Cover
ابدأ الآن مجانًا ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHT.pdf
Summary
# Zekerheden en insolventierecht: basisbegrippen
Dit gedeelte behandelt de basisbegrippen van zekerheden, executie en insolventierecht, met een focus op het ondernemingsbegrip, de relatie tussen schuldeiser en schuldenaar, en het vermogen als verhaalsobject.
## 1. Zekerheden, executie en insolventierecht: basisbegrippen
Dit deel van de studie behandelt de fundamentele concepten van zekerheden, executie en insolventierecht, met een focus op de definities en onderlinge relaties van deze rechtsdomeinen en hun kernbegrippen zoals onderneming, schuldeiser-schuldenaar relaties, en het vermogen als verhaalsobject [1](#page=1).
### 1.1 Overzicht van de deelgebieden en hun bronnen
De drie rechtsdomeinen – zekerheidsrecht, executierecht en insolventierecht – zijn nauw verbonden en behandelen elk een aspect van de nakoming van verbintenissen door de schuldenaar, met name de niet-nakoming en de gevolgen daarvan [4](#page=4).
#### 1.1.1 Het zekerheidsrecht
Het zekerheidsrecht omvat waarborgmechanismen die de kans op nakoming van een verbintenis verhogen, zoals borgtocht, hypotheek, pand en voorrechten. Deze zekerheden kunnen voortvloeien uit de wet (bv. voorrecht) of uit een overeenkomst (bv. hypotheek, pand, borgtocht). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen [4](#page=4):
* **Zakelijke zekerheden**: Deze vloeien voort uit aanspraken op een specifieke zaak van de schuldenaar, waardoor de schuldeiser een bijzondere positie krijgt ten aanzien van bepaalde activa. De opbrengst van dit goed dient ter voldoening van de schuld. Voorbeelden zijn pand en hypotheek [4](#page=4).
* **Persoonlijke zekerheden**: Deze vloeien voort uit het vermogen van een persoon (bv. de borg) en bieden de schuldeiser de mogelijkheid zich te verhalen op een ander vermogen dan dat van de oorspronkelijke schuldenaar. Een voorbeeld is borgtocht [4](#page=4).
De belangrijkste bronnen van het zekerheidsrecht zijn de Hypotheekwet, Boek 9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor borgtocht, de Pandwet, en de Wet financiële zekerheden (WFZ) voor professionele kredietverleners [4](#page=4).
#### 1.1.2 Het executierecht
Het executierecht heeft betrekking op het dwingen tot nakoming van verbintenissen wanneer de schuldenaar dit niet vrijwillig doet. Dit vereist dwang op het vermogen van de schuldenaar, waarvoor doorgaans de tussenkomst van de rechtbank en een gerechtsdeurwaarder nodig is. Executierecht kan verbonden zijn met het zekerheidsrecht wanneer een schuldeiser ondanks de zekerheid geen betaling ontvangt. De bron hiervoor is het Gerechtelijk Wetboek (Ger. W.) [4](#page=4).
#### 1.1.3 Het insolventierecht
Het insolventierecht regelt de situatie van personen die insolvabel zijn en hun betalingsverplichtingen niet meer kunnen voldoen. De invoering van insolventierecht (zoals faillissement) dient meerdere doelen [5](#page=5):
1. **Voorkomen van concurrentieverstoring**: Bij ondernemingen die hun schulden niet kunnen betalen, wordt concurrentie verstoord. Onrechtvaardigheid ontstaat wanneer men profiteert van de voordelen maar niet wordt gestraft voor niet-nakoming [5](#page=5).
2. **Voorkomen van een sneeuwbaleffect**: Onvermogen om schulden te betalen heeft impact op het vermogen van de schuldeiser en diens schuldeisers. Faillissement haalt de insolvente partij tijdig uit het rechtsverkeer [5](#page=5).
3. **Efficiënte verdeling van vermogen**: Zonder stop leidt dit tot inefficiënte verdeling van vermogen. Collectieve procedures maken een gelijkheid tussen schuldeisers mogelijk [5](#page=5).
Het Belgisch insolventierecht kent drie breuklijnen [5](#page=5):
1. **Commerciële vs. niet-commerciële insolventie**: Onderscheid tussen insolventie van ondernemingen en die van particulieren [5](#page=5).
2. **Liquidatie- vs. herstelprocedures**: Traditioneel gericht op liquidatie, maar hedendaags ook op herstel (bv. gerechtelijke reorganisatie) om economische waarde te behouden [5](#page=5).
3. **Gemeenrechtelijk vs. sectoraal**: Verschillen tussen algemeen insolventierecht en specifiek recht voor financiële sectoren [5](#page=5).
De belangrijkste bronnen voor insolventierecht zijn Boek XX van het Wetboek Economisch Recht (WER) en de Collectieve Schuldenregeling (CSR) voor niet-commerciëlen [5](#page=5).
### 1.2 Het ondernemingsbegrip
Het ondernemingsbegrip is sinds 1975 veranderd en kent meerdere definities. Voor Boek XX WER wordt verwezen naar art. 1.1, 1° WER. Het huidige ondernemingsbegrip in art. I.22, 8° WER omvat [6](#page=6):
* Natuurlijke personen (NP) die zelfstandig een beroepsactiviteit verrichten [6](#page=6).
* Elke rechtspersoon (RP) [8](#page=8).
* Elke organisatie zonder rechtspersoonlijkheid (zpr) [8](#page=8).
Publiekrechtelijke RP's worden uitgesloten, tenzij ze goederen of diensten op de markt aanbieden. Overheden genieten uitvoeringsimmuniteit voortkomend uit soevereiniteit [6](#page=6).
> **Tip:** Hoewel er meerdere definities bestaan, is voor de toepassing van Boek XX WER (het insolventierecht) het begrip zoals gedefinieerd in art. I.1, 1° WER doorslaggevend [6](#page=6).
#### 1.2.1 Natuurlijke personen met zelfstandige beroepsactiviteit
Om als NP een onderneming te zijn, moet aan twee voorwaarden voldaan zijn [6](#page=6):
1. **Zelfstandige basis**: De activiteit mag niet in een dienstverband worden verricht. De aansluiting bij een sociale zekerheid is een indicatie, maar niet doorslaggevend [6](#page=6).
2. **Beroepsactiviteit**: Dit moet op regelmatige wijze gebeuren (niet occasioneel) en gericht zijn op het behalen van een inkomen. Het normale beheer van het persoonlijk vermogen is geen beroepsactiviteit. Er is geen winstoogmerk vereist, en het hoeft niet noodzakelijk voor eigen rekening te zijn [6](#page=6) [7](#page=7).
3. **Eigen organisatie**: De NP moet een eigen organisatie vormen, bestaande uit eigen financiële, materiële en/of menselijke middelen [7](#page=7).
**Discussie rond bestuurders van rechtspersonen**: Een bestuurder van een RP kan als onderneming worden beschouwd indien deze voldoet aan de voorwaarden van zelfstandige beroepsactiviteit en een eigen organisatie heeft. Dit is relevant voor de mogelijkheid van persoonlijke faillietverklaring. Het Hof van Cassatie stelt dat een NP enkel "onderneming" is als die persoon ook een organisatie vormt [7](#page=7).
Uitzonderingen op het ondernemingsbegrip voor bestuurders zijn:
* Onbezoldigde mandaten (bv. onafhankelijk bestuurder) [8](#page=8).
* Mandaten in de privésfeer (bv. sportvereniging) [8](#page=8).
* Mandaten in de uitoefening van een ambt/politiek mandaat (bv. intercommunale) [8](#page=8).
* Fictieve mandaten [8](#page=8).
#### 1.2.2 Rechtspersonen
Alle vennootschappen met RP, ongeacht hun doel, worden als onderneming beschouwd. Dit geldt ook voor vzw's, stichtingen en verenigingen van mede-eigenaars (VME). Het faillissement van de RP impliceert niet het faillissement van de achterliggende NP, tenzij bij beperkte aansprakelijkheid. Publiekrechtelijke RP's zijn geen onderneming, tenzij ze goederen of diensten op de markt aanbieden, maar zelfs dan worden ze voor insolventie niet als onderneming beschouwd vanwege uitvoeringsimmuniteit [8](#page=8).
#### 1.2.3 Organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
Dit is een nieuw concept onder het huidige ondernemingsbegrip en is ruimer dan het vroegere 'handelaar'. Hieronder vallen bijvoorbeeld maatschappen die opgericht zijn om vennoten een vermogensvoordeel te bezorgen. Feitelijke verenigingen die geen uitkeringsoogmerk hebben en geen uitkeringen verrichten, vallen hier echter niet onder en zijn dus geen ondernemingen [8](#page=8).
**Belangrijk voor het examen**: Enkel ondernemingen kunnen failliet verklaard worden [8](#page=8).
### 1.3 Schuldeiser-schuldenaar
Een verbintenis is een rechtsband waaruit een gehoudenheid volgt. Deze relatie bestaat tussen een schuldeiser (degene die een voordeel toekomt) en een schuldenaar (degene op wie de verplichting rust). De verbintenis kan voortvloeien uit contracten, wet, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, eenzijdige wilsuiting of onverschuldigde betaling [9](#page=9).
#### 1.3.1 Hoofdelijkheid, ondeelbaarheid en in solidum
**Deelbaarheid**: Uitgangspunt is dat verbintenissen deelbaar zijn, waarbij elke schuldeiser/schuldenaar gerechtigd/verschuldigd is voor zijn eigen deel [9](#page=9).
**Uitzonderingen op deelbaarheid**:
* **Ondeelbaarheid**: Sommige verbintenissen zijn ondeelbaar uit hun aard of door uitdrukkelijke overeenkomst (bv. levering van een paard) [9](#page=9).
* **Hoofdelijkheid**:
* **Actieve hoofdelijkheid** (zijde van de SE): Elke SE mag het volledige bedrag vorderen, waarna het bedrag onder de SE's wordt verdeeld [9](#page=9).
* **Passieve hoofdelijkheid** (zijde van de SA): Elke SA is gehouden tot het volledige bedrag. Dit vloeit voort uit de wet of uitdrukkelijke overeenkomst. Gevolg is dat de ingebrekestelling van één SA automatisch de andere hoofdelijk gehouden medeschuldenaren in gebreke stelt, waardoor interesten beginnen te lopen en verjaring stuit [9](#page=9).
* **In solidum**: Dit is een rechtspraakconcept dat lijkt op hoofdelijkheid, maar voortvloeit uit een rechterlijke beslissing en niet dezelfde gevolgen heeft als hoofdelijkheid [9](#page=9).
### 1.4 Het vermogen
Het vermogen wordt gedefinieerd als de "juridische algemeenheid die het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat". Het omvat zowel activa als passiva en is een juridische fictie, een rechtsuniversaliteit. Volgens de subjectieve vermogensleer heeft elk rechtssubject één vermogen, dat dient als integraal onderpand voor de schuldeisers. Het bevat enkel vermogensrechten, geen persoonsrechten [10](#page=10).
#### 1.4.1 Vermogen als exclusief verhaalsobject (art. 3.36 BW)
De schuldeiser heeft enkel het volledige vermogen van de schuldenaar als onderpand. De persoon van de schuldenaar zelf is geen onderpand, en ook niet slechts bepaalde activa. Het vermogen is een dynamisch gegeven; de schuldeiser duldt het bestuur door de schuldenaar over zijn eigen vermogen [10](#page=10).
#### 1.4.2 Afwijkingen op het vermogen als verhaalsobject
Er zijn afwijkingen op het principe dat het volledige vermogen als verhaalsobject dient [10](#page=10):
1. **Oneigenlijke afwijkingen**:
* **Zakelijke verbondenheid**: Slechts een bepaald goed dient als onderpand, vaak wanneer bijkomende waarborgen worden gegeven [10](#page=10).
* **Fiduciaire eigendomsoverdracht/Eigendomsoverdracht tot zekerheid**: In België niet erkend buiten de Wet financiële zekerheden, vanwege de numerus clausus van zakelijke rechten. Hierbij wordt de eigendom juridisch overgedragen aan de schuldeiser voor zekerheid [10](#page=10).
* **Trust**: Een buitenlands concept dat in België buiten wettelijke uitzonderingen niet kan worden toegepast [10](#page=10).
2. **Niet-integrale verhaal aansprakelijkheid**: De schuldeiser verbindt zich ertoe slechts een beperkt actief aan te spreken. Dit werkt wel vanuit het perspectief van de schuldeiser [10](#page=10).
* **Uit de wet**: Niet-vatbaarheid van de gezinswoning van zelfstandigen voor beslag, en diverse beslagbeperkingen (bv. art. 1408 Ger.W.). Overheidsgoederen genieten ook uitvoeringsimmuniteit [11](#page=11).
3. **Beperkingen op het dynamisch karakter van het vermogen**: Dit betreft zaken die de schuldeiser toelaten de fluctuaties in het vermogen van de schuldenaar te beperken [11](#page=11).
* **Sequester aanstellen**: Bij beslag of inbeslagneming wordt een derde aangesteld om het goed te bewaren [11](#page=11).
* **Zijdelingse vordering**: Een SE oefent een vordering uit die zijn SA heeft tegen diens SA. De opbrengsten vallen echter in het vermogen van de hoofdschuldenaar [11](#page=11).
* **Gevallen van niet-tegenwerpelijkheid**: Een SE kan een handeling van zijn SA naast zich neerleggen (bv. veinzing, actio pauliana) [11](#page=11).
* **Verdachte periode (faillissementen)**: Maakt transacties ongedaan [11](#page=11).
* **Negatieve verbintenis (uit overeenkomst)**: Een SE verbindt zich ertoe aan andere SE geen of geen betere zekerheden te verschaffen [11](#page=11).
* **Voorlopige bewindvoering**: De rechtbank stelt een bewindvoerder aan bij wanbeheer [11](#page=11).
* **Publiciteit**: Registers (pandregister, hypotheekregister) bieden SE informatie over de toestand van het vermogen van de SA [11](#page=11).
4. **Beperkingen op eenheid van het vermogen**:
* **Rechtspersoon oprichten**: Creëert een tweede vermogen, maar de link met het persoonlijke vermogen blijft bestaan (aandelen). De RP kan doorweekt worden [12](#page=12).
* **Kwaliteitsrekening/derdenrekening**: Enkel wettelijk mogelijk voor specifieke beroepen zoals advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en vastgoedmakelaars (art. 3.37 BW) [12](#page=12).
* **Activa in onverdeeldheid**: Een maatschapsvermogen staat afgescheiden van het vermogen van de maten en vormt een ‘doelvermogen’ [12](#page=12).
* **Faillissement natuurlijke persoon**: Het concept van de "fresh start" geeft de failliet een nieuw vermogen dat buiten de samenloop valt [12](#page=12).
### 1.5 Het vermogen en de samenloop
Uitgangspunt is de individuele tenuitvoerlegging, waarbij 'wie eerst komt, eerst maalt'. Wanneer meerdere SE's aanspraak maken op hetzelfde onderpand, ontstaat **samenloop**. Dit kan gebeuren bij [13](#page=13):
* Meerdere opeenvolgende beslagen [13](#page=13).
* Faillissement [13](#page=13).
* Vrijwillige of gerechtelijke ontbinding van een RP [13](#page=13).
* Collectieve schuldenregelingen [13](#page=13).
In geval van samenloop moet de gelijkheid onder de SE's worden gewaarborgd (evenredigheid/paritas creditorium/pari passu). Iedereen wordt gelijk behandeld, pondspondsgewijs (in verhouding tot de vordering) [13](#page=13).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Kleine samenloop**: Heeft slechts betrekking op de inbeslaggenomen goederen en enkel op de SE's die hier deel van uitmaken [13](#page=13).
* **Grote samenloop**: Betreft het volledige vermogen en alle SE's (bv. faillissement, ontbinding RP, collectieve schuldenregeling NP) [13](#page=13).
Bij grote samenloop geldt het **fixatiebeginsel**: het vermogen en de aanspraken worden op het ogenblik van samenloop gefixeerd [13](#page=13).
### 1.6 Bevoegde rechtbanken
* **Ondernemingsrechtbank**: Exclusief bevoegd voor geschillen die voortvloeien uit Boek XX WER, inclusief vorderingen tussen of tegen ondernemingen [13](#page=13).
* **Arbeidsrechtbank**: Uitsluitend bevoegd voor Collectieve Schuldenregelingen (CSR) [13](#page=13).
* **Beslagrechter**: Binnen de rechtbank van eerste aanleg, bevoegd voor alle geschillen inzake beslag-, executie- en zekerheidsrecht [13](#page=13).
---
# Zakelijke en persoonlijke zekerheidsmechanismen
Dit deel van de studiegids behandelt de verschillende mechanismen die worden gebruikt om zakelijke en persoonlijke zekerheden te vestigen, met een focus op hun aard, totstandkoming, werking en onderlinge verhouding.
## 2 Zakelijke en persoonlijke zekerheidsmechanismen
Dit onderdeel introduceert en analyseert de diverse instrumenten die schuldeisers kunnen aanwenden om hun vorderingen te waarborgen, onderverdeeld in zakelijke zekerheden (afgeleid uit de wet of overeenkomst) en persoonlijke zekerheden [14](#page=14).
### 2.1 Zakelijke zekerheden krachtens de wet: voorrechten
Voorrechten zijn zekerheden die uitsluitend uit de wet voortvloeien en verlenen recht van voorrang bij uitbetaling, maar bieden geen volgrecht. Ze zijn gekoppeld aan een specifieke vordering en slaan op een bepaald goed. Het voorrecht heeft een accessoir karakter en volgt het lot van de bevoorrechte vordering. Zakelijke subrogatie speelt een rol wanneer een materieel goed wordt vervangen door een schuldvordering [14](#page=14).
#### 2.1.1 Algemene voorrechten
Deze voorrechten slaan op alle roerende en onroerende goederen van de schuldenaar [15](#page=15).
* **Voorrecht voor gerechtskosten:** Ingevoerd om billijkheidsredenen; slaat op alle kosten gemaakt door een schuldeiser onder gezag van een rechterlijke instantie tot behoud of verdeling van het vermogen van de schuldenaar. Het is van relatieve aard en kan slechts ingeroepen worden tegen schuldeisers in wier belang de kosten gemaakt werden en op goederen die door de procedure werden behouden of te gelde gemaakt [15](#page=15).
* **Voorrecht schatkist gerechtskosten strafzaken:** Zorgt ervoor dat de overheid als eerste betaald wordt bij samenloop, maar slaat slechts subsidiair op onroerende goederen en vereist inschrijving voor onroerende goederen. Het geldt enkel voor gerechtskosten, niet voor strafrechtelijke boetes of schadevergoedingen [15](#page=15).
* **Voorrecht advocaat in strafzaken:** Werkt zoals het voorrecht van de schatkist voor gerechtskosten [15](#page=15).
* **Voorrecht op alle roerende goederen:** Slaat op alle roerende goederen, maar subsidiair ook op onroerende goederen voor zover de opbrengsten van de onroerende goederen niet uitgeput zijn door andere rechthebbenden [15](#page=15).
**Rangorde van algemene voorrechten (volgens art. 19 Hyp. W.):**
1. Voorrecht gerechtskosten [16](#page=16).
2. Voorrecht begrafeniskosten [16](#page=16).
3. Voorrecht kosten laatste ziekte (kosten gedurende één jaar voorafgaand aan overlijden/samenloop, gemaakt op medisch voorschrift) [16](#page=16).
4. Onderhoudsschulden (plafond van maximaal 15.000 euro is bevoorrecht) [16](#page=16).
5. Voorrechten uit het sociaal recht (bv. loon werknemer, RSZ, kinderbijslagfonds) [16](#page=16).
6. Voorrecht vordering lichamelijke schadevergoeding (voortvloeiend uit een strafbaar feit) [16](#page=16).
7. Leverancier van levensmiddelen (van zes maanden voorafgaand aan samenloop) [17](#page=17).
8. Fiscale voorrechten (vallen onder de Wetboek Invordering en slaan ook op verhogingen en boetes) [17](#page=17).
> **Tip:** Het algemene voorrecht slaat normaal enkel op het hoofdbedrag van de vordering, tenzij de wet anders bepaalt [16](#page=16).
#### 2.1.2 Bijzondere voorrechten
Deze voorrechten slaan op bepaalde goederen en hebben voorrang op algemene voorrechten [18](#page=18).
* **Voorrechten op bepaalde roerende goederen (art. 20 Hyp. W.):**
1. **Kosten van uitwinning/vereffiffening/boedelredding:** Het voorrecht van de gerechtskosten opnieuw, maar dan op bepaalde roerende goederen [18](#page=18).
2. **Voorrecht verhuurder/verpachter onroerend goed:** Slaat op de roerende goederen die het verhuurde pand opstalden (bv. huisraad). Het kan ook goederen van derden in het pand omvatten, tenzij de verhuurder expliciet op de hoogte is gesteld dat deze niet van de huurder zijn. Dit voorrecht omvat ook huurgelden, huurherstellingen en andere verbintenissen gerelateerd aan de huur, inclusief interesten. Bij een huurcontract met een vaste datum zijn alle vorderingen bevoorrecht; zonder vaste datum geldt het voor twee vervallen jaren, het lopende jaar en één toekomstig jaar [18](#page=18).
3. **Voorrecht pandhouder:** Zie infra [19](#page=19).
4. **Voorrecht kosten tot behoud van de zaak:** Slaat op kosten voor het behoud van specifieke roerende goederen, zoals reparaties. Dit geldt ook voor kosten die roerende goederen vrijwaren, zoals onderhoud aan een loods. Het voorrecht gaat verloren bij onroerendmaking, tenzij het bedrijfsuitrustingsmaterieel betreft [19](#page=19).
5. **Voorrecht van onbetaalde verkoper:** Recht op uitbetaling van de prijs na verkoop van een onbetaald roerend goed. Slaat enkel op de hoofdprijs. Het goed moet nog roerend en in natura aanwezig zijn bij de schuldenaar, tenzij er sprake is van zakelijke subrogatie [20](#page=20).
* **Andere beschermingstechnieken voor de onbetaalde verkoper:**
* **Retentierecht:** Mogelijkheid om het goed bij te houden zolang de koper niet betaalt, zelfs na overgang van eigendom [20](#page=20).
* **Recht van terugvordering:** Mogelijk binnen 8 dagen na levering bij een contante koop [20](#page=20).
* **Ontbinding:** Mogelijk voorafgaand aan levering of na levering, tenzij er sprake is van samenloop (tenzij contante koop binnen 8 dagen) [20](#page=20).
* **Eigendomsvoorbehoud:** Zolang de prijs niet betaald is, blijft de verkoper eigenaar. Geldig mits schriftelijk en uiterlijk op het moment van levering. Het gaat over op verwerkte of vermengde goederen, en na registratie ook op onroerendgemaakte goederen [21](#page=21).
* **Voorrechten op bepaalde onroerende goederen (art. 27 Hyp. W.):**
1. **Hypotheek:** Zie infra [22](#page=22).
2. **Gerechtskosten:** [22](#page=22).
3. **Verzekeraar:** Voorrecht op de verzekerde zaak voor de premie (maximaal 2 jaar) [22](#page=22).
4. **Voorrecht onbetaalde verkoper van een onroerend goed:** Slaat op de verkochte onroerende zaak en is werkzaam vanaf de overschrijving van de eigendomsoverdragende titel [23](#page=23).
5. **Voorrecht VME (Vereniging van Mede-eigenaars):** Slaat op de kavel van een verzuimende eigenaar voor bijdragen van het lopende en voorgaande boekjaar. Dit voorrecht gaat voor op hypothecaire schuldeisers [23](#page=23).
### 2.2 Zakelijke zekerheden krachtens overeenkomst: Pand
Pand is een zakelijke zekerheid op een roerend goed, tot stand komend krachtens overeenkomst. Het nieuwe pandrecht is consensueel, tenzij de pandgever een consument is (dan is een geschrift vereist). Registratie in het pandregister is vereist voor tegenwerpelijkheid [23](#page=23).
* **Voorwerp van pand:** Alle (on)lichamelijke roerende goederen, vatbaar voor overdracht, alsook het geheel van goederen (bv. handelszaak) en toekomstige goederen [24](#page=24).
* **Voor welke schuldvorderingen:** Huidige en toekomstige schulden, met een geregistreerd maximumbedrag in het pandregister [24](#page=24).
* **Tegenwerpelijkheid:** Vereist registratie in het pandregister (geldig voor 10 jaar). Vuistpand is ook mogelijk [24](#page=24).
* **Gevolgen pand:** De pandgever blijft eigenaar met beperkt gebruiks- en beschikkingsrecht. De pandhouder heeft een volgrecht, tenzij de verkrijger te goeder trouw handelde of het goed verwerkt werd binnen de normale bedrijfsuitoefening [24](#page=24).
* **Uitwinning:** Kan contractueel geregeld worden (buitengerechtelijk), tenzij de schuldenaar een consument is (dan is tussenkomst rechter vereist) [25](#page=25).
#### 2.2.1 Bijzondere regimes pand
* **Pand op financiële activa (WFZ):** Worden niet gehinderd door samenloop en vereisen geen registratie [25](#page=25).
* **Stil pandrecht:** Komt tot stand via wilsovereenstemming (geen registratie vereist) [25](#page=25).
### 2.3 Zakelijke zekerheid krachtens overeenkomst: Hypotheek
Hypotheek is een zakelijk zekerheidsrecht op een onroerend goed (of schepen), dat de schuldeiser voorrang verleent op de opbrengst van het bezwaarde goed. Het is een bijkomend, ondeelbaar recht [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Kenmerken:** Geeft een absoluut volgrecht. Publiciteit via overschrijving in het register van inschrijvingen is noodzakelijk voor tegenwerpelijkheid aan derden [26](#page=26).
* **Soorten:** Wettelijke, conventionele en testamentaire hypotheek [26](#page=26).
* **Conventionele hypotheek:** Vereist een notariële akte. Alternatieven zoals een hypothecaire volmacht of hypotheekbelofte bieden lichtere rechten [26](#page=26).
* **Specialiteitbeginsel:** Slaat op een bepaald onroerend goed, inclusief toebehoren en verbeteringen [27](#page=27).
* **Inschrijving:** Vereist voor tegenwerpelijkheid en vervalt na 30 jaar (hernieuwing mogelijk). Een eerdere inschrijving van beslag kan voorrang verlenen op een later ingeschreven hypotheek [27](#page=27).
* **Uitwinning:** Gebeurt via de procedure van uitvoerend beslag op onroerend goed [27](#page=27).
### 2.4 Onderlinge verhoudingen zakelijke zekerheidsrechten
In principe geldt de paritas creditorium (pondspondsgewijze verdeling). Bij samenloop of wanneer er geen paritas is, bepalen de rangen de voorrang [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Voorrechten:** Bijzondere voorrechten hebben voorrang op algemene voorrechten, met uitzondering van gerechtskosten en begrafeniskosten die soms ook voorrang krijgen op bijzondere voorrechten [28](#page=28).
* **Pand:** Tegenover andere pandhouders geldt anterioriteit (datum van tegenwerpelijkheid). Tegenover andere rechtenhouders geldt eveneens anterioriteit, met superprioriteit voor de onbetaalde verkoper en onderaannemer in bepaalde gevallen [28](#page=28).
* **Hypotheek:** De datum van inschrijving bepaalt de rang. In geval van geen registratie, heeft een voorrecht voorrang op een hypotheek [28](#page=28) [29](#page=29).
### 2.5 Persoonlijke zekerheidsmechanismen: Borgtocht en Patronaatsverklaring
Deze mechanismen bieden een mogelijke aanspraak op een bijkomend vermogen, in plaats van op een bepaalde zaak [29](#page=29).
#### 2.5.1 Borgtocht
Een borg verbindt zich tegenover een schuldeiser om de verbintenis te voldoen indien de schuldenaar dat niet doet. Het is een overeenkomst tussen borgsteller en schuldeiser [29](#page=29).
* **Nieuwe definitie (Boek 9 Ger. W.):** Een verbintenis van een derde om aan een schuldeiser de betaling te waarborgen van een verbintenis van de hoofdschuldenaar [30](#page=30).
* **Borgtocht (accessoire persoonlijke zekerheid):** De verbintenis van de borg is verbonden aan de hoofdverbintenis [30](#page=30).
* **Autonome garantie (persoonlijke zekerheid):** Gaat verder dan borgtocht en blijft bestaan als echte garantie, zelfs indien de hoofdverbintenis vervalt [30](#page=30).
* **Gemeenschappelijke bepalingen (Boek 9):** Regels van borgtocht zijn aanvullend, tenzij het consumentenborg betreft (dwingend recht) [30](#page=30).
* **Hoofdelijkheid tot zekerheid:** Een partij tekent mee met de hoofdschuldenaar, maar enkel tot zekerheid [30](#page=30).
* **Totstandkoming:** Consensueel, tenzij consumentenborg (dan geschrift vereist). Bewijs is nodig (geschrift) [30](#page=30).
* **Borg = Accessorium:** Borgstelling is enkel mogelijk voor een geldige hoofdverbintenis en kan nooit verder reiken dan die hoofdverbintenis. Mogelijk voor toekomstige schulden (met correcte bepalingen) [31](#page=31).
* **Rechten en verplichtingen borg:** Gehouden tot de gewaarborgde verbintenis en haar accessoria [31](#page=31).
* **Hoofdelijke borgstelling:** Borg verbindt zich hoofdelijk met de hoofdschuldenaar [31](#page=31).
* **Gewone borgstelling:** Principe van subsidiariteit; hoofdschuld moet opeisbaar zijn en hoofdschuldenaar in gebreke blijven. Borgsteller kan zich beroepen op voorrecht van uitwinning [32](#page=32).
* **Voorrecht van schuldsplitsing:** Bij meerdere borgen staat men enkel in voor zijn deel [32](#page=32).
* **Verhaal op SA:** Na betaling heeft de borgsteller verhaal op de hoofdschuldenaar [32](#page=32).
* **Informatieplicht schuldeiser:** Schuldeiser moet op verzoek van de borgsteller inzage geven in de schuld en de borgsteller verwittigen bij ingebrekestelling van de hoofdschuldenaar [32](#page=32).
* **Consumentenborg:** Sterk beschermd, met veel precontractuele en jaarlijkse informatieplichten. Autonome garanties zijn verboden voor consumenten [32](#page=32).
#### 2.5.2 Patronaatsverklaring
Verklaringen afgelegd door een derde (patroon) ten gunste van degene waarvoor de patroon instaat, vaak in context van vennootschapsgroepen. Het is een (al dan niet bindende) toezegging dat de hoofdschuldenaar zijn verbintenis zal nakomen, zonder zelf de verbintenis na te komen [33](#page=33).
* **Soorten:**
* **Reputationele verbondenheid:** Niet-bindend, vloeit voort uit de reputatie van de patroon [34](#page=34).
* **Zekere participatie aanhouden:** Belofte om een bepaalde participatie te behouden in de dochtervennootschap [34](#page=34).
* **Verbintenissen mbt bestuur/financiën dochter:** Zorgen voor goed bestuur of ter beschikking stellen van nodige middelen. Dit kan leiden tot contractuele schadevergoeding indien niet nagekomen [34](#page=34).
#### 2.5.3 Covenants / Negatieve zekerheden
Overeenkomsten waarbij een partij zich verbindt iets te stellen dan wel na te laten, vaak in kredietovereenkomsten [34](#page=34).
* **Negatieve zekerheid / negative pledge:** De kredietnemer verbindt zich ertoe om geen pand te vestigen op bepaalde goederen ten gunste van anderen. Dit verhoogt de kans dat de kredietgever betaald wordt [34](#page=34).
---
# Commercieel insolventierecht: procedures en faillissement
Dit deel focust op de procedures rond insolventie van ondernemingen, inclusief preventieve mechanismen, gerechtelijke reorganisaties (GREO), overdrachten onder gerechtelijk gezag (OGG), stille faillissementen en het klassieke faillissement.
### 3.1 Inleiding en situering
Ondernemingen kunnen op twee manieren verdwijnen: vrijwillig (stopzetting/ontbinding en vereffening) of gedwongen (faillissement of gerechtelijke ontbinding). Het commercieel insolventierecht beoogt met preventieve mechanismen de continuïteit van de onderneming te waarborgen, in tegenstelling tot procedures gericht op discontinuïteit. De wet continuïteit onderneming (WCO), nu verwerkt in Boek 20 WER, vormt de basis voor deze procedures. Sinds 1 september 2023 is de omzetting van de Europese herstructureringsrichtlijn van kracht, wat een aanzienlijke hervorming teweegbracht met nieuwe definities, instrumenten voor de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (KOIM) en een hertekening van de reorganisatieprocedures [35](#page=35) [36](#page=36) [37](#page=37).
### 3.2 Preventieve mechanismen en reorganisatie
#### 3.2.1 Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (KOIM)
De KOIM voeren een depistage of handelsonderzoek uit om ondernemingen in moeilijkheden op te sporen. Ze kunnen ambtshalve een onderzoek starten op basis van gegevens uit een centrale databank met knipperlichten. Ondernemingen worden uitgenodigd voor een gesprek, wat een informele procedure is zonder bindende beslissingen [38](#page=38) [39](#page=39).
Sinds 1 september 2023 kunnen ondernemingen ook op eigen initiatief naar de KOIM stappen om een gesprek met hun schuldeisers (SE's) te faciliteren, met als doel schulden te regelen en toegevingen te verkrijgen [39](#page=39).
#### 3.2.2 Ondernemingsbemiddeling en gerechtelijke mandataris
Ondernemingsbemiddeling (art. XX. 29/2 WER) biedt externe hulp bij onderhandelingen met SE's en wordt aangevraagd bij de KOIM. Een gerechtsmandataris is een overkoepelend begrip voor specifieke mandaten binnen Boek XX WER, waaronder [40](#page=40):
* **Herstructureringsdeskundige (art. XX. 30 WER):** Aangesteld vóór een procedure om de redding van de onderneming te bevorderen.
* **Vereffeningsdeskundige:** Bezig met de vereffening van de onderneming (curator, vereffenaar, OGG-deskundige).
* **Voorlopig bewindvoerder (art. XX. 49 WER):** Kan het bewind over de onderneming overnemen, zowel tijdens een GREO (type 1) als als voorlopige maatregel (type 2).
#### 3.2.3 Buitengerechtelijk minnelijk akkoord (XX. 37-38 WER)
Dit zijn overeenkomsten buiten de gerechtelijke reorganisatie om, waarbij afspraken worden gemaakt over de betaling van opeisbare schulden. Hoewel er geen wettelijke regeling nodig is, moedigt de wetgever ze aan. Akkoorden worden neergelegd in het register van solvabiliteit (RegSol) en krijgen door homologatie door de ondernemingsrechtbank uitvoerbare kracht [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 3.2.4 Gerechtelijke reorganisatie (GREO)
Het doel van GREO is het voorkomen van faillissementen door tijdig in te grijpen en het tij te keren. Zelfs in staat van faillissement kan de opening van een reorganisatieprocedure nog mogelijk zijn. De procedure kan zowel openbaar als besloten verlopen [43](#page=43) [44](#page=44).
##### 3.2.4.1 Openbare procedure GREO
* **Krachtlijnen:** Opschorting van schulden en middelen van tenuitvoerlegging, continuïteit van de onderneming onder behoud van het bestuur (debtor in possession), optionele bijstand van een herstructureringsdeskundige of voorlopig bewindvoerder. Het doel is een akkoord met SE's te bereiken, minnelijk of collectief, om de solvabiliteit en rendabiliteit te herstellen [44](#page=44).
* **Toegangs- en toepassingsvoorwaarden:**
* **Personeel:** Ondernemingen in de zin van art. 1.1., 1° WER (uitzondering: publiekrechtelijke RP's en financiële sector). Het bestuur blijft in principe aan het hoofd van de onderneming [45](#page=45).
* **Materieel:** Een actuele of toekomstige continuïteitsbedreiging. Dit wordt vermoed indien het netto-actief daalt tot minder dan de helft van het kapitaal. De beoordeling is prima-facie [45](#page=45).
* **Start procedure:** Via een verzoekschrift ingediend in RegSol, met diverse bijlagen. Enkel de SA kan de procedure starten, tenzij er een voorlopig bewindvoerder is aangesteld [47](#page=47).
* **Gevolgen neerlegging verzoekschrift:** Geen publiciteit, behandeling in raadkamer (tenzij verzoek tot openbaarheid). Aanduiding van een gedelegeerd rechter die een verslag maakt over de ontvankelijkheid en gegrondheid [48](#page=48).
* **Mini-opschorting:** Periode tussen verzoekschrift en beslissing. Gedurende deze periode kan de onderneming niet failliet verklaard worden en is er een verbod op tegeldemaking. Reeds geplande tegeldemakingen kunnen onder bepaalde voorwaarden doorgaan [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Uitspraak rechtbank:** Verwerping of inwilliging van de aanvraag, wat leidt tot de opening van de GREO met een algemene opschorting van middelen van tenuitvoerlegging [49](#page=49).
* **Opschorting (max. 4 maanden, verlengbaar tot 12 maanden):** Periode voor het opstellen van het reorganisatieplan, met twee componenten: economisch herstel en schuldherschikking [50](#page=50).
* **Gevolgen t.a.v. goederen:** Opschorting van middelen van tenuitvoerlegging voor bestaande SE's (oude schulden), niet voor nieuwe schulden. Uitzonderingen gelden voor borgen, medeschuldenaars en financiële zekerheden [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Lopende overeenkomsten:** Blijven in principe lopen. De SA kan lopende overeenkomsten niet uitvoeren indien dit nodig is voor de reorganisatie. Schadebedingen tijdens de opschorting worden geschorst [53](#page=53).
* **Boedelschuldeisers/synthetische boedelschulden:** Schulden ontstaan na opening van de procedure of tijdens de opschorting krijgen een speciaal statuut [54](#page=54).
* **Reorganisatieplan:**
* **Minnelijk akkoord (art. XX. 64 WER):** Individuele overeenkomsten met SE's, homologatie door de rechtbank [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Collectief akkoord (art. XX. 70-70/1 WER):** Democratische principes toegepast op de collectiviteit van SE's. Vereist een dubbele meerderheid (per hoofd en per schuld) [57](#page=57) [59](#page=59).
* **KMO vs. Grote onderneming:** Verschillende systemen met afwijkende regels, met name inzake de "absolute priority rule" [58](#page=58) [60](#page=60).
* **Homologatie (art. XX. 79 WER):** Bindend maken van het akkoord door de rechtbank, met controle op o.a. de haalbaarheid en de rechten van SE's [60](#page=60).
* **Uitvoering plan:** Vanaf homologatie is het plan bindend. De SA is bevrijd van de schuldenlast [63](#page=63).
* **Voortijdige beëindiging:** Door SA, OM of belanghebbenden op basis van specifieke gronden [63](#page=63).
##### 3.2.4.2 Besloten procedure GREO
Dit is een minder ingrijpende procedure gericht op het vermijden van imagoschade. De procedure loopt in de raadkamer en er is geen openbaarheid [44](#page=44) [66](#page=66).
* **Start procedure:** Eenzijdig verzoek van de SA om een herstructureringsdeskundige aan te stellen [66](#page=66).
* **Aanstelling herstructureringsdeskundige:** Staat centraal en onderhandelt met SE's [66](#page=66).
* **Optionele beperkte opschorting:** Enkel op verzoek en gericht tegen individuele SE's [67](#page=67).
* **Overgang naar klassiek model:** Leidt tot een minnelijk of collectief akkoord [67](#page=67).
### 3.3 Overdrachten onder gerechtelijk gezag (OGG)
De OGG-procedure is gericht op de liquidatie van de rechtspersoon (RP) via een overdracht van de ondernemingsactiviteit. Een vereffeningsdeskundige wordt aangesteld om de overdracht te organiseren en realiseren. De procedure start regulier als een GREO, maar kiest tijdens de opschorting voor OGG. Het is ook mogelijk dat SE's of het OM de procedure starten, bijvoorbeeld indien de onderneming in staat van faillissement is of een openbare GREO mislukt [38](#page=38) [47](#page=47) [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Overdracht:** De vereffeningsdeskundige werft biedingen in, met voorrang voor het behoud van continuïteit en werkgelegenheid, en met inachtneming van de rechten van SE's. De rechtbank machtigt de verkoop. De rechten van SE's gaan over op de prijs [65](#page=65).
* **Gevolgen:** Na de overdracht wordt de RP gerechtelijk ontbonden of failliet verklaard [65](#page=65).
### 3.4 Stil faillissement (Besloten voorbereiding van het faillissement)
Deze procedure, ingevoerd op 1 september 2023, vindt plaats vóór de formele faillietverklaring. Het doel is een overeenkomst te sluiten voor een overdracht van activa, met behoud van (een deel van) de werkgelegenheid, alvorens het faillissement bekend wordt gemaakt. Een beoogd curator fungeert als vereffeningsdeskundige met een toezichtsfunctie. De overdracht is pas definitief na de faillietverklaring [37](#page=37) [68](#page=68) [90](#page=90).
### 3.5 Faillissement
Faillissement is gericht op de discontinuïteit van de onderneming en de liquidatie van de activa om SE's zoveel mogelijk te voldoen. De wetgeving hieromtrent is sedert 1 september 2023 ook omgezet [35](#page=35) [68](#page=68).
#### 3.5.1 Algemene kenmerken
* **Samenloop:** Een geval van grote samenloop waarbij alle SE's collectief op het actief van de gefailleerde beslag leggen [74](#page=74).
* **Belangen SE's:** Staan centraal, met uitzondering van de "fresh start" voor natuurlijke personen (NP) [69](#page=69).
#### 3.5.2 Faillissementsvoorwaarden
* **Personeel:** Van toepassing op ondernemingen in de zin van art. 1.1., 1° WER. Bijzondere gevallen betreffen o.a. overleden handelaren, stopgezette activiteiten, ontbonden RP's, VZW's en vrije beroepen. Voor vennootschappen geldt dat bestuurders persoonlijk failliet verklaard kunnen worden [69](#page=69).
* **Materieel:**
* **Duurzaam ophouden met betalen (staking van betaling):** Een feitelijke toestand van liquiditeitsproblemen die permanent is [70](#page=70).
* **Geschokt krediet:** Gebrek aan kredietwaardigheid waardoor SE's geen krediet of uitstel verlenen [71](#page=71).
#### 3.5.3 Initiatiefrecht en aangifte
* **Aangifte door de schuldenaar:** Wettelijke verplichting voor het bestuursorgaan om binnen een maand na staking van betalingen aangifte te doen. Sancties op laattijdige aangifte omvatten strafsancties en burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wrongful trading, kennelijk grove fout) [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Dagvaarding door schuldeiser, OM of vereffeningsdeskundige:** Andere mogelijkheden om het faillissement in te leiden [72](#page=72).
#### 3.5.4 Faillissementsvonnis
De beslissing van de ondernemingsrechtbank die de onderneming failliet verklaart. Hierin worden de curator, de rechter-commissaris en de datum van staking van betalingen vastgesteld. Het vonnis bepaalt de termijn voor aangifte van schuldvorderingen en de datum voor de eerste PV van verificatie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad [73](#page=73).
#### 3.5.5 Rechtsgevolgen t.a.v. vermogen gefailleerde
* **Buitenbezitsstelling:** De gefailleerde verliest het bewind over zijn goederen; enkel de curator mag dit nog uitoefenen. Handelingen van de gefailleerde na faillietverklaring zijn niet tegenwerpelijk aan de curator en de boedel, tenzij het nieuwe goederen betreft die buiten de boedel vallen (fresh start voor NP) [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Samenloop en vorming boedel:** Alle SE's komen samen tegen hetzelfde actief. De vorderingen worden gefixeerd op het moment van faillietverklaring. Er wordt een boedel gevormd bestaande uit het vermogen van de onderneming. SE's worden ingedeeld in SE's in de boedel (chirografaire, algemeen bevoorrechte) en separatistenposities (SE's met zakelijke zekerheid). Boedelschulden (aangegaan na faillissement of tijdens opschorting) gaan voor op alle andere schulden [74](#page=74) [75](#page=75).
* **Stopzetting middelen van tenuitvoerlegging:** Voor SE's in de boedel is er geen individueel verhaal, beslag of gedwongen verkoop meer mogelijk. Separatisten behouden hun individuele vervolgings- en uitvoeringsrechten, zij het met enkele afzwakkingen [76](#page=76).
* **Eisbaarheid termijnschulden (XX. 116 WER):** Alle termijnvoordelen vervallen, schulden worden onmiddellijk opeisbaar [77](#page=77).
* **Stuiting loop interesten (XX. 117 WER):** Interesten lopen niet meer vanaf de faillietverklaring, met uitzonderingen voor separatisten en borgen/medeschuldenaars [78](#page=78).
* **Wettelijke hypotheek (XX. 150 lid 2 WER):** Curator neemt een wettelijke hypotheek op onroerende goederen ten behoeve van de boedel [78](#page=78).
#### 3.5.6 Rechtsgevolgen van vroegere handelingen
* **Gemeenrecht: Niet-tegenwerpelijkheid:** Curator kan handelingen met verplichte publiciteit die nog niet tegenwerpelijk zijn gemaakt, niet tegenwerpelijk verklaren [78](#page=78).
* **Specifieke regeling handelingen tijdens verdachte periode (XX. 105 WER):** Handelingen gesteld in de periode vóór de faillietverklaring (max. 6 maanden) kunnen niet-tegenwerpelijk worden verklaard indien ze de boedel hebben verarmd (optie 1-4: handelingen om niet/met onevenwicht, betalingen, zakelijke zekerheid) [79](#page=79) [80](#page=80).
* **Actio Pauliana bij bedrieglijke benadeling (XX. 114 WER):** Ruimer toepassingsgebied, ongeacht de periode, indien handelingen de rechten van SE's bedrieglijk benadelen [80](#page=80).
#### 3.5.7 Impact op lopende overeenkomsten
Principe: continuïteit van lopende overeenkomsten [81](#page=81).
Uitzonderingen: intuitu personae overeenkomsten (tenzij arbeidsovereenkomsten) en ontbindende voorwaarden gekoppeld aan faillissement [81](#page=81) [82](#page=82).
Gevolgen voor curator: voortzetting (met boedelschulden tot gevolg) of beëindiging [82](#page=82).
Gevolgen voor wederpartij: blijft gehouden tot prestatie, maar vordering is schuldvordering in de boedel. Klassieke gemeenrechtelijke technieken (retentierecht, ENAC, ontbinding) blijven mogelijk [82](#page=82).
#### 3.5.8 Faillissement en specifieke contracten
* Faillissement koper van koopwaar, huurder van roerend/onroerend goed, leasing [83](#page=83) [84](#page=84).
* Faillissement gehuwde natuurlijke persoon: impact op gemeenschappelijk vermogen (GV) [84](#page=84).
#### 3.5.9 Gevolgen voor borgen en medeschuldenaars
In principe geen invloed van faillissement op hen, maar ze worden wel aangesproken door de SE's. Consumentenborgen genieten specifieke bescherming [84](#page=84) [85](#page=85).
#### 3.5.10 Schuldenvergelijking
In principe niet meer mogelijk na faillissement, tenzij bij verknochte schuldvorderingen, de Fiscus of via nettingovereenkomsten [85](#page=85).
#### 3.5.11 Revindicaties
Eigenaars kunnen goederen terugvorderen, mits aan voorwaarden voldaan en goedkeuring curator/rechter-commissaris [85](#page=85).
#### 3.5.12 Gevolgen t.a.v. de persoon
Beperkte gevolgen, met behoud van handelingsbekwaamheid, buitenbezitsstelling en de plicht tot medewerking. Mogelijke sancties zijn bestuurs- en ondernemingsverboden [85](#page=85).
#### 3.5.13 Administratie van het faillissement
Verloop van de procedure met rollen voor de curator, rechter-commissaris, vergadering van schuldeisers en het OM [86](#page=86).
#### 3.5.14 Einde faillissementsprocedure
* **Vereffening:** Verkoop goederen en verdeling van de opbrengst onder de SE's [87](#page=87).
* **Sluiting faillissement:** Na kennisname van de faillissementsrekening. Fast track is mogelijk bij onvoldoende activa [88](#page=88).
* **Kwijtschelding (XX. 173 WER):** Automatisme voor NP's om verlost te worden van resterende schulden, met uitzonderingen voor o.a. onderhoudsschulden en strafrechtelijke boetes. Uitbreiding naar echtgenoot/WS-partner met beperkingen. Verzet door belanghebbenden is mogelijk [88](#page=88) [89](#page=89).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definitie |
|------|------------|
| Zekerheidsrecht | Het geheel van rechtsregels en mechanismen die ertoe strekken de kans op de nakoming van een verbintenis te vergroten, door aan de schuldeiser bepaalde waarborgen te verlenen op goederen of personen. |
| Insolventierecht | Het rechtsgebied dat de regels omvat betreffende de situatie waarin een schuldenaar zijn opeisbare schulden niet meer kan voldoen, met als doel een geordende afwikkeling van de boedel en een gelijke behandeling van de schuldeisers te waarborgen. |
| Pand | Een zakelijke zekerheid op een roerend goed, gevestigd door overeenkomst, waarbij de pandhouder een recht op voorrang verkrijgt op de opbrengst van het verpande goed bij wanbetaling door de pandgever. |
| Hypotheek | Een zakelijke zekerheid op een onroerend goed of een scheep, gevestigd bij notariële akte, die de hypotheekhouder het recht geeft om bij wanbetaling verkoop van het bezwaarde goed te eisen om zich op de opbrengst te verhalen. |
| Voorrecht | Een door de wet toegekende voorrang die een schuldeiser verkrijgt op een bepaald deel van het vermogen van de schuldenaar, vaak afhankelijk van de aard van de vordering of de goederen waarop het voorrecht slaat. |
| Borgtocht | Een persoonlijke zekerheid waarbij een derde zich ertoe verbindt jegens de schuldeiser om de verbintenis van de hoofdschuldenaar na te komen, indien deze laatste in gebreke blijft. Het is een accessoir karakter, afhankelijk van de hoofdverbintenis. |
| Faillissement | Een gerechtelijke procedure van collectieve samenloop, gericht op de liquidatie van het vermogen van een onderneming die duurzaam heeft opgehouden te betalen, teneinde de schuldeisers zoveel mogelijk gelijkwaardig te voldoen. |
| Gerechtelijke reorganisatie (GREO) | Een procedure die beoogt de continuïteit van een onderneming in moeilijkheden te waarborgen, door het afsluiten van een reorganisatieplan met schuldeisers, hetzij minnelijk, hetzij collectief, onder toezicht van de rechtbank. |
| Boedelschuld | Een schuld die ontstaat na de opening van een faillissement of tijdens de opschortingsperiode van een gerechtelijke reorganisatie, die voorrang geniet op de bestaande schulden in de boedel en direct uit de boedel wordt voldaan. |
| Samenloop | De situatie waarin meerdere schuldeisers tegelijkertijd aanspraak maken op hetzelfde onderpand of het gehele vermogen van de schuldenaar, wat leidt tot een gelijkgerechtige verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers (paritas creditorium). |
| Zakelijke zekerheden | Zekerheden die rusten op een bepaald goed (roerend of onroerend) en de schuldeiser een recht geven op dat goed of de opbrengst ervan bij wanbetaling, zoals pand, hypotheek en bijzondere voorrechten. |
| Persoonlijke zekerheden | Zekerheden die rusten op het vermogen van een persoon (de borgsteller) die zich solidair of subsidiair verbindt tot betaling van de schuld van de hoofdschuldenaar, zoals borgtocht en patronaatsverklaringen. |
| Revindicatie | Het recht van de eigenaar om een zaak op te eisen die zich nog in zijn vermogen bevindt, ook al is deze in het bezit van een ander, bijvoorbeeld een verkoper met eigendomsvoorbehoud die zijn goederen terugvordert na wanbetaling van de koper. |
| Staking van betaling | De feitelijke toestand waarin een onderneming duurzaam haar opeisbare schulden niet meer kan voldoen, wat een materiële voorwaarde is voor de faillietverklaring. Het gaat hierbij om een liquiditeitsprobleem, niet noodzakelijk om een negatieve balans. |
| Stil faillissement | Een procedure die voorbereidingen treft voor een faillissement, waarbij reeds voor de officiële faillietverklaring onderhandelingen worden gevoerd over de overdracht van activa, met behoud van werkgelegenheid, om de continuïteit van de ondernemingsactiviteit te waarborgen. |
| OGG (Overdracht onder gerechtelijk gezag) | Een procedure gericht op de overdracht van de ondernemingsactiviteit van een onderneming in moeilijkheden naar een andere entiteit, terwijl de oorspronkelijke rechtspersoon wordt geliquideerd, met behoud van de economische activiteit. |
| Conventionele hypotheek | Een hypotheek die vrijwillig door de eigenaar van een onroerend goed wordt gevestigd ten gunste van een schuldeiser, meestal ter zekerheid van een lening, en die vereist een notariële akte en inschrijving in het hypotheekregister om tegenwerpelijk te zijn aan derden. |
| Rechtsmisbruik | Het uitoefenen van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan overschrijdt en strijdig is met het doel waarvoor het recht is verleend, wat kan leiden tot afwijzing van de aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie. |
| Boedel | Het geheel van activa en passiva van een gefailleerde onderneming of natuurlijke persoon dat onder beheer komt van de curator ten behoeve van de schuldeisers. |
| Separatisten | Schuldeisers die hun vordering kunnen verhalen buiten de gezamenlijke boedel om, dankzij een zakelijke zekerheid (pand, hypotheek, bijzonder voorrecht) op specifieke goederen. Zij hebben voorrang op de andere schuldeisers. |