe dat alle partijen het recht hebben om te antwoorden op de argumenten en bewijsstukken van de tegenpartij, en dat deze antwoorden onderling moeten worden uitgewisseld. |
| Partijautonomie en beschikkingsbeginsel | Het principe dat partijen zelf beslissen over het instellen van een vordering, de inhoud en omvang ervan, en het verloop van de procedure, terwijl de rechter een lijdende rol heeft. |
| Rechtsvordering (ius agendi) | De bevoegdheid die de wet aan een rechtssubject verleent om zijn materieelrechtelijke aanspraak via een wettelijk vastgelegde rechtspleging door een rechter te laten beoordelen. |
| Betekening | De formele en officiële mededeling van een gerechtelijke akte aan een partij of derde, meestal door een gerechtsdeurwaarder, met vermelding van de juridische gevolgen en termijnen. |
| Kennisgeving | De toezending van een akte van rechtspleging, meestal via postdiensten of elektronische post, om partijen en gerechtelijke instanties op de hoogte te brengen van een procedurele handeling. |
| Eis (vordering in rechte) | De concrete aanspraak die een eiser bij de rechter indient, bestaande uit het voorwerp (wat wordt gevorderd), de feiten (waarop de eis steunt) en de rechtsgronden (toepasselijke rechtsregels). |
| Verweer | De reactie van de verweerder op de vordering van de eiser, die kan bestaan uit een verweer ten gronde (betwisting van feiten of rechtsgrond) of een exceptief verweer (procedurele voorwaarden). |
| Tegenvordering | Een vordering die de verweerder instelt tegen de eiser, als een onafhankelijke procedure naast het verweer tegen de hoofdvordering. |
| Samenhang | Wanneer meerdere vorderingen zo nauw verbonden zijn dat ze gezamenlijk moeten worden behandeld om onverenigbare oplossingen te voorkomen. |
| Aanhangigheid | Wanneer identieke vorderingen (qua oorzaak, voorwerp, partijen en hoedanigheid) reeds aanhangig zijn bij verschillende, bevoegde rechtbanken. |
| Afstand van geding | Het opgeven van de lopende rechtspleging, waarbij het recht zelf blijft bestaan en de partij later opnieuw een vordering kan instellen. |
| Misbruik van procesrecht | Het gebruik van procesrecht met de intentie schade te berokkenen of op een kennelijk buitenproportionele wijze, wat kan leiden tot geldboetes en schadevergoedingen. |
| Toelaatbaarheidsvoorwaarden | Voorwaarden waaraan een rechtsvordering moet voldoen om door de rechter te worden behandeld, zoals rechtsbekwaamheid, handelingsbekwaamheid, hoedanigheid en belang. |
| Middelen van ontoelaatbaarheid (excepties sensu lato) | Verweren die betrekking hebben op de rechtsvordering zelf (niet op de gegrondheid) en die de ontvankelijkheid van de vordering betwisten, zoals gebrek aan belang of verjaring. |
| Ratione personae | Betrekking hebbend op de persoon van de partij, en dus op de algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden zoals rechtsbekwaamheid, handelingsbekwaamheid, hoedanigheid en belang. |
| Ratione temporis | Betrekking hebbend op termijnen die het bestaan van het vorderingsrecht beïnvloeden, zoals verjaringstermijnen, vervaltermijnen en proceduretermijnen. |
| Ratione materiae | Betrekking hebbend op het subjectieve recht zelf, en de vraag of de rechtsvordering ooit heeft bestaan, niet meer bestaat, of van bij het begin onmogelijk was. |
| Verjaring | Een middel om door het verstrijken van tijd door de wet bepaalde rechten te verkrijgen (verkrijgende verjaring) of van een verbintenis bevrijd te worden (bevrijdende verjaring). |
| Verval | Een fatale termijn vastgelegd door de wet, rechter of contract, waarbij het recht vervalt als de termijn niet wordt gerespecteerd, zonder mogelijkheid tot schorsing of stuiting. |
| Nietigheid | De sanctie voor schending van bepaalde procesregels, waardoor een handeling ongeldig wordt verklaard; het systeem berust op principes als legaliteit, relativiteit, regularisatie, dekking en responsabiliteit. |
| Proceshandelingen | Alle handelingen die tijdens het geding of onder toezicht van het gerecht worden gesteld door partijen, hun gevolmachtigden of hulppersoneel van de rechter, die de procedure voortbewegen maar geen rechtspraak inhouden. |
| Rechtsprekende handelingen | De uitspraken (vonnissen, arresten, beschikkingen) van rechtscolleges die een geschil beslechten met toepassing van rechtsregels, en die vallen onder het sanctiesysteem van de rechterlijke organisatie. |
| Rechtsmacht | De macht van Belgische hoven en rechtbanken om geschillen te beslechten, gebaseerd op nationale of internationale regels. |
| Bevoegdheid | De toewijzing van een specifiek geschil aan een bepaalde Belgische rechter (bv. vredegerecht, ondernemingsrechtbank) op basis van materiële, territoriale, of andere criteria. |
| Verdelingsincident | Een geschil binnen hetzelfde rechtscollege over welke kamer of afdeling de vordering moet behandelen. |
| Ratione loci | Territoriale bevoegdheid; de bepaling van welke rechtbank binnen welk geografisch gebied bevoegd is om kennis te nemen van een zaak. |
| Algemene bevoegdheid | De normale, breed omschreven bevoegdheid van een rechtscollege om geschillen te behandelen die niet uitdrukkelijk aan een ander rechtscollege zijn toegewezen. |
| Bijzondere bevoegdheid | Een bevoegdheid die een rechtscollege specifiek voor bepaalde materies of gevallen wordt toegekend, ongeacht de waarde van de vordering. |
| Exclusieve bevoegdheid | Een bevoegdheid die uitsluitend aan één bepaald rechtscollege is toegekend, waardoor andere rechtscolleges in die materie onbevoegd zijn. |
| Voorwaardelijke volheid van bevoegdheid | De ruime, residuaire bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg, die vervalt indien de verweerder tijdig de onbevoegdheid opwerpt of de eiser de zaak verwijst. |
| Kortgeding | Een spoedprocedure waarbij een voorzitter van een rechtbank bij voorraad uitspraak kan doen in dringende zaken die tot de bevoegdheid van zijn rechtbank behoren. |
| Eenheidsbevoegdheid | Het principe dat alle vorderingen die nauw verband houden met een huwelijk of wettelijke samenwoning, of die betrekking hebben op minderjarigen, bij dezelfde familierechtbank worden behandeld om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. |
| Eenzijdig verzoekschrift | Een procedure waarbij slechts één partij wordt gehoord, ook al gaat het om een materieelrechtelijke aanspraak tegen een derde die niet in het geding is betrokken. |
| Rechtsmiddelen | Juridische middelen om een beslissing van een lagere rechter aan te vechten, zoals hoger beroep of cassatie. |
| Akkoordvonnis | Een vonnis waarin de rechter het akkoord van partijen over de bevoegdheid bekrachtigt. |
| Berusting | De stilzwijgende of uitdrukkelijke instemming van partijen met een uitspraak van de rechter, die de bevoegdheidsvraag kan bevestigen. |
| Een aanspraak honoreren | Een claim of recht dat iemand heeft, erkennen en toekennen. |
| Beschikkingsbeginsel | Partijen bepalen zelf of ze een geschil aanhangig maken, hoe ze hun vordering formuleren en of ze ze intrekken. |
| Proceshandelingen | Vallen onder de nietigheden van art. 860 e.v. Ger.W. |
| Rechtsprekende handelingen | Vallen onder het sanctiesysteem van de rechterlijke organisatie (géén nietigheidsleer) |