Cover
ابدأ الآن مجانًا syllabus 8 duivel.docx
Summary
# De afwezigheid van een duivel in de klassieke Oudheid
In de klassieke Oudheid kenden Griekse en Romeinse mythologieën geen concept van een duivel zoals we dat vandaag kennen; goden en mythologische wezens waren complex en ambivalent, vaak balancerend tussen goed en kwaad.
## 1. Goden en goden in de klassieke Oudheid: voor de komst van de duivel
### 1.1 Het Griekse pantheon: voorbij goed en kwaad
De Griekse mythologie kent geen duivelsfiguur. De onderwereld, Hades, is geen hel en de heerser ervan, Hades, is geen duivel. De straffen die figuren als Tantalus, Sisyphus en Ixion ondergingen, waren uitzonderlijk en specifiek bedoeld voor individuen die de goden hadden uitgedaagd, vaak door overmoed (*hybris*). Deze straffen illustreren de concepten van 'dichterlijke rechtvaardigheid', waarbij de straf proportioneel was aan de misdaad, hoe immoreel deze ook mag lijken vanuit hedendaags perspectief.
Homerus beschrijft in de *Odyssee* de Hades als een troosteloze plaats van non-existentie zonder morele betekenis voor de meeste zielen. De beroemde woorden van Achilles in de onderwereld – liever een arme loonslaaf op aarde dan koning in de Hades – illustreren de Griekse visie op het leven na de dood, die sterk verschilde van latere joods-christelijke opvattingen.
De goden in de klassieke mythologie werden niet gezien als uitsluitend goed of slecht. Ze waren onsterfelijk en machtig, maar moreel ambivalent. Ze gedroegen zich vaak op een pre-ethische, amorele manier, waarin hun macht en gekrenkte eergevoelens de overhand hadden. Figuren zoals Apollo, god van licht en wijsheid, toonden ook donkere kanten, zoals te zien is in de mythe van Niobe. Apollo en zijn zus Artemis doodden Niobe's kinderen als wraak voor haar hoogmoed, een collectieve bestraffing van onschuldigen die ethisch problematisch was.
Filosofen als Xenophanes bekritiseerden deze antropomorfe en immorele godenbeelden, waarbij hij de dichters Homerus en Hesiodus hekelde voor het toeschrijven van menselijke ondeugden aan goden, zoals diefstal en overspel. Zeus, de oppergod, bedroog Hera herhaaldelijk, maar werd niet als de duivel gezien; hij was de hoeder van het recht.
Dionysos (Bacchus in Rome) is een complex figuur die ambivalentie belichaamt. Hij is god van de natuurlijke instincten en wilde dieren, maar ook van cultuur, wijnbouw en theater. Zijn mythen tonen zowel welwillendheid als grote gevaarlijkheid, wat hem op een bepaalde manier verwant maakt aan de latere duivelsfiguur, maar zonder diens eenduidig boosaardige karakter.
### 1.2 Daimones: meer dan demonen
De Griekse mythologie kent ook 'daimones', waar de woorden 'demon' en 'demonisch' van zijn afgeleid. In de klassieke Oudheid had 'daimon' echter een bredere betekenis dan de latere joods-christelijke invulling. Het kon simpelweg 'god' betekenen, of een wezen dat het lot van de mens bepaalt. Een 'doodsd-daimon' bracht bijvoorbeeld gevallen helden naar de onderwereld, wat niet te vergelijken is met een duivel die zielen naar de hel sleurt.
Socrates' 'daimonion' (kleine demon) was geen boze geest, maar een innerlijke stem die hem inspireerde, wat de positieve connotatie van 'daimon' in die periode illustreert. Plato beschreef Eros als een 'daimon', een tussenwezen tussen mensen en goden, getekend door begeerte en een 'zoete waanzin'. Pas later, vanaf de tweede en derde eeuw CE, kreeg 'daimon' een negatievere lading bij sommige heidense auteurs.
### 1.3 Mythologische monsters en de oorsprong van duivelse beelden
De Griekse mythologie kende monsters zoals Harpyen, Sirenen, Erinyen (Furiën) en Gorgonen. Ook wezens zoals Pan, de half mens, half geit god van de velden en vruchtbaarheid, met een uitgesproken seksuele drang en het vermogen om panische angst te veroorzaken, droegen bij aan de latere beeldvorming van de duivel.
## 2. De Perzische godsdienst: het dualisme tussen goed en kwaad
### 2.1 Zoroastrisme: de strijd tussen Ahura Mazda en Angra Mainyu
De Perzische godsdienst, met name het Zoroastrisme, introduceerde een radicaal dualisme waarin goed en kwaad twee tegengestelde, goddelijke krachten waren die permanent in oorlog waren. De hoogste god, Ahura Mazda (de Wijze Heer), schiep twee geesten: Spenta Mainyu (de Goede Geest) en Angra Mainyu (de Boze Geest, ook Ahriman genoemd). Angra Mainyu koos uit vrije wil voor het kwade, de leugen en de ondeugden. Dit dualisme had een diepgaande invloed op het jodendom en indirect op het christendom, door de introductie van een strijd tussen een welwillende God en een actieve, boosaardige kracht.
### 2.2 Impact op jodendom en christendom
Het Zoroastrisme beïnvloedde het jodendom, met name na de Babylonische ballingschap. Kenmerken zoals een lineaire tijdsopvatting, de overwinning van het goede op het kwade aan het einde der tijden, een laatste oordeel, de opstanding der lichamen en de rol van een verlosser (Saoshyant) komen ook voor in het jodendom en christendom. De Perzische godsdienst weigerde beelden van goden, wat overeenkomsten vertoont met latere monotheïstische tradities. De *Vendidad*, een deel van de *Avesta*, bevat zelfs voorschriften tegen demonen.
### 2.3 Manicheïsme: extreem dualisme
Het Manicheïsme, een derde-eeuwse religie gesticht door Mani, omarmde een extreem dualisme waarbij materie als inherent boosaardig werd beschouwd en het geestelijke gevangen gehouden werd. Dit dualisme, waarin de duivel als schepper en heerser van de materiële wereld werd gezien, had een grote invloed en keerde terug in verschillende dualistische ketterijen. Augustinus, oorspronkelijk een manicheeër, bekritiseerde later de simplistische dualiteit en omarmde een meer platonisch concept waarbij het kwaad een afwezigheid van het goede is.
## 3. De ontwikkeling van de duivel in het Jodendom
### 3.1 Satan: geen duivel in de Joodse Bijbel
Het woord 'satan' in de Joodse Bijbel betekent 'tegenstander' en duidde oorspronkelijk geen specifieke duivelsfiguur aan. Het werd gebruikt voor menselijke tegenstanders in conflicten, zoals koning David als 'satan' werd gevreesd. Soms werd het woord gebruikt voor engelen die optraden als tegenstanders van mensen, maar altijd in opdracht van Jahwe. Het bekende verhaal van de sprekende ezel van Bileam illustreert dit: de engel van Jahwe, die als 'satan' wordt aangeduid, verhinderde Bileam om Israël te vervloeken. Deze engel was geen gevallen engel, maar een dienaar van God.
### 3.2 Engelen in de Joodse hofhouding
De Joodse Bijbel stelt zich Jahwe voor als een koning in een hemelse hofhouding, omringd door engelen. Een van deze engelen fungeerde als openbare aanklager, de 'satan' in het boek Job. Deze 'satan' testte Jobs geloof in opdracht van God, wat een belangrijk thema werd in de discussie over de oorsprong van het kwaad en de rechtvaardigheid van God. Echter, deze 'satan' maakte nog deel uit van de hemelse administratie en was geen opstandige engel.
### 3.3 Evolutie van het concept 'satan'
In latere Joodse geschriften, zoals het boek Zacharias, wordt de 'satan' als een meer zelfstandige kracht voorgesteld die tegen de wil van God in zou kunnen gaan, maar nog steeds door Jahwe tot de orde kan worden geroepen. De overgang van een goddelijke toorn die rampspoed veroorzaakt naar een 'satan' die tegen Israël keert, zoals te zien in 2 Samuël versus 1 Kronieken, duidt op een evolutie in het denken over de oorsprong van het kwaad.
### 3.4 Duivelse monsters: Leviathan en Behemoth
Oude Midden-Oosterse mythen, zoals de strijd van de god Marduk tegen het zeemonster Tiamat in het Babylonische *Enuma Elish*, zijn parallellen te vinden in de Bijbel. Jahwe wordt in psalmen en het boek Job voorgesteld als een god die strijdt tegen chaotische monsters zoals Leviathan en Behemoth. Deze wezens, in latere tradities geïnterpreteerd als duivelse monsters, vertegenwoordigen oorspronkelijk de oerchaos die door de goddelijke macht werd bedwongen.
### 3.5 Diabolisering van andere goden en culturen
Naarmate het jodendom zich ontwikkelde tot een monotheïstische religie, werden de goden en godinnen van andere volkeren gedemoniseerd. Namen als Asjera, Astarte en Baäl-Zebub, oorspronkelijk godheden, kregen later een demonische betekenis. Baäl-Zebub, de god van Ekron, werd bespot als 'meester van de vliegen' en geassocieerd met het duivelse. De Bijbel, met name het Nieuwe Testament, demoniseerde heidense godheden en hun cultussen, en koppelde deze aan Satan en zijn handlangers.
### 3.6 De gevallen engelen: het Boek Henoch en Jubileeën
Het verhaal van de gevallen engelen, de 'Wachters', dat cruciaal is voor de ontwikkeling van de duivel, komt niet voor in de canonieke Bijbel, maar wel in apocriefe teksten zoals het Boek Henoch en het Boek Jubileeën. Deze teksten, die dateren uit de tweede eeuw v.Chr., beschrijven hoe engelen gemeenschap hadden met menselijke vrouwen, wat leidde tot de geboorte van reuzen en de introductie van kennis van magie, wapens en andere culturele praktijken. De leider van deze engelen, Shemehaza, en zijn volgelingen werden gestraft en gevangen gezet.
Het Boek Jubileeën introduceert Mastema, de prins van de demonen, die een cruciale rol speelt in de herwerking van Bijbelse passages en de verklaring van Gods toelating van menselijk lijden en beproevingen. Mastema pleitte ervoor om een deel van de gevallen engelen te behouden om de mensheid te verleiden en te testen.
### 3.7 Lucifer: de gevallen morgenster
De naam Lucifer, verbonden met de morgenster, komt voort uit de vertaling van Jesaja 14:12, waarin de koning van Babylon wordt vergeleken met de 'lichtbrenger die 's ochtends geboren is' (*lucifer* in het Latijn). Oorspronkelijk verwees dit naar de planeet Venus, maar in de christelijke traditie werd het geassocieerd met de gevallen engel die uit trots en opstandigheid uit de hemel werd geworpen. De Bijbelse vermelding van Jezus die 'de Satan als een bliksemstraal uit de hemel zag vallen' (Lucas 10:18) wordt soms ook geassocieerd met deze legende, hoewel het waarschijnlijk een metafoor is voor de snelheid van de overwinning van het Koninkrijk Gods.
### 3.8 De slang in de Tuin van Eden
In het boek Genesis wordt de slang in het Paradijs beschreven als een sluw dier, maar zonder directe link naar Satan. Pas in latere joods-christelijke interpretaties, met name in het Nieuwe Testament (2 Korintiërs 11:3), wordt de slang geïdentificeerd als de duivel, de verleider van Eva. Joodse denkers als Philo van Alexandrië interpreteerden de slang echter allegorisch als het menselijke genotscentrum dat tot ongecontroleerd gedrag kan leiden.
### 3.9 Vrouwelijke demonen: Lilith
Lilith, een vrouwelijke demon die slechts één keer in de canonieke Bijbel (Jesaja 34:14) wordt genoemd, vindt haar oorsprong in oude Mesopotamische mythen van vrouwelijke demonen. In latere joodse tradities, zoals de Babylonische Talmoed en Het Alfabet van Ben Sirach, wordt Lilith beschreven als een gevleugelde demon die mannen verleidt en verantwoordelijk is voor wiegendood. Haar weigering om Adam te onderwerpen, wat leidde tot haar verbanning uit het Paradijs, is een belangrijk element in haar mythologie.
### 3.10 De duivel in het Nieuwe Testament: Diabolos
In het Nieuwe Testament wordt het Hebreeuwse 'satan' vertaald als het Griekse 'diabolos', wat 'tegenstander' en 'leugenaar' betekent. Jezus wordt voorgesteld in constante strijd met demonen en de duivel, die wordt aangeduid met verschillende namen zoals Satan, Beëlzebub en Belial. Het Nieuwe Testament beschrijft vele exorcismen door Jezus. De demonische bezetenheid wordt soms gekoppeld aan het spreken in tongen (glossolalie), hoewel dit ook als een gave van de Heilige Geest werd beschouwd. De duivel wordt vaak voorgesteld als iemand die zich vermomt als een engel van het licht.
### 3.11 Diabolisering van volkeren en culturen
Met de verspreiding van het christendom werden heidense goden en volkeren steeds meer gedemoniseerd. Hedense tempels werden vernietigd, beelden omvergeworpen en rituelen verboden. De koppeling van de duivel aan vrouwen leidde tot heksenvervolgingen. Het Evangelie van Johannes (8:44) beschrijft een gesprek waarin Jezus de Joodse leiders aanspreekt als 'kinderen van de duivel', wat desastreuze gevolgen zou hebben voor de jodenhaat in de Westerse geschiedenis. Judas Iskariot wordt voorgesteld als ingegeven door de satan, wat leidt tot verdere associatie van de naam Judas met de duivel en de Joden.
## 4. Het einde van de klassieke Oudheid en de opkomst van de duivel
### 4.1 De dualiteit van de klassieke goden en de afwezigheid van een duivel
De Griekse en Romeinse goden waren inherently ambivalent. Ze bezaten zowel krachtige als destructieve eigenschappen, en hun handelen was vaak pre-ethisch. Er was geen duidelijke tegenstander van het goede, geen entiteit die intrinsiek boosaardig was en tegen de goden opereerde. De chaos en het kwaad in de wereld werden eerder verklaard door de grilligheid van de goden, menselijke fouten, of de inherente imperfectie van de materiële wereld.
### 4.2 De opkomst van de duivel: een geleidelijke ontwikkeling
De figuur van de duivel, zoals we die nu kennen, is geen plotselinge creatie, maar het resultaat van een langdurige evolutie en syncretisme. De Perzische dualisme bood een raamwerk voor de conceptualisering van een specifieke boze macht. De Joodse traditie ontwikkelde het concept van 'satan' van een hemelse aanklager naar een meer zelfstandige tegenstander van God. De apocriefe teksten, met name het Boek Henoch en Jubileeën, speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van het verhaal van de gevallen engelen en de oorsprong van demonen. Het Nieuwe Testament integreerde deze ontwikkelingen en formaliseerde de duivel als Satan, de tegenstander van Christus en God, die de mensheid verleidt en bedreigt.
De klassieke Oudheid legde met zijn diverse mythologische en filosofische ideeën over de aard van het goddelijke, het kwaad en de menselijke conditie, wel de basis voor latere theologische en demonologische speculaties. De ambivalentie van de klassieke goden en de aanwezigheid van monsters uit de oerchaos boden echter geen directe voorloper voor een eenduidig geconceptualiseerde duivel. Dit concept zou zich pas volledig ontwikkelen door de interactie tussen Grieks-Romeinse, Joodse en Perzische religieuze en filosofische tradities.
---
# Oosterse dualistische invloeden op het concept van de duivel
Dit onderwerp verkent de invloed van Perzische religies, met name het Zoroastrisme, en het Manicheïsme op de ontwikkeling van het dualistische denken over goed en kwaad, en hoe dit de voorstelling van de duivel heeft gevormd.
### 2.1 De Griekse en Romeinse wereld: goden voorbij goed en kwaad
In de Griekse mythologie bestond geen duivel zoals wij die kennen. De onderwereld, Hades, was geen hel en de god Hades geen boosaardig wezen. Straffen in de onderwereld, zoals die van Tantalus en Sisyphus, waren uitzonderlijke, op specifieke individuen gerichte genoegens voor goddelijke autoriteit en niet onderdeel van een alomtegenwoordig systeem van verdoemenis. De goden zelf waren moreel ambivalent, vertoonden zowel welwillende als boosaardige trekken, en hun handelen was pre-ethisch, zonder universele morele standaarden. Goden als Apollo toonden dualiteit: enerzijds god van licht en rede, anderzijds verantwoordelijk voor de collectieve bestraffing van Niobe's kinderen. Filosoof Xenophanes bekritiseerde dit antropomorfe en immorele godsbeeld, en pleitte voor goden die beantwoorden aan morele normen.
### 2.2 Ontwikkeling van het concept 'demon'
Het Griekse woord 'daimon' had oorspronkelijk een bredere betekenis, variërend van 'god' tot 'lotbepalend wezen'. Socrates' 'daimonion' duidde op een goddelijke innerlijke stem. Pas later, in de Romeinse periode, kreeg 'daimon' een meer negatieve connotatie. De latere beeldvorming van demonen als boosaardige wezens is deels beïnvloed door mythische wezens zoals de Lamia en Empousa, die menselijke vormen aannemen om hun slachtoffers te verleiden en te vernietigen. Deze demonische figuren, met hun seksuele roofzucht, worden gezien als voorlopers van de middeleeuwse succubi en incubi. De demonisering van heidense goden en godinnen in het Jodendom en Christendom speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van de duivelsfiguur. Godheden uit andere pantheons werden gereinterpreteerd als demonen, waarbij hun namen en eigenschappen werden verdraaid.
### 2.3 Perzische dualistische invloeden: Zoroastrisme en Manicheïsme
Het **Zoroastrisme**, dat rond de 6e eeuw v.Chr. in Perzië ontstond, introduceerde een radicaal dualistisch godsbeeld. De hoogste god, Ahura Mazda (de Wijze Heer), schiep twee hoofdgeesten: Spenta Mainyu (de Goede Geest) en Angra Mainyu (de Boze Geest, ook Ahriman genoemd). Hoewel Angra Mainyu aanvankelijk neutraal geschapen was, koos hij uit vrije wil voor het kwade. Deze strijd tussen goed en kwaad is centraal in het Zoroastrisme. Deze dualistische opvatting had een significante impact op het Jodendom, met name tijdens de Babylonische ballingschap, en indirect op het Christendom. Kenmerken van het Zoroastrisme, zoals een lineaire tijdsopvatting, een eindstrijd tussen goed en kwaad, een laatste oordeel, de opstanding der lichamen, en de komst van een heiland (Saoshyant), vinden parallellen in latere Joodse en Christelijke eschatologie.
Het **Manicheïsme**, gesticht door Mani in de 3e eeuw n.Chr. in Perzië, was een extreem dualistische religie die materie als inherent kwaadaardig beschouwde en geest als puur goed. Materie was volgens Mani vermengd met het spirituele door een boze godheid, met als doel de spirituele elementen gevangen te houden. Voortplanting werd gezien als een middel om zielen langer in de materie te binden. De mens had de taak zijn geest te bevrijden van deze materiële gevangenschap. Augustinus van Hippo was een vooraanstaand aanhanger van het Manicheïsme voordat hij zich tot het Christendom bekeerde. De nadruk op het kwaad als een actief principe in de wereld, een centraal thema in het Manicheïsme, bleef door de eeuwen heen invloedrijk en keerde terug in diverse dualistische ketterijen, zoals de Katharen.
### 2.4 De ontwikkeling van de duivelsfiguur in het Jodendom
In het vroege Jodendom was er geen concept van een duivel als een specifieke kwaadaardige entiteit. Het Hebreeuwse woord 'satan' betekende 'tegenstander' en werd gebruikt voor menselijke tegenstanders in oorlogen, of voor engelen die in opdracht van Jahwe menselijke plannen dwarsboomden. Engelen die 'satan' genoemd werden, zoals de engel in het verhaal van Bileam, waren trouwe dienaren van God en geen opstandige wezens. Pas in latere Joodse geschriften, buiten de canon van het Oude Testament, zoals het Boek Henoch en het Boek Jubileeën, ontwikkelt zich het idee van een 'gevallen engel'.
* **Boek Henoch:** Dit boek introduceert de 'Wachters', engelen die zich vergrijpen aan menselijke vrouwen, wat leidt tot de geboorte van reuzen en de verspreiding van kwaadaardige kennis zoals magie en tovenarij. De leider van deze wachters, Shemhaza, wordt gezien als een voorloper van Satan. Dit boek beschrijft ook de eerste visionaire reizen door de hel, wat een sterk contrast vormt met de neutrale Sheol in de canonieke Bijbel.
* **Boek Jubileeën:** Hierin krijgt de leider van de demonen de naam Mastema, die staat voor 'vijandschap'. Mastema pleit bij Jahwe om een deel van zijn gevallen engelen te mogen behouden om de mensheid te verleiden en te testen. Dit verklaart moreel twijfelachtige passages in de Bijbel, zoals het offer van Abraham, door de verantwoordelijkheid bij Mastema te leggen.
De mythe van Leviathan en Behemoth, oeroude monsters uit het Nabije Oosten die door Jahwe werden bedwongen, droegen bij aan de beeldvorming van de duivel als een overwonnen chaoskracht. Ook de demonisering van heidense godheden, zoals Baäl-Zebub (omgevormd tot Beëlzebub) en Moloch (verbonden met kinderoffers en hellevuur), speelde een cruciale rol in de negatieve beeldvorming rond andere religies.
### 2.5 De duivel in het Nieuwe Testament: Diabolos
In het Nieuwe Testament, geschreven in het Grieks, wordt het Hebreeuwse 'satan' vertaald als 'diabolos', wat 'tegenstander' of 'leugenaar' betekent. De duivel wordt voorgesteld als de ultieme tegenstander van God, een moordenaar en de vader der leugen, verantwoordelijk voor de zondeval in het Paradijs. Jezus is in voortdurende strijd met demonen, en exorcismen zijn frequent. Hoewel het Nieuwe Testament geen systematische theologie van de duivel bevat, wordt hij wel bij verschillende namen genoemd, waaronder Satan, Beëlzebub en Belial. De associatie van Judas met de duivel en de demonisering van het Joodse volk als 'kinderen van de duivel' in het Evangelie van Johannes, hebben een diepgaande en nefaste impact gehad op de latere geschiedenis van antisemitische opvattingen.
### 2.6 Lucifer: de gevallen morgenster
De naam 'Lucifer' (lichtbrenger) is ontstaan uit een misinterpretatie van een passage in het boek Jesaja, waarin de koning van Babylon wordt vergeleken met de morgenster (Venus). Deze passage werd later geassocieerd met de opstand van een engel tegen God. In de apocriefe geschriften, met name het Leven van Adam en Eva, wordt de val van de engel verklaard door trots en afgunst jegens de schepping van de mens. Dit vormt de psychologische motivatie voor de duivels opstand en zijn pogingen om de mensheid ten val te brengen.
### 2.7 De slang in de Tuin van Eden
Hoewel het boek Genesis de slang in het Paradijs beschrijft als een sluw dier, wordt deze in latere Joodse en Christelijke interpretaties geïdentificeerd met de duivel. Het apocriefe Leven van Adam en Eva en het Boek Jubileeën werken dit verder uit, waarbij de slang als een manifestatie van de duivel fungeert die Eva verleidt. Deze interpretaties bieden een verklaring voor de oorsprong van het kwaad en de zondeval.
### 2.8 Vrouwelijke demonen: Lilith
Lilith is een prominente vrouwelijke demon die in de canonieke Bijbel slechts kort wordt genoemd. In latere Joodse tradities, met name in de Babylonische Talmoed en het Alfabet van Ben Sirach, wordt Lilith voorgesteld als een gevleugelde demon die mannen verleidt en verantwoordelijk is voor wiegendood. Zij weigert zich aan Adam te onderwerpen, vlucht uit het Paradijs en wordt vervloekt, wat leidt tot de geboorte van demonische kinderen. Haar beeldvorming is deels gebaseerd op oudere Mesopotamische vrouwelijke demonen zoals Lamashtu.
> **Tip:** Begrijp dat de ontwikkeling van het concept van de duivel een langdurig proces was, waarbij invloeden uit verschillende culturen en religieuze tradities samenkomen. Het Oude Testament bevat nog geen duidelijke duivelsfiguur, terwijl het Nieuwe Testament en latere apocriefe teksten deze rol verder uitwerken. De Perzische dualistische religies, met name het Zoroastrisme en Manicheïsme, hebben een cruciale rol gespeeld in het vormgeven van het dualistische denken over goed en kwaad dat de Joods-Christelijke duivelsconcept heeft beïnvloed.
---
# De evolutie van 'satan' en 'duivel' in het Jodendom en vroege christendom
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de evolutie van 'satan' en 'duivel' in het Jodendom en vroege Christendom.
## 3. De evolutie van 'satan' en 'duivel' in het Jodendom en vroege christendom
Dit onderwerp onderzoekt de ontwikkeling van het concept 'satan' van een eenvoudige 'tegenstander' tot een demonische entiteit, en hoe dit idee werd overgenomen en uitgebreid binnen joodse en vroege christelijke teksten.
### 3.1 God en de goden voor de komst van de duivel
De Griekse mythologie kende geen duivel. De onderwereld, Hades, was geen hel en Hades zelf was niet boosaardig. Straffen in de Griekse onderwereld waren uitzonderlijk en bedoeld voor individuen die de goden hadden uitgedaagd, zoals Tantalus, Sisyphus en Ixion, vanwege overmoed of hybris. De goden zelf waren amoreel en bezaten zowel goede als slechte eigenschappen. Apollo, god van licht en wijsheid, versloeg Python, maar zijn verhaal met Niobe toonde ook een donkere kant door de collectieve bestraffing van haar onschuldige kinderen. Filosofen zoals Xenophanes bekritiseerden dit antropomorfe en immorele godsbeeld. Dionysos, hoewel verbonden met extase en cultuur, vertegenwoordigde ook gevaar en destructie. Pan, half mens en half geit, werd geassocieerd met angst, maar was primair een beschermer van de natuur.
De Griekse term 'daimon' was oorspronkelijk een synoniem voor 'god' of een wezen dat het lot bepaalt, en niet per se boosaardig. Socrates gebruikte 'daimonion' voor zijn innerlijke stem, wat een goddelijke inspiratie suggereerde. Plato zag Eros eerder als een 'daimon', een tussenwezen tussen mensen en goden, gekenmerkt door begeerte. Pas later in de Grieks-Romeinse periode kregen 'demonen' een negatievere connotatie, zoals te zien is in verhalen over Lamia en Empousa, vrouwelijke wezens die mannen verleiden en doden, voorlopers van de succubus. Apollonius van Tyana's verhaal over een demonische bruid illustreert de demonisering van het bovennatuurlijke, waarbij de wetenschap (filosofie) deze magische illusies ontkracht. Een ander verhaal toont het zondebokmechanisme, waarbij een bedelaar als demon wordt bestempeld om de schuld voor een pestepidemie af te schuiven. Deze demonisering van 'de ander' is een terugkerend thema in de geschiedenis.
De Joodse God Jahwe was oorspronkelijk ook niet eenduidig goed. Passage uit het boek Samuël beschrijven hoe God David kiest uit drie straffen, waaronder pest, uitgevoerd door "de engel van Jahwe", wat wijst op een pre-ethische fase waarin engelen goddelijke bevelen uitvoeren, ongeacht hun gruwelijkheid. Naarmate het godsbeeld van Jahwe veranderde naar meer goedheid, werd het kwaad meer toegeschreven aan een externe entiteit, wat de opkomst van de duivel bevorderde. Filosofen als Plato en Epicurus worstelden met het theodicee-probleem: hoe kan een almachtige en goede God het bestaan van kwaad verklaren? Sextus Empiricus analyseerde de logische onmogelijkheid van een almachtige en algoede God in relatie tot het kwaad in de wereld.
### 3.2 Dualisme tussen goed en kwaad in de Perzische godsdienst
De Perzische godsdienst, met name het Zoroastrisme, had een grote invloed op het Jodendom. Dit dualistische systeem zag goed en kwaad als twee goddelijke krachten die in constante strijd waren. Ahura Mazda (Wijze Heer) schiep twee geesten: Spenta Mainyu (Goede Geest) en Angra Mainyu (Boze Geest, Ahriman). Ahriman koos vrijwillig voor het kwaad. Aristoteles interpreteerde dit als een strijd tussen twee goden, Oromasdes (Ahura Mazda) en Areimanios (Ahriman). De mens heeft een vrije wil en moet kiezen tussen waarheid en leugen. Het Zoroastrisme kende een lineaire tijdsopvatting met een eindstrijd waarin het goede overwint, een laatste oordeel, opstanding der lichamen en een verlossende heiland (Saoshyant). Deze ideeën, zoals de opstanding, zijn waarschijnlijk ouder dan in de Hebreeuwse Bijbel, waar ze voor het eerst voorkomen in het boek Daniël. Oudere goden werden in het Zoroastrisme tot demonen (daevas). Augustinus, die het Manicheïsme (een extreem dualistisch systeem gebaseerd op Zoroastrisme en Gnostiek) volgde, worstelde met het probleem van het kwaad. Het Manicheïsme zag materie als inherent boosaardig. De Platonische opvatting zag het kwaad echter als een afwezigheid van het goede, wat de mogelijkheid tot bekering van de duivel opwierp (apokatastasis), later veroordeeld als ketterij. Vele middeleeuwse dualistische bewegingen, zoals de Katharen, waren waarschijnlijk beïnvloed door Manicheïstische ideeën.
### 3.3 De satans: geen Duivel in de Joodse Bijbel
Het Hebreeuwse woord 'satan' betekende oorspronkelijk 'tegenstander', niet een specifieke demonische entiteit. In de Joodse Bijbel (Oude Testament) duidt 'satan' meestal op menselijke tegenstanders of op engelen die in opdracht van Jahwe handelen om mensen te dwarsbomen, zonder opstandig tegen God te zijn. Het verhaal van Bileams ezelin illustreert dit: de engel van Jahwe, die als 'satan' wordt aangeduid, verhindert Bileams plan, maar is geen gevallen engel. De Bijbel gebruikt 'malak' voor boodschappers van God, vergelijkbaar met het Griekse 'angelos'. Engelen vormden een hemelse hofhouding rond Jahwe. De 'satan' in het boek Job is een hemelse functionaris die Gods geloof test door Job beproevingen te laten ondergaan, maar handelt in opdracht van God. In Zacharias wordt de 'satan' voorgesteld als een aanklager, maar nog steeds onderworpen aan Jahwe. De ontwikkeling naar een meer zelfstandige 'satan' zien we in de verschuiving van verantwoordelijkheid in 2 Samuël 24:1 (Jahwe's toorn) naar 1 Kronieken 21:1 ('satan keerde zich tegen Israël').
### 3.4 Duivelse monsters: Leviathan en Behemoth
Oude Nabije Oosterse mythen, zoals uit Mesopotamië (Enuma Elish) en Ugarit, beschrijven een strijd tussen de oppergod (Marduk, Baäl) en chaosmonsters (Tiamat, Jam, Mot) die de orde hebben gevestigd. Jahwe's gevecht met monsters zoals Leviathan en Behemoth, zoals beschreven in Psalm 74 en Job, weerspiegelt deze 'combat myth'. De Bijbel wijst heidense goden zoals Baäl-Zebub (de 'Heer van de vliegen') en Moloch (geassocieerd met kinderoffers) aan als demonen, wat een demonisering van andere culturen en hun religies inhoudt. In het Nieuwe Testament wordt Baäl-Zebub een prins van de demonen. De naam Moloch is mogelijk een satirische verdraaiing van 'Malk' (koning). De praktijk van kinderoffers wordt in de Bijbel sterk veroordeeld.
### 3.5 De gevallen engelen: de duivel buiten de Bijbel
Het concept van de gevallen engelen, zoals de strijd tussen Michaël en de draak in Openbaring, is cruciaal voor de evolutie van de duivel. Het Boek Henoch en het Boek Jubileeën, hoewel apocrief, bieden belangrijke inzichten. In Henoch worden de 'Wachters' (zonen van God) beschreven die zich met menselijke vrouwen vermengen, reuzen voortbrengen en kennis over magie en wapens introduceren. Hun leider, Shemehaza, en anderen worden verbannen en gestraft. De 'zonen van God' uit Genesis 6:2-4 worden hier verder uitgewerkt. Jubileeën introduceert Mastema (vijandschap) als de prins der duivels, die negentig procent van de gevallen engelen gevangen laat zetten, terwijl tien procent mag blijven om de mensheid te testen. Dit verklaart het kwaad als een gevolg van Gods toestemming voor deze testen.
Het apocriefe Leven van Adam en Eva geeft een psychologische motivatie voor Satans opstand: trots en hoogmoed omdat hij zich moest buigen voor de mens. Dit verklaart de oorsprong van het kwaad en de verleiding van Eva. In sommige versies van dit verhaal is Kaïn een kind van de duivel en Eva, wat zijn moord op Abel verklaart.
### 3.6 Lucifer: de gevallen morgenster
De naam Lucifer (lichtbrenger) is afgeleid van de vertaling van Jesaja 14:12 in de Latijnse Vulgaat, waar de val van de koning van Babylon wordt vergeleken met de 'morgenster' (Helel ben Shahar). Dit beeld werd later geassocieerd met een gevallen engel. Jezus' uitspraak "Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen" kan worden geïnterpreteerd als een metafoor voor de snelheid waarmee het rijk van de duivel door zijn optreden ten einde komt. In de Openbaring van Johannes identificeert Christus zich als de stralende morgenster, maar vermijdt hij de associatie met Lucifer, die duisternis verdrijft.
### 3.7 De slang in de Tuin van Eden
In het boek Genesis zelf is de slang een dier en niet expliciet de duivel. De verbinding wordt later gelegd door interpretatie, met name door Paulus. Sommige Joodse groeperingen (Sadduceeën) geloofden niet in engelen of geesten. Philo van Alexandrië interpreteerde het slangverhaal allegorisch: Adam vertegenwoordigt de ratio, Eva de zintuigen, en de slang het genotscentrum. Het verbod op de vrucht symboliseert zelfbeheersing.
### 3.8 Vrouwelijke demon: Lilith
Lilith, een vrouwelijke demon, wordt kort genoemd in Jesaja als een bewoner van de woestijn. In de Babylonische Talmoed en het Alfabet van Ben Sirach wordt zij voorgesteld als een gevleugelde demon die mannen verleidt en verantwoordelijk is voor wiegendood. In het verhaal van Ben Sirach weigerde Lilith zich aan Adam te onderwerpen en werd ze uit het paradijs verbannen, waarbij dagelijks honderd van haar kinderen stierven. Zij wordt beschouwd als een voorloper van de succubus.
### 3.9 De duivel in het Nieuwe Testament: diabolos
Het Griekse 'diabolos' (tegenstander, lasteraar) werd de vertaling van het Hebreeuwse 'satan' in het Nieuwe Testament. De duivel wordt hier voorgesteld als de ultieme tegenstander en leugenaar. Jezus wordt herhaaldelijk geconfronteerd met demonen en demonische krachten. De synoptische evangeliën beschrijven vele exorcismen, terwijl het Evangelie van Johannes dit aspect minder benadrukt, maar wel de beschuldiging van demonische bezetenheid door de Joodse leiders weergeeft. 'Onreine geesten' en de 'gave des onderscheids der geesten' worden belangrijke concepten. De demonen in het Nieuwe Testament herkennen Jezus, wat hun kennis van zijn goddelijke identiteit suggereert. De uitdrijving van het 'Legioen' uit de bezetene van Geraza blijft een complexe passage door de toelating van de demonen om op zwijnen over te gaan.
### 3.10 Diabolisering van andere volkeren en culturen
Met de verspreiding van het christendom werden heidense goden en culturen gediaboliseerd. Oude goden werden geassocieerd met demonen, hun tempels verwoest en rituelen verboden. Dit leidde tot cultureel verlies. In het Nieuwe Testament worden niet alleen goden, maar ook volkeren gedemoniseerd. De passages in het Evangelie van Johannes die Jezus' gesprek met de Joodse leiders beschrijven, werden later gebruikt om het Joodse volk als kinderen van de duivel te bestempelen. Judas Iskariot wordt voorgesteld als door de satan bezeten, wat bijdraagt aan de latere associatie tussen Joden en de duivel.
Het concept van de duivel als ultieme tegenstander werd verder ontwikkeld door:
* **Syncretisme:** Oude mythologische figuren en demonen werden samengevoegd tot één overkoepelende duivelse entiteit.
* **Demonisering van andersdenkenden:** Groepen die zich niet bekeerden tot het christendom werden gezien als dienaren van de duivel.
* **Associatie met het kwade:** Alle negatieve aspecten van het leven, zonde, ziekte en dood, werden uiteindelijk aan de duivel toegeschreven.
De evolutie van 'satan' en 'duivel' is een complex proces waarbij verschillende religieuze, mythologische en filosofische tradities met elkaar verweven raakten, resulterend in de krachtige en alomtegenwoordige figuur die we kennen uit latere joodse en christelijke literatuur.
---
# De diodatisering van andere culturen en de ontwikkeling van demonologie
Dit onderwerp onderzoekt hoe andere goden en culturen werden gedemoniseerd door het christendom en hoe dit leidde tot de uitgebreide demonologie in het Nieuwe Testament en latere tradities.
## 4. De diodatisering van andere culturen en de ontwikkeling van demonologie
### 4.1 Goden, godheden en de oorsprong van het kwaad in pre-christelijke culturen
#### 4.1.1 Griekse en Romeinse mythologie: goden voorbij goed en kwaad
In de Griekse mythologie kent men geen duivel zoals we die nu kennen. De onderwereld, Hades, is geen hel, en de koning van de onderwereld is niet boosaardig. Straf in de Hades was specifiek voor individuen die de goden hadden uitgedaagd, zoals Tantalus en Sisyphus. De Olympische goden handelden vaak op een pre-ethische, amorele manier, gedreven door macht, gekrenkte eer of eigenbelang, zonder morele hoogstaandheid. Goden zoals Apollo, hoewel geassocieerd met rede en orde, vertoonden ook dubieuze moraliteit, zoals te zien in de mythe van Niobe. Xenophanes bekritiseerde dit godsbeeld al, waarbij hij opmerkte dat goden menselijke, negatieve karaktertrekken vertoonden. Zeus bedroog Hera, maar was de hoeder van het recht. Dionysos, hoewel geassocieerd met wilde natuurlijke instincten, was ook een god van de cultuur, zoals de wijnbouw en het theater. Zijn mythologie omvatte zowel weldadigheid als gevaar, creativiteit en destructie. Pan, de god van de velden, vruchtbaarheid en herders, veroorzaakte panische angst maar was niet per se slecht. Griekse mythen kenden wel monsters en onaangename wezens zoals Harpijen en Gorgonen, maar de term 'daimon' had aanvankelijk een bredere betekenis dan het latere 'demon'. Een 'daimon' was een wezen dat het lot bepaalde, en kon een synoniem zijn voor 'god'. Socrates' 'daimonion' was een positieve innerlijke stem, geïnspireerd door iets goddelijks. In latere Grieks-Romeinse literatuur kreeg het negatieve aspect van 'daimon' meer nadruk. Het verhaal van Apollonius van Tyana illustreert de demonisering van heidense figuren; de Lamia, een mythologisch monster dat kinderen opat, werd gelijkgesteld aan een vrouwelijke demon die mannen verleidde en hun bloed dronk, een voorloper van de succubus.
#### 4.1.2 Het Perzische dualisme: strijd tussen goed en kwaad
Het Zoroastrisme, ontwikkeld door Zoroaster, introduceerde een fundamenteel dualistisch wereldbeeld. De hoogste god, Ahura Mazda (Wijze Heer), schiep twee grote geesten: Spenta Mainyu (Goede Geest) en Angra Mainyu (Boze Geest). Angra Mainyu koos uit vrije wil voor het kwade, wat resulteerde in een eeuwige strijd tussen goed en kwaad. De mens heeft vrije wil om tussen deze twee krachten te kiezen. Het Zoroastrisme beïnvloedde het jodendom en indirect het christendom met concepten als een lineair tijdsverloop, een laatste oordeel, de opstanding der lichamen en een eindoverwinning van het goede.
#### 4.1.3 Monolatrie en de evolutie van het Joodse godsbeeld
Oorspronkelijk kende het oude jodendom elementen van polytheïsme en monolatrie (het vereren van één god zonder het bestaan van andere goden te ontkennen). De Joodse God Jahwe evolueerde van een jaloerse god die strafte, naar een meer ethisch godsbeeld. Dit proces wordt zichtbaar in passages waarin de verantwoordelijkheid voor het kwade verschuift van God naar andere entiteiten, wat de weg vrijmaakte voor de ontwikkeling van de figuur van de duivel.
### 4.2 De ontwikkeling van demonologie in de Joodse en Christelijke tradities
#### 4.2.1 Satan in het Oude Testament: meer dan een tegenstander
In het Oude Testament was 'satan' oorspronkelijk een Hebreeuws woord dat 'tegenstander' betekende, en werd niet gebruikt als een eigennaam voor de duivel. Het verwees naar menselijke tegenstanders of, in sommige gevallen, naar engelen die in opdracht van Jahwe menselijke tegenstanders waren, zonder tegen God in opstand te komen. De 'satan' in het boek Job functioneert als een aanklager in de hemelse hofhouding, die Jobs geloof test in opdracht van God. De verschuiving in verantwoordelijkheid van God naar 'satan' in 2 Samuël 24 vergeleken met 1 Kronieken 21 markeert een belangrijke stap in de ontwikkeling.
#### 4.2.2 Duivelse monsters en oeroude mythen
Oude Nabije Oosterse mythen, zoals de Babylonische Enuma Elish en Egyptische verhalen over de strijd van Ra tegen Apophis, bevatten parallellen met de 'combat myth' waarin een goede god strijdt tegen monsters die chaos representeren. Deze monsters, zoals Leviathan en Behemoth in de Bijbel, werden later geassocieerd met demonische krachten. Heidense goden zoals Baal en Set, die oorspronkelijk positieve of ambivalente rollen hadden, werden in de Bijbelse context gedemoniseerd. Baal, de Kanaänitische god, werd in de Bijbel bespot als 'Baäl-Zebub', meester van de vliegen, een negatieve verdraaiing van zijn oorspronkelijke betekenis.
#### 4.2.3 De gevallen engelen: buitenbijbelse invloeden
Het concept van de gevallen engelen, cruciaal voor de christelijke demonologie, is voornamelijk terug te vinden in apocriefe en pseudepigrafische teksten zoals het Boek Jubileeën en het Boek Henoch. Deze teksten, die waarschijnlijk in de 2e eeuw vot werden geschreven, vullen de 'leemtes' in de canonieke Bijbel. Het Boek Henoch beschrijft de 'Wachters' (zonen van God) die zich onteren door gemeenschap met menselijke vrouwen, wat leidt tot de geboorte van reuzen en de introductie van kennis over magie en tovenarij. De leider van deze gevallen engelen wordt in Jubileeën geïdentificeerd als Mastema of Satan. Deze teksten vormen de basis voor de latere demonologie en de verbeelding van de hel.
#### 4.2.4 Lucifer: de trotse gevallen morgenster
De naam Lucifer, verbonden met de morgenster (Venus), is niet oorspronkelijk een duivelsnaam. Het komt voort uit een interpretatie van Jesaja 14:12, waar de koning van Babylon wordt vergeleken met de 'morgenster' (in het Grieks: 'heos-phoros' of 'phos-phoros'). Door vertalingen naar het Latijn werd dit 'lucifer' (lichtbrenger). Pas later werd dit geassocieerd met een gevallen engel die uit trots in opstand kwam tegen God. Het apocriefe Leven van Adam en Eva geeft een psychologische motivatie voor de val van de engel, gebaseerd op trots en afgunst jegens de mens.
#### 4.2.5 De slang in de Tuin van Eden en de vrouwelijke demon Lilith
Hoewel Genesis 3 de slang als een sluw dier beschrijft, werd deze in latere Joodse en christelijke tradities geïnterpreteerd als een manifestatie van de duivel. De apocriefe literatuur, zoals het Leven van Adam en Eva, vulde dit verder in. De vrouwelijke demon Lilith, slechts één keer genoemd in Jesaja 34, werd in latere Joodse tradities (zoals de Babylonische Talmoed en het Alfabet van Ben Sirach) uitgewerkt tot een machtige demon die verantwoordelijk was voor het verleiden van mannen en het bedreigen van kinderen.
#### 4.2.6 Diabolos in het Nieuwe Testament: de alomtegenwoordige tegenstander
In het Nieuwe Testament wordt het Hebreeuwse 'satan' vertaald met het Griekse 'diabolos', wat 'tegenstander' en 'leugenaar' betekent. De duivel wordt voorgesteld als de ultieme vijand van God en mensheid, actief betrokken bij het corrumperen van de wereld. Jezus wordt in de synoptische evangeliën herhaaldelijk getoond in strijd met demonen en hen uitdrijvend. De identificatie van heidense goden als demonen, zoals te zien in de Utrechtse doopgelofte, versterkte de demonologie. De naam Judas, geassocieerd met het volk Juda, werd later ook negatief gekoppeld aan de duivel door de vertelling van het verraad van Jezus, wat bijdroeg aan antisemitische sentimenten.
### 4.3 Diabolisering van andere volkeren en culturen
#### 4.3.1 De onderwerping van heidense goden en godheden
Met de verspreiding van het christendom werden de goden en godsdiensten van andere culturen systematisch gedemoniseerd. Heidense tempels werden vernietigd, heilige objecten vernietigd of aangepast, en buitenbijbelse culten werden beschouwd als werken van de duivel. Deze 'diabolisering' van het heidendom ging vaak gepaard met geweld en leidde tot verlies van cultureel erfgoed.
#### 4.3.2 De demonisering van volkeren en groepen
Niet alleen goden, maar ook volkeren en specifieke groepen werden in de christelijke context gedemoniseerd. De associatie van vrouwen met heksen en demonen leidde tot heksenvervolgingen. Het Nieuwe Testament, met name het Evangelie van Johannes, bevat passages die het hele Joodse volk als 'kinderen van de duivel' bestempelen, wat verwoestende gevolgen had voor de Joodse geschiedenis. De figuur van Judas Iskariot werd door de duivel bezeten verklaard, wat de negatieve associatie tussen Joden en de duivel verder versterkte.
> **Tip:** Het is cruciaal om te begrijpen dat de ontwikkeling van de duivelsfiguur en demonologie een langdurig en complex proces was, waarbij bestaande mythen, culturele invloeden en theologische interpretaties samensmolten. De demonisering van andere goden en culturen diende vaak als een middel om de suprematie van het christendom te vestigen en nieuwe gelovigen te overtuigen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Dualisme | Een filosofisch of religieus concept dat uitgaat van het bestaan van twee fundamentele, tegengestelde en vaak onverzoenlijke principes, zoals goed en kwaad, geest en materie. Dit staat tegenover monisme (één principe) en pluralisme (meerdere principes). |
| Hybris | In de Griekse Oudheid verwees hybris naar overmoed, arrogantie of buitensporige trots, met name wanneer dit zich uitte in een uitdaging van de goddelijke orde of menselijke grenzen. Het werd beschouwd als een ernstige overtreding die kon leiden tot goddelijke vergelding. |
| Amorale | Een gedrag of houding die niet gebonden is aan of beïnvloed wordt door morele principes. In de context van goden kan dit betekenen dat hun acties niet beoordeeld kunnen worden volgens menselijke ethische standaarden, omdat ze opereren buiten of boven menselijke moraliteit. |
| Allegorie | Een literair of artistiek werk waarin personages, gebeurtenissen of plaatsen symbool staan voor abstracte ideeën of morele waarden. De letterlijke betekenis van het verhaal onthult een diepere, figuurlijke betekenis die de lezer moet ontcijferen. |
| Theodicee | De poging om de goedheid en almacht van God te verenigen met het bestaan van kwaad en lijden in de wereld. Het is een apologetische verdediging van Gods rechtvaardigheid in het licht van het onrecht dat mensen en dieren ondervinden. |
| Gnosis | In verschillende religieuze en filosofische tradities verwijst gnosis naar een speciale vorm van kennis of inzicht, vaak mystiek of spiritueel van aard, die leidt tot redding of verlichting. Het is een intuïtief en ervaringsgericht weten, in tegenstelling tot rationeel of wetenschappelijk weten. |
| Monolatrie | Een religieuze overtuiging die het bestaan van meerdere goden erkent, maar zich toelegt op de exclusieve verering van slechts één godheid, zonder het bestaan van andere goden te ontkennen. Dit is een tussenstap naar strikt monotheïsme. |
| Monotheïsme | Een religieuze overtuiging die het bestaan van slechts één godheid erkent. Dit staat tegenover polytheïsme (meerdere goden) en atheïsme (geen goden). De oorsprong van monotheïsme wordt vaak geassocieerd met het jodendom en de latere ontwikkeling binnen het christendom en de islam. |
| Canon | Een verzameling van teksten die binnen een bepaalde religieuze of culturele gemeenschap als gezaghebbend en geïnspireerd worden beschouwd. In de context van de Bijbel verwijst het naar de officiële lijst van boeken die als Heilige Schrift worden erkend, zoals het Oude en Nieuwe Testament. |
| Apocriefen | Religieuze geschriften die buiten de officiële canon van de Bijbel vallen. Ze worden niet als geïnspireerd of gezaghebbend beschouwd door de meerderheid van de joodse en christelijke kerken, maar kunnen wel historische of theologische inzichten bieden. |
| Pseudepigrafen | Schriften die worden toegeschreven aan een auteur die ze niet werkelijk heeft geschreven, vaak met als doel om hun gezag te vergroten door zich te associëren met een gerespecteerde historische figuur. Dit is een subcategorie van apocriefe literatuur. |
| Demonologie | De systematische studie van demonen, hun aard, oorsprong, hiërarchie, krachten en invloed. Het omvat de analyse van mythen, religieuze teksten en folklore met betrekking tot kwaadaardige bovennatuurlijke wezens. |
| Zondebokmechanisme | Een sociaal en psychologisch fenomeen waarbij een individu of groep wordt aangewezen als zondebok voor collectieve problemen of mislukkingen. De zondebok wordt vervolgens geofferd, verbannen of gestraft om de gemeenschap te zuiveren of de sociale cohesie te herstellen. |
| Exorcisme | Een religieus ritueel dat bedoeld is om een persoon of plaats te zuiveren van demonische bezetenheid of invloed. Dit gebeurt door middel van gebeden, aanroepingen en soms fysieke handelingen, uitgevoerd door een priester of een bevoegd religieus leider. |
| Glossolalie | Het spreken in onbekende of ogenschijnlijk onsamenhangende talen, vaak beschouwd als een manifestatie van goddelijke inspiratie of spirituele kracht binnen bepaalde religieuze gemeenschappen. De term wordt ook wel vertaald als 'spreken in tongen'. |
| Diabolos | Een Grieks woord dat letterlijk 'tegenstander' of 'aanklager' betekent. In het Nieuwe Testament wordt het gebruikt als de vertaling van het Hebreeuwse 'satan' en verwijst het naar de opperdemon, de grote tegenstander van God en de mensheid. |
| Beëlzebub | Een naam die in het Oude en Nieuwe Testament wordt gebruikt om een heidense godheid aan te duiden, die later werd geassocieerd met de duivel. In het Nieuwe Testament wordt hij vaak aangeduid als de 'vorst der duivels'. |
| Lilith | Een demonische figuur uit de Joodse folklore, vaak voorgesteld als de eerste vrouw van Adam die weigerde zich aan hem te onderwerpen. Ze wordt geassocieerd met nachtelijke gevaren, demonische verleiding en het doden van baby's. |
| Lucifer | Letterlijk "lichtbrenger" in het Latijn, oorspronkelijk een titel voor de morgenster (planeet Venus). In de christelijke traditie werd deze term, afgeleid van een passage in Jesaja, geassocieerd met de gevallen engel en de duivel. |
| Leviathan | Een reusachtig zeemonster dat wordt genoemd in de Hebreeuwse Bijbel. Het symboliseert vaak de chaos en de krachten van het kwaad die door God overwonnen zijn tijdens de schepping. |
| Behemoth | Een krachtig landdier dat ook in de Hebreeuwse Bijbel wordt genoemd, vaak in tegenstelling tot Leviathan. Het symboliseert eveneens de overwonnen chaos of aardse krachten, en wordt soms geassocieerd met demonische macht. |