Cover
ابدأ الآن مجانًا Pwp + lesnotities basisbegrippen.docx
Summary
# Het concept van recht en de kwaliteiten van rechtsordening
Dit onderwerp onderzoekt de definitie van recht als een systeem van gedragsregels en de institutionele kaders, met nadruk op de maatschappelijke ordening en de parameters van rechtszekerheid, rechtvaardigheid en doeltreffendheid.
## 1. Het concept van recht en de kwaliteiten van de rechtsordening
### 1.1 Recht als een geheel van gedragsregels
Recht kan worden gedefinieerd als een systeem dat bestaat uit:
* **Gedragsregels:** Deze regels dicteren hoe individuen zich binnen de maatschappij dienen te gedragen. Ze kunnen de vorm aannemen van een bevel of een verbod, met variërende intensiteit.
* **Voorbeeld:** Het bevel om alimentatie te betalen voor kinderen of het verbod om door rood licht te rijden.
* **Dwingende of aanvullende regels:**
* **Dwingend recht:** Regels waarvan niet kan worden afgeweken (bv. regels van openbare orde, huwelijksrecht).
* **Aanvullend recht:** Regels die partijen contractueel kunnen aanpassen of van afwijken.
* **Een institutioneel en begripsmatig kader:** Dit kader omvat de procedures voor de formulering, toepassing en handhaving van de gedragsregels.
* **Oplegging door de maatschappij:** De regels worden uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, zoals wetgevende organen. De burgers zijn indirect verantwoordelijk aangezien zij de vertegenwoordigers kiezen die de wetten creëren.
* **Doel: Ordening van de maatschappij:** Het recht dient ter regulering van het maatschappelijk verkeer en de maatschappelijke orde.
### 1.2 Kwaliteiten van de rechtsordening
De kwaliteit van de maatschappelijke ordening door het recht wordt beoordeeld aan de hand van drie parameters:
* **Rechtszekerheid:** Dit verwijst naar de juridisch-technische vereisten van het rechtssysteem.
* **Voorspelbaarheid:** Het adagium "Niemand wordt geacht de wet niet te kennen" benadrukt de verwachting dat burgers op de hoogte zijn van de geldende wetten.
* **Vastheid:** Hoewel wetswijzigingen constant zijn, streeft men naar voorspelbaarheid in de toepassing van regels.
* **Algemeenheid:** Het vinden van algemene principes kan bemoeilijkt worden door de gedetailleerdheid van regelgeving, maar een duidelijke structuur draagt bij aan rechtszekerheid.
* **Onderlinge consistentie:** Regels dienen consistent te zijn en wijzigingen in de ene regel mogen geen onbedoelde gevolgen hebben voor andere regels.
* **Rechtvaardigheid:** Dit principe is evolutief, maar kent een harde kern van fundamentele waarden die te allen tijde gerespecteerd dienen te worden. Wat als rechtvaardig wordt beschouwd, kan door de tijd heen veranderen.
* **Doeltreffendheid:** Dit houdt in dat de middelen die ingezet worden, aangepast moeten zijn aan de gestelde doelstellingen. Een wet moet effectief bijdragen aan het realiseren van de bedoelingen van de wetgever. Er is een gebrek aan systematische wetsevaluatie door de overheid.
### 1.3 Handhaving van rechtsregels
Rechtsregels worden gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag. De uitvoerende macht (via koninklijke besluiten) en de rechterlijke macht spelen hierin een cruciale rol.
* **Initiatief tot handhaving:**
* **Privaatrecht:** De burger moet zelf het initiatief nemen tot handhaving (bv. een vordering instellen). Het parket komt niet tussen, met uitzondering van alimentatiekwesties.
* **Publiekrecht:** De overheid neemt het initiatief tot handhaving.
### 1.4 Bronnen van Belgisch privaatrecht
De bronnen van het Belgische privaatrecht omvatten, volgens de nieuwe structuur van het Burgerlijk Wetboek (BW):
* **Het nieuwe Burgerlijk Wetboek (BW):** Bevat de actuele en gecodificeerde regels.
* **Het oude Burgerlijk Wetboek (oud BW):** Nog steeds relevant voor niet-gehercodificeerde delen.
* **Bijzondere wetten:** Wetten die privaatrechtelijke regels bevatten die niet in het BW zijn opgenomen (bv. wetgeving over beroepen).
* **De gewoonte:** Een regel die voortvloeit uit bestendig gebruik en waarvan het bindend karakter wordt ondersteund door algemene overtuiging.
* **Algemene rechtsbeginselen:** Beginselen die niet altijd expliciet in de wet zijn uitgewerkt, maar wel een wettelijke basis krijgen via de rechtspraak.
### 1.5 Vervaging van klassieke onderscheiden
De hedendaagse rechtsorde vertoont een vervaging van de klassieke onderscheiden tussen:
* **Privaat- en publiekrecht:** Publiekrecht maakt steeds meer gebruik van privaatrechtelijke technieken, en regels worden vaker dwingend gemaakt.
* **Materieel en formeel recht:** Ook dit onderscheid wordt minder scherp.
### 1.6 Rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn entiteiten waaraan het recht rechten en plichten toekent.
* **Natuurlijke personen:** Elk levend en levensvatbaar geboren mens. De juridische persoonlijkheid begint bij de levende en levensvatbare geboorte en eindigt bij de dood. Een verwekt kind geniet reeds bepaalde rechten, voorwaardelijk aan een levende geboorte.
* **Rechtspersonen:** Abstracte juridische creaties die kunnen optreden in een procedure en titularis kunnen zijn van rechten en plichten. Ze hebben een eigen vermogen, afgescheiden van dat van hun leden. Rechtspersoonlijkheid wordt door de wet voorzien.
### 1.7 Rechtsfeiten en rechtshandelingen
* **Rechtsfeit:** Een feit dat rechtsgevolgen met zich meebrengt en waarvoor rechtsregels moeten worden toegepast. Het overkomt de persoon (bv. geboorte, een verkeersongeval).
* **Rechtshandeling:** Een menselijke wilsverklaring, afgelegd met de bedoeling rechtsgevolgen tot stand te brengen. De wil van het rechtssubject is cruciaal. Voorbeelden zijn het sluiten van een overeenkomst, het erkennen van een kind of het aangaan van een huwelijk.
### 1.8 Bekwaamheid van rechtssubjecten
Bekwaamheid verwijst naar de mogelijkheid om rechten en plichten te hebben en uit te oefenen.
* **Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid):** De bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten. Elk levensvatbaar mens is in beginsel rechtsbekwaam.
* **Handelingsbekwaamheid:** De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. Deze ontstaat in principe op 18-jarige leeftijd.
* **Handelingsonbekwaamheid:** Kan algemeen (geen enkele bekwaamheid) of gedeeltelijk zijn. Minderjarigen en wettelijk onbekwaam verklaarde meerderjarigen zijn handelingsonbekwaam.
* **Bescherming van onbekwamen:** Handelingsonbekwamen worden beschermd via vertegenwoordiging of bijstand.
### 1.9 Geldigheid van rechtshandelingen
Rechtshandelingen vereisen als geldigheidsvoorwaarden:
* **Handelingsbekwaamheid:** De partij moet bekwaam zijn om de rechtshandeling te stellen.
* **Toestemming:** De wilsuiting moet vrij en bewust zijn en overeenstemmen met de werkelijke wil van de partij (wilsleer). De vertrouwensleer kan een correctie hierop vormen.
* **Voorwerp:** Het object van de rechtshandeling moet bepaalbaar en geoorloofd zijn.
* **Oorzaak:** De beweegreden voor de rechtshandeling moet geoorloofd zijn.
* **Conformiteit met dwingende rechtsregels:** Een rechtshandeling mag niet strijdig zijn met dwingend recht of regels van openbare orde.
### 1.10 Nietigheid van rechtshandelingen
Een nietige rechtshandeling is een rechtshandeling die niet aan de geldigheidsvereisten voldoet.
* **Relatieve nietigheid:** Kan enkel worden ingeroepen door de beschermde partij (bv. bij handelingsonbekwaamheid of schending van dwingend recht). De nietigheid kan worden bevestigd.
* **Absolute nietigheid:** Kan door elke belanghebbende worden ingeroepen (bv. bij strijdigheid met openbare orde). De nietigheid kan niet worden bevestigd.
* **Gevolgen van nietigverklaring:** Werkt retroactief (ex tunc) en heeft tot gevolg dat de rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan.
### 1.11 Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
Rechtshandelingen zijn in beginsel enkel tegenwerpelijk aan de partijen die ze hebben gesteld (relativiteit van de rechtshandelingen). Uitzonderingen hierop zijn onder meer het derdenbeding, de rechtstreekse vordering en de sterkmaking. Publiciteitsvoorschriften (zoals publicatie in het Belgisch Staatsblad of registratie in registers) zijn vaak vereist om rechtshandelingen aan derden tegenwerpelijk te maken.
### 1.12 Vertegenwoordiging bij rechtshandelingen
Vertegenwoordiging is een juridische techniek waarbij een persoon (de vertegenwoordiger) bevoegd is om voor rekening van een ander (de vertegenwoordigde) rechtshandelingen te stellen. De vertegenwoordigingsbevoegdheid kan voortvloeien uit de wet (wettelijke vertegenwoordiging), een gerechtelijke beslissing of een rechtshandeling (volmacht). De rechtsgevolgen van een rechtshandeling die via vertegenwoordiging is gesteld, komen in principe toe aan de vertegenwoordigde.
### 1.13 Rechtsmisbruik
Rechtsmisbruik doet zich voor wanneer een rechtssubject zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening van dat recht te buiten gaat, vaak met het oogmerk een ander te schaden of zonder eigen nut. De sanctie hiervoor is de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd de vergoeding van de geleden schade.
---
# Rechtssubjecten, bekwaamheid en rechtshandelingen
Dit topic behandelt de aard van rechtssubjecten (natuurlijke en rechtspersonen), de verschillende vormen van bekwaamheid (rechts- en handelingsbekwaamheid) en de geldigheidsvereisten van rechtshandelingen, inclusief de begrippen wilsgebreken en vertegenwoordiging.
## 2. Rechtssubjecten, bekwaamheid en rechtshandelingen
### 2.1 Rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn de dragers van rechten en plichten in het recht. Men onderscheidt hierin natuurlijke personen en rechtspersonen.
#### 2.1.1 Natuurlijke personen
Natuurlijke personen zijn alle levend en levensvatbaar geboren mensen. Zonder uitzondering genieten zij rechtsbekwaamheid. Andere levende wezens, zoals dieren, embryos en lijken, zijn geen rechtssubjecten, hoewel ze wel rechtsbescherming kunnen genieten. De juridische persoonlijkheid van een natuurlijk persoon begint bij de levende en levensvatbare geboorte. Het verwekte kind geniet reeds rechten, zij het voorwaardelijk, zoals het recht op erfenis of schenking, op voorwaarde dat het levend en wel geboren wordt. Dit wordt samengevat in het adagium "Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur" (het verwekte kind wordt beschouwd als reeds geboren telkens als dit in zijn belang is). Het einde van de juridische persoonlijkheid is de dood. Na het overlijden kunnen bepaalde aspecten van de juridische persoonlijkheid weliswaar behouden blijven, zoals auteursrechten.
#### 2.1.2 Rechtspersonen
Rechtspersonen zijn abstracte juridische creaties, zijnde groeperingen van rechtssubjecten of afgescheiden vermogens die titularis kunnen zijn van rechten en plichten. Ze dienen ter organisatie en structurering van samenwerkingsverbanden en kunnen optreden in het rechtsverkeer. Een rechtspersoon heeft een eigen vermogen dat afgescheiden is van de vermogens van de individuele groepsleden. Schuldeisers van individuele groepsleden kunnen zich in beginsel niet verhalen op het vermogen van de rechtspersoon.
Rechtspersonen worden onderverdeeld in:
* **Publiekrechtelijke rechtspersonen:** Opgericht door de overheid met het oog op publieke dienstverlening, zoals de staat, gemeenten en openbare instellingen.
* **Privaatrechtelijke rechtspersonen:** Ontstaan uit privaat initiatief en zijn gericht op andere doelen dan de uitoefening van staatsgezag. Hieronder vallen:
* **Vennootschappen:** Gericht op het maken van winst om deze uit te keren aan de deelnemers. Er zijn diverse vormen, zoals de Besloten Vennootschap (BV) en de Naamloze Vennootschap (NV), die zich onderscheiden door onder andere de beperking van aansprakelijkheid en de kapitaalvereisten. De enige vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid die winst nastreeft is de maatschap.
* **Verenigingen:** Streven een belangeloos doel na. De Vereniging zonder Winstoogmerk (VZW) mag wel winst maken, maar deze mag niet worden uitgekeerd aan de leden.
* **Stichtingen:** Vertegenwoordigen een afgescheiden vermogen dat wordt ingezet ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. Dit kan een Private Stichting (PS) of een Stichting van Openbaar Nut (SON) zijn.
Rechtspersoonlijkheid kan enkel worden toegekend door de wetgever in de door de wet bepaalde gevallen. Het ontstaan van de rechtspersoonlijkheid gebeurt op de dag van neerlegging van een uittreksel uit de oprichtingsakte ter griffie van de ondernemingsrechtbank. Het einde ervan komt door ontbinding en vereffening.
### 2.2 Bekwaamheid
Bekwaamheid is het vermogen om rechten en plichten te hebben en uit te oefenen. Men onderscheidt hierin rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid.
#### 2.2.1 Rechtsbekwaamheid (genotsbekwaamheid)
Rechtsbekwaamheid is de bevoegdheid om titularis te zijn van rechten en plichten. In principe is iedere natuurlijke persoon rechtsbekwaam vanaf de levende en levensvatbare geboorte. Ook rechtspersonen bezitten rechtsbekwaamheid, zij het met beperkingen die voortvloeien uit hun aard of doel (bv. geen politieke rechten). Uitzonderingen op de rechtsbekwaamheid van natuurlijke personen zijn onder andere vreemdelingen (voor bepaalde burgerlijke en politieke rechten) en specifiek voor bepaalde rechtsverhoudingen opgelegde onbekwaamheden (bv. huwelijksbeletselen).
#### 2.2.2 Handelingsbekwaamheid
Handelingsbekwaamheid is de bevoegdheid om de rechten en plichten waarvan men titularis is, zelfstandig uit te oefenen.
* **Natuurlijke personen:** Handelingsbekwaamheid ontstaat op 18-jarige leeftijd. Vanaf dan is men in principe handelingsbekwaam voor alle handelingen van het burgerlijk leven. Beperkingen zijn er voor:
* **Niet-ontvoogde minderjarigen:** Deze zijn algemeen handelingsonbekwaam en treden in het rechtsverkeer op via vertegenwoordiging (door hun wettelijke vertegenwoordigers). Dagdagelijkse handelingen kunnen wel, maar zijn soms vatbaar voor nietigverklaring indien benadeling wordt bewezen.
* **Ontvoogde minderjarigen:** Kunnen zelf optreden, maar hebben bijstand nodig van een curator. Zonder deze bijstand zijn hun handelingen vatbaar voor nietigverklaring.
* **Beschermde meerderjarigen:** Personen die gerechtelijk onbekwaam werden verklaard (bv. wegens dementie) worden gedeeltelijk handelingsonbekwaam verklaard. Zij kunnen weliswaar zelf optreden, maar enkel met bijstand van een bewindvoerder, of voor bepaalde rechtshandelingen met machtiging van de vrederechter. De zorgvolmacht is een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel waarbij men zelf zijn belangen regelt voor het geval men handelingsonbekwaam wordt.
* **Rechtspersonen:** Omdat rechtspersonen abstracte entiteiten zijn, treden zij op via hun organen (bestuurders, algemene vergadering) of via bijzondere lasthebbers. De handelingsbekwaamheid is hierdoor indirect en afhankelijk van de bevoegdheid van de natuurlijke personen die hen vertegenwoordigen.
### 2.3 Rechtshandelingen
Een rechtshandeling is een wilsverklaring waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om rechtsgevolgen te doen ontstaan. Ze onderscheiden zich van rechtsfeiten, die weliswaar rechtsgevolgen hebben, maar niet voortkomen uit een menselijke wilsverklaring met de bedoeling deze rechtsgevolgen teweeg te brengen.
#### 2.3.1 Geldigheidsvereisten van rechtshandelingen
Voor de geldigheid van een rechtshandeling zijn, naast de specifieke vereisten voor bepaalde rechtshandelingen (bv. huwelijk), in het algemeen de volgende voorwaarden vereist:
1. **Handelingsbekwaamheid:** De handelingsbekwaamheid van de partijen is een voorwaarde voor de geldigheid.
2. **Vrije en bewuste toestemming (wil):** De rechtshandeling moet beantwoorden aan de werkelijke wil van degene die haar stelt.
* **Wilsleer:** De werkelijke wil van de partijen is doorslaggevend. Materiële vergissingen die leiden tot een discrepantie tussen de werkelijke en verklaarde wil zijn nietigheidsgronden, tenzij de dwaling verschoonbaar is en betrekking heeft op een essentieel element van de rechtshandeling.
* **Vertrouwensleer (schijnleer):** Correctie op de wilsleer, waarbij een schijnbaar gewekte wil kan worden aanvaard indien de wederpartij te goeder trouw mocht vertrouwen op die schijn. Dit is met name relevant bij schijnvertegenwoordiging.
* **Wilsgebreken:** Indien de wil gebrekkig werd gevormd door dwaling, bedrog, geweld of misbruik van omstandigheden, kan de rechtshandeling nietig worden verklaard.
3. **Een bepaald en geoorloofd voorwerp:** De inhoud van de rechtshandeling moet bepaald of bepaalbaar, geoorloofd en niet strijdig met de openbare orde of dwingende wetsbepalingen zijn.
4. **Een geoorloofde oorzaak:** De beweegredenen die tot de rechtshandeling hebben geleid, moeten geoorloofd zijn.
5. **Conformiteit met dwingende rechtsregels:** De rechtshandeling mag niet in strijd zijn met dwingend recht.
#### 2.3.2 Nietigheid van rechtshandelingen
Indien niet aan de geldigheidsvereisten is voldaan, is de rechtshandeling in beginsel nietig. De nietigheid kan relatief (enkel in te roepen door de beschermde partij) of absoluut (in te roepen door elke belanghebbende en ambtshalve door de rechter) zijn, afhankelijk van de aard van de geschonden rechtsregel. De nietigheid werkt in beginsel *ex tunc* (met terugwerkende kracht). Voor handelingsonbekwamen geldt vaak een gunstregeling waarbij teruggave enkel verschuldigd is voor zover zij voordeel hebben gehaald uit de rechtshandeling.
#### 2.3.3 Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging is de situatie waarbij een persoon (de vertegenwoordiger) bevoegd is om voor rekening van een ander (de vertegenwoordigde) een rechtshandeling met een derde te verrichten. De rechtsgevolgen van de rechtshandeling binden dan de vertegenwoordigde. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan gebaseerd zijn op de wet (wettelijke vertegenwoordiging, bv. door ouders voor minderjarigen), een gerechtelijke beslissing (gerechtelijke vertegenwoordiging) of een rechtshandeling (conventionele vertegenwoordiging, bv. lastgeving).
### 2.4 De uitoefening van subjectieve rechten
Subjectieve rechten zijn juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Ze kunnen worden ingedeeld in politieke en burgerlijke rechten, en patrimoniale (op geld waardeerbare) en extrapatrimoniale (niet op geld waardeerbare) rechten.
* **Patrimoniale rechten:** Omvatten zakelijke rechten (onmiddellijke heerschappij over een goed, zoals eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, hypotheek) en vorderingsrechten (recht op een prestatie van een ander, bv. uit een contract).
* **Extrapatrimoniale rechten:** Betreffen niet-economische belangen, zoals persoonlijkheidsrechten (recht op naam, privacy) en familierechten (recht op huwelijk, erkenning kind).
De uitoefening van subjectieve rechten is niet onbeperkt. Beperkingen kunnen voortvloeien uit de wet, de algemene zorgvuldigheidsnorm en de leer van rechtsmisbruik. Rechtsmisbruik doet zich voor wanneer een recht op een kennelijk onredelijke wijze wordt uitgeoefend, met het opzet een ander te schaden of waarbij de voordelen voor de titularis verwaarloosbaar zijn in verhouding tot de nadelen voor de wederpartij. De sanctie hiervoor is matiging van het recht tot zijn normale uitoefening, onverminderd eventueel herstel van de veroorzaakte schade.
---
# Aansprakelijkheid en rechtsmisbruik
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de verschillende regimes van aansprakelijkheid en het principe van rechtsmisbruik, inclusief de bijbehorende sancties.
## 3. Aansprakelijkheid en rechtsmisbruik
Het aansprakelijkheidsrecht regelt in welke gevallen geleden schade moet worden vergoed en wie tot schadeloosstelling dient over te gaan. De traditionele visie onderscheidt enkelvoudige en samengestelde aansprakelijkheid, terwijl de recentere visie focust op schuldaansprakelijkheid en objectieve aansprakelijkheid. Sinds 1 januari 2025 is het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Boek 6 "Buitencontractuele aansprakelijkheid", van kracht, dat het pretoriaanse recht codificeert en moderniseert.
### 3.1 Soorten aansprakelijkheid
Er is een onderscheid te maken tussen verschillende soorten aansprakelijkheid:
#### 3.1.1 Strafrechtelijke versus burgerrechtelijke aansprakelijkheid
* **Strafrechtelijke aansprakelijkheid:** Ontstaat bij overtreding van een norm waarop een strafsanctie staat, ongeacht het opzet of de oorzaakte schade. Het beoogt de bestraffing van de dader en de bescherming van de maatschappij.
* **Burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Verwijst naar de plicht tot herstel van schade die aan een andere burger werd berokkend. Vereist steeds schade en een causaal verband tussen de fout en de schade. Beide kunnen samenlopen wanneer een strafbaar feit ook schade veroorzaakt.
#### 3.1.2 Contractuele versus buitencontractuele aansprakelijkheid
* **Contractuele aansprakelijkheid:** Ontstaat wanneer een contractspartij een contractuele verbintenis niet correct uitvoert (wanprestatie).
* **Buitencontractuele aansprakelijkheid:** Ontstaat bij schade die niet het gevolg is van een contractuele wanprestatie, maar van een foutieve gedraging die een algemene gedragsnorm schendt.
* **Samenloop:** Een foutieve gedraging kan zowel een contractuele wanprestatie als een buitencontractuele fout uitmaken. Onder het oude recht was samenloop tussen contractspartijen verboden, tenzij de fout en schade vreemd waren aan de contractuele uitvoering. Het nieuwe Boek 6 BW heft dit samenloopverbod op, met een keuzerecht voor de benadeelde, tenzij de wet of het contract anders bepaalt. De medecontractant kan echter verweermiddelen uit het contract inroepen, zoals exoneratieclausules of bijzondere verjaringsregels, tenzij de schade het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of een opzettelijk begane fout.
#### 3.1.3 Enkelvoudige versus samengestelde aansprakelijkheid
* **Enkelvoudige aansprakelijkheid:** Betreft de aansprakelijkheid voor eigen daad. De fout kan bestaan in een overtreding van een wettelijke of reglementaire bepaling, of van de zorgvuldigheidsnorm ("goede huisvader").
* **Samengestelde aansprakelijkheid:** Betreft de aansprakelijkheid voor andermans daad (ouders voor kinderen, aanstellers voor aangestelden, etc.), zaken of dieren. Het nieuwe Boek 6 BW regelt dit uitgebreid in artikelen 6.12 tot 6.15.
#### 3.1.4 Schuldaansprakelijkheid versus objectieve aansprakelijkheid
* **Schuldaansprakelijkheid:** Vereist een fout, toerekeningsvatbaarheid en een causaal verband tussen de fout en de schade. De fout kan bestaan uit de schending van een wettelijke gedragsnorm of de zorgvuldigheidsnorm. De toerekeningsvatbaarheid is gecompenseerd door gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid.
* **Objectieve (foutloze) aansprakelijkheid:** Verplicht tot schadevergoeding zonder dat er een fout van de aansprakelijke moet worden bewezen. Dit omvat aansprakelijkheid voor:
* **Eigen (niet-on)rechtmatige daden:** Bijvoorbeeld schade veroorzaakt door onteigening of bovenmatige burenhinder.
* **Zaken en dieren:** De bewaarder van een gebrekkige zaak (art. 6.16 BW) of een dier (art. 6.17 BW) is foutloos aansprakelijk voor de schade die hierdoor wordt veroorzaakt.
* **Andermans daad:** Bijvoorbeeld de foutloze aansprakelijkheid van aanstellers voor hun aangestelden (art. 6.14 BW) en rechtspersonen voor hun bestuursorganen (art. 6.15 BW).
### 3.2 Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid kan gebaseerd zijn op:
* **Aansprakelijkheid voor eigen daad:** Vereist een fout (schending wettelijke norm of zorgvuldigheidsnorm). Gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid (overmacht, wettige verdediging, etc.) zijn mogelijk. De toerekeningsvatbaarheid van de dader is relevant, hoewel het nieuwe BW dit anders regelt voor minderjarigen en geestesgestoorden.
* **Aansprakelijkheid voor andermans daad:**
* **Minderjarigen:** Minderjarigen jonger dan 12 jaar zijn niet aansprakelijk (art. 6.9 BW), zij die ouder zijn dan 12 jaar wel, maar de rechter kan de schadeloosstelling naar billijkheid beperken of uitsluiten, rekening houdend met de economische toestand en verzekeringsdekking (art. 6.10 BW). Ouders zijn foutloos aansprakelijk voor minderjarigen jonger dan 16 jaar, en schuldaansprakelijk met een weerlegbaar vermoeden van fout voor hen van 16 jaar of ouder (art. 6.12 BW).
* **Personen belast met toezicht:** Personen met globaal en duurzaam toezicht, en onderwijsinstellingen, zijn aansprakelijk met een weerlegbaar vermoeden van fout voor schade veroorzaakt door de personen onder hun toezicht (art. 6.13 BW).
* **Aanstellers:** Zijn foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun aangestelden tijdens de uitoefening van hun functie (art. 6.14 BW).
* **Rechtspersonen:** Zijn foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun bestuursorganen of leden (art. 6.15 BW).
* **Aansprakelijkheid voor zaken en dieren:** De bewaarder van een gebrekkige zaak (art. 6.16 BW) of een dier (art. 6.17 BW) is foutloos aansprakelijk voor de door deze veroorzaakte schade.
### 3.3 Oorzakelijk verband
Tussen de fout en de schade moet een oorzakelijk verband bestaan. België hanteert de **equivalentieleer** (conditio sine qua non-benadering), waarbij een fout een oorzaak is indien de schade zich zonder die fout niet zou hebben voorgedaan. Correcties hierop zijn de feitelijke causaliteit (indien een ander feit ook voldoende is) en de juridische causaliteit (wanneer het verband met de schade kennelijk onredelijk is).
### 3.4 Samenloop van oorzaken
* **Pluraliteit van daders:** Indien meerdere personen aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, zijn zij in solidum aansprakelijk tegenover het slachtoffer. Het slachtoffer kan de gehele schade op één dader verhalen, die vervolgens regres kan uitoefenen op de mededaders.
* **Fout van het slachtoffer:** Indien de benadeelde zelf aansprakelijk is voor de schade (vanaf 12 jaar), wordt zijn recht op schadeloosstelling verminderd in de mate waarin zijn fout heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade (art. 6.20 BW). Bij fouten met opzet tot schade is geen recht op schadeloosstelling voor de benadeelde indien deze de fout zelf beging.
### 3.5 Schade
Schade wordt gedefinieerd als de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang (art. 6.24 BW). De schade moet zeker zijn en kan patrimoniaal (economisch) of extrapatrimoniaal (niet-economisch, zoals pijn en leed) zijn. Schade bij terugslag (rechtstreekse schade door een eerdere aantasting van een derde) is ook vergoedbaar.
### 3.6 Gevolgen van buitencontractuele aansprakelijkheid
De aansprakelijke is gehouden tot integrale schadeloosstelling, die de benadeelde in de toestand moet plaatsen waarin hij zich zonder het schadeverwekkende feit zou hebben bevonden. Dit kan gebeuren door herstel in natura of door een schadevergoeding in geld.
### 3.7 Rechtsmisbruik
Rechtsmisbruik treedt op wanneer een titularis van een subjectief recht zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon, en dit zonder eigen nut maar met de bedoeling een ander te schaden.
* **Ontwikkeling:** Traditioneel werd rechtsmisbruik gesanctioneerd wanneer een recht werd uitgeoefend zonder eigen belang met het opzet een ander te schaden, wanneer een keuze werd gemaakt voor de meest nadelige wijze van rechtsuitoefening, of wanneer er een kennelijke wanverhouding bestond tussen het voordeel voor de titularis en de schade voor de wederpartij. Het Hof van Cassatie aanvaardt een marginale toetsing van de zorgvuldigheid.
* **Wettelijke omschrijving:** Niemand mag misbruik maken van zijn recht (art. 1.10 BW).
* **Sanctie:** De sanctie is de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening, onverminderd het herstel van de door het misbruik veroorzaakte schade. Het recht blijft bestaan en de overeenkomst blijft geldig. De rechter kan het recht beperken, opschorten of bevelen dat het anders wordt uitgeoefend.
---
# Subjectieve rechten en hun uitoefening
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide samenvatting van het onderwerp "Subjectieve rechten en hun uitoefening", opgesteld als een examen-klaar studieboekdeel.
## 4. Subjectieve rechten en hun uitoefening
Subjectieve rechten zijn de juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken.
### 4.1 Begrip en nut van subjectieve rechten
Een subjectief recht is een personalistisch element in het recht, dat de autonomie en vrijheid tot zelfbeschikking van de burger erkent. Het biedt praktische betekenis bij de bevoegdheidsverdeling onder de rechtbanken: geschillen over subjectieve rechten vallen onder de bevoegdheid van de gewone rechter, niet de administratieve rechtscolleges, tenzij de eiser een subjectief recht beschermt tegen een administratieve beslissing.
### 4.2 Indeling van de subjectieve rechten
Subjectieve rechten kunnen worden ingedeeld op basis van hun object, alsook hun aard (patrimoniaal of extrapatrimoniaal).
#### 4.2.1 Indeling volgens het rechtsobject
* **Politieke rechten:** Rechten en bevoegdheden die de burger heeft om deel te nemen aan de uitoefening van het staatsgezag, zoals het kiesrecht.
* **Burgerlijke rechten:** Aanspraken en bevoegdheden die men heeft met het oog op private rechtsbetrekkingen.
#### 4.2.2 Indeling volgens aard: Patrimoniale en extrapatrimoniale rechten
Patrimoniale rechten zijn op geld waardeerbaar en kunnen zowel worden uitgeoefend als erover worden beschikt. Extrapatrimoniale rechten zijn niet op geld waardeerbaar, zijn in beginsel onvervreemdbaar en beperken de beschikking van de titularis.
##### 4.2.2.1 Patrimoniale rechten
Het patrimonium omvat alle bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen van een rechtssubject. Goederen zijn alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-eigening, inclusief vermogensrechten. Deze kunnen lichamelijk (zintuiglijk waarneembaar) of onlichamelijk (op geld waardeerbare rechten) zijn.
* **Zakelijke rechten:** Deze verlenen een onmiddellijke heerschappij over een goed zonder tussenkomst van een andere persoon. Ze vormen een gesloten systeem (numerus clausus) en omvatten:
* **Eigendomsrecht:** Het meest omvattende zakelijke recht, dat rechten op bewaring, gebruik, genot, beheer en beschikking verleent, met wettelijke en contractuele beperkingen.
* **Bezit:** De feitelijke macht over een goed met de intentie er eigenaar van te zijn. Het heeft bewijs-, beschermings- en verkrijgende functies. Bezit te goeder trouw wordt wettelijk vermoed eigendom te zijn en leidt tot eigendomsverkrijging na 10 jaar (te kwader trouw na 30 jaar), tenzij de ware eigenaar zijn recht betwist.
* **Detentie:** De feitelijke macht over een goed zonder de intentie eigenaar te worden (bv. huurder, voogd).
* **Mede-eigendom:** Wanneer meerdere personen titularis zijn van het eigendomsrecht op hetzelfde goed. Dit kan toevallig (erfenis), vrijwillig (aankoop) of gedwongen (appartementen, gemeenschappelijke delen) ontstaan.
* **Zakelijke gebruiksrechten:**
* **Vruchtgebruik:** Het tijdelijke recht op gebruik en genot van een goed, met verplichting tot teruggave in de oorspronkelijke staat. Het splitst de volle eigendom op in blote eigendom en vruchtgebruik.
* **Erfdienstbaarheid:** Een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf). Kan wettelijk zijn (waterafvloeiing, afstanden) of door menselijk handelen ontstaan (wegrecht, recht van waterput).
* **Erfpacht:** Verleent het volle gebruik en genot van een andermans onroerend goed, met mogelijkheid tot bestemmingswijziging, voor een minimale duur van 15 jaar en maximaal 99 jaar, hernieuwbaar.
* **Opstalrecht:** Verleent het eigendomsrecht op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. De opstalhouder verkrijgt door het recht van natrekking het eigendom van de opstallen.
* **Zakelijke zekerheden:** Een bepaald goed dient als waarborg voor de terugbetaling van een schuld. De schuldeiser met zekerheid wordt bij voorrang betaald. Dit doorbreekt de paritas creditorum (gelijke behandeling van schuldeisers).
* **Voorrecht:** Een recht dat uit hoofde van de aard van de schuldvordering voorrang verleent, gebaseerd op de wet en kan betrekking hebben op alle goederen of specifieke goederen.
* **Hypotheek:** Een recht op een onroerend goed als zekerheid, dat de goederen volgt en tegenwerpelijk wordt na inschrijving op het bevoegde kantoor van de Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD).
* **Pandrecht:** Een recht op roerende goederen (lichamelijk of onlichamelijk) of onroerende goederen door bestemming (met uitzondering van schepen), dat geregistreerd wordt in het Nationaal Pandregister voor tegenwerpelijkheid.
* **Eigendomsvoorbehoud:** Een beding dat de eigendomsoverdracht opschort tot volledige betaling van de prijs. Vereist schriftelijke registratie bij levering, indien de goederen onroerend door incorporatie zijn geworden.
* **Retentierecht:** Het recht om de teruggave van een goed op te schorten zolang de schuldvordering die verband houdt met dat goed niet voldaan is.
* **Vorderingsrechten:** Rechten die recht geven op de prestatie van een andere persoon (doen, laten, geven). Ze vormen het voorwerp van het verbintenissenrecht.
* **Zakelijke rechten vs. Vorderingsrechten:** Zakelijke rechten gelden erga omnes (tegen eenieder) en hebben een directe heerschappij, terwijl vorderingsrechten inter partes (tussen partijen) gelden en een rechtsband scheppen. Beide zijn echter tegenwerpelijk aan derden, die de uitoefening ervan moeten respecteren.
* **Intellectuele rechten:** Verlenen een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op creaties van de menselijke geest, zoals auteursrecht, octrooien, merken, tekeningen en modellen.
##### 4.2.2.2 Extrapatrimoniale rechten
Deze rechten hebben betrekking op niet in geld waardeerbare belangen en zijn onvervreemdbaar.
* **Persoonlijkheidsrechten:** Rechten met betrekking tot de fysieke, psychische en morele integriteit, naam, afbeelding, privacy, etc.
* **Familierechten:** Rechten in verband met het familieverband, zoals het recht op huwelijk, echtscheiding, erkenning van een kind, of het aangaan van een wettelijke samenwoning.
### 4.3 Bekwaamheid van rechtssubjecten
Bekwaamheid is de juridische mogelijkheid om rechten en plichten te hebben (rechtsbekwaamheid/genotsbekwaamheid) of om deze zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid).
#### 4.3.1 Bekwaamheid van natuurlijke personen
* **Rechtsbekwaamheid:** Ontstaat bij de levende en levensvatbare geboorte. Geldt in principe voor alle Belgen, met uitzonderingen voor vreemdelingen (beperkt tot burgerlijke rechten, niet politieke) en zwaar strafrechtelijk veroordeelden (ontzetting uit burgerlijke rechten).
* **Handelingsbekwaamheid:** Ontstaat op 18-jarige leeftijd.
* **Algemene handelingsonbekwaamheid:** Geldt voor niet-ontvoogde minderjarigen en voor meerderjarigen die rechterlijk onbekwaam zijn verklaard. Zij treden op via vertegenwoordiging.
* **Gedeeltelijke handelingsonbekwaamheid:** Geldt voor ontvoogde minderjarigen en beschermde meerderjarigen (die zelfstandig kunnen optreden, maar met bijstand).
* **Beschermingsmaatregelen:** Zorgvolmacht (buitengerechtelijk) of bewindvoering door een vrederechter (gerechtelijk).
* **Sancties bij miskenning:**
* **Relatieve nietigheid:** Bij schending van regels inzake handelingsbekwaamheid of dwingend recht. Kan enkel ingeroepen worden door de beschermde persoon.
* **Absolute nietigheid:** Bij schending van regels van openbare orde. Kan door elke belanghebbende worden ingeroepen.
* **Nietigheid rechtens:** Rechtshandelingen gesteld door onbekwamen, die een rechterlijke machtiging vereisen, zijn van rechtswege nietig indien de machtiging ontbreekt.
* **Nietigheid wegens benadeling:** Rechtshandelingen gesteld door onbekwamen die niet rechtens nietig zijn, kunnen nietig verklaard worden indien bewezen wordt dat ze nadelig waren voor de onbekwame.
* **Bekwaamheid en openbare orde:** Regels inzake de staat en bekwaamheid raken de openbare orde. Onbekwaamheden moeten een wettelijke basis hebben.
#### 4.3.2 Bekwaamheid van rechtspersonen
* **Genotsbekwaamheid:** Gelijke rechtsbekwaamheid als natuurlijke personen, behoudens beperkingen die voortvloeien uit de aard van de rechtspersoon (bv. geen politieke rechten) en het specialiteitsbeginsel (handelen binnen het statutaire doel).
* **Handelingsbekwaamheid:** Wordt uitgeoefend via organen van de rechtspersoon of bijzondere lasthebbers.
### 4.4 Geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen
Een rechtshandeling is geldig indien voldaan is aan de geldigheidsvereisten: handelingsbekwaamheid, vrije en bewuste toestemming (geen wilsgebreken zoals dwaling, bedrog, geweld, misbruik van omstandigheden), een bepaald en geoorloofd voorwerp, en een geoorloofde oorzaak.
* **Geldigheidsvereisten:** Handelingsbekwaamheid, wilsovereenstemming (wilsleer en vertrouwensleer), bepaalbaar en geoorloofd voorwerp, en geoorloofde oorzaak.
* **Nietigheid:** Een rechtshandeling die niet aan de geldigheidsvereisten voldoet, is nietig.
* **Relatieve nietigheid:** Bij schending van dwingend recht of bescherming van een particulier belang. Kan enkel door de beschermde partij worden ingeroepen.
* **Absolute nietigheid:** Bij schending van openbare orde. Kan door elke belanghebbende worden ingeroepen.
* **Gevolgen van nietigverklaring:** Werkt ex tunc (retroactief) en ex nunc. Gevolgen worden zoveel mogelijk ongedaan gemaakt. Voor handelingsonbekwamen geldt een gunstregeling waarbij enkel voordeel aan de onbekwame teruggevorderd kan worden.
* **Rechtsmisbruik:** De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, bv. zonder eigen belang om een ander te schaden, of door een disproportionele uitoefening. De sanctie is de matiging van het recht tot zijn normale proporties, onverminderd schadeherstel.
### 4.5 Tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen
Principiële relativiteit: rechtshandelingen binden enkel de partijen.
* **Uitzonderingen:** Derdenbeding, rechtstreekse vordering, sterkmaking.
* **Tegenwerpelijkheid aan derden:** Het bestaan van de rechtshandeling moet aan derden kenbaar gemaakt worden via publiciteitsvoorschriften (Belgisch Staatsblad, registers).
### 4.6 Vertegenwoordiging bij rechtshandelingen
Vertegenwoordiging staat toe dat een persoon (vertegenwoordiger) voor rekening van een ander (vertegenwoordigde) rechtshandelingen stelt.
* **Onmiddellijke vertegenwoordiging:** Vertegenwoordiger treedt op in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde. Rechtsgevolgen tussen vertegenwoordigde en derde.
* **Middellijke vertegenwoordiging:** Vertegenwoordiger treedt op in eigen naam, maar voor rekening van de vertegenwoordigde. Rechtsgevolgen tussen vertegenwoordiger en derde.
* **Grondslagen van vertegenwoordigingsbevoegdheid:** De wet (wettelijke vertegenwoordiging, bv. ouders voor minderjarigen), een rechtshandeling (volmacht, lastgeving) of een rechterlijke beslissing.
* **Toerekening van rechtsgevolgen:** Binnen de perken van de bevoegdheid treden de rechtsgevolgen in tussen de vertegenwoordigde en de derde (onmiddellijke vertegenwoordiging). Bij bevoegdheidsoverschrijding is de vertegenwoordigde niet gebonden, tenzij hij bekrachtigt of de schijn van bevoegdheid aan hem te rekenen is.
* **Belangenconflicten:** Een vertegenwoordiger mag niet optreden als tegenpartij van de vertegenwoordigde. Dergelijke rechtshandelingen zijn nietig, tenzij de vertegenwoordigde uitdrukkelijk instemt.
### 4.7 Aansprakelijkheid
Het aansprakelijkheidsrecht regelt de verplichting tot vergoeding van toegebrachte schade.
* **Soorten aansprakelijkheid:**
* **Strafrechtelijke vs. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid:** Strafrechtelijk voor schending van normen met strafsanctie; burgerrechtelijk voor herstel van toegebrachte schade. Beide kunnen samenlopen.
* **Contractuele vs. Buitencontractuele aansprakelijkheid:** Contractueel bij schending van een overeenkomst; buitencontractueel bij schending van een algemene gedragsnorm. Het samenloopverbod is afgeschaft in het nieuwe Boek 6 BW, wat een keuzerecht tussen beide regimes geeft, tenzij specifieke contractuele afwijkingen of wettelijke bepalingen anders voorschrijven.
* **Enkelvoudige vs. Samengestelde aansprakelijkheid:** Aansprakelijkheid voor eigen daad vs. aansprakelijkheid voor andermans daad (ouders voor kinderen, aanstellers voor aangestelden, onderwijsinstellingen voor leerlingen).
* **Schuldaansprakelijkheid vs. Objectieve aansprakelijkheid:** Schuldaansprakelijkheid vereist een fout en toerekeningsvatbaarheid. Objectieve aansprakelijkheid (foutloze aansprakelijkheid) is aansprakelijkheid zonder fout, bv. voor gebrekkige zaken, dieren, of bepaalde activiteiten.
* **Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid:**
* **Aansprakelijkheid voor eigen daad:** Fout (schending van wettelijke norm of zorgvuldigheidsnorm).
* **Aansprakelijkheid voor andermans daad:** Titularissen van gezag over minderjarigen, personen belast met toezicht, aanstellers, rechtspersonen voor hun organen/personeel.
* **Aansprakelijkheid voor zaken en dieren:** Aansprakelijkheid van de bewaarder voor gebrekkige zaken en dieren.
* **Oorzakelijk verband:** Tussen de fout en de schade moet een causaal verband bestaan (equivalentieleer: de fout was een noodzakelijke voorwaarde voor de schade). Correcties zoals feitelijke causaliteit en juridische causaliteit (kennelijke onredelijkheid) worden toegepast.
* **Schade:** De economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang. Enkel zekere schade is vergoedbaar. Dit omvat patrimoniale (verliezen, kosten) en extrapatrimoniale schade (pijn, leed). Schade bij terugslag (door affectieband) is ook vergoedbaar.
* **Gevolgen van aansprakelijkheid:** Verplichting tot integrale schadeloosstelling (herstel in natura of financiële compensatie) om de benadeelde in de toestand te plaatsen alsof de schade niet was gebeurd.
### 4.8 Rechtsmisbruik
Rechtsmisbruik is de uitoefening van een subjectief recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat. De sanctie is de matiging van het recht tot zijn normale proporties, onverminderd schadeherstel. Het recht blijft bestaan, maar de uitoefening wordt beperkt of aangepast.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene rechtsleer | Onderdeel van de rechtstheorie dat zich bezighoudt met de fundamentele vragen over wat recht is, wat de doelen en functies ervan zijn, en hoe recht wordt toegepast en geïnterpreteerd. |
| Rechtsvinding | Het proces van het uitleggen en toepassen van rechtsregels, waarbij interpretatie van rechtsregels centraal staat om tot een concrete oplossing te komen. |
| Gedragsregels | Regels die bepalen hoe personen zich in de maatschappij moeten gedragen, zowel door bevelen als door verboden, variërend in intensiteit en toepassingsgebied. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken, ook niet bij overeenkomst, omdat ze fundamentele belangen beschermen. |
| Aanvullend recht | Rechtsregels die slechts gelden wanneer partijen zelf geen regeling hebben getroffen, en waarvan wel mag worden afgeweken. |
| Rechtszekerheid | Een fundamenteel principe van het recht dat zorgt voor voorspelbaarheid, vastheid en algemeenheid van de rechtsregels, zodat burgers weten waar ze aan toe zijn. |
| Rechtvaardigheid | De mate waarin het recht de samenleving op een billijke en ethisch verantwoorde manier ordent, rekening houdend met evoluerende maatschappelijke waarden. |
| Doeltreffendheid | De mate waarin de middelen (rechtsregels) aangepast zijn aan de doelstellingen die ermee beoogd worden, en of deze doelstellingen daadwerkelijk worden gerealiseerd. |
| Maatschappelijk gezag | Het recht dat wordt opgelegd en gehandhaafd door de maatschappij via haar instellingen, zoals de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. |
| Objectief recht | Het geheel van rechtsregels dat op een bepaald moment in een bepaalde maatschappij geldt en de gedragingen van individuen reguleert. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen ten aanzien van bepaalde zaken of personen om zijn persoonlijke doelstellingen te realiseren. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de horizontale verhoudingen tussen burgers onderling regelt, inclusief personenrecht, familierecht, erfrecht en goederenrecht. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de verticale verhoudingen tussen de overheid en de burger regelt, waarbij de overheid hiërarchisch hoger staat. |
| Materieel recht | De inhoudelijke regels van het recht, die bepalen welke rechten en plichten burgers hebben. |
| Formeel recht (procesrecht) | De regels die bepalen hoe het materieel recht wordt toegepast en gehandhaafd, inclusief de procedures en de rol van de rechterlijke macht. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Persoonlijkheid (juridische) | Het geheel van rechten en plichten die een rechtssubject kan dragen, bepaald door zijn staat en bekwaamheid. |
| Staat van de persoon | Het geheel van hoedanigheden van een persoon dat zijn rechtspositie in de maatschappij en familie bepaalt, zoals nationaliteit en familierelaties. |
| Bekwaamheid (juridische) | De juridische mogelijkheid om titularis te zijn van rechten en plichten (rechtsbekwaamheid) en om deze zelfstandig uit te oefenen (handelingsbekwaamheid). |
| Handelingsbekwaamheid | De bevoegdheid om rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen, die in de regel ontstaat bij het bereiken van de meerderjarigheid. |
| Rechtspersoon | Een abstracte juridische creatie, zijnde een groep mensen of een afgescheiden vermogen, die titularis kan zijn van rechten en plichten en die zelfstandig kan optreden in het rechtsverkeer. |
| Specialiteitsbeginsel | Het principe dat een rechtspersoon enkel rechten kan uitoefenen en verbintenissen kan aangaan die binnen haar statutair of wettelijk doel vallen. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een subjectief recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat en een ander nadeel berokkent, zonder eigen belang. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Patrimoniale rechten | Subjectieve rechten die op geld waardeerbaar zijn en die kunnen worden overgedragen of vervreemd, zoals eigendomsrechten en vorderingsrechten. |
| Extrapatrimoniale rechten | Subjectieve rechten die niet op geld waardeerbaar zijn en die betrekking hebben op persoonlijke of morele belangen, zoals persoonlijkheidsrechten en familierechten. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij geeft over een bepaald goed, dat tegenover eenieder kan worden ingeroepen (erga omnes) en dat wettelijk is erkend (numerus clausus). |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een andere persoon (doen, laten of geven), dat enkel tussen partijen geldt (inter partes) en dat het voorwerp uitmaakt van het verbintenissenrecht. |
| Intellectueel recht | Een recht dat tijdelijke en exclusieve exploitatierechten verleent op een originele of nieuwe creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht of octrooi. |
| Aansprakelijkheid | De plicht om de schade te vergoeden die men aan een ander heeft veroorzaakt, hetzij door een foutieve gedraging (schuldaansprakelijkheid), hetzij louter op grond van bepaalde wetten (objectieve aansprakelijkheid). |
| Schuldaansprakelijkheid | Aansprakelijkheid gebaseerd op een foutieve gedraging die aan de dader kan worden toegerekend, waarbij het slachtoffer de schade, de fout en het oorzakelijk verband moet bewijzen. |
| Objectieve aansprakelijkheid (foutloze aansprakelijkheid) | Aansprakelijkheid die ontstaat ongeacht of de schade door een fout is veroorzaakt, vaak gebaseerd op een risicoprincipe of een wettelijk vermoeden van aansprakelijkheid. |
| Causaal verband | Het verband tussen een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit en de geleden schade, waarbij het feit een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Rechtsverkeer | Het geheel van juridische handelingen en verhoudingen die plaatsvinden tussen rechtssubjecten, waarbij de regels van het recht worden toegepast. |
| Vertegenwoordiging | Het handelen door een persoon (vertegenwoordiger) voor rekening van een ander (vertegenwoordigde) in een rechtshandeling, met de bedoeling om rechtsgevolgen te creëren voor de vertegenwoordigde. |
| Volmacht | De bevoegdheid die aan een vertegenwoordiger wordt verleend om namens een ander rechtshandelingen te stellen, gebaseerd op een rechtshandeling, een gerechtelijke beslissing of de wet. |
| Schade | De economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang, die kan bestaan uit verlies, kosten of gederfde winst. |
| Totale schadeloosstelling | Het beginsel dat de benadeelde in de toestand moet worden gebracht waarin hij zich zou hebben bevonden indien de schadeverwekkende handeling niet had plaatsgevonden, met zowel materiële als immateriële schade. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, met het oogmerk een ander te schaden. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Erga omnes | Het principe dat een zakelijk recht tegenover eenieder kan worden ingeroepen. |
| Inter partes | Het principe dat een vorderingsrecht enkel tussen de betrokken partijen geldt. |
| Natrekking | Het principe dat de eigenaar van een zaak eigenaar wordt van al hetgeen erop gebouwd, geplant of erin geïncorporeerd is. |
| Zakelijke zekerheid | Een recht dat een bepaald goed aanwijst als waarborg voor de terugbetaling van een schuld, waardoor de schuldeiser bij voorrang kan worden betaald uit de opbrengst van dat goed. |
| Voorrecht | Een wettelijk toegekend recht dat een schuldeiser voorrang verleent boven andere schuldeisers, zelfs hypothecaire, op grond van de bijzondere aard van de schuldvordering. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat tot zekerheid van een schuldvordering dient, zonder dat de schuldenaar het goed uit handen geeft, en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Pandrecht | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een beding in een verkoopovereenkomst waarbij de eigendom van een verkocht goed pas overgaat op de koper na volledige betaling van de prijs. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed van zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn schuldvordering die met dat goed verband houdt, is voldaan. |
| Openbare orde | Rechtsregels die de essentiële belangen van de staat of de gemeenschap raken en die de juridische grondslagen van de maatschappij bepalen, zoals de economische, morele of sociale orde. |
| Dwingend recht | Rechtsregels die ter bescherming van een partij die door de wet als zwakker wordt beschouwd, waarvan niet mag worden afgeweken. |
| Relatieve nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling vernietigbaar is, en enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij. |
| Absolute nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling van rechtswege nietig is en door elke belanghebbende of ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen. |
| Orgaantheorie | De leer die stelt dat de fouten begaan door de organen van een rechtspersoon tijdens de uitoefening van hun functie, worden toegerekend aan de rechtspersoon zelf. |
| Wetsevaluatie | Het proces van het beoordelen van de effectiviteit en de impact van wetgeving, met het oog op mogelijke aanpassingen of herzieningen. |
| Rechtsstaat | Een staatsvorm waarin de macht van de overheid beperkt is door het recht, en waarin burgers beschermd worden tegen willekeur door onafhankelijke rechtbanken. |
| Lex specialis | Het principe dat een specifieke rechtsregel voorgaat op een algemene rechtsregel wanneer beide van toepassing zijn op hetzelfde geval. |
| Nemo plus iuris transferre potest quam ipse habet | Een rechtsbeginsel dat stelt dat niemand meer rechten kan overdragen dan hij zelf bezit. |
| Condo sine qua non | Een test om te bepalen of er een causaal verband bestaat tussen een fout en de schade, waarbij de fout een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Rechtsregels | Algemene gedragsnormen die door de overheid worden vastgesteld en gehandhaafd, en die de rechten en plichten van burgers bepalen. |
| Dwangsom | Een dwangmaatregel die door de rechter kan worden opgelegd om de naleving van een rechterlijke uitspraak te verzekeren, waarbij een geldsom verschuldigd is per dag van vertraging of per overtreding. |
| Hoofdzaak | De oorspronkelijke zaak waar een zakelijk recht op rust. |
| Bijzaak | Een zaak die dienstbaar is aan de hoofdzaak en daarvan het lot deelt. |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende zakelijke recht, dat de titularis het recht geeft op het gebruik, genot, beheer en de beschikking over een goed, behoudens wettelijke beperkingen. |
| Bezit | De feitelijke macht over een goed, uitgeoefend met de intentie om het als eigendom te beschouwen. |
| Detentie | De feitelijke macht over een goed, zonder de intentie om het als eigendom te beschouwen. |
| Mede-eigendom | Een situatie waarin meerdere personen gezamenlijk eigenaar zijn van eenzelfde goed, zonder dat elk van hen een exclusief recht op een bepaald gedeelte kan laten gelden. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een zakelijk recht dat de titularis toekent het recht om een goed te gebruiken en ervan te genieten, zoals vruchtgebruik, erfdienstbaarheid of erfpacht. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het recht geeft op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting om het goed bij het einde van zijn recht terug te geven. |
| Erfdienstbaarheid | Een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf), gevestigd door de wet of door menselijk handelen. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het vol gebruik en genot van andermans goed verleent, met een minimale duurtijd van 15 jaar en een maximale van 99 jaar, hernieuwbaar. |
| Opstalrecht | Een zakelijk recht dat de titularis het eigendomsrecht verleent op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. |
| Pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat dient tot zekerheid van een schuldvordering en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Verweer | Een juridische argumentatie of middel dat wordt ingezet om een vordering af te wijzen of te verminderen. |
| Causale relatie | Het verband tussen een oorzaak en een gevolg, waarbij het oorzakelijke feit noodzakelijk moet zijn voor het intreden van het gevolg. |
| Fout (juridisch) | Elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging, die een schending inhoudt van een wettelijke norm of van de algemene zorgvuldigheidsnorm, en die aan de dader kan worden toegerekend. |
| Zorgvuldigheidsnorm | De gedragsnorm die vereist dat men zich gedraagt als een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst (bonus pater familias). |
| Wettelijke norm | Een rechtsregel die is vastgesteld door de wetgevende macht en die verplichtend is voor alle burgers. |
| Overmacht | Een situatie waarin het onmogelijk is om een wettelijke gedragsregel na te leven, veroorzaakt door een externe, onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis. |
| Schuldenaar | Een persoon die verplicht is een bepaalde prestatie te leveren aan een schuldeiser. |
| Schuldeiser | Een persoon die recht heeft op een bepaalde prestatie van een schuldenaar. |
| Verweer | Een juridische argumentatie of middel dat wordt ingezet om een vordering af te wijzen of te verminderen. |
| Causaal verband | Het verband tussen een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit en de geleden schade, waarbij het feit een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Verzekering | Een overeenkomst waarbij een verzekeraar zich ertoe verbindt om, tegen betaling van een premie, een bepaalde schade te vergoeden die een verzekerde zou lijden. |
| Polis | Het document waarin de voorwaarden van een verzekeringscontract zijn vastgelegd. |
| BA-verzekering (Burgerlijke Aansprakelijkheid) | Een verzekering die de aansprakelijkheid van de verzekerde dekt voor schade die hij aan derden veroorzaakt. |
| Wettelijke bewaarder | De persoon die krachtens de wet de plicht heeft om een zaak onder zijn bewaring te houden en te zorgen voor de naleving van de toepasselijke rechtsregels. |
| Aangestelde | Een persoon die in ondergeschikt verband werk uitvoert voor een ander (de aansteller), met het oog op het realiseren van de doelstellingen van de aansteller. |
| Aansteller | De persoon die aangestelden aanstelt voor eigen rekening en die een zekere mate van gezag en toezicht over hen uitoefent. |
| Orgaan van een rechtspersoon | Een persoon of groep van personen die, namens de rechtspersoon, de rechtshandelingen stelt en de beslissingen neemt die de rechtspersoon binden. |
| Rechtbank | Een instelling die belast is met het beslechten van geschillen en het toepassen van het recht, bestaande uit rechters en ander gerechtspersoneel. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht, met name een rechter of een parketmagistraat, die belast is met het uitoefenen van de rechterlijke functie. |
| Griffier | Een ambtenaar van de rechterlijke macht die de rechter bijstaat in zijn ambt en instaat voor het beheer van de procedure en de uitgifte van vonnissen en arresten. |
| Advocaat | Een vrij beroeper die juridisch advies verstrekt, partijen bijstaat in gerechtelijke procedures en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, betekeningen te verrichten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Jurist | Een persoon die een opleiding in de rechten heeft genoten en die juridische taken verricht, zoals juridisch advies verlenen, procedures voeren of juridische documenten opstellen. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Geldigheidsvereisten | De voorwaarden waaraan een rechtshandeling moet voldoen om rechtsgeldig te zijn, zoals bekwaamheid, toestemming, een geoorloofd voorwerp en een geoorloofde oorzaak. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de totstandkoming van de wil van een partij bij een rechtshandeling, zoals dwaling, bedrog of geweld, die kunnen leiden tot de nietigverklaring van de rechtshandeling. |
| Dwaling | Een verkeerde voorstelling van een doorslaggevend element dat een partij ertoe brengt een rechtshandeling te stellen die zij anders niet zou hebben gesteld, indien zij de juiste toedracht van zaken had gekend. |
| Bedrog | Het opzettelijk misleiden van een partij door middel van kunstgrepen, met het doel haar tot het stellen van een rechtshandeling te bewegen. |
| Geweld | Het aanwenden van onrechtmatige dwang (fysiek of moreel) die doet vrezen voor een aanzienlijke aantasting van de fysieke of morele integriteit of het vermogen van een partij of haar naasten. |
| Misbruik van omstandigheden | Situatie waarin een partij misbruik maakt van de zwakke positie van de andere partij om een kennelijk onevenwichtige prestatie te verkrijgen. |
| Nietigheid | De sanctie waarbij een rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan, omdat aan de geldigheidsvereisten niet is voldaan. |
| Relatieve nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling vernietigbaar is, en enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij. |
| Absolute nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling van rechtswege nietig is en door elke belanghebbende of ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat een juridisch feit of een rechtshandeling ook geldt tegenover derden, en dat deze derden de gevolgen ervan dienen te respecteren. |
| Publiciteit (rechtelijk) | Het bekendmaken van juridische feiten of rechtshandelingen via wettelijk voorgeschreven publiciteitsvormen, zoals de publicatie in het Belgisch Staatsblad, om ze tegenwerpelijk te maken aan derden. |
| Huwelijksstelsel | Het regime van goederen dat geldt tussen echtgenoten tijdens het huwelijk, en dat bepaalt hoe hun vermogen wordt beheerd en verdeeld. |
| Erfrecht | Het rechtsgebied dat de regels bepaalt betreffende de overgang van het vermogen van een overleden persoon op zijn erfgenamen. |
| Testament | Een eenzijdige rechtshandeling waarbij een persoon zijn wil uiten over de verdeling van zijn nalatenschap na zijn overlijden. |
| Wettelijke samenwoning | Een juridische vorm van samenleven tussen twee personen, die bepaalde rechten en plichten met zich meebrengt, vergelijkbaar met het huwelijk maar met een andere rechtsonzekerheid. |
| Zakelijke zekerheid | Een recht dat een bepaald goed aanwijst als waarborg voor de terugbetaling van een schuld, waardoor de schuldeiser bij voorrang kan worden betaald uit de opbrengst van dat goed. |
| Voorrecht | Een wettelijk toegekend recht dat een schuldeiser voorrang verleent boven andere schuldeisers, zelfs hypothecaire, op grond van de bijzondere aard van de schuldvordering. |
| Pandrecht | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat dient tot zekerheid van een schuldvordering en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed van zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn schuldvordering die met dat goed verband houdt, is voldaan. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een beding in een verkoopovereenkomst waarbij de eigendom van een verkocht goed pas overgaat op de koper na volledige betaling van de prijs. |
| Natrekking | Het principe dat de eigenaar van een zaak eigenaar wordt van al hetgeen erop gebouwd, geplant of erin geïncorporeerd is. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het vol gebruik en genot van andermans goed verleent, met een minimale duurtijd van 15 jaar en een maximale van 99 jaar, hernieuwbaar. |
| Opstalrecht | Een zakelijk recht dat de titularis het eigendomsrecht verleent op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een andere persoon (doen, laten of geven), dat enkel tussen partijen geldt (inter partes) en dat het voorwerp uitmaakt van het verbintenissenrecht. |
| Intellectueel recht | Een recht dat tijdelijke en exclusieve exploitatierechten verleent op een originele of nieuwe creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht of octrooi. |
| Persoonlijkheidsrecht | Een recht dat betrekking heeft op de bescherming van de persoon van het individu, zoals het recht op naam, afbeelding, privacy en lichamelijke integriteit. |
| Familierecht | Het rechtsgebied dat de rechten en plichten regelt die voortvloeien uit familiale betrekkingen, zoals huwelijk, afstamming en ouderlijk gezag. |
| Daden van beschikking | Handelingen waarbij de eigenaar een zakelijk recht op zijn goed overdraagt, zoals verkoop, schenking of vestiging van een zakelijk recht. |
| Bezit | De feitelijke macht over een goed, uitgeoefend met de intentie om het als eigendom te beschouwen. |
| Detentie | De feitelijke macht over een goed, zonder de intentie om het als eigendom te beschouwen. |
| Verkrijgende verjaring | Een wijze van eigendomsverkrijging die plaatsvindt door het gedurende een bepaalde wettelijk bepaalde termijn ongestoord en openlijk uitoefenen van het bezit van een goed, als ware men de eigenaar. |
| Conforme uitvoering | De uitvoering van een verbintenis of contract in overeenstemming met wat is overeengekomen en met de wettelijke en contractuele bepalingen. |
| Aansprakelijkheid voor eigen daad | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit een foutieve gedraging die de persoon zelf heeft begaan, en die rechtstreeks aan hem kan worden toegerekend. |
| Aansprakelijkheid voor andermans daad | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit de fout van een persoon voor wiens daad men wettelijk aansprakelijk wordt gesteld, zoals ouders voor hun kinderen of aanstellers voor hun aangestelden. |
| Aansprakelijkheid voor zaken en dieren | De aansprakelijkheid die voortvloeit uit schade veroorzaakt door zaken onder iemands bewaring of door dieren waarvoor men verantwoordelijk is, vaak gebaseerd op een risicoprincipe. |
| Objectieve aansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit een risico dat aan een persoon kan worden toegerekend, ongeacht of deze een fout heeft begaan. |
| Schuldaansprakelijkheid | Aansprakelijkheid die voortvloeit uit een foutieve gedraging die aan de dader kan worden toegerekend, en waarbij het slachtoffer de fout en het oorzakelijk verband moet bewijzen. |
| Causaal verband | Het verband tussen een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit en de geleden schade, waarbij het feit een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Billijkheid | Een algemeen rechtsbeginsel dat inhoudt dat het recht op een rechtvaardige en redelijke manier moet worden toegepast, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval. |
| Regres | Het recht van een persoon die aansprakelijk is gesteld voor schade die door een ander is veroorzaakt, om de betaalde schadevergoeding terug te vorderen van de werkelijke veroorzaker. |
| Schadevergoeding | De financiële compensatie die wordt toegekend aan een benadeelde partij om de geleden schade te herstellen. |
| Vergoedbare schade | De schade die rechtstreeks en zeker voortvloeit uit een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit, en die kan worden bewezen. |
| Patrimoniale schade | De schade die een economisch of vermogensrechtelijk gevolg heeft, zoals verlies van inkomen, kosten of waardevermindering. |
| Extrapatrimoniale schade | De schade die een niet-economisch of moreel gevolg heeft, zoals pijn, leed, aantasting van de fysieke of psychische integriteit. |
| Terugslag (schade bij) | De schade die een persoon lijdt als gevolg van een eerdere aantasting van het belang van een andere persoon met wie de eerste een juridische band of een nauwe genegenheidsband heeft. |
| Wettelijk bevel | Een bevel dat door de wet wordt opgelegd en dat door de overheid kan worden afgedwongen. |
| Noodtoestand | Een situatie waarin een persoon gedwongen wordt om een handeling te stellen die normaal gesproken onrechtmatig zou zijn, om een groter gevaar af te wenden. |
| Wettige verdediging | Het recht om zich te verdedigen tegen een onrechtmatige aanval, met proportioneel geweld. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, met het oogmerk een ander te schaden. |
| Toestemming tot aantasting van belangen | De vrijwillige instemming van een persoon met een aantasting van zijn belangen, zoals bij sportbeoefening, waardoor hij geen aanspraak kan maken op schadevergoeding indien deze aantasting optreedt. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Autonomie | Het vermogen van een rechtssubject om zijn eigen beslissingen te nemen en zijn rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Politieke rechten | Rechten en bevoegdheden die de burger heeft om deel te nemen aan de uitoefening van het staatsgezag, zoals het kiesrecht. |
| Burgerlijke rechten | Subjectieve rechten die de burger heeft met het oog op private rechtsbetrekkingen, zoals eigendomsrechten en contractuele rechten. |
| Patrimoniale rechten | Subjectieve rechten die op geld waardeerbaar zijn en die kunnen worden overgedragen of vervreemd, zoals eigendomsrechten en vorderingsrechten. |
| Extrapatrimoniale rechten | Subjectieve rechten die niet op geld waardeerbaar zijn en die betrekking hebben op persoonlijke of morele belangen, zoals persoonlijkheidsrechten en familierechten. |
| Goederen | Alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van vermogensrechten, en die zowel tastbaar als ontastbaar kunnen zijn. |
| Lichamelijk voorwerp | Een voorwerp dat zintuiglijk waarneembaar is en kan worden gemeten, maar dat niet altijd vatbaar is voor toe-eigening of heerschappij. |
| Onlichamelijk voorwerp | Een op geld waardeerbaar recht zonder stoffelijk bestaan, zoals zakelijke rechten, vorderingsrechten en intellectuele rechten. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij geeft over een bepaald goed, dat tegenover eenieder kan worden ingeroepen (erga omnes) en dat wettelijk is erkend (numerus clausus). |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende zakelijke recht, dat de titularis het recht geeft op het gebruik, genot, beheer en de beschikking over een goed, behoudens wettelijke beperkingen. |
| Mede-eigendom | Een situatie waarin meerdere personen gezamenlijk eigenaar zijn van eenzelfde goed, zonder dat elk van hen een exclusief recht op een bepaald gedeelte kan laten gelden. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een zakelijk recht dat de titularis toekent het recht om een goed te gebruiken en ervan te genieten, zoals vruchtgebruik, erfdienstbaarheid of erfpacht. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het recht geeft op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting om het goed bij het einde van zijn recht terug te geven. |
| Erfdienstbaarheid | Een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf), gevestigd door de wet of door menselijk handelen. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het vol gebruik en genot van andermans goed verleent, met een minimale duurtijd van 15 jaar en een maximale van 99 jaar, hernieuwbaar. |
| Opstalrecht | Een zakelijk recht dat de titularis het eigendomsrecht verleent op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. |
| Zakelijke zekerheid | Een recht dat een bepaald goed aanwijst als waarborg voor de terugbetaling van een schuld, waardoor de schuldeiser bij voorrang kan worden betaald uit de opbrengst van dat goed. |
| Voorrecht | Een wettelijk toegekend recht dat een schuldeiser voorrang verleent boven andere schuldeisers, zelfs hypothecaire, op grond van de bijzondere aard van de schuldvordering. |
| Pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat dient tot zekerheid van een schuldvordering en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed van zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn schuldvordering die met dat goed verband houdt, is voldaan. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een beding in een verkoopovereenkomst waarbij de eigendom van een verkocht goed pas overgaat op de koper na volledige betaling van de prijs. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een andere persoon (doen, laten of geven), dat enkel tussen partijen geldt (inter partes) en dat het voorwerp uitmaakt van het verbintenissenrecht. |
| Intellectueel recht | Een recht dat tijdelijke en exclusieve exploitatierechten verleent op een originele of nieuwe creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht of octrooi. |
| Persoonlijkheidsrecht | Een recht dat betrekking heeft op de bescherming van de persoon van het individu, zoals het recht op naam, afbeelding, privacy en lichamelijke integriteit. |
| Familierecht | Het rechtsgebied dat de rechten en plichten regelt die voortvloeien uit familiale betrekkingen, zoals huwelijk, afstamming en ouderlijk gezag. |
| Wet | Een regel vastgelegd door de wetgevende macht, die bindend is voor alle burgers en wordt gehandhaafd door de rechterlijke macht. |
| Rechters | Leden van de rechterlijke macht die belast zijn met het beslechten van geschillen en het toepassen van het recht. |
| Parketmagistraat | Een lid van het openbaar ministerie, belast met de toepassing van de strafwet en het instellen van vorderingen. |
| Griffier | Een ambtenaar van de rechterlijke macht die de rechter bijstaat in zijn ambt en instaat voor het beheer van de procedure en de uitgifte van vonnissen en arresten. |
| Advocaat | Een vrij beroeper die juridisch advies verstrekt, partijen bijstaat in gerechtelijke procedures en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, betekeningen te verrichten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Jurist | Een persoon die een opleiding in de rechten heeft genoten en die juridische taken verricht, zoals juridisch advies verlenen, procedures voeren of juridische documenten opstellen. |
| Rechtspersoon | Een abstracte juridische creatie, zijnde een groep mensen of een afgescheiden vermogen, die titularis kan zijn van rechten en plichten en die zelfstandig kan optreden in het rechtsverkeer. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Geldigheidsvereisten | De voorwaarden waaraan een rechtshandeling moet voldoen om rechtsgeldig te zijn, zoals bekwaamheid, toestemming, een geoorloofd voorwerp en een geoorloofde oorzaak. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de totstandkoming van de wil van een partij bij een rechtshandeling, zoals dwaling, bedrog of geweld, die kunnen leiden tot de nietigverklaring van de rechtshandeling. |
| Dwaling | Een verkeerde voorstelling van een doorslaggevend element dat een partij ertoe brengt een rechtshandeling te stellen die zij anders niet zou hebben gesteld, indien zij de juiste toedracht van zaken had gekend. |
| Bedrog | Het opzettelijk misleiden van een partij door middel van kunstgrepen, met het doel haar tot het stellen van een rechtshandeling te bewegen. |
| Geweld | Het aanwenden van onrechtmatige dwang (fysiek of moreel) die doet vrezen voor een aanzienlijke aantasting van de fysieke of morele integriteit of het vermogen van een partij of haar naasten. |
| Nietigheid | De sanctie waarbij een rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan, omdat aan de geldigheidsvereisten niet is voldaan. |
| Relatieve nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling vernietigbaar is, en enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij. |
| Absolute nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling van rechtswege nietig is en door elke belanghebbende of ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, met het oogmerk een ander te schaden. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Goederen | Alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van vermogensrechten, en die zowel tastbaar als ontastbaar kunnen zijn. |
| Lichamelijk voorwerp | Een voorwerp dat zintuiglijk waarneembaar is en kan worden gemeten, maar dat niet altijd vatbaar is voor toe-eigening of heerschappij. |
| Onlichamelijk voorwerp | Een op geld waardeerbaar recht zonder stoffelijk bestaan, zoals zakelijke rechten, vorderingsrechten en intellectuele rechten. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij geeft over een bepaald goed, dat tegenover eenieder kan worden ingeroepen (erga omnes) en dat wettelijk is erkend (numerus clausus). |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende zakelijke recht, dat de titularis het recht geeft op het gebruik, genot, beheer en de beschikking over een goed, behoudens wettelijke beperkingen. |
| Mede-eigendom | Een situatie waarin meerdere personen gezamenlijk eigenaar zijn van eenzelfde goed, zonder dat elk van hen een exclusief recht op een bepaald gedeelte kan laten gelden. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een zakelijk recht dat de titularis toekent het recht om een goed te gebruiken en ervan te genieten, zoals vruchtgebruik, erfdienstbaarheid of erfpacht. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het recht geeft op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting om het goed bij het einde van zijn recht terug te geven. |
| Erfdienstbaarheid | Een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf), gevestigd door de wet of door menselijk handelen. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het vol gebruik en genot van andermans goed verleent, met een minimale duurtijd van 15 jaar en een maximale van 99 jaar, hernieuwbaar. |
| Opstalrecht | Een zakelijk recht dat de titularis het eigendomsrecht verleent op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. |
| Pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat dient tot zekerheid van een schuldvordering en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed van zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn schuldvordering die met dat goed verband houdt, is voldaan. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een beding in een verkoopovereenkomst waarbij de eigendom van een verkocht goed pas overgaat op de koper na volledige betaling van de prijs. |
| Natrekking | Het principe dat de eigenaar van een zaak eigenaar wordt van al hetgeen erop gebouwd, geplant of erin geïncorporeerd is. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een andere persoon (doen, laten of geven), dat enkel tussen partijen geldt (inter partes) en dat het voorwerp uitmaakt van het verbintenissenrecht. |
| Intellectueel recht | Een recht dat tijdelijke en exclusieve exploitatierechten verleent op een originele of nieuwe creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht of octrooi. |
| Persoonlijkheidsrecht | Een recht dat betrekking heeft op de bescherming van de persoon van het individu, zoals het recht op naam, afbeelding, privacy en lichamelijke integriteit. |
| Familierecht | Het rechtsgebied dat de rechten en plichten regelt die voortvloeien uit familiale betrekkingen, zoals huwelijk, afstamming en ouderlijk gezag. |
| Wet | Een regel vastgelegd door de wetgevende macht, die bindend is voor alle burgers en wordt gehandhaafd door de rechterlijke macht. |
| Rechtbank | Een instelling die belast is met het beslechten van geschillen en het toepassen van het recht, bestaande uit rechters en ander gerechtspersoneel. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht, met name een rechter of een parketmagistraat, die belast is met het uitoefenen van de rechterlijke functie. |
| Advocaat | Een vrij beroeper die juridisch advies verstrekt, partijen bijstaat in gerechtelijke procedures en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, betekeningen te verrichten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Jurist | Een persoon die een opleiding in de rechten heeft genoten en die juridische taken verricht, zoals juridisch advies verlenen, procedures voeren of juridische documenten opstellen. |
| Rechtsverkeer | Het geheel van juridische handelingen en verhoudingen die plaatsvinden tussen rechtssubjecten, waarbij de regels van het recht worden toegepast. |
| Vertegenwoordiging | Het handelen door een persoon (vertegenwoordiger) voor rekening van een ander (vertegenwoordigde) in een rechtshandeling, met de bedoeling om rechtsgevolgen te creëren voor de vertegenwoordigde. |
| Volmacht | De bevoegdheid die aan een vertegenwoordiger wordt verleend om namens een ander rechtshandelingen te stellen, gebaseerd op een rechtshandeling, een gerechtelijke beslissing of de wet. |
| Schade | De economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang, die kan bestaan uit verlies, kosten of gederfde winst. |
| Totale schadeloosstelling | Het beginsel dat de benadeelde in de toestand moet worden gebracht waarin hij zich zou hebben bevonden indien de schadeverwekkende handeling niet had plaatsgevonden, met zowel materiële als immateriële schade. |
| Rechtsmisbruik | De uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale rechtsuitoefening te buiten gaat, met het oogmerk een ander te schaden. |
| Autonomie | Het vermogen van een rechtssubject om zijn eigen beslissingen te nemen en zijn rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Geldigheidsvereisten | De voorwaarden waaraan een rechtshandeling moet voldoen om rechtsgeldig te zijn, zoals bekwaamheid, toestemming, een geoorloofd voorwerp en een geoorloofde oorzaak. |
| Wilsgebreken | Gebreken in de totstandkoming van de wil van een partij bij een rechtshandeling, zoals dwaling, bedrog of geweld, die kunnen leiden tot de nietigverklaring van de rechtshandeling. |
| Dwaling | Een verkeerde voorstelling van een doorslaggevend element dat een partij ertoe brengt een rechtshandeling te stellen die zij anders niet zou hebben gesteld, indien zij de juiste toedracht van zaken had gekend. |
| Bedrog | Het opzettelijk misleiden van een partij door middel van kunstgrepen, met het doel haar tot het stellen van een rechtshandeling te bewegen. |
| Geweld | Het aanwenden van onrechtmatige dwang (fysiek of moreel) die doet vrezen voor een aanzienlijke aantasting van de fysieke of morele integriteit of het vermogen van een partij of haar naasten. |
| Nietigheid | De sanctie waarbij een rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan, omdat aan de geldigheidsvereisten niet is voldaan. |
| Relatieve nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling vernietigbaar is, en enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij. |
| Absolute nietigheid | Een sanctie waarbij een rechtshandeling van rechtswege nietig is en door elke belanghebbende of ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen. |
| Tegenwerpelijkheid | Het principe dat een juridisch feit of een rechtshandeling ook geldt tegenover derden, en dat deze derden de gevolgen ervan dienen te respecteren. |
| Publiciteit (rechtelijk) | Het bekendmaken van juridische feiten of rechtshandelingen via wettelijk voorgeschreven publiciteitsvormen, zoals de publicatie in het Belgisch Staatsblad, om ze tegenwerpelijk te maken aan derden. |
| Aansprakelijkheid | De plicht om de schade te vergoeden die men aan een ander heeft veroorzaakt, hetzij door een foutieve gedraging (schuldaansprakelijkheid), hetzij louter op grond van bepaalde wetten (objectieve aansprakelijkheid). |
| Causaal verband | Het verband tussen een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit en de geleden schade, waarbij het feit een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Fout (juridisch) | Elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging, die een schending inhoudt van een wettelijke norm of van de algemene zorgvuldigheidsnorm, en die aan de dader kan worden toegerekend. |
| Zorgvuldigheidsnorm | De gedragsnorm die vereist dat men zich gedraagt als een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst (bonus pater familias). |
| Wettelijke norm | Een rechtsregel die is vastgesteld door de wetgevende macht en die bindend is voor alle burgers en wordt gehandhaafd door de rechterlijke macht. |
| Overmacht | Een situatie waarin het onmogelijk is om een wettelijke gedragsregel na te leven, veroorzaakt door een externe, onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis. |
| Rechtsstaat | Een staatsvorm waarin de macht van de overheid beperkt is door het recht, en waarin burgers beschermd worden tegen willekeur door onafhankelijke rechtbanken. |
| Lex specialis | Het principe dat een specifieke rechtsregel voorgaat op een algemene rechtsregel wanneer beide van toepassing zijn op hetzelfde geval. |
| Condo sine qua non | Een test om te bepalen of er een causaal verband bestaat tussen een fout en de schade, waarbij de fout een noodzakelijke voorwaarde moet zijn geweest voor het intreden van de schade. |
| Verzekering | Een overeenkomst waarbij een verzekeraar zich ertoe verbindt om, tegen betaling van een premie, een bepaalde schade te vergoeden die een verzekerde zou lijden. |
| Polis | Het document waarin de voorwaarden van een verzekeringscontract zijn vastgelegd. |
| BA-verzekering (Burgerlijke Aansprakelijkheid) | Een verzekering die de aansprakelijkheid van de verzekerde dekt voor schade die hij aan derden veroorzaakt. |
| Wettelijke bewaarder | De persoon die krachtens de wet de plicht heeft om een zaak onder zijn bewaring te houden en te zorgen voor de naleving van de toepasselijke rechtsregels. |
| Aangestelde | Een persoon die in ondergeschikt verband werk uitvoert voor een ander (de aansteller), met het oog op het realiseren van de doelstellingen van de aansteller. |
| Aansteller | De persoon die aangestelden aanstelt voor eigen rekening en die een zekere mate van gezag en toezicht over hen uitoefent. |
| Orgaan van een rechtspersoon | Een persoon of groep van personen die, namens de rechtspersoon, de rechtshandelingen stelt en de beslissingen neemt die de rechtspersoon binden. |
| Rechtbank | Een instelling die belast is met het beslechten van geschillen en het toepassen van het recht, bestaande uit rechters en ander gerechtspersoneel. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht, met name een rechter of een parketmagistraat, die belast is met het uitoefenen van de rechterlijke functie. |
| Advocaat | Een vrij beroeper die juridisch advies verstrekt, partijen bijstaat in gerechtelijke procedures en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, betekeningen te verrichten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Jurist | Een persoon die een opleiding in de rechten heeft genoten en die juridische taken verricht, zoals juridisch advies verlenen, procedures voeren of juridische documenten opstellen. |
| Causale relatie | Het verband tussen een oorzaak en een gevolg, waarbij het oorzakelijke feit noodzakelijk moet zijn voor het intreden van het gevolg. |
| Fout (juridisch) | Elke maatschappelijk onaanvaardbare gedraging, die een schending inhoudt van een wettelijke norm of van de algemene zorgvuldigheidsnorm, en die aan de dader kan worden toegerekend. |
| Zorgvuldigheidsnorm | De gedragsnorm die vereist dat men zich gedraagt als een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst (bonus pater familias). |
| Wettelijke norm | Een rechtsregel die is vastgesteld door de wetgevende macht en die bindend is voor alle burgers en wordt gehandzaamd door de rechterlijke macht. |
| Overmacht | Een situatie waarin het onmogelijk is om een wettelijke gedragsregel na te leven, veroorzaakt door een externe, onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis. |
| Regres | Het recht van een persoon die aansprakelijk is gesteld voor schade die door een ander is veroorzaakt, om de betaalde schadevergoeding terug te vorderen van de werkelijke veroorzaker. |
| Schadevergoeding | De financiële compensatie die wordt toegekend aan een benadeelde partij om de geleden schade te herstellen. |
| Vergoedbare schade | De schade die rechtstreeks en zeker voortvloeit uit een fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit, en die kan worden bewezen. |
| Patrimoniale schade | De schade die een economisch of vermogensrechtelijk gevolg heeft, zoals verlies van inkomen, kosten of waardevermindering. |
| Extrapatrimoniale schade | De schade die een niet-economisch of moreel gevolg heeft, zoals pijn, leed, aantasting van de fysieke of psychische integriteit. |
| Terugslag (schade bij) | De schade die een persoon lijdt als gevolg van een eerdere aantasting van het belang van een andere persoon met wie de eerste een juridische band of een nauwe genegenheidsband heeft. |
| Wettelijk bevel | Een bevel dat door de wet wordt opgelegd en dat door de overheid kan worden afgedwongen. |
| Noodtoestand | Een situatie waarin een persoon gedwongen wordt om een handeling te stellen die normaal gesproken onrechtmatig zou zijn, om een groter gevaar af te wenden. |
| Wettige verdediging | Het recht om zich te verdedigen tegen een onrechtmatige aanval, met proportioneel geweld. |
| Subjectief recht | Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject kan uitoefenen op bepaalde zaken of jegens bepaalde personen om zijn doelstellingen te verwezenlijken. |
| Autonomie | Het vermogen van een rechtssubject om zijn eigen beslissingen te nemen en zijn rechten en plichten zelfstandig uit te oefenen. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt, ongeacht de intentie van de persoon bij wie het feit zich voordoet (bv. geboorte, overlijden). |
| Rechtshandeling | Een menselijke wilsverklaring die door het recht wordt erkend en waarmee rechtsgevolgen tot stand worden gebracht, zoals een overeenkomst of testament. |
| Politieke rechten | Rechten en bevoegdheden die de burger heeft om deel te nemen aan de uitoefening van het staatsgezag, zoals het kiesrecht. |
| Burgerlijke rechten | Subjectieve rechten die de burger heeft met het oog op private rechtsbetrekkingen, zoals eigendomsrechten en contractuele rechten. |
| Patrimoniale rechten | Subjectieve rechten die op geld waardeerbaar zijn en die kunnen worden overgedragen of vervreemd, zoals eigendomsrechten en vorderingsrechten. |
| Extrapatrimoniale rechten | Subjectieve rechten die niet op geld waardeerbaar zijn en die betrekking hebben op persoonlijke of morele belangen, zoals persoonlijkheidsrechten en familierechten. |
| Goederen | Alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van vermogensrechten, en die zowel tastbaar als ontastbaar kunnen zijn. |
| Lichamelijk voorwerp | Een voorwerp dat zintuiglijk waarneembaar is en kan worden gemeten, maar dat niet altijd vatbaar is voor toe-eigening of heerschappij. |
| Onlichamelijk voorwerp | Een op geld waardeerbaar recht zonder stoffelijk bestaan, zoals zakelijke rechten, vorderingsrechten en intellectuele rechten. |
| Zakelijk recht | Een recht dat een onmiddellijke heerschappij geeft over een bepaald goed, dat tegenover eenieder kan worden ingeroepen (erga omnes) en dat wettelijk is erkend (numerus clausus). |
| Eigendomsrecht | Het meest omvattende zakelijke recht, dat de titularis het recht geeft op het gebruik, genot, beheer en de beschikking over een goed, behoudens wettelijke beperkingen. |
| Mede-eigendom | Een situatie waarin meerdere personen gezamenlijk eigenaar zijn van eenzelfde goed, zonder dat elk van hen een exclusief recht op een bepaald gedeelte kan laten gelden. |
| Zakelijk gebruiksrecht | Een zakelijk recht dat de titularis toekent het recht om een goed te gebruiken en ervan te genieten, zoals vruchtgebruik, erfdienstbaarheid of erfpacht. |
| Vruchtgebruik | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het recht geeft op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar, met de verplichting om het goed bij het einde van zijn recht terug te geven. |
| Erfdienstbaarheid | Een last op een onroerend goed (lijdend erf) tot gebruik en nut van een ander onroerend goed (heersend erf), gevestigd door de wet of door menselijk handelen. |
| Erfpacht | Een zakelijk gebruiksrecht dat de titularis het vol gebruik en genot van andermans goed verleent, met een minimale duurtijd van 15 jaar en een maximale van 99 jaar, hernieuwbaar. |
| Opstalrecht | Een zakelijk recht dat de titularis het eigendomsrecht verleent op bouwwerken of beplantingen op, boven of onder andermans grond. |
| Pand | Een zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen of goederen die door bestemming onroerend zijn geworden, dat de pandhouder voorrang verleent bij de betaling uit de bezwaarde goederen. |
| Hypotheek | Een zakelijk recht op een onroerend goed dat dient tot zekerheid van een schuldvordering en dat door inschrijving tegenwerpelijk wordt aan derden. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om de teruggave van een goed van zijn schuldenaar op te schorten totdat zijn schuldvordering die met dat goed verband houdt, is voldaan. |
| Eigendomsvoorbehoud | Een beding in een verkoopovereenkomst waarbij de eigendom van een verkocht goed pas overgaat op de koper na volledige betaling van de prijs. |
| Natrekking | Het principe dat de eigenaar van een zaak eigenaar wordt van al hetgeen erop gebouwd, geplant of erin geïncorporeerd is. |
| Vorderingsrecht | Een recht dat aanspraak geeft op een bepaalde prestatie van een andere persoon (doen, laten of geven), dat enkel tussen partijen geldt (inter partes) en dat het voorwerp uitmaakt van het verbintenissenrecht. |
| Intellectueel recht | Een recht dat tijdelijke en exclusieve exploitatierechten verleent op een originele of nieuwe creatie van de menselijke geest, zoals auteursrecht of octrooi. |
| Persoonlijkheidsrecht | Een recht dat betrekking heeft op de bescherming van de persoon van het individu, zoals het recht op naam, afbeelding, privacy en lichamelijke integriteit. |
| Familierecht | Het rechtsgebied dat de rechten en plichten regelt die voortvloeien uit familiale betrekkingen, zoals huwelijk, afstamming en ouderlijk gezag. |
| Wet | Een regel vastgelegd door de wetgevende macht, die bindend is voor alle burgers en wordt gehandhaafd door de rechterlijke macht. |
| Rechtbank | Een instelling die belast is met het beslechten van geschillen en het toepassen van het recht, bestaande uit rechters en ander gerechtspersoneel. |
| Magistraat | Een lid van de rechterlijke macht, met name een rechter of een parketmagistraat, die belast is met het uitoefenen van de rechterlijke functie. |
| Advocaat | Een vrij beroeper die juridisch advies verstrekt, partijen bijstaat in gerechtelijke procedures en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die bevoegd is om authentieke akten te verlijden en die waakt over de belangen van alle bij de akte betrokken partijen. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ministerieel ambtenaar die bevoegd is om exploten op te stellen, betekeningen te verrichten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken te verzekeren. |
| Jurist | Een persoon die een opleiding in de rechten heeft genoten en die juridische taken verricht, zoals juridisch advies verlenen, procedures voeren of juridische documenten opstellen. |